NL1008174C2 - Koppeling voor het met elkaar verbinden van twee leidingdelen. - Google Patents

Koppeling voor het met elkaar verbinden van twee leidingdelen. Download PDF

Info

Publication number
NL1008174C2
NL1008174C2 NL1008174A NL1008174A NL1008174C2 NL 1008174 C2 NL1008174 C2 NL 1008174C2 NL 1008174 A NL1008174 A NL 1008174A NL 1008174 A NL1008174 A NL 1008174A NL 1008174 C2 NL1008174 C2 NL 1008174C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
coupling
locking
operating
coupling part
channel
Prior art date
Application number
NL1008174A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Martin Bei Henegouwen
Diederik Kraan
Cornelis Willem Van Spronsen
Original Assignee
Flamco Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Flamco Bv filed Critical Flamco Bv
Priority to NL1008174A priority Critical patent/NL1008174C2/nl
Priority to US09/227,166 priority patent/US6073910A/en
Priority to BE9900020A priority patent/BE1011968A3/nl
Priority to DE19902676A priority patent/DE19902676A1/de
Application granted granted Critical
Publication of NL1008174C2 publication Critical patent/NL1008174C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L37/00Couplings of the quick-acting type
    • F16L37/08Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members
    • F16L37/12Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members using hooks, pawls or other movable or insertable locking members
    • F16L37/1205Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members using hooks, pawls or other movable or insertable locking members using hooks hinged about an axis placed behind a flange and which act behind the other flange
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L37/00Couplings of the quick-acting type
    • F16L37/28Couplings of the quick-acting type with fluid cut-off means
    • F16L37/38Couplings of the quick-acting type with fluid cut-off means with fluid cut-off means in only one of the two pipe-end fittings
    • F16L37/46Couplings of the quick-acting type with fluid cut-off means with fluid cut-off means in only one of the two pipe-end fittings with a gate valve or sliding valve

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Quick-Acting Or Multi-Walled Pipe Joints (AREA)

Description

Korte aanduiding: Koppeling voor het met elkaar verbinden van twee leidingdelen.
De uitvinding heeft betrekking op een koppeling voor het met elkaar verbinden van een eerste leidingdeel en een tweede leidingdeel, omvattende een met het eerste leidingdeel te verbinden eerste koppelingdeel en een met het tweede leiding-5 deel te verbinden tweede koppelingdeel, welke beide kop-pelingdelen elk een doorgaand kanaal hebben en met elkaar gekoppeld kunnen worden voor het tot stand brengen van een los-neembare verbinding tussen ermee verbonden leidingdelen, waarbij de doorgaande kanalen in de koppelingdelen coaxiaal 10 op elkaar aansluiten, en verder omvattende: - in ten minste één van de beide koppelingdelen aangebrachte afsluitmiddelen voor het openen en afsluiten van het doorgaande kanaal in het betreffende koppelingdeel, - vergrendelmiddelen omvattende een in het eerste koppeling-15 deel aangebracht eerste vergrendelorgaan en een in het tweede koppelingdeel aangebracht tweede vergrendelorgaan, welke ver-grendelorganen met elkaar kunnen samenwerken voor het in axiale richting ten opzichte van elkaar vergrendelen van de beide met elkaar gekoppelde koppelingdelen, en ten opzichte 20 van elkaar beweegbaar zijn tussen een ontgrendelstand waarin de beide koppelingdelen van elkaar gescheiden kunnen worden, en een vergrendelstand waarin de beide koppelingdelen met elkaar gekoppeld en in axiale richting volledig met elkaar vergrendeld zijn, via een tussenstand waarin de beide koppe-25 lingdelen met elkaar gekoppeld zijn en de onderlinge vergrendeling net werkzaam is, - in ten minste één van de beide koppelingdelen aangebrachte bedieningsmiddelen voor het bedienen van de afsluitmiddelen, waarbij de vergrendelmiddelen en de bedieningsmiddelen zoda- 30 nig zijn ingericht dat het doorgaande kanaal in het koppelingdeel waarin de afsluitmiddelen zijn aangebracht slechts geopend kan worden door middel van de bedieningsmiddelen en de afsluitmiddelen als de vergrendelmiddelen zich in de tussenstand of de vergrendelstand of daartussen bevinden, en de 'i ' : - λ • i : q -2- vergrendelmiddelen slechts vanuit de tussenstand in de ont-grendelstand gebracht kunnen worden als de bedieningsmiddelen en de afsluitmiddelen zich in de stand bevinden waarin het doorgaande kanaal in het betreffende koppelingdeel is ‘ 5 afgesloten.
. Een dergelijke koppeling is bekend uit EP-A-0 719 973.
; Bij deze bekende koppeling worden de afsluitmiddelen bediend door de vergrendelmiddelen via de bedieningsmiddelen. In de gekoppelde toestand van de beide koppelingdelen zijn de ver- ί 10 grendelmiddelen in aangrijping met de bedieningsmiddelen, welke bedieningsmiddelen geheel zijn opgesloten in het koppelingdeel waarin de afsluitmiddelen zijn aangebracht.
5 De bekende koppeling heeft als nadelen dat bediening van de afsluitmiddelen direct gekoppeld is met de bediening van i 15 de vergrendelmiddelen en dat van buitenaf niet direct te zien is in hoeverre het doorgaande kanaal in de koppeling open of ’ afgesloten is. Dit laatste is met name bij het ontgrendelen ï en ontkoppelen een nadeel.
1 De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te ondervan- 20 gen.
a
Dit doel wordt bereikt doordat bij een koppeling van het in de aanhef genoemde type de bedieningsmiddelen en de vergrendelmiddelen afzonderlijk bediend kunnen worden.
De koppeling volgens de uitvinding heeft als voordeel 25 dat bij het koppelen eerst de beide koppelingdelen aan elkaar gekoppeld en ten opzichte van elkaar vergrendeld kunnen worden en vervolgens het doorgaande kanaal in de koppeling geopend kan worden. Bovendien kan in de gekoppelde toestand van de koppeling het doorgaande kanaal naar keuze geopend of 30 afgesloten worden zonder dat de vergrendeltoestand van de koppeling gewijzigd hoeft te worden. Kortom, de koppelings-functie en de afsluiterfunctie van de koppeling zijn van elkaar gescheiden. Bovendien is aan de stand van de bedieningsmiddelen te zien of het doorgaande kanaal geopend ^ 35 of afgesloten is.
Voorkeursuitvoeringsvormen van de koppeling volgens de uitvinding zijn vastgelegd in de afhankelijke conclusies.
m De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand "i van de hiernavolgende beschrijving van een uitvoeringsvoor- 1008174 , -3- beeld van de koppeling volgens de uitvinding aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een buitenaanzicht in perspectief is van een bepaalde uitvoeringsvorm van de koppeling volgens de 5 uitvinding in gekoppelde toestand, fig. 2 een vooraanzicht is van de koppeling van fig. 1, zonder afdekkap, fig. 3 een langsdoorsnede is van de koppeling van fig. 1 volgens de lijn III-III in fig. 2, zonder afdekkap, 10 fig. 4 de twee van elkaar gescheiden koppelingdelen van de koppeling van fig. 1 toont in een doorsnede overeenkomstig fig. 3, fig. 5 en 6 in een aanzicht in perspectief de verschillende onderdelen van de beide in fig. 4 getoonde koppe-15 lingdelen weergeven, fig. 7-9 eerste blokkeringsmiddelen van de koppeling van fig. 1 weergeven, en fig. 10 tweede blokkeringsmiddelen van de koppeling van fig. 1 weergeeft.
20 De in de figuren weergegeven koppeling volgens de uitvinding is bedoeld voor het met elkaar verbinden van twee leidingdelen waardoorheen een medium zoals water, gas of eventueel gefluïdiseerd poeder kan stromen. In het bijzonder is de koppeling bedoeld voor het met elkaar verbinden van een 25 vast op een wand aangebracht water- of gasaansluitpunt A met een veelal flexibele water- of gasleiding B of eventueel met een niet van een leiding voorziene wateruitloop. Belangrijk bij de koppeling is dat altijd gewaarborgd is dat enerzijds de doorgang van het ene leidingdeel naar het andere leiding-30 deel pas tot stand kan komen als de beide leidingdelen vast met elkaar verbonden zijn en anderzijds dat de beide leidingdelen pas van elkaar kunnen worden gescheiden als de doorgang van het ene leidingdeel naar het andere leidingdeel is afgesloten.
35 De in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm van de koppeling volgens de uitvinding omvat een met een eerste leidingdeel te verbinden eerste koppelingdeel 1 en een met een tweede leidingdeel te verbinden tweede koppelingdeel 2.
? 0 0 θ 5 ?' 4 -4-
Het eerste koppelingdeel 1 omvat een huis 11, waarin een doorgaand kanaal 12 is gevormd. In het weergegeven uitvoeringsvorm is het huis 11 door middel van schroeven verbonden met een montagedeel 13, dat vast op een wand kan 5 worden bevestigd. Op het montagedeel 13 kan een vaste gas-of waterleiding worden aangesloten. Het montagedeel 13 kan ; (zoals in de tekening) zijn uitgevoerd voor aansluiting op ! een leiding in de wand of voor aansluiting op een leiding op de wand (niet weergegeven).
10 Aan het huis 11 is met behulp van een moer 14 een bus- vormig eerste vergrendelorgaan 15 bevestigd. Dit busvormige ! vergrendelorgaan 15 maakt deel uit van hierna nog nader te beschrijven vergrendelmiddelen.
| Het eerste koppelingdeel 1 omvat verder een eerste, « ' 15 mannelijk leidingverbindingsdeel 16 dat voorzien is van ra- ! diaal uitstekende nokken 17 die zijn opgesloten tussen het ] : busvormige vergrendelorgaan 15 en het huis 11, waardoor het 1 leidingverbindingsdeel 16 vast verbonden is met huis 11. Het 3 leidingverbindingsdeel 16 is voorzien van een doorgaand ka- ^ 20 naai 17 dat in het verlengde van het doorgaande kanaal 12 in het huis 11 ligt. Om het leidingsverbindingsdeel 16 zijn = afdichtingsringen 18 en 19 aangebracht.
~ Tussen het leidingverbindingsdeel 16 en het huis 11 zijn f af sluitmiddelen 20 opgenomen voor het openen en afsluiten van 25 het doorgaande kanaal 12, 17 in het koppelingdeel 1. Deze afsluitmiddelen 18 worden gevormd door een schijfklep met twee ten opzichte van elkaar verdraaibare vlakke schijven 21 en 22 (zie fig. 6) die voorzien zijn van doorgaande openingen 23 resp. 24. Voor het openen van het doorgaande kanaal 11, = 30 17 kunnen de schijven 21, 22 zodanig ten opzichte van elkaar verdraaid worden dat de openingen 23 en 24 tegenover elkaar liggen. Voor het afsluiten van het doorgaande kanaal 11, 17 kunnen de schijven 21 en 22 zodanig ten opzichte van elkaar verdraaid worden, dat de openingen in de ene schijf worden ~~ 35 afsloten door de andere schijf. De schijven 21 en 22 zijn bijvoorbeeld vervaardigd uit keramisch materiaal.
De schijf 21 is opgenomen in een kamer 25 in het ” huis 11, waarbij tussen de schijf 21 en de kamer 25 een i afdichtingsring 26 is opgenomen. De schijf 21 is voorzien van « « 1008174 -5- radiaal uitstekende nokken 27 die in uitsparingen in het huis 11 vallen, zodanig dat de schijf 21 niet verdraaibaar is ten opzichte van het huis 11.
De schijf 22 is opgenomen in een houder 28, waarbij 5 tussen de schijf 22 en de houder 28 eveneens een afdichtings-ring 29 is opgenomen. De schijf 22 is eveneens voorzien van radiale nokken 30 die in uitsparingen 31 in de houder 28 vallen, zodat de schijf 22 niet verdraaibaar is ten opzichte van de houder 28.
10 De houder 28 is draaibaar ten opzichte van het huis 11.
De houder 28 is voorzien van radiaal uitstekende nokken 32 die in gekoppelde toestand van de koppeling in aangrijping zijn met bedieningsmiddelen voor de door de schijven 21 en 22 gevormde afsluitmiddelen 20.
15 Het is niet noodzakelijk dat de af sluitmiddelen zijn uitgevoerd als schijfklep. Andere typen kleppen kunnen ook worden toegepast.
In een andere mogelijke uitvoeringsvorm (niet weergegeven) kan de houder vast verbonden zijn met het eerste, 20 mannelijke leidingverbindingsdeel 16, dat dan uiteraard ten opzichte van het huis 11 draaibaar uitgevoerd moet zijn.
Op het busvormige vergrendelorgaan 15 kan, zoals in de tekening is aangegeven, een blokkeringsorgaan 33 zijn aangebracht, dat deel uitmaakt van eerste blokkeringsmiddelen, 25 waarvan de functie hierna nog nader zal worden toegelicht.
Het tweede koppelingdeel 2 omvat een tweede, vrouwelijk leidingverbindingsdeel 41, waarin een doorgaand kanaal 42 is gevormd. Het ene einde 43 van het leidingverbindingsdeel 41 past om het eerste leidingverbindingsdeel 16 van het eerste 30 koppelingdeel 1. Het andere einde 44 van het leidingsverbin-dingsdeel 41 past in een flexibele leiding of slang, die op het einde 44 geklemd wordt met behulp van een gebruikelijke klemring 45 en een daaroverheen aangebracht klembus 46. In een andere (niet weergegeven) uitvoeringsvorm kan het tweede 35 koppelingdeel 2 zijn ingericht om te worden verbonden met een vaste of draaibare uitloop.
Het tweede koppelingdeel 2 omvat verder een coaxiaal om het tweede leidingverbindingsdeel 41 aangebracht tweede vergrendelorgaan 47 en een eveneens coaxiaal ten opzichte van 1008174 -6- het tweede leidingverbindingsdeel aangebracht bedieningsor-gaan 48 voor het bedienen van de afsluitmiddelen 20 in het eerste koppelingdeel 1.
j Het tweede vergrendelorgaan 47 is uitgevoerd als een 5 over de klembus 46 vallende en om het tweede leidingverbin- j dingsdeel 41 roteerbare kap 49 met een in hoofdzaak plat eindvlak 50, welke kap 49 is voorzien van twee zich vanaf het platte eindvlak 50 uitstrekkende axiale vingers 51 die elk aan hun einde voorzien zijn van radiaal naar buiten uitste- ! 10 kende vergrendelnokken 52. In gekoppelde toestand van de beide koppelingdelen 1 en 2 kunnen de vergrendelnokken 52 ï samenwerken met een radiaal naar binnen uitstekende vergren- delrand 34 van het eerste vergrendelorgaan 15 van het eerste ! koppelingdeel 1 voor het in axiale richting ten opzichte van j 15 elkaar vergrendelen van de beide met elkaar gekoppelde ^ koppelingdelen 1 en 2.
Het bedieningsorgaan 48 is uitgevoerd als een coaxiaal a i om het tweede leidingverbindingsdeel 41 draaibare bus 53 die voorzien is van een flens 54 met een in hoofdzaak plat eind-20 vlak 55. Het eindvlak 55 van het bedieningsorgaan 48 ligt aan 1 tegen het platte eindvlak 50 van het tweede vergrendelor- gaan 47. De flens 54 is voorzien van een radiaal uitstekende bedieningsarm 56.
De vingers 51 van het vergrendelorgaan 47 steken door 25 sleuven 57 in de flens 54 van het bedieningsorgaan 48 en liggen tegen de buitenomtrek van een deel van de bus 53 aan. De sleuven 57 hebben de vorm van een deel van een ring. Door deze constructie zijn het tweede vergrendelorgaan 47 en het bedieningsorgaan 48 over een beperkt hoekgebied ten opzichte 30 van elkaar verdraaibaar.
^ De bus 53 is aan de buitenzijde voorzien van twee langsribben 58 die in een bepaalde stand van het vergrendelorgaan 47 ten opzichte van het bedieningsorgaan 48 in het verlengde liggen van de nokken 52 van het vergrendelor-35 gaan 47.
De vrije eindrand 59 van de bus 53 is voorzien van twee diametraal tegenover elkaar liggende uitsparingen 60. In de __ gekoppelde toestand van de beide koppelingdelen 1 en 2 vallen ijpj ^ de radiaal uitstekende nokken 32 van de houder 28 van de 91 - 1008174 -7- schijf 22 van de afsluitmiddelen 20 in de uitsparingen 60. Hierdoor kan in gekoppelde toestand van de beide koppelingde-len 1 en 2 de schijf 22 door middel van het bedieningsor-gaan 48 ten opzichte van de vaste schijf 21 worden verdraaid 5 voor het openen en afsluiten van het doorgaande kanaal 12, 17 in het eerste koppelingdeel 1.
Het is voor de functie van het tweede vergrendelorgaan 47 en het bedieningsorgaan 48 niet noodzakelijk dat ze zijn uitgevoerd zoals in de tekening is weergegeven. Andere 10 uitvoeringsvormen zijn mogelijk, mits de functies van de beide onderdelen ontkoppeld zijn in de zin van de uitvinding.
Bij het tot stand brengen van de koppeling tussen het eerste koppelingdeel 1 en het tweede koppelingdeel 2 worden de beide koppelingdelen 1 en 2 in elkaar geschoven waarbij 15 het tweede, vrouwelijke leidingverbindingsdeel 41 over het eerste, mannelijke leidingverbindingsdeel 16 valt, zodanig dat de doorgaande kanalen 17 en 4 2 in de leidingverbindings-delen 16 en 41 coaxiaal op elkaar aansluiten. De afdichting tussen de beide leidingverbindingsdelen 16 en 41 wordt 20 verzorgd door de afdichtingsringen 18 en 19. De gekoppelde toestand van de beide koppelingdelen 1 en 2 is weergegeven in fig. 3.
Bij het in het eerste koppelingdeel 1 steken van het tweede koppelingdeel 2 liggen de vergrendelnokken 52 op de 25 vingers 51 van het tweede vergrendelorgaan 47 in lijn met de ribben 58 op de bus 53 van het bedieningsorgaan 48. De met elkaar in lijn liggende ribben 58 en nokken 52 worden door uitsparingen 61 (zie fig. 5) in de zich naar binnen toe uitstrekkende vergrendelrand 34 van het busvormige eerste 30 vergrendeldeel 15 geschoven. Op deze wijze wordt bij het in het eerste koppelingdeel 1 steken van het tweede koppelingdeel 2 het tweede koppelingdeel 2 in rotatierichting gericht ten opzichte van het eerste koppelingdeel 1, zodanig dat de nokken 32 van de houder 28 in het eerste koppelingdeel 1 in 3 5 de uitsparingen 60 in de vrije eindrand 59 van het bedieningsorgaan 48 vallen.
In de in fig. 3 weergegeven gekoppelde toestand van de beide koppelingdelen 1 en 2 kan het tweede vergrendelorgaan 47 gedraaid worden, zodanig dat de vergrendelnokken 52 J 0 08 7 7 4 -8- van het eerste vergrendelorgaan 47 achter de vergrendel-rand 34 van het eerste vergrendelorgaan 15 vallen. Het tweede vergrendelorgaan 47 is draaibaar tussen een ontgrendelstand waarin de beide koppelingdelen 1 en 2 van elkaar gescheiden 5 kunnen worden en in elkaar geschoven kunnen worden, en een vergrendelstand waarin de beide koppelingdelen 1 en 2 met elkaar gekoppeld en in axiale richting volledig met elkaar vergrendeld zijn. Daarbij passeert het tweede vergrendelorgaan 47 een tussenstand waarin de beide koppelingdelen 1 en 10 2 met elkaar zijn gekoppeld en de onderlinge vergrendeling net werkzaam is. De vergrendelorganen 15 en 47 werken dus als een soort bajonetkoppeling.
Het tweede vergrendelorgaan 47 en het bedieningsor-gaan 48 zijn zodanig gevormd dat het doorgaande kanaal 12, 15 17 in het eerste koppelingdeel 1 door de afsluitmiddelen 20 slechts geopend kan worden als het tweede vergrendelorgaan 47 zich in de tussenstand of de vergrendelstand of daartussen bevindt. Dit wordt bereikt door de plaats en de vorm van de vingers 51 van het eerste vergrendelorgaan 47 en de sleu-20 ven 57 in de flens 55 van het bedieningsorgaan 48. De vorm en de plaats van de vingers 51 en de sleuven 57 is eveneens zodanig dat het tweede vergrendelorgaan 47 slechts vanuit de tussenstand in de ontgrendelstand kan worden gebracht als het bedieningsorgaan 48 en de af sluitmiddelen 20 zich in een 25 stand bevinden waarin het doorgaande kanaal 12, 17 in het eerste koppelingdeel 1 is afgesloten.
De vergrendelmiddelen kunnen in plaats van het bajonet-type ook van een ander type zijn, bijvoorbeeld een schroef-type zijn.
30 Zoals duidelijk uit de voorgaande beschrijving en de figuren blijkt kunnen het tweede vergrendelorgaan 47 en het bedieningsorgaan 48 voor de afsluitmiddelen 20 afzonderlijk bediend worden. Daardoor zijn de vergrendelfunctie en de afsluiterfunctie van de koppeling van elaar gescheiden, 35 hetgeen grote voordelen heeft.
In een bepaalde voorkeursuitvoeringsvorm van de beschreven koppeling kan het bedieningsorgaan 48 slechts be-j diend, dat wil zeggen verdraaid, worden als het tweede ver- j grendelorgaan 47 zich in de vergrendelstand bevindt, waarin W081 74 -Side beide koppelingdelen 1 en 2 volledig ten opzichte van elkaar zijn vergrendeld. Het tweede vergrendelorgaan 47 is dan over ongeveer een kwartslag gedraaid ten opzichte van de ontgrendelstand. Dit wordt bereikt door het eerdergenoemde 5 blokkeringsorgaan 33 dat deel uitmaakt van eerste blokke-ringsmiddelen.
Het blokkeringsorgaan 33 wordt gevormd door een kan-telblok 62 dat is aangebracht op de buitenzijde van het bus-vormige vergrendelorgaan 15 en dat kantelbaar is om een 10 as 63. Het kantelblok 61 is voorzien van twee nokken 64 en 65 die zich vanaf het kantelblok 62 door een opening 66 in de wand van de bus 15 tot in het inwendige van de bus 15 uitstrekken. De nok 64 werkt samen met de bus 53 van het bedieningsorgaan 48 en de nok 65 werkt samen met de vergren-15 delnok 52 op een van de vingers 51 van het tweede vergrendelorgaan 47.
De werking van de blokkering door middel van het blokkeringsorgaan 33 zal nader worden toegelicht aan de hand van fig. 7-9, waarin de vergrendelmiddelen en de bedienings-20 middelen schematisch in langsdoorsnede (fig. 7) en dwarsdoorsnede (fig. 8), alsmede het kantelblok 61 in een aanzicht in perspectief (fig. 9) zijn weergegeven.
In fig. 9 is te zien dat de nok 64 van het kantelblok 62 in omtreksrichting van het eerste vergrendelorgaan 15 25 effectief over een geringe hoek versprongen is ten opzichte van de nok 65, doordat de nok 64 aan één zijde een ten opzichte van de radiale richting schuin eindvlak 71 heeft en de nok 65 een dergelijk schuin eindvlak 72 aan de andere zijde heeft.
30 Wanneer het tweede koppelingdeel 2 in het eerste koppelingdeel 2 is gestoken, waarbij de ribben 58 op de bus 53 op het bedieningsorgaan 48 in lijn liggen met de vergren-delnokken 52 op de vingers 51 van het tweede vergrendelorgaan 47 in de uitsparingen 61 van de vergrendelrand 34, bevindt 35 het kantelblok 62 zich in een stand waarbij de nok 65 alleen met zijn eindgedeelte 73 op de vergrendelnok 52a van een van de vingers 51 rust. In deze stand, die in fig. 7 is weergegeven, is de nok 65 dus naar buiten gekanteld. De nok 64 is in deze stand van de kantelblok 62 naar binnen gekanteld en ligt 'iOGil'74 -10- me t zijn schuine eindvlak 71 tegen de zijkant van de met de betreffende vergrendelnok 52a in lijn liggende ribbe 58a op de bus 53 aan. In deze toestand, waarin het tweede vergren-delorgaan 47 zich in de ontgrendelstand bevindt, kan het 5 bedieningsorgaan 48 niet verdraaid worden, aangezien het enerzijds wordt geblokkeerd door de nok 64 en ook door de vingers 51 van het vergrendelorgaan 47 die door de sleuven 57 in de flens 54 van het bedieningsorgaan 4 8 steken en ’ anderzijds door een niet een in het eerste koppelingdeel 1 i 10 aangebracht, maar nader weergegeven nok of iets dergelijks.
- Bij het verdraaien van het tweede vergrendelorgaan 47 * van de ontgrendelstand naar de vergrendelstand beweegt de ; vergrendelnok 52a zich langs de nok 65. Het bedieningsorgaan 1 48 blijft daarbij geblokkeerd door de nok 64. In de vergren- j 15 delstand is het tweede vergrendelorgaan 47 zover ten opzichte = van de ontgrendelstand gedraaid, dat de vergrendelnok 52a ^ voorbij het schuine eindvlak 72 van de nok 65 is bewogen. Het ~ kantelblok 62 kan nu kantelen en de nok 65 kan naar binnen m kantelen. Dit betekent dat in deze toestand het bedieningsor-^ 20 gaan 48 verdraaid kan worden, waarbij in eerste instantie de ribbe 58a van het bedieningsorgaan 4 8 over het schuine _ eindvlak 71 van de nok 64 beweegt, waarbij deze nok 64 naar buiten en dientengevolge de nok 65 naar binnen wordt gekan- - teld.
~ 25 Bij naar binnen gekantelde nok 65 blokkeert deze nok 65 met zijn schuine eindvlak 72 de vergrendelnok 52a van het tweede vergrendelorgaan 47. Het tweede vergrendelorgaan 47 kan dan niet uit de vergrendelstand worden gedraaid (zie fig. ~ 8) .
= 30 In de vergrendelstand van het tweede vergrendelorgaan - 47 is het bedieningsorgaan 48 binnen een bepaald gebied vrij , draaibaar voor het door middel van de af sluitmiddelen 20 openen en afsluiten van het doorgaande kanaal 12, 17 in het eerste koppelingdeel 1. Bij de stand van het bedieningsorgaan 35 48 waarin het doorgaande kanaal 12, 17 geheel open is, bevindt de ribbe 58a van het bedieningsorgaan 48 zich in een zodanige stand dat de nok 64 met zijn eindgedeelte 74 op de ribbe 58a rust.
m 10 OS 174 -11-
Het tweede vergrendelorgaan 47 kan alleen uit de vergrendelstand gedraaid worden als het bedieningsorgaan 48 zich in de stand bevindt waarin het doorgaande kanaal 12, 17 afgesloten is en de ribbe 58a de nok 64 vrijgeeft om naar 5 binnen te bewegen. Bij het uit de vergrendelstand draaien van het tweede vergrendelorgaan 47 beweegt de vergrendelnok 52a langs het schuine eindvlak 72 van de nok 65 die daardoor naar buiten wordt gekanteld. De nok 64 kantelt tegelijkertijd naar binnen en blokkeert het bedieningsorgaan 48 weer.
10 Door toepassing van het blokkeringsorgaan 33 wordt een optimale veiligheid bereikt, namelijk dat enerzijds het doorgaande kanaal 12, 17 alleen kan worden geopend als de beide koppelingdelen 1 en 2 volledig ten opzichte van elkaar vergrendeld zijn en anderzijds de vergrendelmiddelen 47, 15 15 alleen in de ontgrendelstand, waarin de koppelingdelen 1 en 2 van elkaar gescheiden kunnen worden, gebracht kunnen worden als het doorgaande kanaal 12, 17 afgesloten is.
Voor het uitoefenen van de hiervoor beschreven blokke-ringsfunctie kunnen de eerste blokkeringsmiddelen ook op een 20 andere dan de hiervoor beschreven wijze zijn uitgevoerd.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de koppeling volgens de uitvinding voorzien van tweede blokkeringsmiddelen die ervoor zorgen dat bij niet gekoppelde koppelingdelen 1 en 2 het tweede vergrendelorgaan 47 en het bedieningsorgaan 25 48 in de draairichting in een vaste positie ten opzichte van elkaar zijn geblokkeerd, namelijk de positie waarin de vergrendelnokken 52 op de vingers 51 van het tweede vergrendelorgaan 47 in lijn liggen met de ribben 58 op het bedieningsorgaan 48. Deze blokkeringsmiddelen zijn weergegeven in 30 fig. 10.
De in fig. 10 weergegeven blokkeringsmiddelen omvatten een in een getrapte axiale boring 81 in de flens 54 van het bedieningsorgaan 48 aangebrachte stift 82. De stift 82 heeft een schacht 83 en een kop 84 met een grotere diameter dan de 35 schacht 83. De kop 84 van de stift 82 ligt aan de zijde van het tweede vergrendelorgaan 47. In het tweede vergrendelorgaan 47 is een naar het platte eindvlak 50 toe open blinde boring 85 aangebracht, waarin een holle stift 86 is aangebracht die door een tussen de stift 86 en de bodem van de 1 0 o13 7 74 -12- blinde boring 85 geplaatste drukveer 87 in de richting van de flens 54 van het bedieningsorgaan 48 wordt gedrukt.
Als de vergrendelnokken 52 en de ribben 58 in lijn met elkaar zijn, liggen de boringen 81 en 85 tegenover elkaar.
5 De diameter van de boring 85 is in principe gelijk aan de diameter van het erop aansluitende deel van de boring 81. De holle stift 86 wordt door de veer 87 in de boring 81 tegen de kop 84 van de stift 82 aan gedrukt. Deze kop 84 komt tegen ’ de aanslag 88 in de boring 81 aan te liggen. De stift 86 ] 10 blokkeert aldus het tweede vergrendelorgaan 47 in draai- ! richting ten opzichte van het bedieningsorgaan 48.
= Bij het in het eerste koppelingdeel 1 steken van het ; tweede koppelingdeel 2 komt het eindvlak 89 van de stift 82 i , op een gegeven moment tegen een rand 90 van een over het i 15 eerste koppelingdeel geplaatste kap 91 (zie fig. 1) aan. Bij * het verder insteken van het tweede koppelingsdeel 2 zal de n stift 82 en daardoor de stift 86 tegen de veerkracht van de m veer 87 in worden teruggedrukt. In gekoppelde toestand van i de beide koppelingsdelen 1 en 2 zijn de stiften 82 en 86 ^ 20 zover teruggedrukt dat het raakvlak van de beide stiften in hoofdzaak samenvalt met het eindvlak 50 van het vergrendelor-" gaan 47. Het tweede vergrendelorgaan 47 en het bedieningsor- gaan kunnen dan ten opzichte van elkaar verdraaid worden. De stiften 82 en 86 werken op dezelfde wijze als de slotstiften H 25 in een cilinderslot.
rn De uitvinding is niet beperkt tot de hiervoor beschreven en in de tekening weergegeven uitvoeringsvormen. Binnen het r- kander van de hiernavolgende conclusies zijn andere uitvoe- “ ringsvormen van de afsluitmiddelen, de bedieningsmiddelen, 30 de vergrendelmiddelen en de verschillende blokkeringsmiddelen (_ mogelijk. Ook is het mogelijk afsluitmiddelen in beide — koppelingdelen aan te brengen. Verder is het mogelijk het i _ vrouwelijke leidingverbindingsdeel in het eerste koppeling- deel en het mannelijke leidingverbindingsdeel in het tweede 35 koppelingdeel aan te brengen.
r<wd 7™ 10 08174

Claims (5)

1. Koppeling voor het met elkaar verbinden van een eerste leidingdeel en een tweede leidingdeel, omvattende een met het eerste leidingdeel te verbinden eerste koppelingdeel en een met het tweede leidingdeel te verbinden tweede koppelingdeel, 5 welke beide koppelingdelen elk een doorgaand kanaal hebben en met elkaar gekoppeld kunnen worden voor het tot stand brengen van een losneembare verbinding tussen ermee verbonden leidingdelen, waarbij de doorgaande kanalen in de koppelingdelen coaxiaal op elkaar aansluiten, en verder omvattende: 10 - in ten minste een van de beide koppelingdelen aangebrachte afsluitmiddelen voor het openen en afsluiten van het doorgaande kanaal in het betreffende koppelingdeel, - vergrendelmiddelen omvattende een in het eerste koppelingdeel aangebracht eerste vergrendelorgaan en een in het tweede 15 koppelingdeel aangebracht tweede vergrendelorgaan, welke ver-grendelorganen met elkaar kunnen samenwerken voor het in axiale richting ten opzichte van elkaar vergrendelen van de beide met elkaar gekoppelde koppelingdelen, en ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn tussen een ontgrendelstand waarin 20 de beide koppelingdelen van elkaar gescheiden kunnen worden, en een vergrendelstand waarin de beide koppelingdelen met elkaar gekoppeld en in axiale richting volledig met elkaar vergrendeld zijn, via een tussenstand waarin de beide koppelingdelen met elkaar gekoppeld zijn en de onderlinge vergren-25 deling net werkzaam is, - in ten minste één van de beide koppelingdelen aangebrachte bedieningsmiddelen voor het bedienen van de afsluitmiddelen, waarbij de vergrendelmiddelen en de bedieningsmiddelen zodanig zijn ingericht dat het doorgaande kanaal in het koppe- 30 lingdeel waarin de afsluitmiddelen zijn aangebracht slechts geopend kan worden door middel van de bedieningsmiddelen en de af sluitmiddelen als de vergrendelmiddelen zich in de tussenstand of de vergrendelstand of daartussen bevinden, en de vergrendelmiddelen slechts vanuit de tussenstand in de ont- ] > ' i 7 A -14- grendelstand gebracht kunnen worden als de bedieningsmiddelen en de afsluitmiddelen zich in de stand bevinden waarin het doorgaande kanaal in het betreffende koppelingdeel is afgesloten, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen en de 5 vergrendelmiddelen afzonderlijk bediend kunnen worden.
2. Koppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ! bedieningsmiddelen slechts bediend kunnen worden als de j vergrendelmiddelen zich in de vergrendelstand bevinden. : 10
3. Koppeling volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de koppeling is voorzien van eerste blokkeringmiddelen zodanig dat de vergrendelmiddelen slechts uit de vergrendel-j stand gebracht kunnen worden als de bedieningsmiddelen en de = 15 afsluitmiddelen zich in de stand bevinden waarin het doo- I rgaande kanaal in het betreffende koppelingdeel is afgeslo- I ten.
4. Koppeling volgens een der conclusies 1-3, met het _= 20 kenmerk, dat het tweede koppelingdeel is voorzien van tweede ^ blokkeringsmiddelen die in niet gekoppelde toestand van de koppeling een beweging van het tweede vergrendelorgaan ten opzichte van het bedieningsorgaan blokkeert en in gekoppelde toestand van de koppeling deze vrijgeeft. 25
® 5. Koppeling volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het eerste koppelingdeel vast kan worden bevestigd aan een wand. '«Ö4 m m H SI ü 1008174
NL1008174A 1998-01-30 1998-01-30 Koppeling voor het met elkaar verbinden van twee leidingdelen. NL1008174C2 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1008174A NL1008174C2 (nl) 1998-01-30 1998-01-30 Koppeling voor het met elkaar verbinden van twee leidingdelen.
US09/227,166 US6073910A (en) 1998-01-30 1999-01-07 Coupling for connecting two pipe parts
BE9900020A BE1011968A3 (nl) 1998-01-30 1999-01-13 Koppeling voor het met elkaar verbinden van twee leidingdelen.
DE19902676A DE19902676A1 (de) 1998-01-30 1999-01-23 Kupplung zur Verbindung zweier Leitungsteile

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1008174A NL1008174C2 (nl) 1998-01-30 1998-01-30 Koppeling voor het met elkaar verbinden van twee leidingdelen.
NL1008174 1998-01-30

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1008174C2 true NL1008174C2 (nl) 1999-08-02

Family

ID=19766445

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1008174A NL1008174C2 (nl) 1998-01-30 1998-01-30 Koppeling voor het met elkaar verbinden van twee leidingdelen.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US6073910A (nl)
BE (1) BE1011968A3 (nl)
DE (1) DE19902676A1 (nl)
NL (1) NL1008174C2 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN109253336B (zh) * 2016-12-31 2020-03-31 王驰 一种金属管快速接头

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1850879A (en) * 1930-04-25 1932-03-22 Nathan C Hunt Valve and coupling
US3589673A (en) * 1968-06-20 1971-06-29 Foster Mfg Co Inc Fluid line coupling
US4613112A (en) * 1985-07-19 1986-09-23 Essex Industries, Inc. Quick-disconnect fitting for gas line connection
EP0719973A1 (fr) 1994-12-30 1996-07-03 Gaz De France (Service National) Embout, dispositif et ensemble de liaison de conduites, notamment de conduites de gaz

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IT218048Z2 (it) * 1988-12-02 1992-03-30 Galatron Srl Coppia di piastrine cooperanti per il controllo dell'erogazione del fluido in valvole cosidette "vitone"
FR2640721B1 (fr) * 1988-12-19 1991-02-01 Legris Sa Coupleur automatique pour circuit de fluide sous pression
FR2729454A1 (fr) * 1995-01-16 1996-07-19 Staubli Sa Ets Raccord rapide de securite pour la jonction amovible de canalisations
US5595217A (en) * 1995-05-05 1997-01-21 Banjo Corporation Dry break coupling assembly with cam-locking connection system
US5904302A (en) * 1997-03-21 1999-05-18 Brown; Albert W. Aircraft fueling nozzle

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1850879A (en) * 1930-04-25 1932-03-22 Nathan C Hunt Valve and coupling
US3589673A (en) * 1968-06-20 1971-06-29 Foster Mfg Co Inc Fluid line coupling
US4613112A (en) * 1985-07-19 1986-09-23 Essex Industries, Inc. Quick-disconnect fitting for gas line connection
EP0719973A1 (fr) 1994-12-30 1996-07-03 Gaz De France (Service National) Embout, dispositif et ensemble de liaison de conduites, notamment de conduites de gaz

Also Published As

Publication number Publication date
BE1011968A3 (nl) 2000-03-07
US6073910A (en) 2000-06-13
DE19902676A1 (de) 1999-08-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0659962B1 (en) Cylinder lock resistible against breaking
JP6467040B2 (ja) モジュラー工作機械器具受容器
US5137557A (en) Suction air filter for combustion engines
US6129293A (en) Rotary nozzle head
US20050037702A1 (en) Hood mounting
EP0667473A1 (en) Rotating valve with self-locking device
US6298876B1 (en) Quick disconnect coupling
JP2710466B2 (ja) 高い流量と低いこぼれ率を有する弁付き継手部品
US10604964B2 (en) Configurable door lock
US20080190154A1 (en) Releasable Lock for a Motor Vehicle Locking System
CA2499179A1 (en) Breakaway coupling with flapper valve
NL192398C (nl) Snelkoppeling voor fluïda onder druk.
NL1008174C2 (nl) Koppeling voor het met elkaar verbinden van twee leidingdelen.
EP1299664A1 (en) Fluid coupling valve assembly
CN103068269B (zh) 用于保持诸如钥匙、身份牌等物体的连接装置
US6880371B2 (en) Changeable combination lock
KR100301175B1 (ko) 자체조정플런저스위치
US4285220A (en) Magnetically operable lock
JP3678364B2 (ja) 油圧ダクトを接続する管継手
EP0972152A1 (en) Manually actuated diaphragm valve with lockout feature for open and closed positions
US20040178379A1 (en) Receiving part of a fluid plug-in coupling
KR20030031915A (ko) 와이퍼 시스템
JP2022514749A (ja) 接続構造
JP2685649B2 (ja) 流体継手
JP7234355B2 (ja) 流体継手

Legal Events

Date Code Title Description
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20140801