NL1007675C2 - Geveerde verspreidinrichting. - Google Patents

Description

GEVEERDE VERSPREIDINRICHTING

De uitvinding heeft betrekking op een ver-spreidinrichting voor het verspreiden van materiaal over een bodemoppervlak, welke omvat een verrijdbaar gestel dat ten minste één dwars op de rijrichting gerichte 5 verspreidboom draagt.

Een dergelijke verspreidinrichting is bekend uit het Nederlands octrooi 186 793.

Bij deze bekende verspreidinrichting zijn preventiemiddelen aanwezig voor het evenwijdig aan de 10 momentane rijrichting houden van het gestel. Deze preventiemiddelen voorkomen dat de verspreidboom, bij het rijden van het gestel over oneffenheden om een verticale dwarsas zwenkt, hetgeen tot een ongelijkmatige verspreiding van het materiaal zou leiden.

15 De bekende inrichting heeft het bezwaar dat bij aanzienlijke oneffenheden in het terrein toch nog een onregelmatigheid in de verspreiding van het materiaal op kan treden.

De uitvinding beoogt nu de bekende inrichting 20 verder te verbeteren.

Dit doel wordt bij de verspreidinrichting volgens de uitvinding bereikt met de maatregelen zoals gekenmerkt in conclusie 1. Hierdoor worden bij het rijden over oneffenheden optredende schokken hooguit in verzwak-25 te vorm doorgegeven aan het gestel, waardoor de ver-spreidboom eveneens van sterke schokken blijft gevrijwaard. Dit draagt bij tot een gelijkmatige verspreiding van het materiaal.

De asophanging zorgt ervoor dat geen verzwen-30 king van het gestel en de verspreidboom om een verticale 1 Γ\ Γ*, /-· "7 Γ i t * ; i ·'··> · »% } rtJ i. ; l i · f 2 as optreedt bij het rijden over oneffenheden, zodat het voordeel van de stand van de techniek behouden blijft.

Door toepassing van de maatregel van conclusie 2 kan de asophanging relatief eenvoudig worden uitge-5 voerd, doordat deze voor beide scharnierèssen gemeenschappelijk kan werken.

Een geschikte verdere uitvoering is gekenmerkt in conclusie 3. De asophanging is hierdoor eenvoudig van constructie en de relatieve langsverplaatsing van het 10 gestel ten opzichte van de subframes bij het in- en uitveren van de verende middelen is, uiteraard bij een voldoende lengte van de langsdraagarm, verwaarloosbaar.

Een zeer doelmatige uitvoering is gekenmerkt in conclusie 4. Door deze constructie wordt de dwarsas 15 rigoureus evenwijdig aan het gestel gehouden, waarbij de asophanging in hoofdzaak slechts één bewegend deel omvat.

De verende middelen kunnen op elke gewenste plaats op het gestel en de subframes, wielen of asophanging aangrijpen. Bij voorkeur wordt echter de maatregel 20 van conclusie 5 toegepast. De dompstijfheid van het veersysteem wordt hierdoor maximaal. Dit draagt bij tot een gelijkmatige verplaatsing van de inrichting over het boderaoppervlak, hetgeen uiteraard gunstig is voor de gelijkmatige verspreiding van het materiaal.

25 Bij voorkeur zijn de verende middelen in hoogte verstelbaar zodat deze de scharnieras in de verticale middenstand ten opzichte van het gestel kunnen dwingen, onafhankelijk van de beladingstoestand van de versprei-dingsinrichting. Gebruikelijke verspreidingsinrichting 30 zijn bijvoorbeeld voorzien van een vloeistoftank met een aanzienlijke inhoud, zodat een aanmerkelijk verschil bestaat tussen de massa van het gestel met daardoor gedragen tank in lege en volle toestand.

Op geschikte wijze kunnen de veren luchtveren 35 zijn. Aangezien een verspreidinrichting van de onderhavige soort veelal toch reeds voorzien is van een persluchtvoorziening kan de beoogde hoogteverstelbaarheid eenvoudig worden gerealiseerd.

1007875 3

De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.

5 Figuur l toont een gedeèltelijk perspectivisch aanzicht van een verspreidinrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Figuur 2 toont een perspectivisch aanzicht schuin van achteren van de inrichting van figuur l, waar-10 bij voor de uitvinding niet relevante delen zijn weggelaten.

Figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht volgens pijl III van figuur 2.

Figuur 4 toont een met figuur 3 overeenkomend aanzicht 15 waarbij de inrichting op vlakke grond staat.

De in figuur 1 getoonde verspreidinrichting is voorzien van wielen en omvat een gestel 2 aan de voorzijde waarvan een bestuurderscabine 3 is aangebracht. Aan de 20 achterzijde, in figuur 1 links, draagt de inrichting een verspreidboom 4 die zich dwars op de rijrichting, over een aanzienlijke breedte uit kan strekken. De verspreidboom 4 is voorzien van sproeidoppen 7, waardoorheen bij dit uitvoeringsvoorbeeld een vloeistof versproeid kan 25 worden op een op het bodemoppervlak groeiend gewas.

De vloeistof wordt met de inrichting 1 meegenomen in een schematisch in figuur 1 aangeduide tank 20.

De sproeiboom 4 is in het algemeen om de voer-tuiglangsas, dat wil zeggen de rijrichting zwenkbaar aan 30 een verspreidboomdrager 5 gemonteerd. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld is dit gerealiseerd door een leibaan die zich concentrisch ten opzichte van de langszwenkas van de sproeiboom 4 uitstrekt.

Tussen de sproeiboom 4 en het gestel 2 van de 35 inrichting is een regelmechanisme aangebracht dat ervoor zorgt dat de sproeiboom 4 continu evenwijdig aan het bodemoppervlak wordt gehouden. Dit mechanisme is hier 1007675 4 niet nader beschreven, aangezien het geen deel uitmaakt van de uitvinding.

Zoals de figuren tonen bevinden zich aan elke zijde van het gestel 2 een voorwiel 9 en een achterwiel 5 8. De wielen 8 en 9 aan één zijde zijn telkens gelagerd aan een subframe 12, 13 door middel van fuseeconstructies 10 resp. 11. Met behulp van deze fuseeconstructies 10, 11 kunnen de wielen 8 en 9 worden gestuurd.

Het subframe 12 verbindt de voor- en achterwie-10 len 9, 8 aan één zijde stijf met elkaar.

Bij dit uitvoeringsvoorbeeld is op een plaats -halverwege de einden van de subframes 12, 13 elk subframe scharnierend gelagerd om een door een dwarsas 14 bepaalde horizontale scharnieras, die zich dwars op de rijrichting 15 uitstrekt. De dwarsas 14 draagt aan weerseinden vast daarmee verbonden langsdraagarmen 15, die bij 16 scharnierend verbonden zijn met steunen 17 van het gestel 2.

Door deze verbinding van de dwarsas 14 door middel van langsdraagarmen 15 kan de dwarsas 14 zich 20 evenwijdig aan zichzelf omhoog en omlaag verplaatsen ten opzichte van het gestel 2.

Aangezien de subframes 12, 13 slechts zwenkbaar om de dwarsas 14 zijn, zal er in langsrichting geen hoekverdraaiing van de subframes 12, 13 ten opzichte van 25 het gestel 2 optreden, bij een relatieve omhoog- of neergaande beweging van de wielen. Dit is duidelijk te zien bij een vergelijking van de figuren 3 en 4. In de toestand van figuur 3 staat het linkerachterwiel van de inrichting 1 in een kuil. Het subframe 13 is hierdoor 30 over een kleine hoek om de dwarsas 14 gezwenkt, waardoor de lagering om de dwarsas 14 van dit subframe 13 enigs- i | zins naar beneden is bewogen. Het subframe 12 is echter niet naar beneden bewogen, zodat de as 14 zoals figuur 3 I toont scheef staat.

35 Door de asophanging, gevormd door het samenstel van dwarsas 14, langsdraagarmen 15 en de scharnierende verbinding daarvan ter plaatse van 16 met de steunen 17 van het gestel 2, neemt ook het gestel 2 de schuine stand 1007675 5 van de dwarsas 14 aan. Hierdoor blijft het gestel 2 evenwijdig aan de rijrichting en treedt geen verzwenking van de verspreidboom 4 om een verticale as op.

Overigens wordt, zoals eerder besproken, de 5 verspreidboom 4 door het'genoemde regelmechanisme evenwijdig aan de bodem gehouden.

Wanneer de inrichting dus door een kuil of over een bult rijdt, verplaatst de verspreidboom 4 zich dus evenwijdig aan zichzelf, waardoor een gelijkmatige verde-10 ling van het materiaal over het bodemoppervlak of het gewas daarop plaatsvindt.

Tussen het gestel 2 en de uiteinden van de subframes 12, 13 zijn verende middelen aangebracht, die in dit geval luchtveerbalgen 18 omvatten. De druk in de 15 veerbalgen 18 kan met behulp van een niet getoonde, maar op de verspreidinrichting aanwezige persluchtinstallatie zodanig worden geregeld dat de door de dwarsas 14 bepaalde scharnieras in een verticale middenstand ten opzichte van het gestel wordt gedwongen. Met andere woorden, de 20 scharnieras kan ten opzichte van deze middenstand in verticale richting zowel omhoog als omlaag bewegen.

Bij de hier getoonde voorkeursuitvoeringsvorm liggen de langsdraagarmen 15 in de middenstand horizontaal, zodat bij de relatieve verticale beweging van de 25 dwarsas 14 ten opzichte van het gestel 2 slechts een minimale en te verwaarlozen relatieve beweging in langs-richting optreedt.

De figuren tonen slechts één gunstig uitvoe-ringsvoorbeeld van de uitvinding. Er zijn vele uitvoe-30 ringsvarianten mogelijk. Zo kunnen de subframes 12, 13 elk afzonderlijk door een geschikte asophanging met het gestel 2 zijn verbonden en kunnen bijvoorbeeld de verende middelen 18 in de dwarsas 14 zijn geïntegreerd, in de vorm van een torsievering. Door echter de verende elemen-35 ten 18 aan de einden van de subframes 12, 13 aan te brengen wordt een maximale dompstijfheid bereikt, dat wil zeggen een minimale gevoeligheid voor zwenkbewegingen van het gestel om een horizontale dwarsas.

1007675 6

Bijkomend voordeel van de uitvinding is dat door de rustiger bewegingen van het gestel 2 bij oneffenheden in het bodemoppervlak met een hogere snelheid gereden kan worden zonder dat dit nadelige invloeden 5 heeft voor de kwaliteit van de verspreiding. Daarnaast is het voordeel van de uitvinding dat de bestuurder in de cabine 3 het comfortabeler heeft, waardoor het werk minder vermoeiend is.

| 1 0076 75'

Claims (7)

1. Verspreidinrichting voor het verspreiden van materiaal over een bodemoppervlak, omvattende een verrijdbaar gestel, ten minste een door het gestel gedragen, dwars op de rijrichting gerichte verspreidboom, aan 5 weerszijden van het gestel een subframe waaraan een aan de betreffende zijde opgesteld voorwiel en achterwiel gelagerd zijn, welke subframes elk om een horizontale scharnieras zwenkbaar zijn, welke scharnieras door een asophanging verticaal, evenwijdig aan zichzelf verplaats-10 baar met het gestel is verbonden en waarbij verende middelen zijn aangebracht die de scharnieras in een verticale middenstand ten opzichte van het gestel dwingen.

2. Verspreidinrichting volgens conclusie 1, 15 waarbij de scharnierassen van beide subframes coaxiaal zijn.

3. Verspreidinrichting volgens conclusie 2, waarbij de scharnierassen bepaald worden door een dwarsas waaraan de subframes gelagerd zijn en de asophanging ten 20 minste een langsdraagarra aan de dwarsas omvat, die met een uitstekend einde om een aan de scharnieras evenwijdige as scharnierend met het gestel is verbonden en waarbij de langsdraagarm zich in de verticale middenstand van de scharnieras horizontaal uitstrekt.

4. Verspreidinrichting volgens conclusie 3, waarbij de dwarsas aan weerseinden buiten de subframes uitsteekt en een langsdraagarm aan elk einde vast daarmee is verbonden.

5. Verspreidinrichting volgens één van de 30 voorgaande conclusies, waarbij de verende middelen een aantal tussen elk einde van de subframes en het gestel aangebrachte veren omvatten. 1007675

6. Verspreidinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de verende middelen hoog-teverstelbaar zijn.

7. Verspreidinrichting volgens conclusie 6, 5 waarbij de veren luchtveren zijn. 1007875