NL1009427C2 - Inrichting en werkwijze voor de vorming van een verbinding tussen een lichaamsruimte en de omgeving. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor de vorming van een verbinding tussen een lichaamsruimte en de omgeving. Download PDF

Info

Publication number
NL1009427C2
NL1009427C2 NL1009427A NL1009427A NL1009427C2 NL 1009427 C2 NL1009427 C2 NL 1009427C2 NL 1009427 A NL1009427 A NL 1009427A NL 1009427 A NL1009427 A NL 1009427A NL 1009427 C2 NL1009427 C2 NL 1009427C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
channel
needle
pressure
shaped element
body space
Prior art date
Application number
NL1009427A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Pieterse
Klaas De Boer
Leenderd Mathijs Verbeek
Original Assignee
Stichting Inst Dierhouderij
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Stichting Inst Dierhouderij filed Critical Stichting Inst Dierhouderij
Priority to NL1009427A priority Critical patent/NL1009427C2/nl
Priority to AU45332/99A priority patent/AU4533299A/en
Priority to PCT/NL1999/000373 priority patent/WO1999065319A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1009427C2 publication Critical patent/NL1009427C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A22BUTCHERING; MEAT TREATMENT; PROCESSING POULTRY OR FISH
    • A22BSLAUGHTERING
    • A22B3/00Slaughtering or stunning
    • A22B3/02Slaughtering or stunning by means of bolts, e.g. slaughtering pistols, cartridges

Description

Titel: Inrichting en werkwijze voor de vorming van een verbinding tussen een lichaamsruimte en de omgeving.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in een lichaamsruimte van een dier, in het bijzonder een schedel voeren van ten minste een gedeelte van een geleidingselement voor de vorming van een 5 verbinding tussen de lichaamsruimte en de omgeving.
Voor het slachten van dieren is het van groot belang dat het betreffende dier wordt verdoofd, zodanig dat pijn en stress in belangrijke mate worden verhinderd en dat verdere bewegingen, in het bijzonder onwillekeurige, 10 reflexmatige bewegingen van het dier voorafgaand aan en tijdens de slacht worden verhinderd. Hierdoor wordt de kwaliteit van het vlees van het dier op een hoog niveau gehouden, wordt het dier geen nodeloos geweld aangedaan en wordt bovendien de omgeving van het dier, met name mensen 15 en andere dieren beschermd, hetgeen met name bij relatief grote dieren van belang is.
Het is bekend dieren voorafgaand aan de slacht te verdoven met behulp van een schietmasker, waarbij een massieve pen met een relatief stomp, paddestoelvormig einde 20 met behulp van een explosieve lading of met behulp van een veermechanisme met kracht tegen de schedel van het betreffende dier worden geschoten, waardoor het dier als gevolg van de inslag tegen de schedel wordt verdoofd. Vervolgens kunnen bijvoorbeeld de halsslagader en/of andere 25 aders van het dier worden doorgesneden, ten einde het dier door bloeding te doden.
Voorts is het bekend met een vergelijkbaar schietmasker een pen met een relatief scherp einde in de schedel van het dier te schieten, tot in de hersenen van 30 het dier. Hierbij wordt het dier verdoofd als gevolg van de inslag in de schedel, althans in de hersenen.
Bij deze bekende methoden van verdoven bestaat het gevaar dat het dier niet, althans in onvoldoende mate wordt verdoofd, bijvoorbeeld doordat de inslag van de pen 1009427 2 onvoldoende kracht heeft om het dier volledig te verdoven of omdat de slagrichting verkeerd is. Zelfs bij de laatst beschreven methode kan het voorkomen dat het dier niet verdoofd raakt. Dit heeft tot gevolg dat het dier minder 5 bloed oplevert, stress krijgt waardoor de kwaliteit van het vlees achteruit gaat en bovendien pijn zal lijden. Ook wordt door een op dergelijke wijze verkregen verdoving niet, althans in onvoldoende mate verhinderd dat het dier (on)willekeurige bewegingen zal blijven maken, bijvoorbeeld 10 schoppende of slaande bewegingen. Gebruik van veerwerking voor het bewegen van de pen heeft daarbij bovendien het nadeel dat deze onvoldoende wordt versneld, waardoor de kracht van de inslag van de pen onvoldoende zal zijn, met als gevolg dat de inrichting een terugslag zal vertonen, 15 zodat de inslagkracht van de pen nog verder wordt verminderd en bovendien de positionering van de inrichting nadelig wordt beïnvloed.
De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef van de hoofdconclusie beschreven soort, waarbij de 20 genoemde nadelen worden vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. Daartoe wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.
Door een inrichting volgens de uitvinding te 25 voorzien van middelen voor het door gasdruk bewegen van het lijf met het ten minste ene naaldvormige element kan een relatief hoge versnelling worden verkregen met relatief eenvoudige middelen. Het naaldvormige element kan daarbij met relatief grote kracht door de wand van de 30 lichaamsruimte, bijvoorbeeld door het schedeldak worden gedwongen, in een eenduidig bepaalde positie, zodanig dat het kanaal de lichaamsruimte verbindt met de omgeving. Bij gebruik van een dergelijke inrichting voor het verdoven van een dier, waarbij het ten minste ene kanaal een verbinding 35 vormt tussen de binnenruimte van de schedel, waarin de hersenen zich bevinden kan dan via het kanaal bijvoorbeeld 100942? 3 een gas zoals lucht in de lichaamsruimte worden gedwongen. Dit gas zorgt voor een zodanige drukopbouw dat een volledige, duurzame verdoving wordt verkregen, terwijl bovendien (on)willekeurige bewegingen van lichaamsdelen 5 tegengegaan kunnen worden.
Het inbrengen van het ten minste ene naaldvormige element hoeft op zichzelf geen directe verdoving of de dood van het dier tot gevolg te hebben. Dit is bijvoorbeeld afhankelijk van de inslagkracht, de vorm en de afmetingen 10 van de naaldvormige elementen. Dit is voordelig daar via de verkregen verbinding bijvoorbeeld elektroden in de lichaamsruimte kunnen worden gebracht, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van een EEG-meting. Bovendien kunnen via het geleidingselement bijvoorbeeld verbindingselementen en 15 dergelijke worden ingebracht of worden verwijderd.
Een inrichting volgens de uitvinding kan relatief eenvoudig en licht worden uitgevoerd, is relatief goedkoop in aanschaf en gebruik en is praktisch toepasbaar in vele situaties. Bovendien heeft een dergelijke inrichting 20 tijdens gebruik geen, althans een verwaarloosbare terugslag, zodat positionering en gepositioneerd houden van de inrichting eenvoudig mogelijk is. Voorts heeft een dergelijke inrichting het voordeel dat dieren daardoor niet gestressed raken.
25 In nadere uitwerking wordt een inrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 3.
Door toepassing van ten minste twee naaldvormige elementen, waarbij elk naaldvormig element ten minste een 30 kanaal omvat, wordt het voordeel bereikt dat op verschillende posities in de lichaamsruimte een kanaal uitmondt, zodat de lichaamsruimte op verschillende posities kan worden benaderd. Bovendien kan het gebruik van meerdere kanalen voordelig zijn doordat een nog betere toegang van 35 de lichaamsruimte kan worden gegarandeerd.
1009427 4
In nadere uitwerking wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 4 .
Bij een dergelijke uitvoeringsvorm, welke in het 5 bijzonder geschikt is voor het inbrengen van gas onder druk in de betreffende lichaamsruimte, in het bijzonder in de schedelruimte, wordt het voordeel bereikt dat gas via het ten minste ene kanaal met de axiale uitstroomrichting bij voorbeeld direct naar het ruggenmerg kan worden geleid voor 10 het tegengaan van de onwillekeurige en reflexmatige bewegingen van het dier, terwijl via de andere uitstroomopeningen gas verspreid in de lichaamsruimte kan worden gebracht.
In een voordelige uitvoeringsvorm wordt een inrichting 15 volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 6.
Door het ten minste ene naaldvormige element enigszins conisch uit te voeren, zodanig dat het in de richting van het vrije einde toeloopt wordt het voordeel bereikt dat de 2 0 introductie daarvan nog verder wordt vereenvoudigd terwijl het naaldvormige element bovendien tevens relatief eenvoudig weer uit de betreffende wand van de lichaamsruimte kan worden verwijderd.
In een verdere voordelige uitvoeringsvorm wordt een 25 inrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregel volgens conclusie 8.
Door het onder druk brengen van het ten minste ene kanaal met een gas voorafgaand aan, althans tijdens het door de wand dwingen van ten minste het voorste einde van 30 het betreffende kanaal wordt nog beter verhinderd dat het betreffende kanaal verstopt raakt, bijvoorbeeld met materiaal van de wand of van de vulling van de lichaamsruimte.
In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt een inrichting 35 volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 10.
1009427 5
Uitvoering van de drukmiddelen in hoofdzaak als een gedeelte van een commercieel beschikbare tacker biedt het voordeel dat een dergelijk drukmiddel eenvoudig beschikbaar is. Door ten minste het geleidemiddel, het lijf en de 5 naalden op te nemen in een maskerdeel dat koppelbaar is met drukmiddelen wordt het gebruik van een inrichting volgens de uitvinding nog verder vereenvoudigd, terwijl uitwisseling van verschillende maskerdelen voor verschillende dieren verder wordt vereenvoudigd.
10 De uitvinding heeft voorts betrekking op een maskerdeel geschikt en bestemd voor gebruik bij een inrichting volgens de uitvinding.
De uitvinding heeft bovendien betrekking op een werkwijze voor het in een lichaamsruimte van een dier 15 voeren van tenminste een gedeelte van een geleidingselement, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 12.
In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen 20 volgens conclusie 14.
Invoeren van een fluïdum, in het bijzonder een gas onder een druk groter dan 1 bar in een schedelruimte, in het bijzonder een druk tussen 2 en 8 bar wordt het voordeel bereikt dat op juiste wijze verdoving wordt verkregen. Voor 25 de meeste dieren zal bij voorkeur een druk tussen 2 en 6 bar, meer in het bijzonder 3 bar kunnen worden toegepast voor het verkrijgen van geschikte resultaten.
Een verdere voordelige uitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding wordt gekenmerkt door de 30 werkwijze volgens conclusie 15.
Gebruik van een gasdruk van tenminste 4 bar, in het bijzonder tussen 4 en 15 bar biedt het voordeel dat een geschikte versnelling van het lijf met het ten minste ene naaldvormige element wordt verkregen, zodat dit op 35 geschikte wijze de wand van de lichaamsruimte zal passeren. Bij de meeste dieren zal een geschikt resultaat worden 1009427 6 verkregen bij gebruik van een gasdruk tussen 6 en 10 bar, in het bijzonder ongeveer 8 bar.
Verdere voordelige uitvoeringsvormen van een inrichting en werkwijze volgens de uitvinding zijn gegeven 5 in de verdere volgconclusies.
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvoorbeelden van een inrichting en werkwijze volgens de uitvinding hier nader worden toegelicht, aan de hand van de tekening. Daarin toont: 10 Fig. 1 in zijaanzicht een inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 in vooraanzicht een inrichting volgens figuur 1; fig. 3 in zijaanzicht een lijf met naaldvormige 15 elementen voor gebruik bij een inrichting volgens figuur 1 en 2 ; fig 3a in vooraanzicht een lijf met naaldvormige elementen volgens fig. 3; fig. 4 een lijf en naaldvormige elementen in verticale 20 doorsnede volgens de lijn IV-IV in fig. 3; fig. 5 een doorsnede van een naaldvormig element volgens de lijn V-V in fig. 4; fig. 6 een verticaal doorsnede aanzicht van een masker voor gebruik bij een inrichting volgens fig. 1 en 2; 25 fig. 7 een vooraanzicht van een drukregel- en besturingsinrichting, in geopende toestand, voor gebruik bij een inrichting volgens fig. 1 en 2; fig. 8 in doorgesnede aanzicht een inrichting volgens fig. 1 tijdens gebruik bij een struisvogel; en 30 fig. 9 in zijaanzicht een alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.
In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwij zingscij fers.
35 Figuur 1 toont in zijaanzicht een inrichting 1 volgens de uitvinding, omvattende een drukmiddel 2 in de vorm van 1009427 7 het luchtzijdige gedeelte van een op zichzelf bekende, commercieel verkrijgbare tacker, een maskerdeel 4, gekoppeld met het drukmiddel 2 en een aantal verbindingsslangen 6, 8, 10, welke nog nader zullen worden 5 besproken.
Een tacker, welke geschikt is voor gebruik bij de onderhavige aanvrage is bijvoorbeeld bekend uit US 3 106 138, US 3 814 475, EP 0 336 021, EP 0 028 589 en EP 0 052 368. Deze publicaties worden met betrekking tot de 10 daaruit bekende drukmiddelen geacht in deze beschrijving door referentie te zijn opgenomen. Een dergelijk, als tacker bekend drukmiddel 2 omvat een stoterstang 12, in axiale richting beweegbaar met behulp van een niet getoonde luchtcilinder in het drukmiddel. De tacker 2 is met behulp 15 van een luchtslang 14 aansluitbaar op een drukbron voor lucht, bijvoorbeeld een compressor. Met behulp van een trekkermechanisme 16 is de genoemde luchtcilinder bedienbaar, waarmee de stoterstang 12 vanuit een ingetrokken stand tenminste tot in de getoonde uitgeschoven 20 stand beweegbaar is. Bij voorkeur is de stoterstang met cilinder heen en weer beweegbaar tussen beide standen, in de richting P. Voor de bediening van de cilinder wordt lucht gebruikt met een druk van bijvoorbeeld 8 bar, waarbij de stoterstang 12 tezamen met het nog te beschrijven lijf 25 18 en de naaldvormige elementen 20, 22 een snelheid kunnen krijgen van bijvoorbeeld tussen de 50-100 meter per seconde.
Op de voorzijde 24 van de tacker 2 is een geleidemiddel 26 vastgezet, waarvan een doorsnede is 30 weergegeven in fig. 6. Het geleidemiddel omvat 2 aan tegenover elkaar opgestelde flanken 28, waartussen een geleidebaan 30 is bepaald waarin het lijf 18, de naaldvormige elementen 20, 22 en de stoterstang 12 zich kunnen uitstrekken en kunnen bewegen, zoals nog nader zal 35 worden toegelicht. De binnenzijden van de flanken 28 zijn bij voorkeur glad afgewerkt, bijvoorbeeld met een 1009427 8 kunststoflaag 32, teneinde de wrijving tussen de genoemde binnenzijden 32 en het lijf 18 bijzonder laag te houden.
Het geleidemiddel 26 kan met behulp met bijvoorbeeld boutverbindingen 34 aan de voorzijde 24 van het drukmiddel 5 2 worden vastgezet, zodanig dat dit uitwisselbaar is met een ander, vergelijkbaar geleidemiddel 26, bij voorbeeld geschikt voor toepassing bij andersoortige dieren.
Het lijf 18 heeft een in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede, zoals getoond in fig. 3A, waarbij vlakke 10 zijden 34 zijn voorzien welke tijdens gebruik aanliggen tegen de binnenzijde 32 van de flanken 28, zodanig dat geleiding daarvan mogelijk is terwijl rotatie van het lijf 18 eenvoudig wordt verhinderd. Eventueel kunnen aan de boven- en onderzijde van het lijf 28 nog geleidemiddelen 15 zijn voorzien teneinde te verhinderen dat het lijf tussen de flanken 28 in de geleidebaan 30 kan bewegen, anders dan in voor/achterwaartse richting P. Het lijf 18 is aan de achterzijde voorzien van een boring 36 met binnenschroefdraad, welke schroefbaar is op 20 buitenschroefdraad op het vrije einde van de stoterstang 12. Door deze koppeling wordt het mogelijk het lijf 18 in de geleidebaan 30 voor/achterwaarts te bewegen in de richting P met behulp van de stoterstang 12 en de eerder beschreven zuigermiddelen.
25 Aan de voorzijde van het lijf 18, tegenover de boring 36, is een tweetal naaldvormige elementen 20, 22 bevestigd met behulp van een schroefverbinding 38 respectievelijk 40. Het eerste, in figuur 4 onderste naaldvormige element 20 heeft een axiale boring 42 welke zich als eerste kanaal 30 uitstrekt tussen de beide einden van het eerste naaldvormige element 20. Deze axiale boring 42 heeft derhalve een uitstroomopening 44 met een in hoofdzaak axiale uitstroomrichting Tl nabij het voorgelegen einde 46. Dit voorgelegen einde 46 is relatief scherp, terwijl het 35 naaldvormige element 20 een in hoofdzaak conische buitenmantel heeft, welke enigszins toeloopt in de richting 1 0094 27 9 van het einde 46. Het tegenovergelegen einde 48 is voorzien van buitenschroefdraad dat schroefbaar is in binnenschroefdraad aan het einde van een eerste doorvoerkanaal 50 in het lijf 18, dat nog nader zal worden 5 beschreven. Het tweede naaldvormige element 22 heeft een axiale boring 52 als tweede kanaal welke zich uitstrekt vanaf een nabij het lijf gelegen eerste einde 54 tot aan een aantal radiale openingen 56 welke zijn gelegen op afstand van het tweede einde 58 van het tweede naaldvormige 10 element 22. In de getoonde uitvoeringsvorm is een drietal gelijkmatig verdeelde radiale openingen 56 voorzien met uitstroomrichting T2. Op het doel hiervan wordt nog nader teruggekomen. Het eerste einde 54 is voorzien van buitenschroefdraad dat kan samenwerken met 15 binnenschroefdraad in een tweede doorvoerkanaal 60 in het lijf 18. De schroefverbindingen 38, 40 maken het mogelijk dat de naaldvormige elementen 20, 22 losneembaar zijn en kunnen worden vervangen door andere naaldvormige elementen, doppen of dergelijke. Het tweede einde 58 van het tweede 20 naaldvormige element 22 is scherp uitgevoerd. Ook het tweede naaldvormige element 22 is enigszins conisch, toelopend in de richting van het tweede einde 58.
Het eerste doorvoerkanaal 50 is enerzijds aangesloten op het kanaal 42 in het eerste naaldvormige element 20 en 25 anderzijds op een eerste luchtleiding 6 en sluit een haakse hoek in tussen de eerste luchtleiding 6 en het kanaal 42.
Op vergelijkbare wijze vormt het tweede doorvoerkanaal 60 een verbinding tussen het kanaal 52 van het tweede naaldvormige element 22 en een tweede luchtleiding 8, onder 30 insluiting van eveneens een haakse hoek. De beide luchtleidingen 6, 8 zijn in hoofdzaak in hetzelfde vlak gelegen als de naaldvormige elementen 20, 22 en strekken zich uit in een vlak evenwijdig aan de binnenzijden 32 van de flanken 28, in neerwaartse richting gezien in fig. 1.
35 Bij beweging van het lijf 18 zullen de aansluitingen van de luchtleidingen 6, 8 derhalve door de spleet 27 gevormd i 0 u 34 tl 10 tussen de flanken 28 voor/achterwaarts meebewegen met het lijf 18. De tegenovergelegen einden van de luchtleidingen 6, 8 zijn met aansluitleidingen 6A, 8A verbonden in een koppelblok 62 dat losmakelijk verbonden is met een handvat 5 64 van het drukmiddel 2. De aansluitleidingen 6A, 8A zijn gekoppeld met een regeleenheid 66, zoals getoond in fig. 6, welke nog nader zal worden beschreven.
Een inrichting volgens de uitvinding kan als volgt worden gebruikt.
10 Een tweetal naaldvormige elementen 20, 22 wordt in het lijf 18 geschroefd, waarbij de naaldvormige element 20, 22 worden gekozen afhankelijk van het gewenste doel. In de getoonde uitvoeringsvoorbeelden zijn naaldvormige elementen gekozen, geschikt voor gebruik voor het verdoven van 15 bijvoorbeeld struisvogels. Dit zal nog nader worden toegelicht. Het lijf 18 wordt via de boring 36 verbonden met de stoterstang 12 en wordt opgenomen tussen de flanken 28. De eerste luchtleiding 6 en de tweede luchtleiding 8 worden aangesloten op respectievelijk het eerste 20 doorvoerkanaal 50 en het tweede doorvoerkanaal 52 en worden via het koppelblok 62 aangesloten op de eerste aansluit-leiding 6A respectievelijk de tweede aansluitleiding 8A.
De aansluitleidingen 6A, 8A zijn gekoppeld met de regelinrichting 66. Bovendien wordt de derde luchtleiding 25 10 gekoppeld met de regelinrichting 66. De luchtslang 14 wordt aangesloten op de drukbron. Het lijf 18 wordt met de naaldvormige elementen 20, 22 in een teruggetrokken stand gebracht met behulp van de drukcilinder en de stoterstang 12. Vervolgens wordt het voorste einde 68 van het 30 maskerdeel 4 op een geschikte wijze tegen het achterhoofd van een te verdoven struisvogel gehouden, zoals schematisch getoond in figuur 7. Het voorste einde 68 van het maskerdeel 4, althans van de geleidemiddelen 26 is daartoe van een afschuining 70 voorzien, zodanig dat een eenduidige 35 positionering op een gewenste plek op het schedeldak van de struisvogel mogelijk is. Vervolgens wordt de trekker 16 1009427 11 bewogen, waardoor de stoterstang 12 door de drukcilinder met grote snelheid en kracht voorwaarts, dat wil zeggen in de richting van het voorste einde 68 wordt bewogen, zodanig dat de naaldvormige elementen 20, 22 althans gedeeltelijk 5 door het schedeldak van de struisvogel worden gedwongen, zodanig dat tenminste de uitstroomopeningen 44 en 65 zich in een geschikte positie in de lichaamsruimte 72 bevinden, zoals getoond in fig. 8. De radiale uitstroomopeningen 56 van het tweede naaldvormige element 22 bevinden zich 10 daarbij in het cerebrum a, de axiale uitstroomopening van het eerste naaldvormige element 20 in, althans nabij het medulla oblongata b, zodanig dat de uitstroomrichting Tl daarbij ongeveer evenwijdig ligt aan de lengterichting van genoemd medulla oblongata b. Als gevolg van de geschikte 15 versnelling en inslagkracht van de naaldvormige elementen en de specifieke vormgeving daarvan wordt verhinderd dat tijdens het penetreren van de naaldvormige elementen een terugslag optreedt. Positionering is daardoor bijzonder goed mogelijk.
20 Bij het voorwaarts bewegen van de stoterstang 12, althans de drukcilinder wordt in de derde luchtleiding 10 druk opgebouwd waarmee in de regelinrichting 66 een eerste drukschakelaar 74 wordt bediend. Deze bedient via elektromechanische regelmiddelen 76 een tweede en derde 25 drukschakelaar 78, 80, waardoor lucht onder een druk van bijvoorbeeld 3 bar in de aansluitleidingen 6A, 8A wordt gebracht. Hierdoor zal lucht onder druk via de kanalen 42, 52 en de respectieve uitstroomopeningen 44, 56 in de lichaamsruimte 72 worden gebracht, waardoor verdoving van 30 het dier wordt verzekerd. Bovendien heeft de axiale uitstroomrichting Tl van het eerste naaldvormige element 20 daarbij het voordeel dat tevens het ruggenmerg wordt verdoofd, zodanig dat onwillekeurige bewegingen van het dier verder worden tegengegaan. Met behulp van de 35 elektromechanische regelmiddelen 76 wordt de druk in de leidingen 6, 8 gedurende bijvoorbeeld 1,5 seconden 1009427 12 gehandhaafd, teneinde het gewenste resultaat te bereiken in een geschikte tijd.
Nadat het dier is verdoofd wordt de stoterstang 12, bij voorkeur met behulp van de drukcilinder, 5 teruggetrokken, zodanig dat de naaldvormige elementen uit het schedeldak van het dier worden getrokken en worden teruggebracht in een positie voor volgend gebruik.
In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm als getoond in fig. 9 is de derde luchtleiding 10 weggenomen.
10 Hierbij is in het trekkermechanisme 16 een elektrische schakelaar 82 opgenomen, waarmee de elektromechanische regelmiddelen 76 kunnen worden bediend, eventueel draadloos. Bij deze uitvoeringsvorm wordt bij het bedienen van het trekkermechanisme 16 direct lucht onder druk in de 15 leidingen 6, 8 geleid, zodanig dat in de kanalen 42, 52 een overdruk wordt gecreëerd ten opzichte van de omgeving, voldoende hoog om te verhinderen dat met name in de radiale uitstroomopening 44 van het eerste naaldvormige element 20 ophoping van materiaal kan ontstaan. Dit zou bijvoorbeeld 20 kunnen gebeuren doordat materiaal van de wand van de te penetreren lichaamsruimte in het betreffende kanaal treedt. Door gebruik van overdruk wordt dit op eenduidige wijze verhinderd.
De radiale uitstroomopeningen 56 hebben het voordeel 25 dat een gelijkmatige verspreiding van de lucht in het cerebrum a optreedt. Hierdoor wordt een goede, volledige verdoving nog beter verkregen.
Een inrichting volgens onderhavige uitvinding kan tevens worden gebruikt voor het inbrengen van voorwerpen, 30 bijvoorbeeld een elektrode in een lichaamsruimte, bijvoorbeeld afgedekt door bot of huid. Hiertoe verdient het de voorkeur dat het tweede naaldvormige element wordt vervangen door een afsluiter 96, zodanig dat slechts het eerste naaldvormige element een open verbinding kan vormen. 35 Een in te brengen voorwerp zoals een elektrode 98 wordt vervolgens in of op de uitstroomopening 44 van het eerste 1009427 13 naaldvormige element 20 geplaatst en met het betreffende naaldvormige element in de betreffende lichaamsruimte gebracht. Vervolgens kan dit door luchtdruk in het kanaal 42 van het naaldvormige element worden losgemaakt, zodanig 5 dat het voorwerp in de lichaamsruimte achterblijft terwijl het naaldvormige element 20 kan worden teruggetrokken.
In de getoonde uitvoeringsvormen is de inrichting 1 voorzien van een beveiligingsinrichting 84, in de vorm van een zich langs het geleidemiddel uitstrekkende pen 86 welke 10 gedeeltelijk is opgenomen in een aan het geleidemiddel 26 bevestigde lagering 88. Het voorste einde 90 van de pen 86 strekt zich in een neutrale stand enigszins voor het voorste einde 86 van het maskerdeel 4 uit, terwijl het tegenovergelegen einde 92 is gekoppeld met het 15 trekkermechanisme 16, op zodanige wijze dat in deze getoonde stand het trekkermechanisme 16 op op zichzelf bekende wijze is geblokkeerd. Tijdens gebruik wordt het voorste einde 68 van het maskerdeel 4 tegen een te penetreren wand aangedrukt, zodanig dat het voorste einde 20 90 van de pen 86 achterwaarts wordt weggedrukt. Hierdoor wordt het tweede einde 92 tegen de werking van een veer 94 in bewogen voor het vrijgeven van de trekkermechanisme 16. Dit betekent dat het trekkermechanisme 16 slechts kan worden bediend wanneer het voorste einde 68 van het 25 maskerdeel 4 tegen de betreffende wand wordt aangehouden, zodat wordt verhinderd dat de naaldvormige elementen 20, 22 op onbedoeld moment uit het maskerdeel 4 kunnen treden. Hierdoor wordt de veiligheid van de inrichting aanmerkelijk vergroot.
30 De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de aan de hand van de figuren beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn binnen het raam van de uitvinding als belichaamd in de bijgevoegde conclusies mogelijk.
35 Zo kunnen de drukmiddelen 2 op andere wijze zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld in de vorm van een andersoortige, 1009427 14 gasdruk gestuurde tacker of dergelijke inrichting of als speciaal daarvoor vormgegeven drukmiddel. Voorts kunnen het lijf, de naaldvormige elementen en de geleidemiddelen op andere wijze worden vormgegeven, afhankelijk van het 5 gewenste gebruik van de inrichting. Zo kan het lijf worden voorzien van slechts één naaldvormig element of van meerdere naaldvormige elementen, waarbij verschillende kanalen onderling kunnen zijn gekoppeld. Ook kunnen de luchtaansluitleidingen 6, 8 op andere wijze met de kanalen 10 worden gekoppeld, bijvoorbeeld bovenlangs of van opzij. De gewenste, te gebruiken drukken zullen steeds kunnen worden gekozen afhankelijk van het beoogde doel van het gebruik. Deze keuzen zullen voor de vakman direct duidelijk zijn. Uiteraard kan een werkwijze of inrichting volgens de 15 uitvinding ook bij andere diersoorten worden toegepast. In een naaldvormig element kunnen bovendien eventueel meerdere kanalen zijn opgenomen, terwijl bovendien één kanaal kan zijn voorzien van zowel axiale als radiale uitstroomopening(en), of van uitstroomopeningen met een 20 andere uitstroomrichting, bijvoorbeeld tangentieel of gecombineerd.
Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht binnen het raam van de uitvinding, zoals geschetst in de bij gevoegde conclusies te vallen.
25 1 o ü 4 £ 7

Claims (19)

1. Inrichting voor het in een lichaamsruimte van een dier, in het bijzonder een schedel voeren van ten minste een gedeelte van een geleidingselement voor de vorming van een verbinding tussen de lichaamsruimte en de omgeving, 5 voorzien van: een geleidemiddel met een daarin axiaal verplaatsbaar lijf, ten minste één zich vanaf het lijf in axiale richting van het geleidemiddel uitstrekkend naaldvormig 10 element, voorzien van ten minste één kanaal, drukmiddelen voor het met relatief grote snelheid verplaatsen van het lijf met het ten minste ene naaldvormige element, welke middelen gasgestuurd, in het bijzonder luchtdruk gestuurd zijn, en 15 - middelen voor het aansluiten van ten minste de drukmiddelen, bij voorkeur de drukmiddelen en het ten minste ene kanaal op een bron voor gasdruk, in het bijzonder luchtdruk.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij ten minste 20 twee kanalen zijn voorzien.
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij ten minste twee naaldvormige elementen zijn voorzien, waarbij elk naaldvormig element ten minste één kanaal omvat.
4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij ten 25 minste één van de kanalen een uitstroomopening omvat met een axiale uitstroomrichting en ten minste één van de kanalen een uitstroomopening omvat met een uitstroomrichting welke een hoek insluit met de lengteas van het betreffende naaldvormige element, bij voorkeur in 30 hoofdzaak radiaal of tangentieel gericht.
5. Inrichting volgens één der conclusies 2-4, waarbij ten minste één uitstroomopening van een eerste kanaal in 1009427 verplaatsingsrichting voorligt ten opzichte van ten minste één uitstroomopening van ten minste één ander kanaal.
6. Inrichting volgens één der conclusies 1-5, waarbij het ten minste ene naaldvormige element enigszins conisch 5 is in de richting van het vrije einde, althans afgeknot kegelvormig is uitgevoerd.
7. Inrichting volgens één der conclusies 1-6, waarbij het ten minste ene naaldvormige element uitwisselbaar is.
8. Inrichting volgens één der conclusies 1-7, waarbij 10 middelen zijn voorzien voor het onder druk in het ten minste ene kanaal leiden van gas, bij voorkeur voorafgaand aan het tijdens gebruik door een wand dwingen van ten minste het voorste einde van het betreffende kanaal.
9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, 15 waarbij de drukmiddelen zijn gescheiden van het tenminste ene kanaal, zodanig dat het lijf door de drukmiddelen kan worden verplaatst, onafhankelijk van de druk in het tenminste ene kanaal.
10. Inrichting volgens één der conclusies 1-9, waarbij 20 de drukmiddelen in hoofdzaak zijn uitgevoerd als een gedeelte van een commercieel beschikbare tacker, waarbij ten minste het geleidemiddel, het lijf en de naalden zijn opgenomen in een maskerdeel dat koppelbaar is met de drukmiddelen.
11. Maskerdeel, geschikt en bestemd voor gebruik bij een inrichting volgens conclusie 10.
12. Werkwijze voor het in een lichaamsruimte van een dier, in het bijzonder een schedel voeren van ten minste een gedeelte van een geleidingselement, voor de vorming van 30 een verbinding tussen de lichaamsruimte en de omgeving, waarbij met behulp van gasdruk, in het bijzonder luchtdruk ten minste één in hoofdzaak naaldvormig element, voorzien van ten minste één kanaal, als geleidingselement door een de lichaamsruimte omgevende wand wordt gedwongen, zodanig 35 dat een eerste, voorliggend einde van het kanaal binnen de lichaamsruimte is gelegen en het tweede, achterliggende 1 009 4 27 einde van het ten minste ene kanaal buiten de lichaamsruimte is gelegen.
13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij door het tenminste ene kanaal onder druk een fluïdum, in het 5 bijzonder een gas, bij voorkeur lucht in de lichaamsruimte wordt gebracht.
14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 13, waarbij het fluïdum onder een druk groter dan 1 bar, in het bijzonder een druk tussen 2 en 8 bar, bij voorkeur tussen 2 en 6 bar 10 en meer bij voorkeur ongeveer 3 bar wordt ingebracht.
15. Werkwijze volgens één der conclusies 12 - 14, waarbij het tenminste ene naaldvormige element met een gasdruk van ten minste 4 bar, in het bijzonder tussen 4 en 15 bar, meer in het bijzonder tussen 6 en 10 bar en bij 15 voorkeur ongeveer 8 bar door, althans tegen de wand wordt geschoten.
16. Werkwijze volgens één der conclusies 12 - 15, waarbij ten minste twee kanalen door de wand worden aangebracht bij voorkeur door gebruik van ten minste twee 20 naaldvormige elementen.
17. Werkwijze volgens conclusie 16, waarbij de ten minste twee kanalen worden toegepast met verschillende uitstroomrichtingen van het eerste einde, bij voorkeur ten minste één kanaal met een in hoofdzaak axiale 25 uitstroomrichting en één kanaal met een in hoofdzaak radiale uitstroomrichting.
18. Werkwijze volgens één der conclusies 12 - 17, waarbij tijdens het door de wand schieten van het ten minste ene naaldvormige element in het ten minste ene 30 kanaal daarvan een overdruk wordt aangebracht, ten minste ten opzichte van de omgeving.
19. Werkwijze volgens één der conclusies 12 - 18, waarbij een voorwerp, in het bijzonder een electrode of een vastzetelement in de lichaamsruimte wordt gebracht. 35 1 0 09 4 27
NL1009427A 1998-06-17 1998-06-17 Inrichting en werkwijze voor de vorming van een verbinding tussen een lichaamsruimte en de omgeving. NL1009427C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1009427A NL1009427C2 (nl) 1998-06-17 1998-06-17 Inrichting en werkwijze voor de vorming van een verbinding tussen een lichaamsruimte en de omgeving.
AU45332/99A AU4533299A (en) 1998-06-17 1999-06-16 Device and method for the formation of a connection between body space and thesurroundings
PCT/NL1999/000373 WO1999065319A1 (en) 1998-06-17 1999-06-16 Device and method for the formation of a connection between a body space and the surroundings

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1009427A NL1009427C2 (nl) 1998-06-17 1998-06-17 Inrichting en werkwijze voor de vorming van een verbinding tussen een lichaamsruimte en de omgeving.
NL1009427 1998-06-17

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1009427C2 true NL1009427C2 (nl) 1999-12-20

Family

ID=19767331

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1009427A NL1009427C2 (nl) 1998-06-17 1998-06-17 Inrichting en werkwijze voor de vorming van een verbinding tussen een lichaamsruimte en de omgeving.

Country Status (3)

Country Link
AU (1) AU4533299A (nl)
NL (1) NL1009427C2 (nl)
WO (1) WO1999065319A1 (nl)

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3106138A (en) 1960-06-27 1963-10-08 Hans Toma Piston type hydrostatic power units
US3814475A (en) 1971-12-03 1974-06-04 Wilkhahn Wilkening & Hahne Seats
US4219905A (en) * 1978-04-27 1980-09-02 Verdell Noteboom Animal stunning gun
EP0028589A1 (en) 1979-10-31 1981-05-13 PANDA S.r.l. A pneumatic gun for forcibly inserting fixing elements, such as nails, metal staples and similar
EP0052368A2 (en) 1980-11-19 1982-05-26 Signode Corporation Bumperless gun nailer
US4439889A (en) * 1982-07-19 1984-04-03 Ralph Karubian Stunning gun
US4503585A (en) * 1983-04-14 1985-03-12 Hantover, Inc. Pneumatic stunner
EP0336021A1 (en) 1988-04-07 1989-10-11 Umberto Monacelli Pneumatic powered fastener device

Patent Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3106138A (en) 1960-06-27 1963-10-08 Hans Toma Piston type hydrostatic power units
US3814475A (en) 1971-12-03 1974-06-04 Wilkhahn Wilkening & Hahne Seats
US4219905A (en) * 1978-04-27 1980-09-02 Verdell Noteboom Animal stunning gun
EP0028589A1 (en) 1979-10-31 1981-05-13 PANDA S.r.l. A pneumatic gun for forcibly inserting fixing elements, such as nails, metal staples and similar
EP0052368A2 (en) 1980-11-19 1982-05-26 Signode Corporation Bumperless gun nailer
US4439889A (en) * 1982-07-19 1984-04-03 Ralph Karubian Stunning gun
US4503585A (en) * 1983-04-14 1985-03-12 Hantover, Inc. Pneumatic stunner
EP0336021A1 (en) 1988-04-07 1989-10-11 Umberto Monacelli Pneumatic powered fastener device

Also Published As

Publication number Publication date
AU4533299A (en) 2000-01-05
WO1999065319A1 (en) 1999-12-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0959917B1 (de) Verfahren und vorrichtung zum endoskopischen injizieren mindestens einer flüssigkeit
DE69821943T2 (de) Injektionsvorrichtung
DE69629534T2 (de) Gewebe-Aufzeigevorrichtung
WO1997022379A3 (en) Fiberoptic-guided interstitial seed manual applicator and seed cartridge
DE60024441T2 (de) Schnell entfaltbare elektrode
CN111686365B (zh) 用于药用喷雾装置的距离指示器
EP0422312B1 (de) Verfahren und Vorrichtung zum Betäuben von Schlachttieren
AU707260B2 (en) Hydraulic stunner apparatus
DE10129583A1 (de) Vorrichtung und Verfahren zu Injektion
EP0596161B1 (en) Apparatus for subcutaneous introduction of a needle
US8671614B1 (en) Injection tip for use with an injector for injecting liquid chemical into a tree
US4219905A (en) Animal stunning gun
DE3209444A1 (de) Endoskopisches zusatzgeraet fuer einen chirurgischen laser
US4503585A (en) Pneumatic stunner
NL1009427C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor de vorming van een verbinding tussen een lichaamsruimte en de omgeving.
DE102011102686A1 (de) Anastomosegerät und Verfahren zum Einführen eines Anastomosegerätes in ein Körperlumen
NL9101197A (nl) Injector.
EP3744270B1 (de) System zur positionierung
EP3182831B1 (de) Fisch-betäubungsvorrichtung, triggerbaueinheit sowie verfahren zum auslösen des betäubungsmittels der fisch-betäubungsvorrichtung
DE60301961T2 (de) Verfahren und vorrichtung zum injektieren von eiern mit mindestens einem mittel zur behandlung eines embryos
EP0707796A1 (en) Granular solid coolant inserter
EP2544615A1 (de) Vorrichtung zum ablatieren der mündung einer lungenvene
US2110263A (en) Fluid injection means
AT355941B (de) Toetebucht fuer schlachttiere
DE876323C (de) Vorrichtung zum Eintreiben eines Dornes od. dgl. in Waende od. dgl.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20050101