NL1009133C2 - Werkwijze voor het vastzetten van het doek van een scherminrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het vastzetten van het doek van een scherminrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het 5 vastzetten van een van een doekrol afgerold doek van een schermin-richting waarbij aan het vrije uiteinde van het doek, dat is afgekeerd van het in een aankoppelpunt aan de doekrol bevestigde uiteinde van het doek, een doekbalk is bevestigd waarvan de uiteinden worden geleid langs vast opgestelde geleidingsorganen, en waarbij het doek van de 10 doekrol wordt afgewikkeld door draaien van de doekrol in een richting.

Bij dergelijke scherminrichtingen wordt het doek in het algemeen evenwijdig aan een af te schermen venster of dergelijke afgewikkeld om dienst te doen als zonwering. In de praktijk is gebleken, dat bijvoorbeeld bij het werken met beeldschermen en dergelijk 15 hinder wordt ondervonden door door windinvloeden en dergelijke veroorzaakte bewegingen van het scherm. Onder meer op grond daarvan is het gewenst, dat het scherm in een gespannen stand kan worden vastgezet. Met de uitvinding wordt nu een werkwijze beoogd, waarbij het van de doekrol afgewikkelde doek op eenvoudige wijze in een strak gespannen 20 stand kan worden vastgezet.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat men na het geheel afwikkelen van het doek van de doekrol door verdraaien van de doekrol in een richting de doekrol verder in dezelfde richting doordraait onder het weer in de richting van de doekrol trekken van de 25 doekbalk om met de doekbalk verbonden vergrendeldelen in ingrijping te brengen met verdere met de geleidingsorganen verbonden vergrendeldelen, terwijl men voor het van elkaar loskoppelen van de vergrendeldelen de doekbalk in tegengestelde richting in draaiing brengt.

Door toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding kan 30 worden bewerkstelligd, dat voor het afwikkelen en het vastzetten van het doek het slechts nodig is om de doekrol in een en dezelfde richting te draaien, terwijl het voor het ontgrendelen en oprollen van het doek eveneens slechts nodig is om doekrol in een dezelfde richting te draaien. Dit geeft een aanzienlijk bedieningsgemak bij een zekere 35 werking van de vergrendel inrichting.

1009133 2

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een scherminrichting voorzien van een doekrol en een doek, dat met een uiteinde in een aankoppel punt met de doekrol is gekoppeld, terwijl aan het vrije, van de doekrol afgekeerde uiteinde van het doek een doek-5 balk is bevestigd, welke zich uitstrekt tussen een tweetal een vaste stand innemende geleidingsorganen voor het geleiden van de uiteinden van de doekbalk.

Volgens de uitvinding zijn aan de uiteinden van de doekbalk eerste vergrendeldelen aangebracht, die samenwerken met met de gelei-10 dingsorganen verbonden tweede vergrendeldelen waarlangs de met de doekbalk verbonden eerste vergrendeldelen bewegen bij afrollen van het doek vanaf de doekrol door verdraaiing van de doekrol in een eerste draairichting, waarbij de uitvoering zodanig is, dat indien de eerste vergrendeldelen, na passeren van de tweede vergrendeldelen in een 15 eerste richting door verder draaien van de doekrol in de eerste draairichting in een tegengestelde richting, worden verplaatst, de eerste en tweede vergrendeldelen met elkaar in ingrijping komen voor het vastzetten van de doekbalk ten opzichte van de geleidingsorganen en bij een daarop volgende verdraaiing van de doekrol in een aan de 20 eerste draairichting tegengestelde draairichting de vergrendeldelen van elkaar worden losgekoppeld.

Bij toepassing van de inrichting volgens de uitvinding zal bij het afrollen van het doek door verdraaiing van de doekrol in een eerste richting automatisch een vastzetten van het doek in de afgerol-25 de stand kunnen worden bewerkstelligd, terwijl bij het oprollen van het doek door draaiing van de doekrol in een aan de eerste draairichting tegengestelde draairichting het doek automatisch kan worden ontgrendeld en op de doekrol opgerold. Deze uitvoering maakt een eenvoudige constructie en bediening van de scherminrichting mogelijk, 30 waarbij het scherm in de ontrolde stand op eenvoudige wijze wordt vastgezet.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van schematisch in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvormen van de constructie volgens de uitvinding.

1009133 3

Figuren 1-3 tonen schematisch een dwarsdoorsnede door een scherminrichting volgens de uitvinding waarbij opvolgende fasen van het afwikkelen van het doek zijn weergegeven.

Figuur 4 toont, gedeeltelijk in doorsnede, een aanzicht op 5 een uiteinde van een doekbalk en het ondereinde van een geleidings-orgaan.

Figuur 5 toont een bovenaanzicht op het uiteinde van een doekbalk en een dwarsdoorsnede over het geleidingsorgaan.

Figuur 6 toont een aanzicht op een vergrendel deel, gezien 10 volgens de lijn VI-VI in figuur 4.

Figuur 7 toont een bovenaanzicht op een verdere uitvoeringsvorm van een met het uiteinde van een doekbalk te koppelen vergrendel deel.

Figuur 8 toont een aanzicht op figuur 7, gezien volgens de 15 pijl VIII in figuur 7.

Figuur 9 toont een met figuur 6 overeenkomend aanzicht op een met een geleidingsorgaan te koppelen vergrendel orgaan bestemd om samen te werken met het in de figuren 7 en 8 weergegeven vergrendel-deel.

20 De in de figuren schematisch weergegeven scherminrichting omvat een doekrol 1, die om een gebruikelijk horizontaal opgestelde draaiingsas draaibaar in een aan een muur van een gebouw of dergelijke te bevestigen gestel 2 is gelegen.

Een doek 3, dat eventueel gaasvormig kan zijn, is met een 25 uiteinde in een aankoppelpunt aan de doekrol gekoppeld met behulp van een in dit uiteinde van de doek aangebrachte snaar 4, die op gebruikelijke wijze in een daartoe in de doekrol aangebrachte, zich over de lengte van de doekrol uitstrekkende uitsparing 5 is geschoven.

Aan het van de doekrol afgekeerde vrije uiteinde van het 30 doek 3 is een doekbalk 6 bevestigd. Aan de uiteinden van de doekbalk 6 zijn afsluitplaten 7 bevestigd met behulp van een geheel met deze afsluitplaten 7 vormende en zich in uitsparingen in de doekbalk 6 uitstrekkende pennen 7’ (figuren 4, 5)

Aan de van de doekbalk afgekeerde zijde van de afsluitplaat 35 7 is een geheel met de afsluitplaat 7 vormende naaf 8 aangebracht. Aan het vrije uiteinde van de naaf 8 is een een geheel met de naaf vormen- mnonq 4 de, zich evenwijdig aan de afsluitplaat 7 uitstrekkende flens 9 aangebracht. In een zich door de flens 9 en de naaf 8 uitstrekkende boring is een pen 10 gestoken, zodanig dat de pen 10 over een deel van zijn lengte buiten de flens 9 uitsteekt.

5 Voor het geleiden van de doekbalk 6 bij het afrollen resp.

oprollen van het doek 3 vanaf resp. op de doekrol 1 zijn geleidings-organen in de vorm van in doorsnede in hoofdzaak C-vormige profielen 11 aangebracht. Daarbij is, zoals in het bijzonder uit figuren 4 en 5 blijkt, de uitvoering zodanig, dat de aan de uiteinden van de doekbalk 10 6 bevestigde naven 8 kunnen bewegen door de spleet, die wordt begrensd door de naar elkaar toegekeerde einden van de C-vormige profielen, terwijl de flensen 9 zijn gelegen in het inwendige van de geleidings-organen of profielen 11.

Nabij het ondereinde van ieder profiel 11 is een vergren-15 del orgaan aangebracht dat wordt gevormd door een langgestrekt orgaan 12, dat nabij zijn boveneinde met behulp van een schroef 13 en moer 14 met het profiel 11 is gekoppeld, zodanig, dat het vergrendel orgaan 12 om een zich evenwijdig aan de doekrol uitstrekkende door de schroef 13 gevormde zwenkas ten opzichte van het profiel 11 verzwenkbaar is.

20 Het vergrendel deel 12 is voorzien van een aan zijn boven einde open groef 15, die, indien het vergrendel orgaan 12 vrij en onbelast in het profiel 11 hangt, zich ongeveer evenwijdig aan de lengte-as van het profiel en in de bewegingsbaan van een in de richting volgens pijl A (figuur 1) in het profiel bij het afrollen van het 25 doek 3 naar beneden bewegende pen 10 uitstrekt.

Nabij zijn ondereinde gaat deze groef 15 over in een zich schuin naar beneden onder een stompe hoek ten opzichte van de groef 15 uitstrekkende groef 16. Verder is in het vergrendel orgaan 12 een naast de groef 16 gelegen min of meer V-vormige uitsparing 17 aangebracht 30 die op nagenoeg dezelfde hoogte is gelegen als de groef 16 waarbij de groef 16 en de uitsparing 17 nabij hun boveneinden in open verbinding met elkaar staan. Op het boveneinde van de uitsparing 17 sluit een zich schuin omhoog in de richting van de groef 15 uitstrekkende groef 18 aan, die nabij zijn boveneinde uitloopt in het boveneinde van de 35 groef 15.

1 o o s n 3 5

In het tussen de groeven 15 en 18 gelegen gedeelte 19 van het vergrendel deel is aan de onderzijde een uitsparing 20 aangebracht, die wordt begrensd door begrenzingsvlakken waarvan de vrije uiteinden 21 en 22 aan weerszijden zijn gelegen van het naar deze uitsparing 20 5 gerichte uiteinde van het tussen de groef 16 en de uitsparing 17 gelegen deel 23 van het vergrendel deel 12.

Zoals nu in figuur 1 is weergegeven zal bij het afwikkelen van het doek 3 door verdraaiing van de doekrol in de richting volgens pijl D de doekbalk 6 in de richting volgens pijl A langs de profielen 10 11 naar beneden bewegen. Indien de doekbalk 6 de onderste uiteinden van de profielen 11 nadert zullen de aan de doekrol 6 bevestigde, vergrendel del en vormende pennen 10 in de groeven 15 naar beneden bewegen. De uitvoering is daarbij zo getroffen, dat indien het aankoppel punt van het doek 3 aan de doekrol 1, dat wil zeggen de snaar 4, na 15 het geheel afwikkelen van het doek van de doekrol gezien in figuur 1 zijn onderste stand bereikt de pennen 10 de ondereinden 22 van de begrenzingsvlakken van de uitsparing 20 zullen hebben gepasseerd en door hun beweging in de groeven 16 in een stand onder de uitsparing 20 zijn bewogen.

20 Bij het verder doordraaien van de doekrol 1 in de richting volgens pijl D zal het doek 3 met de doekbalk 6 weer omhoog worden getrokken in de richting van pijl B (figuur 2), waarbij de de vergrendel del en vormende pennen 10 zullen vallen in de vergrendel del en vormende uitsparingen 20, zodat het doek 3 kan worden strak getrokken 25 doordat de doekbalk 6 door de met elkaar samenwerkende vergrendel del en 10 en 20 wordt vastgehouden, waarbij het vergrendel orgaan enigszins wordt verzwenkt zoals duidelijk zal zijn uit figuur 2.

Voor het opwikkelen van het doek zal de doekrol in een richting tegengesteld aan pijl D in draaiing worden gebracht (figuur 30 3). Hierbij zal aanvankelijk de doekbalk 6 met de daaraan bevestigde pennen 10 omlaag bewegen waarbij door de boven beschreven vormgeving van de uitsparingen 20 en de tussen groeven 16 en de uitsparingen 17 gelegen delen 23 van de vergrendel organen 12 de pennen 10 in de uitsparingen 17 terecht zullen komen. Bij verder doordraaien van de 35 doekrol in een richting tegengesteld aan pijl D, zullen de pennen 10 door de groef 18 omhoog bewegen in de richting volgens pijl B en zo

1 o n Q 1 3 A

6 vrijkomen van de vergrendel organen 12 tijdens het opwikkelen van het doek 3.

Het verdraaien van de doekrol kan uiteraard op gebruikelijke wijze met de hand worden bewerkstel!igd. Doelmatig wordt echter 5 gebruik gemaakt van een in de doekrol opgenomen elektromotor, die met daarbij behorende uitrusting zodanig is uitgevoerd, dat indien tijdens het verdraaien van de doekrol in de richting volgens pijl D een zekere weerstand wordt ondervonden doordat de doekbalk 6 op de boven beschreven wijze wordt vergrendeld tegen een beweging in de richting volgens 10 pijl B de motor automatisch zal uitschakelen.

Zoals in figuur 7 en 8 is weergegeven kan ook gekozen worden voor een uitvoering, waarbij de boven beschreven flens 9 is vervangen door een flens 24, die met behulp van een zich evenwijdig aan de lengterichting van de doekrol 6 uitstrekkende as 25 draaibaar 15 gekoppeld is met de naaf 8. Aan de van de as 25 afgekeerde zijde van de flens 24 is een zich evenwijdig aan en op afstand van de as 25 gelegen, een vergrendel deel vormende pen 26 aan de flens 24 bevestigd.

Bij toepassing van een dergelijke ten opzichte van de doekbalk 6 om een zich evenwijdig aan de doekrol uitstrekkende as 25 20 verdraaibare pen 26 kan gebruik worden gemaakt van het in figuur 9 weergegeven vergrendel orgaan 27, dat vast in een desbetreffend profiel 11 kan worden opgesteld. Daarbij is dit vergrendel orgaan 27 voorzien van een met de groef 15 overeenkomende groef 15’, die aan zijn boveneinde uitmondt in een aan zijn boveneinde open trechtervormige uitspa-25 ring 28. Verder is dit vergrendel orgaan 27 voorzien van met de hierboven beschreven onderdelen 16-23 overeenkomende delen 16’-23’.

De samenwerking van de beide vergrendel del en 26 en 20’ volgens de uitvoeringsvorm volgens figuren 7-10 is in principe gelijk aan die van de samenwerking van de vergrendel del en 10 en 20 volgens de 30 hierboven beschreven eerste uitvoeringsvorm waarbij de vaste opstel ling van het vergrendel orgaan 27 mogelijk is door de verdraaibare opstelling van het vergrendel deel 26.

Uiteraard zijn er binnen de geest en beschermingsomvang van de uitvinding wijzigingen en aanvullingen op de boven beschreven 35 uitvoeringsvormen denkbaar. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de met 1 Π Π O 1 o q 7 de geleidingsorganen 11 "verbonden" vergrendel del en op afstand van deze geleidingsorganen zijn opgesteld.

5 ,10 091 3 3

Claims (6)

1. Werkwijze voor het vastzetten van een van een doekrol afgerold doek van een scherminrichting waarbij aan het vrije uiteinde 5 van het doek, dat is afgekeerd van het in een aankoppel punt aan de doekrol bevestigde uiteinde van het doek, een doekbalk is bevestigd waarvan de uiteinden worden geleid langs vast opgestelde geleidings-organen en waarbij het doek van de doekrol wordt afgewikkeld door draaiing van de doekrol in een richting, met het kenmerk, dat men na 10 het geheel afwikkelen van het doek van de doekrol door verdraaiing van de doekrol in een richting de doekrol verder in dezelfde richting doordraait onder het weer in de richting van de doekrol trekken van de doekbalk om met de doekbalk verbonden vergrendel del en in ingrijping te brengen met verdere met de geleidingsorganen verbonden vergrendelen, 15 terwijl men voor het van elkaar loskoppelen van de vergrendel del en de doekbalk in tegengestelde richting in draaiing brengt.

2. Scherminrichting voorzien van een doekrol en een doek, dat met een uiteinde in een aankoppelpunt met de doekrol is gekoppeld, terwijl aan het vrije, van de doekrol afgekeerde uiteinde van het doek 20 een doekbalk is bevestigd, welke zich uitstrekt tussen een tweetal een vaste stand innemende geleidingsorganen voor het geleiden van de uiteinden van de doekbalk, met het kenmerk, dat aan de uiteinden van de doekbalk eerste vergrendel del en zijn aangebracht, die samenwerken met met de geleidingsorganen verbonden tweede vergrendel del en waar-25 langs de met de doekbalk verbonden eerste vergrendeldelen bewegen bij afrollen van het doek vanaf de doekrol door verdraaiing van de doekrol in een eerste draairichting, waarbij de uitvoering zodanig is, dat indien de eerste vergrendeldelen na passeren van de tweede vergrendeldelen in een eerste richting door verder draaien van de doekrol in de 30 eerste draairichting in een tegengestelde richting worden verplaatst de eerste en tweede vergrendeldelen met elkaar in ingrijping komen voor het vastzetten van de doekbalk ten opzichte van de geleidingsorganen en bij een daarop volgende verdraaiing van de doekrol in een aan de eerste draairichting tegengestelde draairichting de vergrendel-35 delen van elkaar worden losgekoppeld. 1009133

3. Scherminrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat aan de uiteinden van de doekbalk zich evenwijdig aan de lengterichting van de doekbalk uitstrekkende, vergrendel del en vormende pennen zijn aangebracht, die samenwerken met met de geleidingsorganen verbonden 5 vergrendel organen, die zijn voorzien van een eerste groef, die zich in hoofdzaak in de verplaatsingsrichting van de doekbalk uitstrekt en overgaat in een een stompe hoek met deze eerste groef insluitende tweede groef die van een daarnaast gelegen uitsparing is gescheiden door een rug, die onder een in het vergrendel orgaan aangebrachte een 10 vergrendeldeel vormende uitsparing is gelegen, dat wordt begrensd door begrenzingswanden waarvan de vrije uiteinden aan weerszijden van de uitstekende rug zijn gelegen.

4. Scherminrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat op de uitsparing een verdere groef aansluit, die zich schuin omhoog in 15 de richting van het boveneinde van de eerste groef uitstrekt en daar op deze eerste groef aansluit.

5. Scherminrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat het vergrendel orgaan nabij zijn boveneinde verzwenkbaar is om een zich evenwijdig aan de doekrol uitstrekkende scharnieras.

6. Scherminrichting volgnes conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat een met de doekbalk verbonden pen ten opzichte van de doekbalk verdraaibaar is om een zich evenwijdig aan de doekrol uitstrekkende scharnieras. 1 0 0 P 1 3 9