NL1006731C2 - Inrichting voor houdersysteem. - Google Patents

Description

Inrichting voor houdersysteem

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting, bestemd om geplaatst te worden in een centrifuge-inrichting en geschikt voor het opnemen van een flexibel 5 houdersysteem waarin zich een vloeistof bevindt, welk houdersysteem ten minste een eerste en een tweede houder omvat waarvan de inhoud met behulp van verbindingsorganen onderling met elkaar in verbinding staat.

Dergelijke inrichtingen om flexibele houders met vloeistof op te nemen en die bestemd 10 zijn om geplaatst te worden in een - rotorvormige - centrifuge, zijn met name geschikt voor vloeistofhouders in de vorm van een enkele zak en omvatten een in hoofdzaak cilindervormig hol lichaam dat aan één zijde open is. De toepassing van zulke vat-vormige inrichtingen levert echter ongunstige resultaten op wanneer het bovengenoemde flexibele (vloeistofjhoudersysteem wordt gebruikt.

15

Recentelijk is het in de aanhef beschreven nieuwe houdersysteem voor door middel van centrifugering te scheiden vloeistoffen ontwikkeld. Een dergelijk houdersysteem is bijvoorbeeld bekend uit het Europese octrooischrift EP-B-0 350 495 en is in het bijzonder geschikt voor de scheiding van lichaamsvloeistoffen, in het bijzonder bloed, 20 in verschillende componenten, onder invloed van een centrifugaalkracht.

Menselijk bloed omvat vier componenten, te weten bloedplasma, bloedplaatjes (trombocyten), witte bloedcellen (leukocyten) en rode bloedcellen. De witte bloedcellen en de bloedplaatjes worden tezamen ook wel ‘buffycoat’ genoemd en vormen 25 gebruikelijk ongeveer één procent van het bloed. De rode bloedcellen vormen ongeveer vijfenveertig procent van het bloed, terwijl het resterende gedeelte, dat wil zeggen ongeveer vierenvijftig procent, gevormd wordt door bloedplasma.

De vraag naar de verschillende bloedbestanddelen in een zo zuiver mogelijke vorm is 30 aanzienlijk en neemt steeds toe. Met behulp van het bovengenoemde houdersysteem bestaat de mogelijkheid om bloed tijdens de centrifugering daarvan te scheiden in de verschillende bloedbestanddelen, waarbij verschillende bloedbestanddelen in verschillende houders terecht komen. Met behulp van een dergelijke 1006731 ' " NLS71003.NL 1 -2- scheidingstechnologie worden bloedproducten, dat wil zeggen bloedbestanddelen, in een meer zuivere vorm en in een hogere opbrengst verkregen.

Zoals gezegd, kan het bovenbeschreven bloedsysteem niet worden toegepast in de reeds 5 bekende vat-vormige inrichting, zonder dat ongunstige bloedscheidingsresultaten bereikt worden. De onderhavige uitvinding beoogt dan ook om een inrichting te verschaffen die geschikt is om bovengenoemd houdersysteem op te nemen en waarbij, bij toepassing daarvan, de gewenste bloedscheidingsresultaten bereikt worden.

10 Hiertoe wordt door de onderhavige uitvinding een inrichting volgens de aanhef verschaft die gekenmerkt wordt doordat de inrichting één of meer opnamegedeelten omvat voor het opnemen van een houder, welke zodanig zijn ingericht dat een houder losneembaar daarmee gekoppeld kan worden, en dat de inrichting voorzien is van middelen met behulp waarvan de verbindingsorganen tussen de houders geblokkeerd, 15 respectievelijk gedeblokkeerd kunnen worden.

Het idee achter bovengenoemd houdersysteem is dat vers bloed in een eerste houder van het houdersysteem wordt opgenomen en dat dit bloed tijdens centrifugering in de verschillende bestanddelen wordt gescheiden. Vervolgens worden een aantal van deze 20 verschillende bestanddelen overgeperst naar de overige houders van het houdersysteem. In het geval van een houdersysteem met drie houders, wordt het bloedplasma bij voorkeur in de derde houder opgenomen, terwijl de buffycoat in de tweede houder wordt opgenomen en de rode bloedcellen in de eerste houder achterblijven.

25 Door toepassing van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding kunnen één of meer houders van het houdersysteem elk in een opnamegedeelte van de inrichting worden opgenomen, terwijl de blokkeringsmiddelen in de inrichting zorg kunnen dragen voor een blokkering (afsluiting), respectievelijk deblokkering (openstelling) van de verbindingsorganen tussen de houders. De inrichting kan, samen met het daarmee 30 gekoppelde houdersysteem, in een daartoe geschikte ruimte in de centrifuge-inrichting worden geplaatst. Bij voorkeur worden meerdere inrichtingen gelijktijdig in de

1 . !' 7 3 1 I

-3- centrifuge behandeld. Indien het in de voorgaande alinea beschreven houdersysteem wordt toegepast in een centrifuge, kunnen de blokkeringsmiddelen de verbindingsorganen tussen de eerste en de tweede en de tweede en de derde houder in eerste instantie afsluiten totdat een scheiding van bloedbestanddelen in de eerste houder 5 heeft plaatsgevonden. Vervolgens kunnen de verbindingsorganen tussen de drie houders worden gedeblokkeerd zodat één van de bloedbestanddelenlagen, het bloedplasma, vanuit de eerste houder, via de tweede houder in de derde houder kan stromen. Wanneer in hoofdzaak alle bloedplasma vanuit de eerste naar de derde houder is gestroomd, en de buffycoat vanuit de eerste naar de tweede houder is gestroomd, kunnen de 10 verbindingsorganen tussen de eerste en de tweede, en de tweede en de derde houder met behulp van één of meer blokkeringsmiddelen worden afgesloten.

Na beëindiging van de centrifuge-bewerking kan de inrichting met het daarin opgenomen houdersysteem eenvoudigweg uit de centrifuge worden genomen. Een 15 belangrijk voordeel hiervan is dat doordat de verschillende bloedbestanddelen zich in de verschillende houders bevinden en de doorgang tussen deze houders met behulp van de blokkeringsmiddelen is gesloten, geen vermenging van de verschillende bloedbestanddelen plaats kan vinden en zeer zuivere bloedproducten worden verkregen.

20 Een ander belangrijk voordeel van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is dat deze reeds gekoppeld kan worden met een houdersysteem, terwijl één of meer andere gelijke inrichtingen met daarmee gekoppelde houdersystemen in een centrifuge zijn geplaatst en aan een centrifugebehandeling worden onderworpen. Na beëindiging van de centrifugebehandeling kunnen de inrichtingen met de daarmee gekoppelde 25 houdersystemen eenvoudig en snel verwisseld worden zonder dat aanvullende handelingen verricht dienen te worden om het houdersysteem te plaatsen. Toepassing van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding bevordert derhalve in hoge mate de efficiëntie van de centrifugeringsbewerking met behulp van bovengenoemd houdersysteem.

30 10 0673 1 : -4-

Indien de inrichting volgens de onderhavige uitvinding bestemd dient te zijn voor het opnemen van een houdersysteem dat een eerste, een tweede en een derde houder omvat, omvat de inrichting met voordeel drie, met elkaar gekoppelde, opnamegedeelten.

5 De opnamegedeelten kunnen velerlei, voor de vakman voor de hand liggende, uitvoeringsvormen omvatten, zoals bijvoorbeeld een aan één zijde open ruimte, een afsluitbare ruimte, een vlak of een uitsparing in een vlak. Van belang is dat de opnamegedeelten zodanig zijn uitgevoerd dat een houder losneembaar hiermee gekoppeld kan worden. Hiertoe kan het opnamegedeelte bijvoorbeeld voorzien zijn van 10 koppelingsmiddelen. Van belang is met name dat een houder in een gunstige positie losneembaar met de inrichting gekoppeld kan worden.

Bij voorkeur is ten minste één van de opnamegedeelten zodanig uitgevoerd dat een daarmee losneembaar gekoppelde houder kan worden onderworpen aan een van buiten 15 de houder af uitgeoefende druk.

Een dergelijke uitvoering van ten minste één van de opnamegedeelten is van belang opdat een overpersing van de bloedbestanddelen vanuit de eerste houder naar één of meer andere houders plaats kan vinden. Deze overpersing wordt bijvoorbeeld 20 bewerkstelligd met behulp van een tegen de houder drukkend drukkussen dat gevuld is met drukvloeistof of -gas.

Om een dergelijk drukkussen - of ander drukmiddel - tegen de houder aan te kunnen laten drukken, omvat het opnamegedeelte bij voorkeur een ten minste aan één zijde 25 open ruimte.

Bij voorkeur omvatten de middelen met behulp waarvan de verbindingsorganen tussen de houders geblokkeerd, respectievelijk gedeblokkeerd kunnen worden klemmiddelen.

30 Dergelijke klemmiddelen kunnen de verbindingsorganen tussen de respectievelijke houders afklemmen (blokkeren) of vrijgeven (deblokkeren), afhankelijk van de 1006731 -5- gewenste toestand. Het is ook mogelijk dat de klemmiddelen gekoppeld zijn met de centrifuge-inrichting, terwijl de inrichting volgens de onderhavige uitvinding voorzien is van organen die met de klemmiddelen kunnen samenwerken, bijvoorbeeld openingen, om aldus bij te dragen aan de (de)blokkering van de verbindingsorganen.

5

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting voorzien van doorvoerelementen voor het opnemen van de verbindingsorganen tussen de houders van het houdersysteem.

Dergelijke doorvoerelementen kunnen openingen in de - opnamegedeelten van de -10 inrichting omvatten, maar ook gleuven of andere groefvormige organen aan de inrichting. Door toepassing van dergelijke doorvoerelementen wordt voorkomen dat de verbindingsorganen onder invloed van de centrifugaalkracht tijdens de centrifugeringsbehandeling verplaatst kunnen worden.

15 In het bijzonder kan de inrichting volgens de onderhavige uitvinding samenwerken met detectie- en aansturingsmiddelen, een en ander zodanig dat de één of meer blokkeringsmiddelen worden aangestuurd door de aansturingsmiddelen die reageren op een signaal dat wordt afgegeven door de detectiemiddelen.

20 Hierbij kunnen de detectiemiddelen zodanig worden ingesteld dat deze een signaal afgeven zodra op een bepaalde positie tussen de verschillende houders van het houdersysteem een overgang van het ene naar het andere bloedbestanddeel waargenomen wordt, zodat op het juiste moment een afsluiting van de verbindingsorganen bewerkstelligd kan worden. De detectie- en aansturingsmiddelen 25 kunnen bijvoorbeeld, al dan niet losneembaar, met de centrifuge-inrichting gekoppeld zijn.

De onderhavige uitvinding zal in het navolgende nadere worden toegelicht aan de hand van de bij gevoegde tekening, waarin: 30 figuur 1 schematisch een flexibel houdersysteem, geschikt om toe te worden gepast bij de scheiding van vloeistoffen, toont; 1 Ü U b / 0 i -6- figuur 2 schematisch een zij-aanzicht van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding toont; figuur 3 schematisch een bovenaanzicht van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding toont; 5 figuur 4 schematisch een inrichting volgens de onderhavige uitvinding, gekoppeld met een flexibel houdersysteem en geplaatst in een gedeelte van een centrifuge-inrichting toont; en figuur 5 schematisch een viertal inrichtingen volgens de onderhavige uitvinding toont, die geplaatst zijn in een centrifuge-inrichting.

10

De figuren zijn zuiver schematisch en niet op schaal getekend. Met name zijn ter wille van de duidelijkheid sommige dimensies sterk overdreven weergegeven.

Figuur 1 toont het, eerder besproken, nieuwe flexibele houdersysteem 1 voor door 15 middel van centrifugering te scheiden vloeistoffen, in het bijzonder lichaamsvloeistoffen, zoals bloed. Dit houdersysteem 1 omvat een eerste houder 2, alsmede een tweede houder 4 en een derde houder 6. De inhoud van de houders staat onderling met elkaar in verbinding met behulp van slang- of buisvormige verbindingsorganen 3 en 5. Zowel de houders 2,4,6 als de verbindingsorganen 3, 5 zijn 20 gevormd van een flexibel materiaal. Bij toepassing van het houdersysteem 1 wordt afgetapt bloed in de eerste houder opgenomen, waarna het houdersysteem 1 in een centrifuge-inrichting wordt geplaatst en het bloed onder invloed van de optredende centrifugaalkracht in afzonderlijke componenten wordt gescheiden. Nadat de scheiding van de componenten is opgetreden wordt de bovenste laag, het bloedplasma, via de 25 tweede houder 4 naar de derde houder 6 overgeperst en wordt de middelste laag, de buffycoat, naar de tweede houder 6 geperst. Dit persen kan plaatsvinden door op de eerste houder met behulp van drukvloeistof of -gas een druk uit te oefenen.

Figuur 2 toont schematisch een zij-aanzicht van een inrichting 8 volgens de onderhavige 30 uitvinding, geschikt voor het opnemen van een houdersysteem volgens figuur 1 en bestemd om geplaatst te worden in een centrifuge-inrichting. De inrichting 8 omvat drie, 1006731 -7- onderling met elkaar gekoppelde, opnamegedeelten 10, 11 en 12 die elk bestemd zijn voor het opnemen van een houder 2,4,6 die losneembaar hiermee gekoppeld kan worden.

5 In de getoonde uitvoeringsvorm is opnamegedeelte 10 ingericht om de eerste houder 2 van het houdersysteem 1 op te nemen. Het opnamegedeelte 10 omvat een aan één zijde in hoofdzaak open ruimte; in figuur 2 is met een stippellijn aangegeven hoe de wand aan de binnenzijde van het opnamegedeelte verloopt. De open zijde van het opnamegedeelte 10 is niet te zien in figuur 2, doch is aangegeven met verwijzingscijfer 13. De eerste 10 houder 2 kan in de open ruimte van het opnamegedeelte 10 worden geplaatst en, al dan niet onder toepassing van koppelingsmiddelen, hiermee worden gekoppeld.

Opnamegedeelte 11 is in dit voorbeeld zodanig uitgevoerd dat de tweede houder 4 hierin kan worden opgenomen. Dit opnamegedeelte 11 omvat een in hoofdzaak vlak 15 element dat voorzien is van uitsparingen, onder meer in de vorm van de tweede houder. Indien gewenst kan de uitsparing voor de tweede houder voorzien zijn van een deksel om de tweede houder 4 losneembaar met het opnamegedeelte 11 te koppelen.

Het opnamegedeelte 12 is tenslotte bestemd voor het opnemen van de derde houder 6.

20 Dit opnamegedeelte 12 omvat een holle ruimte die met behulp van scharnierende kleppen 17 kan worden afgesloten. De derde houder 6 kan hierbij in de ruimte worden geplaatst, waarna deze met behulp van de kleppen 17 wordt gesloten.

De inrichting is tevens voorzien van doorvoerelementen 14 in de vorm van openingen of 25 groeven, waardoor de verbindingsorganen 3,5 geleid kunnen worden, respectievelijk kunnen worden opgenomen. Aldus kunnen alle onderdelen van het houdersysteem 1 in de inrichting volgens de onderhavige uitvinding 8 worden opgenomen. De positionering van het houdersysteem in de inrichting 8, bij plaatsing in een centrifuge, is zodanig dat de verbindingsorganen 3,5 geen lijnen van centrifugaalkracht meer dan eenmaal 30 doorsnijden. Dit laatste wordt nader verduidelijkt in de figuren 4 en 5, alwaar de inrichting 8 in een - gedeelte van een - centrifuge is geplaatst.

1006735 -8-

Voorts omvat de inrichting 8 middelen 15 met behulp waarvan de verbindingsorganen 3,5 tussen de houders 2,4,6 geblokkeerd, respectievelijk gedeblokkeerd kunnen worden. Deze middelen kunnen openingen omvatten die samenwerken met met de centrifuge-inrichting gekoppelde blokkeringsmiddelen. Een andere mogelijkheid is 5 echter dat deze middelen 15 zelf blokkeringsmiddelen in de vorm van klemmiddelen omvatten.

Tenslotte omvat de inrichting 8 een grijporgaan 18, met behulp waarvan de inrichting kan worden opgetild.

10

Figuur 3 toont een bovenaanzicht van de inrichting 8 volgens de onderhavige uitvinding. Hierbij is het grijporgaan 18 achterwege gelaten. Duidelijk is te zien hoe in de inrichting 8 ruimte wordt vrijgehouden voor de verschillende houders 2,4, 6 en de verbindingsorganen 3 en 5.

15

Figuur 4 toont de situatie waarbij de inrichting 8 gekoppeld is met een houdersysteem 1 en geplaatst is in een daartoe bestemd gedeelte van een centrifuge-inrichting. Dit gedeelte van de centrifuge-inrichting omvat een ‘bak’ 19 waarin zich een drukorgaan 20 bevindt dat bij toevoer van vloeistof of gas kan uitzetten en een druk kan uitoefenen op 20 de eerste houder 2 opdat deze - grotendeels - wordt leeggeperst.

Tenslotte toont figuur 5 de situatie waarbij een viertal inrichtingen 8 volgens de onderhavige uitvinding geplaatst zijn in een centrifuge-inrichting 21.

25 De werking van de inrichting 8 volgens de onderhavige uitvinding, in combinatie met het houdersysteem 1, is als volgt. Volgens de bovenstaande beschrijving worden de houders 2,4, 6 en de verbindingsorganen 3, 5 in de inrichting 8 opgenomen en hiermee losneembaar gekoppeld. Hierbij is slechts houder 2 gevuld met volbloed. De met het houdersysteem 1 gekoppelde inrichting 8 wordt vervolgens in één van de bakken 19 van 30 een centrifuge-inrichting 21 geplaatst en de centrifuge-inrichting wordt, gebruikelijk na vulling van de overige bakken 19, in werking gesteld. In deze situatie zijn de 1006731 -9- blokkeringsmiddelen 15 zodanig geactiveerd dat een blokkering van de verbindingsorganen 3, 5 plaatsvindt, zodat het bloed niet vanuit de eerste houder 2 naar de tweede en de derde houder 4,6 kan stromen. In een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de blokkeringsmiddelen 15 klemmiddelen die zowel in de inrichting 8 zelf als 5 gekoppeld met de centrifuge-inrichting kunnen zijn. In de getoonde uitvoeringsvorm bevinden de klemmiddelen 15 zich aan de inrichting 8 zelf. De inrichting 8 werkt bovendien samen met detectie-en aansturingsmiddelen die gebruikelijk gekoppeld zijn met de centrifuge-inrichting en de blokkeringsmiddelen 15 aan kunnen sturen. In de uitgangssituatie zijn de detectie-en aansturingsmiddelen zodanig ingesteld dat de 10 verbindingsorganen 3, 5 geblokkeerd worden.

Na een bepaalde centrifugeperiode waarin scheiding van het bloed in de afzonderlijke componenten heeft plaatsgevonden, worden de blokkeringsmiddelen 15 aangestuurd opdat deze de verbindingsorganen 3, 5 deblokkeren en een vloeistofstroom vanuit de 15 eerste houder 2 naar de tweede en derde houder 4, 6 plaats kan vinden. Dit laatste wordt bovendien gestimuleerd door het drukorgaan 20 dat door middel van toegevoerde vloeistof of gas uitzet en een druk uitoefent op de eerste houder 2. Wanneer de detectiemiddelen een verandering van bloedcomponent waarnemen worden de aansturingsmiddelen daarmee samenwerkende blokkeringsmiddelen 15 geactiveerd 20 opdat blokkering van verbindingsorgaan 3 en/of 5 plaatsvindt en de vloeistofstroom gestopt wordt. Nadat het bloedplasma vanuit de eerste houder 2 via de tweede houder 4 in de derde houder 6 is gestroomd en de detectiemiddelen, bij voorkeur in of vlak na de tweede houder 4, een verandering van bloedplasma naar buffycoat waarnemen, zullen de blokkeringsmiddelen 15 het verbindingsorgaan 5 tussen de tweede en de derde 25 houder 4, 6 blokkeren, terwijl het verbindingsorgaan 3 gedeblokkeerd blijft. Wanneer vervolgens, bij voorkeur in of vlak na de eerste houder 2, een overgang van buffycoat naar rode bloedcellen wordt waargenomen, zal ook het verbindingsorgaan 3 worden geblokkeerd.

30 De centrifuge-behandeling kan nu worden beëindigd en de inrichting 8 kan tezamen met het daarmee gekoppelde houdersysteem 1 uit de centrifuge worden genomen. Daar de 100673 1 -10- verschillende componenten van het bloed over de verschillende houders 2,4, 6 zijn verdeeld en de verbindingsorganen 3, 5 tussen de respectievelijke houders zijn gesloten, vindt bij het uitnemen van de inrichting 8 geen vermenging van de bloedbestanddelen plaats.

1006731

Claims (7)

1. Inrichting (8), bestemd om geplaatst te worden in een centrifuge-inrichting (21) en geschikt voor het opnemen van een flexibel houdersysteem (1) waarin zich een 5 vloeistof bevindt, welk houdersysteem (1) ten minste een eerste (2) en een tweede houder (4) omvat waarvan de inhoud met behulp van verbindingsorganen (3, 5) onderling met elkaar in verbinding staat, met het kenmerk dat de inrichting één of meer opnamegedeelten (10, 11,12) omvat voor het opnemen van een houder, welke zodanig zijn ingericht dat een houder losneembaar daarmee gekoppeld kan worden, en dat de 10 inrichting voorzien is van middelen (15) met behulp waarvan de verbindingsorganen (3, 5) tussen de houders geblokkeerd, respectievelijk gedeblokkeerd kunnen worden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, bestemd voor het opnemen van een houdersysteem (1) dat een eerste (2), een tweede (4) en een derde (6) houder omvat, met 15 het kenmerk dat de inrichting drie, met elkaar gekoppelde, opnamegedeelten (10, 11, 12. omvat.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat ten minste één van de opnamegedeelten (10) zodanig is uitgevoerd dat een daarmee losneembaar gekoppelde 20 houder kan worden onderworpen aan een van buiten de houder af uitgeoefende druk.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk dat het opnamegedeelte (10) een aan ten minste één zijde open ruimte omvat.

5. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de middelen (15) met behulp waarvan de verbindingsorganen tussen de houders geblokkeerd, respectievelijk gedeblokkeerd kunnen worden klemmiddelen omvatten.

6. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat 30 de inrichting voorzien is van doorvoerelementen (14) voor het opnemen van de verbindingsorganen tussen de houders van het houdersysteem. 100673 1 -12-

7. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat deze samen kan werken met detectie- en aansturingsmiddelen, een en ander zodanig dat de één of meer blokkeringsmiddelen worden aangestuurd door de aansturingsmiddelen die reageren op een signaal dat wordt afgegeven door de detectiemiddelen. 5 10 u673 1 I