NL1007262C2 - Bumperinrichting. - Google Patents

Description

W-15p

Bumperinrichting

De onderhavige uitvinding betreft een bumperinrichting, welke aan een stationair voorwerp te bevestigen is voor opname van een schok bij een botsing tegen het voorwerp door een voertuig.

5 Volgens de bekende techniek wordt in het alge meen een omvangrijk blok rubber aan de betreffende wand bevestigd, bijvoorbeeld met behulp van bouten, die in het rubber in verzonken toestand in de wand zijn bevestigd. Met het rubber wordt bescherming geboden aan zowel de 10 wand, als het voertuig, dat hier tegenaan kan stoten.

Nadeel van de bekende techniek is, dat de bekende bumperinrichting onbeschermd is. Dat wil zeggen, dat de uit een blok rubber bestaande bumperinrichting wel de gewenste bescherming biedt tegen de schokken of stoten 15 in de rijrichting van het voertuig, maar dat de bumperinrichting zelf schade oploopt, in het bijzonder, wanneer het voertuig niet exact recht op de bekende bumperinrichting af rijdt en meer in het bijzonder wanneer het voertuig onder invloed van de vering hiervan op-en-neer 20 beweegt, bijvoorbeeld tijdens het laden en lossen. Deze omstandigheden hebben een destructieve invloed op de bumperinrichting, waarbij het blok rubber uit elkaar wordt gescheurd, zodat dit reeds na korte tijd vervangen dient te worden. De hiermee samenhangende kosten aan 25 arbeidstijd en materiaal zijn hoog.

Een verder nadeel is, dat niet alleen de bumpers vervangen moeten worden, maar ook vaak de ankerbou-ten doordat het rubber materiaal sterk comprimeerbaar is en hierdoor door het voertuig veroorzaakte wrijvings-30 krachten worden overgebracht op de bouten, waarvan de koppen op afstand van de betreffende wand zijn gelegen. Als gevolg kunnen deze bouten buigen, breken of zelfs 1007262 2 geheel uit de betreffende wand worden getrokken. Het laatste is slechts een beperkt aantal keren mogelijk, omdat er te veel gaten voor nieuwe bouten in het beton geboord moeten gaan worden.

5 Overigens is het tevens bekend gebruik te maken van een aanslagelement van staal of metaal, dat enige bewegingsvrijheid vertoont in het geval van een botsing of contact met een voertuig. Deze bekende inrichting vertoont echter als voornaamste nadeel, dat een wrij-10 vingscoëfficiënt tussen objecten van metaal, die met elkaar in contact staan, nog altijd zeer hoog is, zodat op de inrichting hoge krachten worden uitgeoefend. Een dergelijke bekende inrichting is voorzien van een stop voor het blokkeren van beweging van het aanslagelement in 15 neerwaartse richting, die overeenkomt met het laden van een voertuig en heeft een bij geen enkele rotatie in vooraanzicht of omkering van het aanslagelement symmetrische vorm, zodat deze slecht bestand is tegen bij het lossen van een voertuig optredende wrijvingskrachten, en 20 dat het aanslagelement bij beschadiging hiervan zeker vervangen moet worden, daar geen andere mogelijkheid voor het positioneren van dit aanslagelement voorhanden is.

Volgens de uitvinding wordt een bumperinrich-ting verschaft, waarmee althans een bovengenoemd nadeel 25 wordt weggenomen. Hiertoe wordt een bumperinrichting verschaft met ten minste één lichaam van veerkrachtig materiaal; en althans aan de voorzijde van het lichaam een gesloten en vlak frontelement van materiaal met een lage wrijvingscoëfficiënt bij contact met materiaal van 30 het voertuig.

Het frontelement dient hierbij ter bescherming van het lichaam van veerkrachtig materiaal, dat bijv. kan zijn gevormd uit een blok rubber of een aantal veren, die op zich zeer gevoelig zijn voor de bovengenoemde op-en-35 neergaande beweging van het voertuig, bijv. tijdens het laden en/of lossen hiervan.

Bij voorkeur omvat een bumperinrichting volgens de onderhavige uitvinding een basis aan de achterzijde 1 007262 3 van het lichaam. Op deze wijze is het lichaam ingesloten tussen de basis en het frontelement, hetgeen leidt tot een eenvoudige en betrouwbare configuratie.

Bij voorkeur is de basis plaatvormig, met ten 5 minste twee om de omtrek hiervan verdeelde zijranden, waarbij de zijranden zijden van het frontelement nauw insluiten. Op deze wijze wordt een andere beweging dan die van de basis en het frontelement van en naar elkaar beperkt en bij voorkeur zelfs geheel geëlimineerd. Ten-10 einde de beweging van de basis en het frontelement van en naar elkaar nog wel mogelijk te maken, is een bumperinrichting volgens de onderhavige uitvinding zodanig, dat de zijranden aangrijpingsmiddelen omvatten, welke met speling inwerken op het frontelement, waarbij de basis en 15 het frontelement naar en van elkaar beweegbaar zijn.

Verder is bij voorkeur een bumperinrichting volgens de onderhavige uitvinding zodanig, dat de basis met bevestigingsmiddelen aan het voorwerp aan te brengen is, zodat op deze wijze de bevestiging met behulp van een 20 bij voorkeur hard en stijf element en niet, zoals bij de bekende techniek, door een week en comprimeerbaar materiaal heen plaatsvindt. Bij voorkeur geldt hierbij, dat een uiteinde van de zijranden een aanslag vormt, waarmee de voor relatieve beweging van de basis en het frontelement 25 beschikbare ruimte is beperkt. De aldus gevormde aanslag bepaalt de voor de relatieve beweging beschikbare ruimte en beperkt deze. In gebruik zal de door de aanslag vooraf vastgestelde uiterste stand kunnen worden bereikt, waarbij de energie van de botsing van het voertuig met de 30 bumperinrichting voorafgaand hieraan grotendeels door het veerkrachtige lichaam wordt gedissipeerd.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm is een bumperinrichting volgens de onderhavige uitvinding zodanig, dat de basis plaatvormig is, waarvan ten minste één 35 zijrand is omgezet, en de zijrand en een met de basis losmaakbaar te verbinden sluitelement het frontelement nauw insluiten. Op deze wijze kan het frontelement bij assemblage van de bumperinrichting volgens de uitvinding 1 007262 4 eenvoudig worden gepositioneerd ten opzichte van de hieraan voorafgaand reeds aan het voorwerp bevestigde basis, waarbij het lichaam zich tussen de basis en het frontelement bevindt, waarna het sluitelement wordt 5 aangebracht om hieropvolgend het frontelement nauw in te sluiten en op de plaats te houden. Hiermee is een eenvoudige uitwisseling van een beschadigd frontelement voor een nieuw exemplaar verwezenlijkt. Ook kan een beschadigd frontelement aldus op eenvoudige wijze worden omgekeerd 10 om aan de voorzijde een minder gehavend oppervlak te verschaffen voor botsing of afschuiven met of door het voertuig.

Overige eigenschappen van een bumperinrichting volgens de onderhavige uitvinding zullen blijken uit de 15 hierna volgende beschrijving van een uitvoeringsvoor-beeld. In de tekening toont: fig. 1 een vooraanzicht van een bumperinrichting volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2 een zijaanzicht in doorsnede van de in 20 fig. 1 getoonde bumperinrichting; fig. 3 een uit een andere richting genomen aanzicht in doorsnede van de in fig. 1 getoonde bumperinrichting; en fig. 4 een mogelijke toepassing toont van een 25 bumperinrichting volgens de onderhavige uitvinding.

In het in fig. 1 getoonde vooraanzicht van de bumperinrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat bumper 1 een dekplaat 2, welke tegen veerkrachtige elementen 3 van bijvoorbeeld rubber is geplaatst. De dek-30 plaat 2 is in de hier getoonde uitvoeringsvorm vervaardigd uit UHMWPE, oftewel ultrahigh molecular weight polyethylene, maar kan als alternatief zijn vervaardigd uit een willekeurig slijtvast materiaal dat een lage wrijvingscoëfficiënt heeft bij contact met metaal, zoals 35 van het voertuig, dat tegen de bumper 1 geplaatst is en hierover af kan schuiven tijdens laden of lossen.

1007262 5

Aan de onderzijde van de dekplaat is een blok 5 van staal of ander metaal aangebracht, zoals hieronder nader zal worden beschreven in samenhang met fig. 2.

In het in fig. 2 getoonde zijaanzicht in door-5 snede langs de lijn II-II in fig. 1 is getoond, dat de dekplaat 2 door tussenkomst van de veerkrachtige elementen 3, welke bijvoorbeeld uit rubber zijn vervaardigd, met een basisplaat 4 is verbonden. Deze basisplaat 4 is in gebruik van de bumper 1 aan de betreffende wand beves-10 tigd, bijvoorbeeld door middel van hieronder in samenhang met fig. 3 beschreven bouten 7. Als alternatief of ter aanvulling kan de basisplaat aan een in het beton van de betreffende wand ingegoten hoeklijn zijn gelast, wanneer de basisplaat van metaal is vervaardigd.

15 De veerkrachtige elementen 3 zijn in de hier weergegeven uitvoeringsvorm busvormig en steken deels in uitsparingen in de naar de basisplaat 4 gerichte zijde van de dekplaat 2. Aldus sluiten de busvormige elementen enerzijds in de uitsparingen nauw aan op de dekplaat 2 en 20 anderzijds op de basisplaat 4.

Aan de onderzijde van de dekplaat 2 is het blok 5 aangebracht om de dekplaat 2 in te sluiten tussen dit blok 5 aan de onderzijde en een omzetstuk 6 aan de bovenzijde van de basisplaat 4. Op deze wijze is verzekerd, 25 dat de bumper 1 bestand is tegen verticaal gerichte belasting in de richting van pijl A, wanneer een voertuig, dat tegen de dekplaat 2 drukt, als gevolg van het laden en/of lossen hiervan een verticale beweging doormaakt. Het voertuig glijdt eenvoudigweg af over de zeer 30 gladde dekplaat 2. De verticale beweging zou bij een bumperinrichting volgens de bekende techniek leiden tot slijtage en zelfs scheuren van onbeschermd rubber.

Krachten in de richting van pijl A wordt hierbij opgevangen door het blok 5, of door het omzetstuk 6, 35 die verzekeren, dat de dekplaat 2 in de oorspronkelijke stand ten opzichte van de basisplaat 4 blijft, wanneer in verticale richting een kracht op de dekplaat 2 langs pijl A wordt uitgeoefend.

1 00726 c 6

Overigens is de dekplaat 2 op de eerste plaats van een zeer sterk materiaal vervaardigd, om stoten en schokken tijdens het hiertegenaan positioneren van het voertuig te kunnen weerstaan, waarbij de dekplaat 2 5 tevens een zeer geringe wrijvingscoëfficiënt vertoont, in het bijzonder ten opzichte van het materiaal van het voertuig, dat hiermee in contact komt te staan.

Derhalve zal het voertuig hoofdzakelijk over de dekplaat 2 afglijden, wanneer deze tijdens het laden 10 en/of lossen een op- en/of neerwaartse beweging in de richting van pijl A doormaakt.

Het blok 5 is aan de onderzijde aangebracht om mogelijk te maken, dat althans de dekplaat 2 over de basisplaat te schuiven is, waarna het blok 5 wordt aange-15 bracht en bevestigd. Hierbij is tevens de wenselijke situatie bewerkstelligd, waarbij de bumpers, zoals in fig. 4 is getoond, met de bovenzijde hiervan zeer dicht nabij de rand van de opening geplaatst kunnen worden, zonder dat het hier als sluitorgaan fungerende blok 5 dit 20 verhindert. Het blok is overigens bij voorkeur zodanig geplaatst, dat de dekplaat 2 nauw is ingesloten tussen dit blok 5 en het omzetstuk 6, en wel zodanig dat slechts een bewegingsvrijheid voor de dekplaat resteert in horizontale richting. In verticale richting dient het voer-25 tuig af te glijden over de dekplaat 2.

Het in fig. 3 getoonde onderaanzicht in doorsnede langs de lijn III-III in fig. 1 toont onder meer één van de in samenhang met fig. 2 reeds genoemde bouten 7. Deze bouten 7 vertonen overigens bij het positioneren 30 van het voertuig ten opzichte van de wand, en derhalve ten opzichte van de bumper 1, een afstand tot de dekplaat 2. Deze afstand is bij voorkeur ten minste enigszins groter dan de bewegingsruimte van de dekplaat 2 ten opzichte van de omgezette zijranddelen 8 van de basisplaat 4.

35 Hierdoor wordt schade aan de dekplaat 2 op doeltreffende wijze geminimaliseerd, en wordt de bij een botsing vrijkomende kracht opgevangen op de uiteinden van de zijranden 8 over de gehele omtrek hiervan.

1007262 7

De omgezette zijranddelen 8 zijn aan de naar het inwendige van de bumper 1 gerichte zijde hiervan elk voorzien van een haakorgaan, hier in de vorm van glij-stang 9, die in een uitsparing 10 in de dekplaat 2 is 5 gelegen. Ook de uitsparing 10 in de dekplaat 2 is hierbij dusdanig breed gemaakt, dat de gl ij stang 9 hier niet uit kan worden gedrukt, wanneer een voertuig tegen de dekplaat 2 wordt gepositioneerd, doordat de breedte van de uitsparing 10 groter is dan of gelijk is aan de door de 10 als aanslagelementen vormgegeven einden van de omgezette zijranddelen 8 bepaalde bewegingsvrijheid van de dekplaat 2. Verder dient het samenspel van uitsparing 10 en glij-stang 9 ter bevordering van de in saraenhang met fig. 2 beschreven assemblage.

15 In het voorgaande is in samenhang met de fig.

1-3 een inrichting beschreven, waarbij gebruik wordt gemaakt van een dekplaat 2, die zodanig omkeerbaar is vormgegeven, dat de dekplaat 2 in het vooraanzicht van fig. 1 omgedraaid kan worden, waarbij de bovenkant onder 20 en de onderkant boven komt te liggen. Wanneer de ongewenste beschadigingen van het voorvlak van de dekplaat 2 een dusdanig ernstige vorm beginnen aan te nemen, dat de werking hiervan hierdoor wordt belemmerd, is het mogelijk de dekplaat 2 op voornoemde wijze om te keren, hetgeen 25 snel en eenvoudig te bewerkstelligen is door het blok 5 in fig. 1 tijdelijk los te maken, de dekplaat 2 in neerwaartse richting uit de inrichting 1 te schuiven, en op de bovenbeschreven wijze om te keren, voorafgaand aan het weer inbrengen van deze dekplaat 2, waarna het blok weer 30 kan worden aangebracht. Voorgaande is derhalve mogelijk als gevolg van de ten opzichte van de middellijn in de lengterichting van de dekplaat 2 optredende symmetrie, waarbij de dekplaat 2 op bovenbeschreven wijze telkens over 180· draaibaar is om een in hoofdzaak gelijk voor-35 vlak te bieden. In verband hiermee wordt opgemerkt, dat zou de inrichting l, en hiermee de dekplaat 2 in hoofdzaak vierkant zijn geweest, dat voornoemde rotatiesymme-trie bij stappen van 90‘ geldt, uit voorgaande blijkt, 100 72 S 2 δ dat een eenvoudige verwisseling van dekplaten 2, of een nieuwe oriëntatie hiervan ten opzichte van hiertegenaan botsende voertuigen gemakkelijk te bewerkstelligen is, ook voor andere vormen dan de hierboven in samenhang met 5 de figuren beschreven rechthoekvorm en de slechts vermelde vierkante vorm.

Wanneer de voorzijde en de achterzijde van de dekplaat 2 in hoofdzaak gelijk zijn vormgegeven, is het tevens mogelijk de dekplaat zodanig om te keren, dat de 10 achterzijde naar voren wordt gericht en de aangetaste voorzijde naar achteren wordt gericht, waardoor een "nieuw" voorvlak van een "nieuwe" dekplaat 2 wordt aangeboden voor botsing hiertegen door de voertuigen. Hoofdzaak bij al deze mogelijkheden voor het omkeren, omdraai-15 en en roteren van de dekplaat 2 is, het losmaken hiervan op eenvoudige wijze kan plaatsvinden, waarbij hetzelfde geldt voor het verwisselen van de dekplaat, hetgeen wordt bewerkstelligd met behulp van het blok 5, zoals deze in fig. 1 en 2 is weergegeven. Het eenvoudigweg losmaken van 20 twee bouten is voldoende om het blok te verwijderen en de weg vrij te maken om de dekplaat 2 uit te nemen. Vervolgens kan de dekplaat op één of andere wijze, zoals hierboven is beschreven, worden omgekeerd of omgedraaid, of kan gebruik worden gemaakt van een geheel nieuwe dekplaat 25 2, die hiertoe bijvoorbeeld op voorraad wordt gehouden. Vervolgens kan het blok 5 weer worden aangebracht, waarbij de hele procedure van het omkeren, omdraaien of verwisselen van de dekplaat 2 slechts enkele minuten in beslag hoeft te nemen.

30 In fig. 4 is een mogelijke toepassing van bum- perinrichtingen volgens de onderhavige uitvinding getoond. In de hier getoonde toepassing zijn twee bumpers 1 aan een wand 12 bevestigd, in welke wand een opening 14 is aangebracht voor het laden en/of lossen van een voer-35 tuig, zoals een vrachtwagen. Om de opening 14 heen is een zogenaamde shelter 11 aangebracht, welke voornamelijk uit opgespannen doek 15 bestaat, waarmee tijdens het laden en/of lossen bescherming wordt geboden tegen de weerele- 100726 ? 9 menten. Achter de opening 14 bevindt zich een loods of opslag, van waaruit het voertuig kan worden geladen, of waar uit het voertuig afkomstige lading kan worden opgeslagen. Een voertuig wordt hierbij over wegdek 13 naar de 5 opening 14 in de wand 12 gereden.

Wanneer een voertuig, zoals een vrachtwagen geladen en/of gelost dient te worden, rijdt deze in achterwaartse richting naar de doorgang 14. Het doek 15 van de shelter 11 sluit hierbij om de achterzijde van de 10 vrachtwagen, zodat de chauffeur het zicht wordt ontnomen op de wand 12, waarin zich de opening 14 bevindt, ten opzichte waarvan de chauffeur zijn vrachtwagen wenst te positioneren. Hierbij ontstaat het risico, dat schade aan de wand en/of de vrachtwagen wordt aangebracht, wanneer 15 te ver wordt doorgereden. Om dit te voorkomen zijn de bumpers 1 aangebracht.

De bumpers 1 kunnen zich op een aantal plaatsen bevinden, en zijn in de hier getoonde toepassing vlak onder de onderrand van de opening 14 in de wand 12 aange-20 bracht. De afmetingen van de bumpers 1 zijn zodanig, dat voertuigen, zoals vrachtwagens met verschillende afmetingen met de onderzijde van de laadruimte of een andere geschikte plaats tegen de bumpers 1 aan kunnen rijden zonder gevaar, dat deze delen van het voertuig onbedoeld in 25 contact kunnen komen met de wand 12, boven of onder de bumpers 1, wanneer de vrachtwagen achterwaarts over het wegdek 13 rijdt in de richting van de opening 14. Hierbij is derhalve hoofdzakelijk de verticale afmeting van de bumpers 1 van belang.

30 Binnen het kader van de onderhavige uitvinding zijn vele andere uitvoeringsvormen mogelijk dan die, welke hiervoor is beschreven. Verder kan in de plaats van de volgens de beschrijving als rubberen veerkrachtige elementen gebruik worden gemaakt van veren of andere soort-35 gelijke componenten. Ook kan in de plaats van de zes veerkrachtige elementen 3, zoals deze in het voorgaande zijn beschreven, van anders gevormde elementen, zoals langgerekte, zich parallel uitstrekkende elementen van 1007262 10 veerkrachtig materiaal, gebruik worden gemaakt. Ook is een enkel blokvormig element, dat zich in hoofdzaak over het gehele, met de ruimte tussen het frontelement en de basisplaat overeenkomende oppervlak uitstrekt mogelijk.

5 Nog vele andere varianten zijn mogelijk. Wel is hierbij van belang, in het bijzonder in verband met de omkeerbaarheid van de dekplaat, en het gemak van het losmaken en verwisselen hiervan, dat het lichaam of de lichamen van veerkrachtig materiaal, waar zij niet met het fronte-10 lement zijn verbonden, aan de basis kunnen worden aangebracht, en wel voorafgaand aan het positioneren van het frontelement. Bijvoorbeeld is de basis hiertoe voorzien van pennen, en het lichaam of de lichamen uit te rusten met met de pennen overeenkomende gaten. Op deze wijze is 15 het lichaam of de lichamen te fixeren aan de basis, in de bovenbeschreven en getoonde uitvoeringsvorm voorafgaand aan het "inschuiven" van de dekplaat. Ook andere fixeermiddelen zijn binnen het kader van de onderhavige uitvinding mogelijk. Tevens kan aan de bovenzijde van de dek-20 plaat op soortgelijke wijze als aan de onderzijde een blok materiaal zijn aangebracht in de plaats van het omzetstuk, dat in de beschreven uitvoeringsvorm is toegepast. Hierbij wordt de basisplaat in verticale richting ingesloten tussen de blokken. Verder zijn volgens de be-25 schrijving van een uitvoeringsvoorbeeld hierboven de bouten langs de centrale verticale lengte-as gepositioneerd. Als aanvulling of als alternatief kan ten minste één paar als aanslagelementen vormgegeven bouten langs een horizontale breedte-as zijn aangebracht aan de basis-30 plaat. Verder kan gebruik worden gemaakt van een andere wijze om de basisplaat te bevestigen, waarvoor geen bouten benodigd zijn. Een reeds genoemd voorbeeld is het vastlassen van de basisplaat aan een in het beton van de betreffende wand ingegoten hoeklijn. Ook kunnen afzonder-35 lijke aanslagelementen worden toegepast, in de plaats van of als aanvulling op de basisplaat, die het aanslagele-ment vormt, waarbij diverse afmetingen hierop afgestemd zijn, zoals de breedte van de uitsparing in de dekplaat, 1 007262 11 waarmee de uiterste compressie van de veerkrachtige elementen tussen de basisplaat en de dekplaat is bepaald.

Voor het overige zijn nog vele andere uitvoeringsvormen denkbaar, welke zich aan de vakman zullen 5 opdringen, nadat deze van het voorgaande kennis heeft genomen.

1007262

Claims (16)

1. Bumperinrichting, welke aan een stationair voorwerp te bevestigen is voor opname van een schok bij een botsing tegen het voorwerp door een voertuig, omvattende: 5. ten minste één lichaam (3) van veerkrachtig materiaal; en - althans aan de voorzijde van het lichaam (3) een gesloten en vlak frontelement (2), van materiaal met een lage wrijvingscoëfficiënt bij contact met materiaal van het 10 voertuig.

2. Bumperinrichting volgens conclusie 1, welke een basis (4) aan de achterzijde van het lichaam (3) omvat.

3. Bumperinrichting volgens conclusie 2, waar-15 bij de basis (4) plaatvormig is met ten minste twee om de omtrek hiervan verdeelde zijranden (8), waarbij de zijranden (8) zijden (10) van het frontelement (2) nauw insluiten.

4. Bumperinrichting volgens conclusie 3, waar-20 bij de zijranden (8) aangrijpingsmiddelen (9) omvatten, welke met speling inwerken op het frontelement (2), waarbij de basis (4) en het frontelement (2) naar en van elkaar beweegbaar zijn.

5. Bumperinrichting volgens één van de voor- 25 gaande conclusies, waarbij de basis (4) met bevestigingsmiddelen (7) aan het voorwerp aan te brengen is.

6. Bumperinrichting volgens conclusie 4 en 5, waarbij een uiteinde van de zijranden (8) een aanslag vormt, waarmee de voor relatieve beweging van de basis 30 (4) en het frontelement (2) beschikbare ruimte is beperkt .

7. Bumperinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de basis (4) plaatvormig is met ten minste één zijrand (6), en de zijrand (6) en een 1 007262 roet basis (4) te verbinden sluitelement (5) het frontele-ment (2) nauw insluiten.

8. Bumperinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het frontelement (2) aan de 5 van de basis (4) af gekeerde zijde zeer glad is.

9. Bumperinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het frontelement (2) is vervaardigd uit een slijtbestendig, hard materiaal, zoals een kunststof, bijv. Ultra High Molecular Weight Poly-

10. Bumperinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het frontelement (2) een in vooraanzicht van de inrichting bij η/2·180β rotatiesymme-trische vorm heeft.

10 Ethylene (UHMWPE).

11. Bumperinrichting volgens conclusie 10, waarbij de omtrek van het frontelement in vooraanzicht vierkant is, en n = 0, 1, 2, ... .

12. Bumperinrichting volgens conclusie 10, waarbij de omtrek van het frontelement in vooraanzicht 20 rechthoekig is, en n = 0, 2, 4, ... .

13. Bumperinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het frontelement (2) omkeerbaar is, en voorzijde en achterzijde in hoofdzaak gelijk vormgegeven zijn.

14. Bumperinrichting volgens één van de voor gaande conclusies, waarbij het lichaam (3) is vervaardigd uit ten minste één rubberblok (3).

15. Bumperinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het lichaam (3) is vervaardigd 30 uit ten minste één veer.

16. Bumperinrichting volgens één van de voorgaande conclusies 2-15, waarbij de basis (4) is vervaardigd uit een sterk materiaal, zoals metaal en kunststof. '100726 2