NL1007015C2

NL1007015C2 - Cultivator

Info

Publication number: NL1007015C2
Application number: NL1007015A
Authority: NL
Inventors: Marinus Reincke
Original assignee: Redexim Handel En Expl Mij Bv
Priority date: 1997-09-11
Filing date: 1997-09-11
Publication date: 1999-03-12

Abstract

At least one elongated tilling tool support (3, 4) mounted in the cultivator frame (2) is moved backwards and forwards over the ground. The same link section used to mount the tool support in the frame also includes a crank (6) next to one end of the tool support, the crank including a rotation axle (7) extending at right angles to the tool support. A swing arm (9) is pivotably mounted at the opposite end of the tool support to allow rotation of the tool support with respect to the crank.

Description

55

BODEMBEWERKENDE INRICHTINGSOIL PROCESSING DEVICE

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bewerken van een bodem, in het bijzonder maar niet uitsluitend voor het vlak maken van een laag losse grond.The invention relates to a device for working a soil, in particular but not exclusively for flattening a layer of loose soil.

10 Bekend zijn bodembewerkende inrichtingen waar bij roterende bodembewerkingsgereedschappen , in de vorm van roterende borstelelementen worden toegepast. Gebleken is dat met een dergelijke inrichting niet een gelijkmatige bewerking van de bodem kan worden bereikt, in het 15 bijzonder niet wanneer de inrichting gebruikt wordt voor het egaliseren van een dikke laag losse grond. Het teveel aan grond wordt niet optimaal door de roterende borstels geëgaliseerd.Soil tillage devices are known where rotary tillage tools in the form of rotating brush elements are used. It has been found that with such a device a uniform treatment of the soil cannot be achieved, in particular not when the device is used for leveling a thick layer of loose soil. The excess soil is not optimally leveled by the rotating brushes.

De uitvinding beoogt nu een inrichting van de 20 in de aanhef omschreven soort te verschaffen waarbij dit probleem niet optreedt.The object of the invention is now to provide a device of the type described in the preamble in which this problem does not occur.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt met de inrichting zoals gekenmerkt in conclusie 1. Bij deze inrichting volgens de uitvinding voert elke langwer-25 pige gereedschapdrager naast een heen en weer gaande beweging in zijn langsrichting, tegelijkertijd ook een roterende beweging uit die tot een gelijkmatiger bewerking van het oppervlak leidt.According to the invention, this object is achieved with the device as characterized in claim 1. In this device according to the invention, each elongated tool carrier performs in addition to a reciprocating movement in its longitudinal direction, at the same time also a rotary movement which results in a more uniform machining of the surface.

Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 2 30 toegepast. Terwijl het met de kruk verbonden einde van de gereedschapdrager een geprononceerde cirkelbeweging uitvoert, voert het tegenoverliggende, met de zwenkarm verbonden einde in hoofdzaak slechts een heen en weer gaande beweging uit. Hierdoor hebben de gereedschappen 35 een transportwerking op de bodem in de richting van het door de kruk aangegrepen einde naar het door de zwenkarm aangegrepen einde van de gereedschapdrager.The measure of claim 2 is preferably applied. While the end of the tool carrier connected to the crank performs a pronounced circular movement, the opposite end connected to the pivot arm performs essentially only a reciprocating movement. As a result, the tools 35 have a transport action on the bottom in the direction from the end engaged by the crank to the end of the tool carrier engaged by the pivot arm.

1007015 21007015 2

In een gunstige verdere ontwikkeling wordt de maatregel van conclusie 3 toegepast. De twee gereedschap-dragers bewegen elk de grond vanaf de einden in de richting naar het midden, waardoor de vorming van ruggen van 5 opgehoopt materiaal aan de zijkanten van de inrichting in verregaande mate wordt voorkomen.The measure of claim 3 is applied in a favorable further development. The two tool carriers each move the soil from the ends towards the center, thereby largely preventing the formation of ridges of accumulated material on the sides of the device.

Een zeer geschikte constructie is gekenmerkt in conclusie 4. Door de zwenkarm te lageren aan de kruk van een nabij liggende gereedschapdrager wordt een zeer ge-10 schikte beweging van de betreffende gereedschapdrager bereikt, die een zeer gelijkmatige bewerking van de bodem tot gevolg heeft.A very suitable construction is characterized in claim 4. By bearing the swivel arm on the crank of an adjacent tool carrier, a very suitable movement of the respective tool carrier is achieved, which results in a very uniform processing of the bottom.

Bij voorkeur wordt daarbij de maatregel van conclusie 5 toegepast.The measure of claim 5 is preferably applied.

15 De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.The invention will be further elucidated in the following description with reference to the attached figures.

Figuur 1 toont een gedeeltelijk weggebroken per- 20 spectivisch aanzicht van een inrichting volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding.Figure 1 shows a partly broken away perspective view of a device according to a preferred embodiment of the invention.

Figuur 2 toont schematisch een gereedschapdrager met geleiding en aandrijving volgens een 25 eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding.Figure 2 schematically shows a tool carrier with guide and drive according to a first embodiment of the invention.

Figuur 3-6 tonen vier standen in de beweging van een paar gereedschapdragers in een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding.Figures 3-6 show four positions in the movement of a pair of tool carriers in a preferred embodiment of the invention.

Figuur 7 toont de samengestelde beweging van de 30 gereedschapdragers volgens figuur 3-6.Figure 7 shows the composite movement of the tool carriers of Figure 3-6.

De in figuur 1 getoonde inrichting 1 is een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding. Deze omvat een gestel 2 waaraan twee gereedschapdragers 3, 4 zijn 35 gelagerd.The device 1 shown in figure 1 is a preferred embodiment of the invention. It comprises a frame 2 on which two tool carriers 3, 4 are mounted.

Elke gereedschapdrager 3, 4 wordt door een geleiding beweegbaar ten opzichte van het gestel 2 geleid. Voor de gereedschapdrager 3 omvat deze geleiding 1007015 3 een kruk 6 aan het in figuur 1 gezien rechter einde van de gereedschapdrager 3 en een zwenkarm 9 aan het linker einde van de gereedschapdrager 3.Each tool carrier 3, 4 is guided movably relative to the frame 2 by a guide. For the tool carrier 3, this guide 1007015 3 comprises a crank 6 at the right end of the tool carrier 3 seen in Figure 1 and a pivot arm 9 at the left end of the tool carrier 3.

De gereedschapdragers omvatten in dit uitvoe-5 ringsvoorbeeld borstels 5, die als gereedschap kunnen fungeren voor het glad maken van losse grond die deel uitmaakt van een te bewerken bodem.In this embodiment, the tool carriers comprise brushes 5, which can function as tools for smoothing loose soil that forms part of a soil to be worked.

De kruk 6 heeft een dwars op de gereedschapdrager 3, in dit geval verticaal staande draaiingsas 7, die 10 gelagerd is in het gestel 2. De kruktap 8 is met de gereedschapdrager 3 verbonden.The crank 6 has a transverse axis 7, in this case a vertical axis of rotation 7, which is mounted in the frame 2. The crank pin 8 is connected to the tool carrier 3.

Het andere einde van de gereedschapdrager 3 wordt, zoals eerder opgemerkt, geleid door een zwenkarm 9. De naastliggende gereedschapdrager 4 wordt op overeen-15 komstige wijze geleid door een kruk 11 aan de linkerkant van het gestel 2 en een zwenkarm aan de rechterkant van het gestel. De door de bij deze voorkeursuitvoeringsvorm toegepaste specifieke lagering van de zwenkarmen en de daardoor bereikte bewegingen van de gereedschapdragers 20 zullen later worden besproken.The other end of the tool carrier 3, as previously noted, is guided by a pivot arm 9. The adjacent tool carrier 4 is correspondingly guided by a crank 11 on the left side of the frame 2 and a pivot arm on the right side of the constitution. The specific bearings of the pivot arms used in this preferred embodiment and the movements of the tool carriers 20 thereby achieved will be discussed later.

Met het gestel 2 is verder een wielframe 15 verbonden waaraan twee wielen zijn aangebracht, met behulp waarvan het gestel en dus eveneens de gereedschappen 5 op een in hoofdzaak constante afstand van de te 25 bewerken bodem gehouden kunnen worden. De getoonde inrichting 1 is bestemd om door middel van de hefarmen 16 verbonden te worden met de hefinrichting van een trekker. Door middel van een met de vermogensaftak van deze trekker verbonden aftakas 17 wordt dan de inrichting 1 aange-30 dreven. De aftakas 17 staat in verbinding met een ingaande as van een haakse overbrenging 18 die aan zijn uitgaande kant een kettingwiel 19 draagt. Om dit kettingwiel 19 is een ketting 20 geleid die verder langs vrij loopwielen 21 en aandrijfkettingwielen 22, 23 voor respectieve-35 lijk de krukken 6 en 11 loopt. Het zal duidelijk zijn dat wanneer de kettingwielen 22 en 23 eenzelfde aantal tanden vertonen, de krukken 6 en 11 synchroon aangedreven worden. Bij deze uitvoeringsvorm worden de krukken synchroon 1007015 4 in dezelfde richting en met 180° faseverschil aangedreven. Het is echter eenvoudig mogelijk om een ander faseverschil in te stellen door de kettingwielen 22 en 23 ten opzichte van elkaar te verdraaien voor het aanleggen van 5 de ketting 20. Ook is het mogelijk verschillende toerentallen van de krukken te verkrijgen door tandwielen 22, 23 toe te passen met een verschillend aantal tanden. Ten slotte kunnen ook de krukken 6, 11 in plaats van in dezelfde richting zoals hier toegepast, in tegengestelde 10 richting worden aangedreven, eenvoudig door de ketting 20 andersom over één van de kettingwielen 22, 23 te leiden. Al deze aandrijvingsvarianten zijn eenvoudig te verwezenlijken en kunnen bewegingen van de gereedschapdragers 3, 4 op zichzelf en ten opzichte van elkaar teweegbrengen 15 die tot verschillende bewerkingen van de bodem leiden.A wheel frame 15 is further connected to the frame 2, on which two wheels are arranged, with the aid of which the frame and thus also the tools 5 can be kept at a substantially constant distance from the soil to be processed. The device 1 shown is intended to be connected by means of the lifting arms 16 to the lifting device of a tractor. The device 1 is then driven by means of a power take-off shaft 17 connected to the power tap of this tractor. The power take-off shaft 17 communicates with an input shaft of a right-angle gearbox 18 which carries a sprocket 19 on its output side. A chain 20 is guided around this sprocket 19, which runs further along free running wheels 21 and drive sprockets 22, 23 for cranks 6 and 11, respectively. It will be clear that when the sprockets 22 and 23 have the same number of teeth, the cranks 6 and 11 are driven synchronously. In this embodiment, the cranks are driven synchronously 1007015 4 in the same direction and with 180 ° phase difference. However, it is easily possible to set a different phase difference by rotating the sprockets 22 and 23 relative to each other for applying the chain 20. It is also possible to obtain different speeds of the cranks by sprockets 22, 23 to fit with different number of teeth. Finally, instead of in the same direction as used here, the cranks 6, 11 can also be driven in the opposite direction, simply by guiding the chain 20 the other way over one of the sprockets 22, 23. All these drive variants are easy to realize and can cause movements of the tool carriers 3, 4 on themselves and relative to each other, which lead to different operations of the bottom.

In figuur 2 is de aandrijving van een gereed-schapdrager 25 voor een inrichting volgens de uitvinding in de meest eenvoudige vorm weergegeven. De gereedschap-drager 25 wordt hier aan de linkerzijde geleid en aandre-20 ven met behulp van een kruk 27 waarvan de draaiingsas 26 in rotatie wordt aangedreven. De kruktap 28 is scharnierend met de gereedschapdrager 25 verbonden.Figure 2 shows the drive of a tool carrier 25 for a device according to the invention in the simplest form. The tool carrier 25 is guided here on the left-hand side and driven by means of a crank 27, the rotary shaft 26 of which is driven in rotation. The crank pin 28 is hingedly connected to the tool carrier 25.

Het tegenoverliggende, rechter einde van de gereedschapdrager 25 is door middel van een zwenkarm 31 25 scharnierend met een vast punt 32 van het scharnier verbonden.The opposite, right-hand end of the tool carrier 25 is hingedly connected to a fixed point 32 of the hinge by means of a pivot arm 31.

De lengte tussen de scharnierpunten van de zwenkarm 31 is groter dan de effectieve lengte van de kruk 27, dat wil zeggen de afstand tussen de harten van 30 de draaiingsas 26 en het scharnier 28.The length between the pivot points of the pivot arm 31 is greater than the effective length of the crank 27, i.e. the distance between the centers of the axis of rotation 26 and the hinge 28.

Het zal duidelijk zijn dat wanneer de draaiingsas 26 in de richting van de pijl wordt geroteerd, het linker einde van de gereedschapdrager 25 hoofdzakelijk een cirkelbeweging aangeduid met de pijl 29 uitvoert. Het 35 rechter einde van de gereedschapdrager 25 zal hoofdzakelijk een heen en weer gaande beweging uitvoeren zoals aangegeven met de pijl 33. Op tussenliggende punten is de beweging een combinatie van deze twee uitersten.It will be appreciated that when the axis of rotation 26 is rotated in the direction of the arrow, the left end of the tool carrier 25 performs mainly a circular motion indicated by the arrow 29. The right end of the tool carrier 25 will essentially perform a reciprocating motion as indicated by the arrow 33. At intermediate points, the motion is a combination of these two extremes.

1007015 51007015 5

Wanneer de voortbewegingsrichting van de inrichting met de gereedschapdrager 25 gezien in figuur 2 naar boven is gericht, zal zich aan de linker zijde van de gereedschapdrager 25 bevindende losse grond worden 5 aangegrepen en naar rechts worden getransporteerd, waarbij door de heen en weer gaande beweging een vereffening van deze losse grond optreedt. Door de cirkelbeweging van het linkereinde wordt voorkomen dat zich een rug van losse grond aan de linkerkant vormt. Een dergelijke rug 10 kan zich wel aan de rechterkant vormen. Door echter een tweede gereedschapdrager toe te passen die tegengesteld wordt aangedreven, dat wil zeggen, waarvan de krukaan-drijving zich aan de rechter zijde bevindt en de zwenkarm aan de linker zijde, zal ook een dergelijke rugvorming 15 aan de rechter zijde worden voorkomen en zal een goede vereffening van de losse grond optreden.When the direction of advancement of the device with the tool carrier 25, as seen in Fig. 2, is directed upwards, loose soil located on the left side of the tool carrier 25 will be engaged and transported to the right, whereby a reciprocating movement produces a liquidation of this loose soil occurs. The circular movement of the left end prevents a back of loose soil from forming on the left. Such a back 10 can form on the right-hand side. However, by using a second tool carrier which is driven in the opposite direction, that is to say, of which the crank drive is on the right side and the pivot arm on the left side, such back formation on the right side will also be prevented and good leveling of the loose soil.

De figuren 3-6 tonen de verder ontwikkelde geleiding van de gereedschapdragers 3 en 4 van de voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting 1 zoals getoond in 20 figuur 1. Ten opzichte van figuur 2 is het verschil dat de zwenkarm telkens niet met een vast deel van het gestel maar met de kruktap van de nabij liggende gereedschapdrager is verbonden. Zo is van de gereedschapdrager 3 de zwenkarm 9 verbonden met de kruktap 10 van de kruk 11 die 25 deel uitmaakt van de geleiding van de gereedschapdrager 4 en is de zwenkarm 12 van de gereedschapdrager 4 verbonden met de kruktap 8 die weer deel uitmaakt van de geleiding van de gereedschapdrager 3.Figures 3-6 show the further developed guidance of the tool carriers 3 and 4 of the preferred embodiment of the device 1 as shown in figure 1. Compared to figure 2, the difference is that the pivoting arm does not always have a fixed part of the frame but is connected to the crank pin of the adjacent tool carrier. Thus, of the tool carrier 3, the swivel arm 9 is connected to the crank pin 10 of the crank 11, which forms part of the guide of the tool carrier 4, and the swivel arm 12 of the tool carrier 4 is connected to the crank pin 8, which again forms part of the guide of the tool carrier 3.

De figuren 4, 5 en 6 tonen telkens de stand van 30 de gereedschapdragers 3, 4 bij telkens over 90° verdraaide krukken 6, 11. Te zien is dat door deze geleiding ook het door middel van de zwenkarm gelagerde einde van elke gereedschapdrager 3, 4 een enigszins cirkelvormige beweging uitvoert, echter tegengesteld aan die van het met de 35 kruk verbonden einde.Figures 4, 5 and 6 each show the position of the tool carriers 3, 4 with cranks 6, 11 each rotated through 90 °. It can be seen that through this guide also the end of each tool carrier 3 mounted by means of the pivot arm, 4 performs a somewhat circular motion, however opposite to that of the end connected to the crank.

Figuur 7 laat dit nog duidelijker zien. Daarin zijn aan de respectieve einden van de gereedschapdragers 3, 4 telkens de ongeveer door deze einden beschreven 1 0070 1 5 6 banen weergegeven, aangeduid met de verwijzingscijfers 35-38. De verwezenlijkte "schommelbeweging" van de ge-reedschapdragers 3, 4 zorgen voor een transport van het materiaal van de zijden naar binnen, waardoor de rugvor-5 ming van los materiaal aan de zijkanten in verregaande mate wordt vermeden en bovendien een zeer goede vereffe-ningswerking wordt bereikt.Figure 7 shows this even more clearly. The respective ends of the tool carriers 3, 4 each show the paths described approximately by these ends, indicated by the reference numerals 35-38. The "rocking movement" of the tool carriers 3, 4 effected ensures that the material is transported from the sides inwards, whereby the back formation of loose material on the sides is largely avoided and, moreover, a very good equalization effect is achieved.

Het zal duidelijk zijn dat in plaats van twee gereedschapdragers, zoals hier getoond en beschreven, ook 10 een ander aantal kan worden toegepast. Zelfs bij één enkele gereedschapdrager wordt een zeer bevredigend resultaat bereikt. Behalve borstels kunnen uiteraard vaste tanden en dergelijke als de door de dragers gedragen gereedschappen worden toegepast.It will be clear that instead of two tool carriers, as shown and described here, a different number can also be used. A very satisfactory result is achieved even with a single tool carrier. In addition to brushes, of course, fixed teeth and the like can be used as the tools worn by the carriers.

15 Hoewel in de voorgaande beschrijving en in de figuren uitgegaan is van een inrichting die aangehangen kan worden aan een trekker, zal het duidelijk zijn dat de inrichting volgens de uitvinding ook zelfstandig kan worden uitgevoerd, bijvoorbeeld voorzien van een elektri-20 sche of verbrandingsmotor. De wijze waarop de inrichting volgens de uitvinding over de te bewerken bodem wordt voortbewogen kan derhalve overeenkomstig de omstandigheden geschikt worden gekozen.Although the foregoing description and the figures have been based on a device that can be attached to a tractor, it will be clear that the device according to the invention can also be designed independently, for instance provided with an electric or combustion engine. The manner in which the device according to the invention is moved over the soil to be processed can therefore be chosen appropriately in accordance with the circumstances.

10070151007015

Claims

The device of claim 1, wherein the effective length of the swing arm is greater than that of the crank.

3. Device as claimed in claim 2, comprising at least two adjacent tool carriers, the driving cranks of which engage at opposite ends.

Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the pivot arm is mounted at its end not connected to the tool carrier on the crank 25 of a guide of a nearby tool carrier.

Device as claimed in claim 4, wherein the cranks of the guides of the adjacent tool carriers are driven synchronously in the same direction and with a phase difference of 180 °.

The device according to any of the preceding claims, wherein the soil tillage tools are brushes. 1007015