NL1008685C2 - Vasoregulatie-inrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Vasoregulatie-inrichting.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een vasoregula-tie-inrichting voor gebruik tijdens de fase voorafgaand aan hoofdpijn, in het bijzonder migraine.

Migraine is een periodiek terugkerende hoofdpijn die doorgaans 5 een zeer gelokaliseerde hoofdpijn betreft. Ongeveer 10% van de bevolking lijdt aan een meer of minder ernstige vorm van migraine.

Er bestaan vele vormen van migraine, doch veelal bestaat een migraine-aanval uit twee belangrijke te onderscheiden fasen. Een eerste voor-hoofdpijnfase, dikwijls zonder pijn, doch met 10 specifieke voor-hoofdpijnsymptomen, zoals bijvoorbeeld visuele verstoringen, waaronder het waarnemen van gekleurde ballen, strepen en dergelijke, of andere verstoringen, bijvoorbeeld in het gehoor of de tast- of reukzin. Dikwijls wordt een lichtvlek, "aura" genaamd, waargenomen. Ook treedt gevoelloosheid of tinteling van 15 lichaamsdelen op, zoals van vingers, handen, lippen en dergelijke.

Deze voor-hoofdpijnfase gaat in het geval van het klassieke migrainegeval gepaard met zogenaamde vasoconstrictie, een vernauwing van aderen in het hoofd, hetgeen tot een plaatselijke bloeddrukverhoging leidt.

20 De voor-hoofdpijnfase duurt in de meeste gevallen 5-30 min en verdwijnt langzaam tezamen met de andere voor-hoofdpijnsympto-men.

Terwijl deze symptomen langzaam verdwijnen, komt de werkelijke hoofdpijn daarvoor in de plaats die dikwijls onverdraaglijk is. 25 Deze hoofdpijn heeft een aantal frequent optredende bijverschijnselen, zoals misselijkheid, overmatige gevoeligheid voor licht, geluid of geur, visuele verstoringen, diarree, gapen, zweten en dergelijke. Tijdens deze hoofdpijnfase treedt er een zogenaamde vasodilatatie op, te weten een verwijding van bloedvaten in het 30 hoofd, hetgeen een bloeddrukverlaging tot gevolg heeft.

In de stand van de techniek zijn vele technieken en geneesmiddelen bekend voor het tegengaan van migraine, doch deze werken alle in op de hoofdpijnfase. Zo is het bijvoorbeeld bekend om banden of dergelijke met verhoogde spanning rond het hoofd 35 aan te brengen met eventueel daartussen geplaatste schijven tijdens de hoofdpijn, zoals geopenbaard in US-A-5,419,758, of het toedienen van geneesmiddelen die de vasodilatatie tegengaan.

I U U o O 5 2

Geen van genoemde methoden of geneesmiddelen biedt een werkelijk bevredigende pijnverlichting. Ook is het ongewenst om tijdens de hoofdpijnfase handelingen aan het hoofd van een patiënt te verrichten als gevolg van de overgevoeligheid voor alle externe 5 stimuli tijdens de hoofdpijn.

Verrassenderwijs is gebleken dat wanneer tijdens de fase voorafgaand aan de werkelijke hoofdpijn de bloedstroom naar het hoofd wordt verkleind, er tijdens de opvolgende hoofdpijnfase in het zeer weinig of geen hoofdpijn meer optreedt.

10 De onderhavige uitvinding verschaft derhalve een vasoregula- tie-inrichting voor gebruik tijdens de fase voorafgaand aan hoofdpijn, in het bijzonder migraine, voor het tenminste plaatselijk op een of meer aderen aan de buitenzijde van het hoofd aanbrengen van druk, teneinde de bloedstroom door genoemde aderen 15 te verkleinen, tenminste omvattende aandrukmiddelen.

Door toepassing van de inrichting volgens de uitvinding kan door verkleining van de bloedstroom van bepaalde aderen aan de buitenzijde van het hoofd (aan de buitenzijde van de schedel) tijdens de voor-hoofdpijnfase de pijn tijdens de opvolgende 2 0 hoofdpijnfase in hoofdzaak volledig worden vermeden. Een belangrijk voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is dat hoofdpijn wordt voorkomen zonder het gebruik van een geneesmiddel.

In de onderhavige beschrijving wordt met een ader zowel een bloedvat als een slagader bedoeld.

25 Bij voorkeur zijn de aandrukmiddelen ingericht om de bloedstroom door de betreffende ader in hoofdzaak volledig te niet te doen.

In het bijzonder zijn de aandrukmiddelen ingericht om druk op tenminste één slaapader aan te brengen, en bij voorkeur op 30 beide slaapaderen.

Met de meeste voorkeur zijn de aandrukmiddelen ingericht om de druk juist boven het oor op de slaapader voor de aftakking van de ader in twee kleinere aderen aan te brengen.

De wijze van aanbrengen van druk op de betreffende ader/aderen 35 is geenszins beperkt en kan op zeer veel uiteenlopende manieren worden uitgevoerd.

In een bijzondere uitvoeringsvorm omvatten de aandrukmiddelen massagemiddelen voor het laten uitvoeren van een masserende beweging van de aandrukmiddelen.

'<0 08685 3

In de praktijk is gebleken dat wanneer tijdens het aanbrengen van druk, de aandrukmiddelen een massagebeweging uitvoeren, welke elke bekende massagebeweging kan omvatten, zoals vibreren, draaien, rollen en dergelijke, een zeer goede werking van de inrichting 5 wordt verkregen.

Uit onderzoek is gebleken dat de gemiddelde aandrukkracht, die benodigd is voor het verkleinen dan wel te niet doen van de bloedstroom door de betreffende aderen ongeveer 5 N bedraagt, met een geringe spreiding. Het geniet de voorkeur om deze door 10 de aandrukmiddelen aan te leggen druk niet door de gebruiker regelbaar te maken, daar de neiging bestaat bij gebruikers om een onnodig hoge druk aan te leggen.

In een bij zondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvatten de aandrukmiddelen een beugel met één of 15 meer aandrukelementen. Een dergelijke beugel kan vanzelfsprekend elke vorm bezitten die geschikt is om de aandrukelementen de gewenste druk te laten aanleggen. In het bijzonder vormt het beugelelement een onderdeel van een bril, een koptelefoon of een onderdeel daarvan. Afgezien van deze vormen zou eveneens kunnen 20 worden gedacht aan een onderdeel van een gezichtsmasker, schoudersteunen etc.

Het aantal aandrukelementen is niet beperkt en kan variëren van een tot wel 10 aandrukelementen. Bij voorkeur omvat de inrichting echter twee aandrukelementen, die geschikt zijn om 25 druk op de beide slaapaderen aan te brengen.

Afhankelijk van de betreffende ader waarop druk dient te worden aangebracht, zal de vorm van het aandrukoppervlak van de aandrukelementen variëren. In het bijzonder omvatten de aandrukelementen een afgerond aandrukoppervlak met afmetingen 30 enigszins groter dan de diameter van de ader waarop druk wordt aangebracht.

Het materiaal waaruit de aandrukmiddelen zijn vervaardigd, is niet zeer kritisch, doch met voordeel is het gedeelte van de aandrukmiddelen dat met het hoofd ter plaatse van de betreffende 35 ader in aanraking komt, vervaardigd uit zacht enigszins veerkrachtig kunststofmateriaal.

Met bijzonder voordeel is dat deel van de aandrukmiddelen wat in aanraking komt met het hoofd ter plaatse van de betreffende ader, dan wel de aandrukelementen zodanig uitgevoerd, dat deze ' ^ - s ./ '··' V.<* 4 zelf richtend zijn. Hiertoe kunnen de aandrukelementen bijvoorbeeld in meerdere richtingen scharnierend bevestigd zijn.

In een bijzondere uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding omvatten de aandrukmiddelen twee scharnierende al dan 5 niet direkt met elkaar gekoppelde benen met aandrukelementen, waarbij de benen met veermiddelen kunnen samenwerken teneinde de benodigde aandrukkracht te verschaffen. Deze uitvoeringsvorm zal verderop onder verwij zing naar de tekening nog nader worden toegelicht. Het betreft hier een koptelefoon-type inrichting die 10 over het hoofd, achter het hoofd, of onder de kin kan worden gedragen.

Bij voorkeur zijn de benen scharnierend met een verbin-dingssteun gekoppeld en omvatten de veermiddelen een of meer veren. Deze veren zijn met bijzondere voorkeur zogenaamde constante-15 kracht-veren zijn. Dit zijn veren die bij belasting een bij benadering constante veerkracht verschaffen. Dit kan worden verwezenlijkt door een betrekkelijk lange schroefveer met een groot aantal windingen toe te passen. De benen kunnen onder tussenkomst van een veer met elkaar gekoppeld zijn, doch kunnen 2 0 eveneens elk via een veer met de verbindingssteun zijn gekoppeld.

Thans zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening. Daarin toont:

Fig. 1 een schematisch aanzicht van een menselijk hoofd met de positie van de slaapader; 25 - Fig. 2 een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding uitgevoerd als koptelefoonvorm;

Fig. 3 een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding met een greep;

Fig. 4 nog een andere uitvoeringsvorm van de inrichting 30 volgens de uitvinding in een brilvorm;

Fig. 5a-c drie uitvoeringsvormen van de aandrukelementen;

Fig. 6a een gedeeltelijk opengewerkte uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding met twee benen en een verbindingssteun; 35 - Fig. 6b een onderaanzicht van de verbindingssteun volgens fig. 6a; en

Fig. 6c een zijaanzicht van de verbindingssteun volgens fig. 6a.

In fig. 1 is een menselijk hoofd weergegeven met een 40 slaapader 1 aan de linkerzijde van het hoofd. Deze ader wordt '10 086 85 5 ook wel de temporale ader genoemd. Deze ader loopt langs de voorzijde van het oor en splitst zich boven het oor in twee kleinere aderen 2 en 3 die respectievelijk naar de voorzijde en de achterzijde van het hoofd lopen. De inrichting volgens de 5 uitvinding is bij voorkeur zodanig uitgevoerd en wordt bij voorkeur zodanig toegepast dat deze ter plaatse van 4 de bloedstroom van de slaapader 1 verkleint. Deze bloedstroomverkleining (vasoregula-tie) vindt volgens de uitvinding plaats tijdens de zogenaamde voor-hoofdpijnfase, die bij klassieke migraine ook wel de 10 vasoconstrictiefase wordt genoemd. Tijdens deze vasoconstrictiefase vindt er een bloeddrukverhoging plaats en verrassenderwijs is gebleken, dat door een aanvullende verkleining van de bloedstroom door de slaapader de pijn tijdens de opvolgende hoofdpijnfase aanzienlijk verminderd wordt en veelal in het geheel niet optreedt. 15 In fig. 2 is een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding schematisch weergegeven. Deze inrichting omvat twee beugelelementen 5 en 6 die bij 7 scharnierend met elkaar zijn verbonden. Beide beugelelementen 5 en 6 omvatten aandrukele-menten 8 en 9, welke over de betreffende beugels 5 en 6 kunnen 20 worden verplaatst teneinde een nauwkeurige positionering van de aandrukelementen 8 en 9 te waarborgen en de inrichting aan te kunnen passen afhankelijk van de afmetingen van het hoofd van de gebruiker, respectievelijk de positie van de betreffende aderen, waarvan de bloedstroom dient te worden verkleind. De aandruke lemen-25 ten 8, 9 kunnen bijvoorbeeld door middel van klikriilen op de beugelelementen 5, 6 worden gepositioneerd.

Met 10 is een stelschroef aangegeven die vrij -draaiend is gekoppeld met een gedeelte 11 van het beugel onderdeel 6 en werkt samen met het gedeelte 12 van het beugelonderdeel 5, dat een 3 0 inwendig schroefdraad bezit, terwijl de schroef 10 een uitwendig schroefdraad bezit. Met deze stelschroef 10 kan de aandrukkracht van de beugelelement 5 en 6 op het hoofd, respectievelijk de betreffende ader(en) worden ingesteld. Het materiaal van de beugelelementen 5 en 6 is niet kritisch, doch is bij voorkeur 35 een enigszins veerkrachtig materiaal zoals bijvoorbeeld kunststof. De aandrukelementen 8 en 9 omvatten afgeronde uiteinden die bij voorkeur uit een zachte enigszins veerkrachtige kunststof zijn vervaardigd.

In fig. 3 is een gewijzigde uitvoeringsvorm van de inrichting 40 volgens de uitvinding getoond met een greep 13. De greep 13 is 1 n ! . 86 8 5 6 een verlenging van het gedeelte 12 van beugelelement 5. De aanwezigheid van de greep 13 biedt het voordeel, dat de inrichting niet zoals bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 2 over het hoofd, doch onder het hoofd wordt aangebracht. Door de greep 13 vast 5 te pakken, kan de gebruiker de inrichting tijdens gebruik bewegen en daardoor masserend op de aderen inwerken met de aandrukelementen 8 en 9, hetgeen de werking van de inrichting, en daarmee het resultaat van het voorkomen van hoofdpijn verbetert.

De massagemiddelen kunnen ook op andere wijze zijn uitgevoerd. 10 Hierbij kan worden gedacht aan al dan niet direct door een motor of dergelijke aangedreven trilelementen. Ook kunnen door geschikte middelen de aandrukelementen automatisch, eventueel met instelbare snelheid, draaien, heen en weer bewegen etc.

In fig. 4 is een uitvoeringsvorm van de inrichting getoond 15 in een zogenaamde brilvorm met een montuur 14 met twee benen 15 en 16. De aandrukelementen 8 en 9 zijn aan de benen 15 en 16 bevestigd en zijn bij voorkeur over de benen verplaatsbaar, zodat deze geschikt kunnen worden gepositioneerd. Eventueel zouden voor regeling van de aandrukkracht van de aandrukelementen 8, 20 9 de benen 15 en 16 ter plaatse van 17 en 18 (bevestiging achter de oren) met elkaar kunnen worden verbonden door bijvoorbeeld een instelbare band of dergelijke.

De aandrukelementen kunnen op zeer veel manieren worden uitgevoerd. Bij voorkeur zijn deze aandrukelementen daar waar 25 deze in aanraking komen met de te beïnvloeden ader beweegbaar uitgevoerd. De aandrukelementen 8 en 9, zoals aangegeven in de figuur kunnen derhalve bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als ballpointvorm, waarbij een kogelvormig onderdeel vrij in een kom kan bewegen. Het is niet noodzakelijk dat altijd twee aandrukonder-3 0 delen worden toegepast, het is eveneens mogelijk om de inrichting met slechts één onderdeel of meerdere onderdelen te gebruiken. Een en ander zal afhankelijk zijn van de wens van de gebruiker.

In fig. 5a-c zijn verschillende uitvoeringsvormen van de vorm van de aandrukelementen weergegeven, waarbij deze aandrukele-3 5 menten zijn uitgevoerd als vrij draaiende wieltjes met een centrale as.

In fig. 5a omvat het aandrukelement een kogelvormig wiel 19 met een centrale as 20.

In fig. 5b omvat het aandrukelement een afgeplat wiel 21 40 met een as 20.

1 Λ r. q c: f; 7

Fig. 5c toont een uitvoeringsvorm van het aandrukelement met een as 20 en twee kleinere kogelvormige wieltjes 22. Vele andere uitvoeringen van de aandruke lemen ten zijn denkbaar en geschikt voor toepassing bij de inrichting volgens de uitvinding.

5 In fig. 6a is een uitvoeringsvorm van de inrichting-volgens de uitvinding getoond omvattende twee benen 23 en 24 met aandrukelementen 8 en 9, welke aandrukelementen schuimrubber dopjes omvatten die in verschillende richtingen scharnierend met bevestigingsonderdelen 25 en 26 zijn verbonden. Deze onderdelen 10 25 en 26 zijn op hun beurt gekoppeld met respectievelijk de benen 23 en 24.

De inrichting volgens fig. 6a omvat voorts een hulsvormige verbindingssteun 27 waarin twee scharnierdoppen 28 en 29 zijn opgenomen, die onderling zijn gekoppeld door middel van een 15 constante-kracht-veer 30.

De scharnierdoppen 28 en 29 omvatten elk een bevestigingshuls 31, respectievelijk 32, waarin de benen 23 respectievelijk 24 losneembaar zijn bevestigd.

De scharnierdoppen 28 en 29 omvatten voorts een aanslagkraag 20 33 respectievelijk 34 die samenwerkt met de betreffende opening van de verbindingssteun 27. Voorts is in elke scharnierdop een koppelpen 35 aanwezig, waarvan er een zichtbaar is in de scharnierdop 29, voor koppeling met de veer 30.

In fig. 6d is een onderaanzicht en in fig. 6c een zijaanzicht 25 van de verbindingssteun 27 getoond.

In fig. 6a is er op de benen 23 en 24 een kracht aangelegd in de door de pijlen aangegeven richting, waardoor de schamierdop-pen 2 8 en 2 9 enigszins gekanteld zijn onder spanning van de veer 30. Deze veer 30 heeft bij voorkeur in de rusttoestand van de 30 inrichting reeds een geringe voorspanning.

Het kan van voordeel zijn om het bevestigingspunt 35 van de veer 30 aan de scharnierdoppen 28 en 29 aan de andere zijde van de betreffende benen te leggen. Hierdoor kan eventuele optredende koppelverandering en daarmee gepaard gaande spankracht-35 verandering tijdens gebruik worden geminimaliseerd. Een en ander valt binnen het bereik van de gemiddelde vakman. Het geniet de voorkeur om de veer en de koppeling van de veer met de scharnierdoppen-zodanig uit te voeren, dat voor verschillende afmetingen van menselijke hoofden bij gebruik van de inrichting een in 40 hoofdzaak constante aandrukkracht wordt verkregen.

8

Door de inrichting volgens de uitvinding uit te voeren zoals weergegeven in fig. 6a kan deze in een brillenkoker worden bewaard, daar de benen 23 en 24 uit de verbindingshulzen 32 en 31 kunnen worden genomen.

1 U U 0 6 8 5

Claims (12)

1. Vasoregulatie-inrichting voor gebruik tijdens de fase voorafgaand aan hoofdpijn, in het bijzonder migraine, voor 5 het tenminste plaatselijk op een of meer aderen aan de buitenzijde van het hoofd aanbrengen van druk, teneinde de bloedstroom door genoemde aderen te verkleinen, tenminste omvattende aandrukmiddelen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aandrukmiddelen zijn ingericht om de bloedstroom door de betreffende aderen in hoofdzaak volledig te niet te doen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 15 dat de een of meer aderen een slaapader (1) omvatten.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de een of meer aderen beide slaapaderen (1) omvatten.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de aandrukmiddelen zijn ingericht om druk aan te brengen op de betreffende slaapader (1) juist boven het oor voor de aftakking daarvan in twee kleinere aderen (2, 3).

6. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrukmiddelen massagemiddelen omvatten voor het laten uitvoeren van een masserende beweging van de aandrukmiddelen (8, 9).

7. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrukmiddelen een beugel (5, 6; 14) met een of meer aandrukelementen (8, 9) omvatten.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de 35 beugel (5, 6; 14) een onderdeel vormt van een bril, een koptelefoon of een onderdeel daarvan.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de aandrukelementen (8, 9) een afgerond aandrukoppervlak < ü u 8 6 d 5 omvatten met afmetingen enigszins groter dan de diameter van de ader waarop druk wordt aangebracht.

10. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclu-5 sies, met het kenmerk, dat de aandrukmiddelen twee scharnierende al dan niet direkt met elkaar gekoppelde benen (23, 24) met aandrukelementen (8, 9) omvatten, waarbij de benen met veermiddelen kunnen samenwerken teneinde de benodigde aandrukkracht te verschaffen.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de benen (23, 24) scharnierend met een verbindingssteun (27) zijn gekoppeld en de veermiddelen een of meer veren (30) omvatten. 15

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de veren zogenaamde constante-kracht-veren (30) zijn. 1008685