NL1009865C2

NL1009865C2 - Inrichting voor het transporteren en positioneren van voorwerpen.

Info

Publication number: NL1009865C2
Application number: NL1009865A
Authority: NL
Inventors: Johannes Hermanus Fr Moehlmann
Original assignee: Gammaster International B V
Priority date: 1998-08-14
Filing date: 1998-08-14
Publication date: 2000-02-15

Description

-1-

Inrichting voor het transporteren en positioneren van voorwerpen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het transporteren van voorwerpen en het positioneren van de voorwerpen ten opzichte van een voorafbepaald punt, die een vaste transportbaan omvat met een langs de transportbaan te 5 verplaatsen draaggestel, waarbij het draaggestel draaibaar verbonden is met een op de transportbaan aangrijpend trans-portdeel, middelen voor het over een hoek verdraaien van het draaggestel, waarbij een deel van de middelen op het draaggestel aangebracht en een deel vast langs de trans-10 portbaan aangebracht is, en aandrijfmiddelen voor de verplaatsing van het transportdeel en draaggestel langs de transportbaan.

Een dergelijke inrichting is bekend uit US-A-5,590,602. " 15 Deze bekende transportinrichting is bestemd om artikelen op ; een draaggestel in en uit een ruimte met een stralingsbron : te brengen, waarbij de middelen voor het kunnen verdraaien van het draaggestel dienen om de artikelen in opeenvolgende ~ posities voor de stralingsbron te kunnen brengen. Het 20 gehele transportsysteem bestaat uit een tweetal afzonderlijk te onderscheiden transportbanen, waarvan één transportbaan speciaal dient voor het van de stralingsbron τ wegvoeren, het verdraaien van het draaggestel en het opnieuw binnen het bereik van de stralingsbron brengen van ” 25 het verdraaide draaggestel met de lading. Voor het bewerkstelligen van de verdraaiing is het draaggestel voorzien van een aantal pennen die bestemd zijn samen te werken met een vast langs de bedoelde transportbaan aangebrachte tandheugel.

30

Bij dit bekende systeem is voor het verdraaien van een _ draaggestel derhalve een aparte transportbaan noodzakelijk, waarbij voor elke verdraaiing van een draaggestel de gehele — baan steeds opnieuw doorlopen dient te worden. Volgens de — 35 uitvinding daarentegen wordt beoogd om een verdraaiing van een draaggestel te bewerkstelligen zonder dat steeds een 1009865 -2- gesloten baan opnieuw doorlopen moet worden.

Dienovereenkomstig wordt er volgens de uitvinding in voorzien dat de op het draaggestel aangebrachte middelen be-5 staan uit een orgaan met een aantal op 'regelmatige onderlinge afstanden langs de omtrek van het orgaan aangebrachte, haakorganen vormende inlatingen, dat de vast langs de transportbaan aangebrachte middelen in hoofdzaak bestaan uit een met een vast punt verbonden zwenkbare arm, waarbij 10 de arm zwenkbaar is in het vlak waarin de inlatingen zijn gelegen of een daaraan evenwijdig vlak en de zwenkbare arm op afstand van het vaste punt voorzien is van een uitsteeksel, welk uitsteeksel bestemd is in de inlatingen te grijpen voor het bewerkstelligen van een verdraaiing van het 15 draaggestel.

Met de inrichting volgens de uitvinding wordt het voordeel verkregen dat door het draaggestel over korte afstanden heen en weer te voeren langs de transportbaan, waarbij de 20 zwenkbare arme steeds in een volgende inlating of haakor-gaan grijpt, het draaggestel over een voorafbepaalde hoek verdraaid kan worden.

De inrichting volgens de uitvinding is bijvoorbeeld bijzon-25 der geschikt om voor onderzoeksdoeleinden een voorwerp in nabijheid van een stralingsbron te brengen en het effect van verschillende stralingsdoses op opeenvolgende zijden van dat specifieke voorwerp of materiaal snel te kunnen onderzoeken. In plaats van een specifiek voorwerp van een 30 aantal verschillende kanten te bestralen met een steeds andere tijdsduur, is het evengoed mogelijk om een aantal verschillende voorwerpen op het draaggestel te plaatsen, waarbij al dan niet een gedeeltelijke afscherming tussen de produkten aangebracht kan zijn, en de produkten achtereen-35 volgens aan voorafbepaalde stralingsdoses te onderwerpen.

Bij dergelijke onderzoeken kan gedacht worden aan het onderzoek naar de benodigde stralingsdoses voor het met gamma-straling steriliseren van bijvoorbeeld verpakkingen, 1009865 -3- medische instrumenten, laboratoriumbenodigdheden, voor microbiologische ontsmetting van bijvoorbeeld voedsel, pharmaceutica, cosmetica, en voor het uitschakelen van ziekteverwekkers.

5

Een verder voordeel is dat voor de gehele inrichting slechts een gering aantal onderdelen nodig is, waardoor niet alleen een betrouwbaar werkende constructie verkregen kan worden, maar ook een constructie met een relatief 10 geringe massa waardoor de inwerking van de gammastraling op de inrichting beperkt zal blijven.

De zwenkbare arm kan direkt nabij of op korte afstand van het einde van de transportbaan aangebracht worden, waarbij 15 de positie van de zwenkbare arm zodanig kan zijn dat draaiing van het draaggestel plaatsvindt respectievelijk in de bewegingsrichting naar het einde van de transportbaan toe ± of in de bewegingsrichting van het einde van de transportbaan af. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de 20 zwenkbare arm bij voorkeur direkt nabij het einde van de transportbaan aangebracht, en zijn de verhoudingen zodanig 7 gekozen dat na draaiing over de gewenste hoek eveneens het einde van de transportbaan bereikt is.

25 Door het transportdeel met het draaggestel naar het einde ^

van de transportbaan te bewegen, komt het uitsteeksel van de zwenkbare arm in een haakorgaan vormende inlating van I

het draaggestel en draait het draaggestel om het uitsteek- e sel over een hoek, die bepaald is door de lengte van de = 30 zwenkbare arm en de afstand tot het einde van de transport- i baan. Na de gewenste bestralingsperiode kan het transport- Ê deel met het draaggestel over een afstand terug bewogen ΞΞ worden zodat deze buiten het bereik van de zwenkbare arm — komt, waarna het samenstel weer naar het einde bewogen kan ^ 35 worden en een volgende draaiing plaatsvindt. —

Door het verdraaien van het draaggestel zwenkt de zwenkbare arm uit ten opzichte van de begintoestand. Teneinde er voor — te zorgen dat de arm in de begintoestand terugkomt om in = 1009865 “ -4- een volgend haakorgaan vormende inlating te kunnen grijpen is er in voorzien dat de met een vast punt verbonden zwenk-bare arm tegen de werking van veermiddelen in vanaf een aanslag kan uitzwenken.

5

Tegelijkertijd moet voorkomen worden dat bij het vanaf het einde van de transportbaan terugbewegen van het transport-deel met draaggestel door de onder druk van de veermiddelen staande arm uit de ingenomen positie verdraaid kan worden, 10 aangezien daardoor de inlatingen en de zwenkbare arm mogelijk niet meer juist gepositioneerd zijn om in elkaar te kunnen grijpen voor een volgende draaiing. Dit wordt bereikt door er in te voorzien dat het draaggestel met een slipkoppeling met het op de transportbaan aangrijpende 15 transportdeel is verbonden. De tegenwerkende kracht van de slipkoppeling is voldoende groot om een verdraaiing door een aanliggende zwenkbare arm te voorkomen, maar is te gering om van invloed te zijn bij een verdraaiing van het draaggestel bewerkstelligd door het naar het einde van de 20 transportbaan bewegen van het draaggestel, waarbij het uitsteeksel van de zwenkbare arm in een haakorgaan vormende inlating grijpt.

Teneinde de positie van het draaggestel ten opzichte van 25 het einde van de transportbaan te kunnen detecteren, alsmede de positie van het draaggestel ten opzichte van de zwenkbare arm bij het terugbewegen van het draaggestel langs de transportbaan is in eerste en tweede positiebepa-lingsmiddelen voorzien, waarbij met de eerste positiebe-30 palingsmiddelen de positie van het draaggestel op een voorafbepaalde afstand ten opzichte van het einde van de 'f transportbaan en/of ten opzichte van de zwenkbare arm gede- \ tecteerd kan worden, en met de tweede positiebepalingsmid- delen het door het draaggestel bereiken van het einde van 35 de transportbaan gedetecteerd kan worden.

De eerste positiebepalingsmiddelen kunnen eveneens gebruikt worden om bij het vanaf de invoerzijde naar het einde 1009865 -5- transporteren van het draaggestel, de transportsnelheid voor het laatste deel van de baan omlaag te brengen.

De transportbaan zal om de onderzoeken ter bepaling van de 5 benodigde stralingsdoses bij normaal bedrijf van de bestra-lingsinrichting mogelijk te maken, hetgeen uit kostenoverwegingen natuurlijk veruit de voorkeur zal hebben, op een positie moeten uitkomen waar bij normaal bedrijf nog straling op te vangen is. Bij een bestralingssysteem waar 10 bijvoorbeeld produkten op boven elkaar in rijen om een stralingsbron heen gevoerde pallets geplaatst zijn, is het alleen nog mogelijk om gebruik te maken van de straling, die tussen de boven elkaar geplaatste rijen pallets doorkomt. Dit brengt ook met zich mee dat het laatste deel van 15 de transportbaan van tijd tot tijd in de weg kan zitten om onbelemmerd alle in de stralingsruimte noodzakelijke werkzaamheden uit te kunnen voeren. Teneinde dit te ondervangen : is er volgens de uitvinding in een scharnierconstructie voorzien waarmee het uiteinde van de transportbaan met een !.

20 direkt voorafgaand deel van de transportbaan weggeklapt kan : worden.

De uitvinding wordt aan de hand van het in de tekening I

gegeven voorbeeld nader toegelicht, waarin: 25 fig.1: schematisch een bovenaanzicht toont van een trans- z portbaan; . - fig.2A: een vooraanzicht van een draaggestel toont; fig.2B: een zijaanzicht van een draaggestel toont; 30 fig.3A: een achteraanzicht van het transportdeel van een 1 draaggestel toont; fig.3B: een zijaanzicht van het transportdeel van een draaggestel toont; fig.4A een bovenaanzicht toont van het uiteinde van de 35 transportbaan; fig.4B een zijaanzicht toont van het uiteinde van de trans- i_ portbaan, en -- fig.5 opeenvolgende posities van een verdraaiend draagge- “ stel toont.

1009865 -6-

In fig.1 is met 1 de behuizing van de bestralingsinrichting aangegeven, met een ingang 2 voor de aan- en afvoer van de te bestralen produkten. Het voor de aan- en afvoer benodigde transportsysteem is niet verder aangegeven, maar bestaat 5 bijvoorbeeld uit een rollen baan, waarover de produkten of pallets met produkten door het labyrint 3 naar en om de stralingsbron 4 heen gevoerd kunnen worden. De stralings-bron wordt op bekende wijze in een opslagbasin gehouden en kan daaruit naar boven gebracht worden nadat de de produk-10 ten in de bestralingsruimte gebracht zijn.

Tegen de wand is de transportbaan 5 aangebracht voor de produkten waarvoor de specifiek benodigde stralingsdoses nader bepaald dienen te worden. Deze transportbaan heeft 15 een eigen in- en uitgang 6 met bijvoorbeeld pneumatisch bediende deuren 7. Direkt daarbuiten kan een laadstation 8 geplaatst zijn. Het uiteinde 9 van de transportbaan 5 steekt vanaf de wand recht naar het midden van de ruimte, en dan wel tot op precies de juiste positie om tijdens het 20 normale bedrijf van de inrichting de straling van de stralingsbron op te kunnen vangen.

Fig.2A,2B tonen respectievelijk een voor- en een zijaanzicht van een draaggestel 10 dat middels een transportdeel 25 11 met wielen 12,13,14,15 op de enkele rail 16 van de transportbaan 5 aangrijpt. Het transportdeel 11 is met een verbindingsarm 17 verbonden met het draaggestel 10, waarbij het draaggestel 10 kan draaien ten opzichte van de verbindingsarm 17. Een geheel vrije draaiing wordt met behulp van 30 een slipkoppeling 18 (zie fig.3A) tegengegaan.

Met het draaggestel 10 is een plaat 19 vast verbonden waarin langs een cirkelomtrek haakorganen 20 (zie fig.5) vormende inlatingen in aangebracht zijn. Het draaggestel 10 35 bestaat in hoofdzaak uit een licht, omgekeerd U-profiel 21 ! waar een draagplaat 22 aan bevestigd is.

Fig.3A toont een achteraanzicht van het draaggestel 10 in de nabijheid van het einde van de transportbaan 5, waarbij 1009865 -7- de arm 23 met aan het uiteinde daarvan een cilindrische pen 24 van het tweede orgaan zichtbaar is. De arm wordt middels een schematisch aangegeven trekveer 25 tegen een aanslag 27 (zie fig.3B) gehouden, en kan in de figuur dan ook alleen 5 naar links uitzwenken. De arm 23, aanslag 27 en de veer 25 zijn verbonden met een bevestigingssteun 26 voor rail 16.

Het zijaanzicht volgens fig.3B toont een in aangrijping met een haakorgaan 20 in plaat 19 zijnde pen 24 van de arm 23, 10 alsmede de as 28 waar de arm 23 om kan uitzwenken. In de figuur zijn verder nog de kabel 29 voor het transporteren van het transportdeel langs de transportbaan getoond, het geleidingswiel 30 en omkeerwiel 31 voor de kabel, alsmede verdere geleidingswielen 32. In het transportdeel 11 zijn 15 verder nog, op zichzelf bekende wijze, middelen voor het spannen van de kabel 29 ondergebracht.

Fig.4A toont een bovenaanzicht van het laatste deel van de I

transportbaan, met een van de wand uitstekende bevesti- i-

20 gingsarm 33 waar rail 16 met bevestigingssteunen 26 aan I

vastgemaakt is. Op de bevestigingsarm 33 zijn eerste en tweede positiebepalingsmiddelen 34,35 aangebracht, die gevormd kunnen worden door eenvoudige kontaktschakelaars. ~

Deze schakelaars kunnen op niet nader aangegeven wijze ^ 25 bediend worden door bijvoorbeeld de behuizing van het 1 transportdeel 11, of daar op aangebrachte bedieningsorga-nen.

De eerste schakelaar 34 geeft een signaal dat, afhankelijk 1 30 van de voorafgaande situatie, kan aangeven dat het trans- ΞΞ portdeel met draaggestel het einde van de transportbaan i nadert, en dat bijvoorbeeld de tranportsnelheid verminderd _ dient te worden, of indien het draaggestel van het einde = van de baan af komt, dat de bewegingsrichting weer omge- (| m 35 keerd dient te worden of dat de snelheid verhoogd kan L_ worden en het transportdeel met draaggestel buiten de ” bestralingsinrichting gebracht kan worden.

Het signaal van de tweede schakelaar 35 geeft aan dat het _ 10098ei -8- einde bereikt is en de transportaandrijving gestopt kan worden. Het bij het terugbewegen van het draaggestel afge-geven signaal kan als bevestigingssignaal gebruikt worden, dat het draaggestel inderdaad terugbewogen wordt.

5

Fig.4B toont dat het laatste deel 37 van de bevestigingsarm 33 om een as 36 naar boven toe weggeklapt kan worden. De rail 16 hoeft ter hoogte van de as 36 slechts onderbroken te zijn, aangezien deze vast met de bevestigingsarm 33 10 verbonden is.

Fig.5 tenslotte, laat een aantal opeenvolgende standen zien tijdens de verdraaiing van de plaat 19 en daarmee van het draaggestel 10. De plaat 19 is in dit voorbeeld voorzien 15 van een viertal inlatingen 20, die ieder een ronding hebben die in overeenstemming is met de diameter van de pen 24. De middelpunten van de door de inlatingen 20 gevormde haakor-ganen liggen op een cirkelomtrek, waardoor de arm 23 na in-grijping van pen 24 in een haakorgaan tijdens de verdraai-20 ing naar buiten uitzwenkt.

In dit voorbeeld is de verdraaiing steeds over 90°, waardoor de arm 23 nagenoeg in de uitgangspositie terugkomt. De verdraaiing wordt gestopt door het bereiken van het einde 25 van de baan en het daardoor, door het van schakelaar 35 afkomstige signaal, onderbreken van de transportaandrij-ving.

Na de ingestelde bestralingstijd wordt het draaggestel van 30 het einde van de transportbaan teruggevoerd, waarbij de pen j 24 tegen de rug van een volgend haakorgaan zal oplopen en | arm 23 weer uitzwenkt. De slipkoppeling 18 voorkomt nu dat de plaat door de op de arm aangelegde veerkracht verdraaid kan worden.

35

Hoewel het mogelijk is om het draaggestel over andere hoeken dan 90° te verdraaien, heeft een rechte hoek over het algemeen de voorkeur, aangezien dan steeds één zijde van een in rechthoekige vorm gebracht materiaal bestraald kan T0Ü9865 -9- worden, en de overige zijden zo goed als niet bestraald worden.

Claims

1. Inrichting voor het transporteren van voorwerpen en het positioneren van de voorwerpen ten opzichte van een voorafbepaald punt, die een vaste transportbaan omvat met een langs de transportbaan te verplaatsen draaggestel, waarbij 5 het draaggestel draaibaar verbonden is met een op de transportbaan aangrijpend transportdeel, middelen voor het over een hoek verdraaien van het draaggestel, waarbij een deel van de middelen op het draaggestel aangebracht en een deel vast langs de transportbaan aangebracht is, en aandrijf-10 middelen voor de verplaatsing van het transportdeel en draaggestel langs de transportbaan, met het kenmerk, dat de op het draaggestel aangebrachte middelen bestaan uit een orgaan met een aantal op regelmatige onderlinge afstanden langs de omtrek van het orgaan aangebrachte, haakorganen 15 vormende inlatingen, dat de vast langs de transportbaan aangebrachte middelen in hoofdzaak bestaan uit een met een vast punt verbonden zwenkbare arm, waarbij de arm zwenkbaar is in het vlak waarin de inlatingen zijn gelegen of een daaraan evenwijdig vlak en de zwenkbare arm op afstand van 20 het vaste punt voorzien is van een uitsteeksel, welk uitsteeksel bestemd is in de inlatingen te grijpen voor het bewerkstelligen van een verdraaiing van het draaggestel.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 25 orgaan met de inlatingen in een vlak is gelegen bij benadering loodrecht op de draaiingsas van het draaggestel met het op de transportbaan aangrijpende transportdeel

3. Inrichting volgens conclusie 1-2, met het kenmerk, dat 30 de met een vast punt verbonden arm tegen de werking van veermiddelen in vanaf een aanslag kan uitzwenken.

4. Inrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat het draaggestel met een slipkoppeling met het op de trans- 35 portbaan aangrijpende transportdeel is verbonden.

5. Inrichting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat 1 1009865 -11- in eerste en tweede positiebepalingsmiddelen is voorzien, waarbij met de eerste positiebepalingsmiddelen de positie van het draaggestel op een voorafbepaalde afstand ten opzichte van het einde van de transportbaan en/of ten 5 opzichte van de zwenkbare arm gedetecteerd kan worden, en met de tweede positiebepalingsmiddelen het door het draaggestel bereiken van het einde van de transportbaan gedetecteerd kan worden.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de eerste en tweede positiebepalingsmiddelen met de besturing van de aandrijfmiddelen gekoppeld zijn.

7. Inrichting volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat 15 de transportbaan uit een enkelvoudig profiel bestaat waar het transportdeel met tenminste twee loopwielen op aan- - grijpt, en waarbij het draaggestel onder de baan aan het I transportdeel hangt.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het ’ draaggestel in hoofdzaak bestaat uit een draagvlak, dat met ^ tenminste één arm met het op de transportbaan aangrijpende = transportdeel is verbonden.

9. Inrichting volgens conclusie 1-8, met het kenmerk, dat in een scharnierconstructie voorzien is waarmee het uitein- = de van de transportbaan met een daar direkt aan voorafgaand deel van de transportbaan weggeklapt kan worden. " 1009865