NL9320043A - Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van ongewenste fluida uit verwerkte bloedprodukten. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van ongewenste fluida uit verwerkte bloedprodukten. Download PDF

Info

Publication number
NL9320043A
NL9320043A NL9320043A NL9320043A NL9320043A NL 9320043 A NL9320043 A NL 9320043A NL 9320043 A NL9320043 A NL 9320043A NL 9320043 A NL9320043 A NL 9320043A NL 9320043 A NL9320043 A NL 9320043A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
container
blood product
filter
fluid
gas
Prior art date
Application number
NL9320043A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Pall Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Pall Corp filed Critical Pall Corp
Publication of NL9320043A publication Critical patent/NL9320043A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M1/00Suction or pumping devices for medical purposes; Devices for carrying-off, for treatment of, or for carrying-over, body-liquids; Drainage systems
    • A61M1/36Other treatment of blood in a by-pass of the natural circulatory system, e.g. temperature adaptation, irradiation ; Extra-corporeal blood circuits
    • A61M1/3621Extra-corporeal blood circuits
    • A61M1/3643Priming, rinsing before or after use
    • A61M1/3644Mode of operation
    • A61M1/3652Mode of operation using gas, e.g. air
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M1/00Suction or pumping devices for medical purposes; Devices for carrying-off, for treatment of, or for carrying-over, body-liquids; Drainage systems
    • A61M1/02Blood transfusion apparatus
    • A61M1/0209Multiple bag systems for separating or storing blood components
    • A61M1/0218Multiple bag systems for separating or storing blood components with filters
    • A61M1/0222Multiple bag systems for separating or storing blood components with filters and filter bypass
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M1/00Suction or pumping devices for medical purposes; Devices for carrying-off, for treatment of, or for carrying-over, body-liquids; Drainage systems
    • A61M1/02Blood transfusion apparatus
    • A61M1/0209Multiple bag systems for separating or storing blood components
    • A61M1/0231Multiple bag systems for separating or storing blood components with gas separating means, e.g. air outlet through microporous membrane or gas bag
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M1/00Suction or pumping devices for medical purposes; Devices for carrying-off, for treatment of, or for carrying-over, body-liquids; Drainage systems
    • A61M1/36Other treatment of blood in a by-pass of the natural circulatory system, e.g. temperature adaptation, irradiation ; Extra-corporeal blood circuits
    • A61M1/3621Extra-corporeal blood circuits
    • A61M1/3627Degassing devices; Buffer reservoirs; Drip chambers; Blood filters
    • A61M1/3633Blood component filters, e.g. leukocyte filters
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M2202/00Special media to be introduced, removed or treated
    • A61M2202/04Liquids
    • A61M2202/0413Blood
    • A61M2202/0439White blood cells; Leucocytes

Description

Werkwijze en inrichting voor het verwilderen van ongewenste fluïda uitverwerkte bloedprodukten.
De uitvinding heeft betrekking op het verwijderen van ongewenstefluïda uit verwerkte bloedprodukten.
Zoals hierin gebruikt heeft "bloedprodukt" betrekking op alle behan¬delde of onbehandelde vloeistoffen die zijn geassocieerd met levendeorganismen; in het bijzonder bloed, inclusief geheel bloed, warm of koudbloed en bewaard of vers bloed; behandeld bloed, zoals bloed dat is ver¬dund met een fysiologische oplossing, inclusief, maar niet beperkt tot,zout-, voedingsmiddel- en/of anticoagulans-oplossingen; een of meerbloedcomponenten, zoals plaatjes-concentraat (PC), plaatjes-rijk plasma(PRP), plaatjes-vrij plasma, plaatjes-arm plasma, plasma, opeengepakterode cellen (PRC) of buffy coat; analoge bloedprodukten die zijn verkre¬gen uit bloed of een bloedcomponent of die zijn verkregen uit beenmerg.Het bloedprodukt kan leucocyten omvatten, of kan zodanig zijn behandelddat leucocyten zijn verwijderd. Zoals hierin gebruikt heeft bloedproduktbetrekking op de componenten die hiervoor zijn beschreven en op overeen¬komstige bloedprodukten die op een andere wijze zijn verkregen en dieovereenkomstige eigenschappen bezitten.
Wanneer een bloedprodukt met behulp van een functionele biologischeinrichting wordt verwerkt, bestaat het klinische risico dat gassen, waar¬onder lucht, in het verwerkte bloedprodukt achterblijven. De bronnen vanachterblijvende gassen zijn ondermeer de functionele biologische inrich¬ting waarmee de werkwijze wordt uitgevoerd en de slangen die worden ge¬bruikt om het bloedprodukt naar en van de inrichting te voeren. Tevenskunnen gassen aanwezig zijn in de houder waarin het verwerkte bloed¬produkt wordt overgebracht.
De uitdrukking "functionele biomedische inrichting" zoals hieringebruikt heeft betrekking op een aantal inrichtingen of samenstellenwaarin lucht of gassen aanwezig zijn en/of zich kunnen verzamelen ofvormen, of waaruit ze moeten worden verwijderd voordat het samenstelwordt gebruikt. Voorbeelden van functionele biomedische inrichtingen zijneen filter, zoals een leucocyt-depletiefilter; een scheidings-inrichting,zoals een plaatjes-concentreerinrichting; een bellenverwijderingsinrich¬ting; en een pomp. De functionele biomedische inrichting kan tevens eeninrichting voor het vernietigen van biologische verontreinigingen, zoalseen kamer met lichtgolven van hoge intensiteit, of een inrichting voorhet bemonsteren van een biologische vloeistof omvatten. Voorbeelden van inrichtingen voor toepassing bij rode bloedcellen worden beschreven in deAmerikaanse octrooischriften 4.925*572 en 4.923*620; een voorbeeld vaneen inrichting voor toepassing bij plaatjes wordt beschreven in het Ame¬rikaanse octrooischrift 4.880.548. Het is de bedoeling dat de uitvindingniet wordt beperkt door het type functionele biomedische inrichting diein een specifiek samenstel wordt gebruikt.
De aanwezigheid van dergelijke resterende gassen kan de kwaliteitvan de biologische vloeistof die wordt bewaard verminderen en kan dus deduur waarmee de biologische vloeistof kan worden bewaard verminderen.Daarnaast verminderen dergelijke gassen de opslagcapaciteit van de hou¬ders waarin het bloedprodukt wordt bewaard. Verder kunnen dergelijkeresterende gassen bij een transfusie de ontvanger van de transfusie bin¬nengaan en resulteren in een embolie. De klinische gevolgen daarvan zijnuitgebreid beschreven in de literatuur.
Het is dus belangrijk dat zo weinig mogelijk gas, in het idealegeval geen gassen, in het verwerkte bloedprodukt achterblijft. Sectie IV2.2.2.1 van de European Pharmocopoeia vermeld dat minder dan 5 ml gas inde houder voor een verwerkt bloedprodukt mag achterblijven.
Tevens is het belangrijk dat de verwerking volledig vrij is van eenbacteriële verontreiniging uit het milieu.
Voorheen is voorgesteld in de functionele biomedische inrichting eenafvoer voor het spuien van lucht die zich in de inrichting verzameld teverschaffen. De afvoer kan een hydrofoob filtermedium - zie bijvoorbeeldGB-A-I.585.9^9 ” omvatten, dat lucht van een gefiltreerd bloedproduktscheidt. Het is een probleem met een dergelijk voorstel dat dit alleenbetrekking heeft op lucht in de functionele biomedische inrichting oflucht dat de functionele biomedische inrichting bereikt. Lucht die defunctionele biomedische inrichting met het verwerkte bloedprodukt verlaatwordt niet verwijderd.
In een ander voorstel wordt een omloopleiding tussen een eerstehouder voor het niet verwerkte bloedprodukt (vaak "donorzak" genoemd) eneen tweede houder die het verwerkte bloedprodukt ontvangt (vaak "over¬drachtzak" genaamd) verschaft. De omloopleiding gaat voorbij aan de func¬tionele biomedische inrichting en omvat een klem of loslaatklep of beidevoor het isoleren van de omloopleiding.
Nadat het bloedprodukt uit de donorzak is verwerkt worden de gassenin de overdrachtzak via de omloopleiding, nadat de klem/loslaatklep isgeopend, naar de nu lege donorzak gevoerd. De overdrachtzak wordt ofwelmet de hand leeggeknepen of in een plasma-uitpersinrichting geplaatst, zodat de gassen door de omloopleiding worden gevoerd. Tijdens deze omloopis de functionele biomedische inrichting geïsoleerd.
Een probleem met dit voorstel is het significante risico dat hetbloedprodukt door de klem/loslaatklep naar de omloop breekt als deze voorgebruik kapot gaat/niet goed functioneert of als deze per ongeluk openwordt gelaten. Het gevolg daarvan is dat het verwerkte bloedprodukt kanworden verontreinigd met een hoeveelheid niet verwerkt bloedprodukt. Alshet verwerken bijvoorbeeld bestaat uit het verwijderen van leucocyten uiteen bloedprodukt, zal in het verwerkte bloed een hoger niveau van derge¬lijke leucocyten aanwezig zijn dan wordt gewenst.
In een ander voorstel wordt een inrichting in de doorgang tussen defunctionele biomedische inrichting en de overdrachtzak verschaft, welkeeen bacterieel zekere afvoer of spui-filter omvat. Gassen vóór het bloed¬produkt worden tijdens het verwerken van het bloedprodukt dus verplaatstdoor de afvoer of het filter naar de atmosfeer. Deze gassen kunnen wordenbewaard en teruggevoerd naar het systeem, zodat het winnen van het bloed¬produkt wordt vereenvoudigd.
Hierdoor worden gassen die zich reeds in de overdrachtzak bevinden,hetgeen 50# van het totale volume aan gassen die zich in de overdrachtzakkunnen verzamelen kan bedragen, niet verwijderd.
Een derde voorstel, dat wordt toegepast als de functionele biologi¬sche inrichting een leucocyt-filter is, is het uitknijpen van de over¬drachtzak, zodat gassen die zich in de overdrachtzak hebben verzamelddoor het leucocyt-filter terug worden gevoerd naar de donorzak. Dit isechter onbetrouwbaar, omdat een minimale druk op de overdrachtzak moetworden uitgevoerd, zodat het bel-punt van het filtermedium in het leuco¬cyt-filter wordt overwonnen zodat de gassen uit de overdrachtzak kunnenworden verwijderd. Dit is afhankelijk van de bediener en hoeft niet iede¬re keer met succes tot stand te worden gebracht. Als met knijpen wordtgestopt en dit vervolgens wordt voortgezet bestaat er verder het risicodat achtergebleven verontreinigingen van het leucocyt-filter naar hetverwerkte bloedprodukt worden gevoerd.
Overeenkomstige problemen kunnen optreden bij het verwijderen vanbovendrijvende vloeistoffen bij het wassen van rode cellen en het centri¬fugeren van bloedprodukten. Deze bovendrijvende vloeistof is een on¬gewenste vloeistof die voor gebruik moet worden verwijderd.
Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt een werkwijze voorhet verwijderen van ongewenst fluïdum uit een verwerkt bloedprodukt ver¬schaft, welke het doorvoeren van het bloedprodukt uit een eerste afgeslo¬ ten houder door een functionele biomedische inrichting voor het verwerkenvan het bloedprodukt, het uit de functionele biomedische inrichting latenstromen van het verwerkte bloedprodukt en het ongewenste fluïdum, hetscheiden van het ongewenste fluïdum van het gewenste bloedprodukt en hetdoorvoeren van het ongewenste fluïdum door een afvoer, die een barrière-medium omvat waardoor het ongewenste fluïdum kan passeren maar waardoorhet verwerkte bloedprodukt niet kan passeren, omvat.
Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt een inrichtingverschaft voor het verwijderen van ongewenst fluïdum uit een verwerktbloedprodukt, die een eerste houder voor het bewaren van een te verwerkenbloedprodukt, een eerste doorvoer die de eerste houder met een functione¬le biomedische inrichting verbindt en een tweede doorvoer die wegleidtvan de functionele biomedische inrichting omvat, welke wordt gekenmerktdoordat een afvoer naar de eerste doorvoer of de eerste houder leidt eneen barrière-medium omvat, zodat wordt voorkomen dat verwerkt bloed¬produkt wordt doorgevoerd, maar waardoor ongewenst fluïdum naar de eerstehouder kan worden gevoerd.
Het volgende is, bij wijze van voorbeeld, een meer gedetailleerdebeschrijving van enkele uitvoeringsvormen va de uitvinding, waarbij wordtverwezen naar de begeleidende tekeningen, waarin: figuur 1 een schematische weergave is van een inrichting voor hetverlagen van het leucocyt-gehalte van een bloedprodukt en dat een filteromvat voor toepassing bij het verwijderen van lucht uit het verwerktebloedprodukt, figuur 2 een schematisch aanzicht is van een inrichting voor hetverwerken van een bloedprodukt, dat een filter voor toepassing bij hetverwijderen van lucht uit het verwerkte bloedprodukt omvat, figuur 3 een schematisch aanzicht in doorsnede is van een uitvoe¬ringsvorm van een fluïdum-barrière-medium voor toepassing bij de inrich¬ting van figuur 2 en figuur k een schematisch aanzicht is van een andere inrichting voorhet verwerken van een bloedprodukt, dat een filter voor toepassing bij deverwijdering van lucht uit het verwerkte bloedprodukt omvat.
De inrichting van figuur 1 omvat een gesloten eerste houder in devorm van een donorzak 10 voor het bewaren van een bloedprodukt, zoalsrode cellen of geheel bloed of plaatjes. Een buis 11 leidt van de donor¬zak 10 naar een functionele biologische inrichting in de vorm van eenleucocyt verwijderend bloedfilter 12, die van het type kan zijn dat isbeschreven in GB-A-2.211.755·
De afvoer van het filter 12 is door een buis 13 met een tweede hou¬der in de vorm van een afgesloten overdrachtsak l4 verbonden. Op dezebuis 13 is een met de hand te bedienen klem 15 aangebracht, zodat buis 13kan worden geopend en gesloten. Als alternatief zou een controle-klepkunnen worden aangebracht.
Een afvoerbuis 16 leidt van de overdrachtzak 14 naar de donorzak 10en omvat een filter 17. Het filter 17 is een hydrofoob filter met eenporiegrootte die voldoende is voor het afscheiden van gassen, zoals zuur¬stof, lucht of dergelijke, die aanwezig kunnen zijn in eën bloedverwer-kingssysteem van de vloeistof, d.w.z. bloed of bloedcomponenten die inhet systeem worden verwerkt. Een dergelijke poriegrootte kan kleiner zijndan 5 pm en bij voorkeur 0,2 pm of 0,1 pm bedragen. In leiding 16 istussen filter 17 en buis 11 een met de hand te bedienen klem 18 voor hetopenen en sluiten van leiding 16 aangebracht.
Bij het in gebruik zijn is klem 15 aanvankelijk geopend en is klem18 gesloten. Een donorzak 10 die bijvoorbeeld geheel bloed bevat is ver¬bonden met buis 11. Het leucocyt-filter 12 wordt gevoed door de donorzak10 leeg te knijpen en het bloed passeert het filter 12 naar de over¬drachtzak l4. Aan het einde van de overdracht wordt de klem 15 geslotenen wordt het resterende bloedprodukt met een verminderd leucocyt-gehaltedat zich tussen klem 15 en de overdrachtzak 14 in de buis 13 bevindt naarde overdrachtzak 14 gevoerd.
Op dit punt is de overdrachtzak gevuld met bloed met een verminderdleucocyt-gehalte en lucht. De bron van deze lucht omvat het filter 12 enresterende lucht in de overdrachtzak.
Vervolgens wordt de overdrachtzak 14 met de hand leeggeknepen of ineen plasma-uitpersinrichting (niet getoond) geplaatst en wordt klem 18geopend. De lucht in de overdrachtzak wordt dus door buis 16 naar hetfilter 17 gevoerd. Filter 17 heeft een zodanige poriegrootte, dat luchthet filter 17 kan passeren, maar dat wordt voorkomen dat verwerkt bloedhet filter passeert. Zoals hiervoor genoemd is deze in het algemeen klei¬ner dan 5 pm en kan deze 0,2 pm of 0,1 pm bedragen.
De lucht wordt van filter 17 naar de donorzak 10 gevoerd en als allelucht uit de overdrachtzak 14 is verdreven wordt klem 18 gesloten en klem15 geopend. De lucht in de donorzak 10 wordt vervolgens naar buis 11gevoerd en verdrijft bloed in buis 11 en het leucocyt-filter 12 naar deoverdrachtzak, zonder dat lucht de overdrachtzak 14 binnengaat.
Vervolgens wordt de overdrachtzak 14 van buis 13 en buis 16 geschei¬den.
De inrichting heeft het voordeel dat deze bij het in gebruik zijnvolledig gesloten is, zodat het verwerken en het verwijderen van luchtgeheel vrij van bacteriële verontreiniging uit de omgeving kan plaats¬vinden. Als het bloedprodukt tijdens de verwerking klem 18 zou passeren,voorkomt filter 17 dat het bloedprodukt wordt teruggevoerd naar de over-drachtzak 14.
Omdat lucht na het verwerken uit de overdrachtzak 14 wordt verdrevenkan bovendien alle lucht worden verwijderd. De bewerking is snel en kansnel worden uitgevoerd. De enige extra inrichtingen die worden vereist,een strip-inrichting voor de buis en een plasma-uitpersinrichting, zijnonder de omstandigheden waaronder de inrichting wordt gebruikt eenvoudigbeschikbaar.
De lucht passeert tijdens het verwijderen daarvan het leucocyt-fil-ter 12 niet en lijdt dus niet aan de problemen die zijn geassocieerd methet verdrijven van lucht door een leucocyt-filter.
Een overeenkomstige inrichting en werkwijze kan worden toegepastvoor het verwijderen van andere ongewenste fluïda uit verwerkte bloed-produkten. Bovendrijvende vloeistoffen kunnen bijvoorbeeld worden verwij¬derd van het produkt van het wassen en centrifugeren van rode cellen. Indit geval, en als het fluïdum een mengbare vloeistof is, is het filter 17een hydrofiel filter dat een poriegrootte kleiner dan 5 pm, bij voorkeureen poriegrootte van 0,1 pm of 0,2 pm, heeft. Als het fluïdum niet meng¬baar is, is het filter 17 een hydrofoob filter met een poriegrootte klei¬ner dan 5 pm, bij voorkeur een poriegrootte van 0,1 pm of 0,2 pm.
De inrichting en werkwijze die hiervoor met betrekking tot figuur 1zijn beschreven hoeven niet samen met een functionele biologische inrich¬ting (zoals het leucocyt-filter 12 dat hiervoor is beschreven) te wordentoegepast. Buis 16 kan alleen in samenhang met een overdrachtzak 14, ofhet equivalent daarvan, welke een verwerkt bloedprodukt bevat, wordentoegepast.
Nu zal met betrekking tot figuur 2 een tweede uitvoeringsvorm van deuitvinding worden beschreven. Figuur 2 toont een bloedverwerkings-samen-stel welke een eerste houder of donorzak 111 en een twee houder of over¬drachtzak 112, en een leiding 113, 114 die de eerste houder 111 met detweede houder 112 verbindt, omvat; waarbij tussen de eerste houder 111 ende tweede houder 112 ten minste een functionele biomedische inrichting115 aanwezig is. De functionele biomedische inrichting 115 kan zijn ge¬associeerd met een spui-filter l40. Het spui-filter 140 omvat een toevoerl4l voor lucht uit de omgeving, een filtermedium 1^2 voor het verwijderen van bacterieel materiaal uit de lucht en een afvoer 143 die is verbondenmet een toevoer van de functionele biomedische inrichting 115. zodatsteriele lucht aan de toevoer wordt toegevoerd zodat het bloedproduktdoor het samenstel wordt verdreven.
Een omloop 120 voor het verzamelen en verdrijven van gas staat influïdumcommunicatie met de eerste leiding 113 en de tweede leiding 114.
De omloop 120 is een stromingsweg voor het afscheiden van gas van destromingsweg van het biologische fluïdum, waarbij dat verzamelde gaseventueel kan worden gebruikt voor het winnen van extra biologisch flu¬ïdum. De omloop 120 omvat een leiding 122 die in fluïdumcommunicatiestaat met de tweede houder 112 en een leiding 123 die in fluïdumcommuni¬catie staat met de eerste houder 111. De fluïdumcommunicatie voor iedereleiding 122, 123 kan tot stand worden gebracht door respectievelijk iedertype verbinding 126 en 125. Zoals is weergegeven, is verbinding 126 eenY-type verbinding en is verbinding 125 een flexibele T-type verbinding.
De omloop 120 voor het verzamelen en verdrijven van gas omvat eenderde houder 121 die zich tussen leiding 122 en leiding 123 bevindt. Dederde houder 121 wordt gebruikt voor het verzamelen en bewaren van hetverdreven gas. De derde houder 121 is een flexibele zak die kan wordenleeggeknepen, zodat gas in de derde houder 121 kan worden overgebrachtnaar de eerste houder 111 en/of leiding 113 · Andere opstellingen zijnmogelijk; De leidingen 122 en 123 kunnen bijvoorbeeld zijn bevestigd aaneen spuit of dergelijke, waarmee gas uit het verwerkingssamenstel naarleiding 122 zou kunnen worden getrokken en waarmee het gas dat in despuit is verzameld naar de eerste houder 111 en/of leiding 113 zou kunnenworden overgebracht. Het is de bedoeling dat de omloop voor het verzame¬len en verdrijven van gas zodanig werkt, dat leucocyt bevattende vloei¬stof geen contact heeft met vloeistof met een verminderd leucocyt-gehal-te.
De omloop 120 voor het verzamelen en verdrijven van gas omvat tevenseen fluïdum-barrière-medium 124, dat zich in leiding 123 tussen de derdehouder 121 en verbinding 125 bevindt.
Het fluïdum-barrière-medium 124 kan een van een verscheidenheid vanmiddelen en inrichtingen zijn die in staat zijn tot het afscheiden vangas, zoals lucht, zuurstof en dergelijke, dat in een bloedverwerkings-systeem aanwezig kan zijn van de vloeistof, d.w.z. bloed en/of bloed-componenten, die in dat systeem worden verwerkt. Geschikte fluïdum-bar-rière-media omvatten, maar zijn niet beperkt tot, die welke zijn be¬schreven in de Internationale octrooiaanvrage WO 91/17-809· Λ ..
Het fluïdum-barrière-medium is bijzonder geschikt voor toepassing ingesloten en/of steriele systemen. Geschikte fluïdum-barrière-media omvat¬ten een liquofoob poreus medium. Bij sommige uitvoeringsvormen hebben defluïdum-barrière-media een voldoende kleine poriegrootte, zodat het pas¬seren van bacteriën door het fluïdum-barrière-medium wordt uitgesloten.Omdat een dergelijk liquofoob poreus medium niet kan worden bevochtigddoor de biologische vloeistof die in het systeem wordt verwerkt, zal gasdat in het systeem aanwezig is en met het liquofobe medium in contactkomt hierdoor passeren en zal het bloedprodukt niet door het liquofobeporeuze medium worden geabsorbeerd. In sommige uitvoeringsvormen is deporiegrootte van het liquofobe poreuze medium 0,2 pm of kleiner, zodateen bevredigende barrière tegen bacteriën wordt verschaft.
De uitdrukking "liquofoob" heeft hier de tegengestelde betekenis vande uitdrukking liquofiel; dat wil zeggen dat een poreus liquofoob mate¬riaal een kritische oppervlaktespanning voor bevochtiging heeft die lageris dan de oppervlaktespanning van de toegepaste vloeistof en dit mate¬riaal niet eenvoudig of spontaan door de toegepaste vloeistof wordt be¬vochtigd. Liquofobe materialen kunnen dus worden gekarakteriseerd dooreen grote contacthoek tussen een vloeistofdruppel die op het oppervlakwordt geplaatst en het oppervlak. Een dergelijke grote contacthoek is eenindicatie van slechte bevochtiging.
Het fluïdum-barrière-medium kan een liquofoob membraan, zoals hier¬voor is beschreven, omvatten, of het kan andere structuren omvatten waar¬door gas kan passeren maar waardoor geen verontreinigingen kunnen binnen¬dringen. In een uitvoeringsvorm, getoond in figuur 3. omvat het fluïdum-barrière-medium 124 een uit meer lagen bestaand microporeus membraan ineen behuizing. De eerste laag 150 van het microporeuze membraan kan metvloeistof bevochtigbaar, d.w.z. liquofiel, zijn. Zolang het gas onver¬zadigd blijft door de vloeistof die wordt verwerkt kan het gas door hetliquofiele membraan passeren. De tweede microporeuze membraanlaag 151 isniet bevochtigbaar door de vloeistof die door het afgiftesysteem wordtverwerkt, dat wil zeggen dat de tweede laag liquofoob is. Voorbeelden vanliquofiele en/of liquofobe media omvatten degene die zijn beschreven inde Internationale octrooiaanvrage WO 91/17*809.
De liquofiele laag 150 van het uit meerdere lagen bestaande micro¬poreuze membraan bevindt zich in de behuizing bij voorkeur aan de binnen¬kant van het fluïdum-barrière-medium. Op deze wijze is de liquofiele laagI5O de eerste laag die in contact komt met ofwel gas dat uit het fluïdum-overdracht- of afgifte-systeem moet worden verwijderd of fluïdum dat wordt overgedragen of afgegeven door het systeem.
Het gas kan eveneens door de liquofobe laag 151 passeren. De liquo-fobe laag 151 kan op de liquofiele laag 150 zijn aangebracht, waarbijdeze zich bij voorkeur aan de buitenkant van het fluïdum-barrière-mediumbevindt. Vanwege het met vloeistof te bevochtigen karakter van de liquo¬fiele laag 150 en het niet bevochtigbare karakter van de liquofobe laag151 kan gas dat in contact komt met het fluïdum-barrière-medium, zolangde liquofiele laag 150 niet bevochtigd wordt door vloeistof, het fluïdum-barrière-medium passeren. Zodra de liquofiele laag 150 met vloeistofwordt bevochtigd kan gas niet meer door de liquofiele laag 150 passeren,zodat het fluïdum-barrière-medium wordt afgesloten of geïnactiveerdwordt. Het gecombineerde liquofobe en liquofiele membraan 150, 151 is inhet bijzonder van voordeel als het fluïdum-barrière-medium in een geslo¬ten steriel systeem wordt toegepast.
Het zal duidelijk zijn dat de liquofiele en liquofobe lagen 150, 151uit twee afzonderlijke lagen kunnen bestaan of dat ze met elkaar kunnenzijn verbonden. Daarnaast kunnen een veelvoud van afzonderlijke membraan-elementen met elkaar worden gecombineerd zodat ze het liquofiele micro-poreuze membraan 150 vormen en kunnen een veelvoud van afzonderlijkemembraan-elementen met elkaar worden gecombineerd zodat ze het liquofobemicroporeuze membraan 151 vormen. De uitdrukking veelvoud betekent tweeof meer. De veelvoud van afzonderlijke membraanlagen kunnen afzonderlijkworden bereid en op verschillende wijzen, die bij deskundigen bekendzijn, met elkaar worden verbonden. De afzonderlijke membraanlagen kunnenbijvoorbeeld met elkaar worden verbonden door twee of meer lagen die nauwmet elkaar in contact staan te drogen. De afzonderlijke membraanlagenkunnen bovendien, bij wijze van illustratie en niet als een beperking,worden bereid door het materiaal dat wordt gebruikt voor het vormen vanhet membraan over een hete trommel, waartegen het membraan stevig op zijnplaats wordt gehouden door een onder spanning staand viltweefsel of eenprocesvel, te voeren. Daarnaast is het desgewenst eveneens mogelijk eengeschikt drager-substraat met de membraanlaag te combineren, waarbij hetdrager-substraat als een permanente drager kan dienen.
Het liquofobe microporeuze membraan 151 moet, met betrekking tot dete verwerken vloeistof, een voldoende liquofobiciteit bezitten, zodatwordt voorkomen dat de vloeistof die wordt verwerkt binnendringt in hetmembraan. Anderzijds moet het liquofiele microporeuze membraan 150, metbetrekking tot de te verwerken vloeistof, een poriegrootte en een vol¬doende liquofiliciteit bezitten, zodat het in voldoende mate door de vloeistof wordt bevochtigd, zodat wordt voorkomen dat gas passeert nadathet is bevochtigd. In een uitvoeringsvorm hebben zowel de liquofiele alsde liquofobe microporeuze membranen 150, 151 · als ze worden gecombineerdvoor toepassing in een fluïdum-barrière-medium, een zodanige totaleporiegrootte, dat de membranen een bacteriële barrière vormen. Bij voor¬keur is het systeem, in het bijzonder bij medische toepassingen, gamma-steriliseerbaar.
Het microporeuze membraan kan van een verscheidenheid van materialenzijn vervaardigd, vooropgesteld dat de vereiste eigenschappen van hetdesbetreffende poreuze medium worden verkregen. Deze omvatten de nood¬zakelijke sterkte voor het verwerken van de verschillende drukken die menbij de toepassing tegenkomt en het vermogen tot het verschaffen van degewenste filtreercapaciteit onder verschaffing van de gewenste permeabi¬liteit zonder dat een overmatige druk moet worden toegepast. Het poreuzemedium kan bijvoorbeeld een poreus vezelachtig medium, zoals een diepte-filter, of een poreus membraan of vel zijn. Uit meerdere lagen bestaandeporeuze media kunnen worden toegepast, bijvoorbeeld een uit meer lagenbestaand poreus membraan waarbij een laag liquofoob en de andere liquo-fiel is.
Uitgangsmaterialen die de voorkeur hebben zijn synthetische poly¬meren, inclusief polyamiden, polyesters, polyalkenen, in het bijzonderpolypropeen en polymethylpenteen, geperfluorideerde polyalkenen, zoalspolytetrafluoretheen, polysulfonen, polyvinylideendifluoride, polyacrylo-nitril en dergelijke en verdraagbare mengsels van polymeren. Het polymeerdat de meeste voorkeur heeft is polyvinylideendifluoride. In de klassevan de polyamiden zijn de polymeren die de voorkeur hebben polyhexa-methyleenadipamide, poly-e-caprolactam, polymethyleensebacamide, poly-7-aminoheptaanamide, polytetramethyleenadipamide (nylon-4,6) of polyhexa-methyleenazeleamide, waarbij polyhexamethyleenadipamide (nylon-6,6) demeeste voorkeur heeft. Bijzondere voorkeur hebben huidloze, hoofdzakelijkniet in alcohol oplosbare, hydrofiele polyamide-membranen, zoals degenedie worden beschreven in US-A-4.340.479·
Voor het vormen van de poreuze media van deze uitvinding kunnentevens andere uitgangsmaterialen, inclusief cellulose-derivaten zoalscelluloseacetaat, cellulosepropionaat, celluloseacetaat-propionaat, cel-luloseacetaat-butyraat en cellulosebutyraat, worden gebruikt. Tevenskunnen niet-harsachtige materialen, zoals glasvezels, worden gebruikt.
Het zal duidelijk zijn dat als het gekozen materiaal gewoonlijkliquofoob is en het gewenst is dat dit materiaal voor een liquofiel microporeus membraan wordt gebruikt, het gewoonlijk liquofobe materiaalzodanig behandeld zal moeten worden, dat het liquofiel wordt gemaakt. Deaard van het materiaal dat wordt gebruikt voor het bereiden van de mem¬branen en de verdraagzaamheid van de materialen, die zijn gekozen voor demembranen, met elkaar en met de te verwerken vloeistof zijn alle factorenwaarmee men rekening moet houden bij het kiezen van een bepaald materiaalvoor een membraan voor een bepaalde uiteindelijke toepassing. Afgezienvan deze overwegingen kan het echter wenselijk zijn dat hetzelfde mate¬riaal wordt gebruikt voor zowel het liquofiele microporeuze membraanalsook het liquofiele microporeuze membraan, zodat het met elkaar verbin¬den van de twee verschillende membranen desgewenst wordt vereenvoudigd,hetgeen de voorkeur heeft.
De voorkeursmaterialen voor het liquofiele microporeuze membraan enhet liquofobe microporeuze membraan zijn respectievelijk nylon en poly-vinylideendifluoride. Omdat polyvinylideendifluoride liquofoob is moethet worden behandeld om het liquofiel te maken. Er zijn verscheidenebehandelingen voor het liquofiel maken van het gewoonlijk liquofobe poly¬vinylideendifluoride bekend. De voorkeurswerkwijze voor het liquofielmaken van het polyvinylideendifluoride-materiaal bestaat uit het behande¬len van een liquofoob microporeus membraan van polyvinylideendifluoride,door dit bij aanwezigheid van een liquofiel middel, zoals bijvoorbeeldhydroxyethylmethacrylaat (HEMA), aan gamma-bestraling te onderwerpen.Verder kan het polyvinylideendifluoride-materiaal om het liquofiel temaken door middel van een gas-plasma-werkwijze worden behandeld. Voor¬beelden van dergelijke gas-plasma-werkwijzen worden beschreven in US-A-4.261.806 en US-A-4.948.628. Bij voorkeur worden liquofiele en liquofobemicroporeuze membranen van polyvinylideen met elkaar verbonden door ze innauw contact met elkaar te brengen en ze op een trommeldroger te drogen.
De snelheid van de luchtstroom door het microporeuze membraan vaneen fluïdum-barrière-medium kan op maat worden ingesteld voor het des¬betreffende fluïdum-overdracht- of afgifte-systeem. De snelheid van deluchtstroom varieert rechtstreeks met het oppervlak van het membraan ende aangelegde druk. In het algemeen is het oppervlak van het membraanzodanig ontworpen, dat het fluïdum-overdracht- of afgifte-systeem in eenvereiste periode onder toepassingsomstandigheden op gang kan worden ge¬bracht. Bij degelijke toepassingen, alsook bij andere medische toepas¬singen, kan het gebruikelijke membraan de vorm van een schijf hebben,welke een diameter van ongeveer 1 mm tot ongeveer 100 mm, bij voorkeurongeveer 2 mm tot ongeveer 80 mm en met meer voorkeur ongeveer 3 mm tot ongeveer 25 mm heeft.
De poriegrootte van de liquofiele en liquofobe microporeuze membra¬nen hangt af van het systeem waarin deze worden toegepast en meer in hetbijzonder of het systeem voor medische toepassing of niet medische toe¬passing is bedoeld. De poriegrootte van de liquofiele en liquofobe micro¬poreuze membranen kan gelijk of verschillend zijn. In het algemeen ligtde poriegrootte van het liquofobe membraan in het traject van ongeveer0,02 pm tot ongeveer 3 pm en bedraagt de poriegrootte van het liquofielemembraan ongeveer 0,04 pm tot ongeveer 3 pm. Het zal duidelijk zijn datde druk die is vereist om gas door het fluïdum-barrière-medium van hetsysteem dat hiervoor is beschreven te voeren omgekeerd evenredig is metde poriegrootte van het membraan. Dienovereenkomstig kan de keuze van deporiegrootte worden bepaald door de toepassing waarbij het fluïdum-bar¬rière-medium wordt gebruikt. Omdat bijvoorbeeld de druk die wordt vereistom het gas door het fluïdum-barrière-medium te voeren toeneemt bij hetkleiner worden van de poriegrootte, kan het wenselijk zijn een grotereporiegrootte te kiezen (wat aansluit bij de andere doeleinden van bij¬voorbeeld het verschaffen van een barrière voor bacteriën en/of een ge¬schikte stroomsnelheid), waarbij het afgifte-systeem met de hand moetworden bediend, zodat de druk die wordt vereist voor het toepassen vanhet systeem niet te hoog wordt voor een eenvoudige handbediening en/ofzodat de stroomsnelheid geschikt is voor toepassing van het systeem bin¬nen een aanvaardbaar tijdsverloop.
In ieder van de verschillende elementen van het samenstel kan eenfluïdum-barrière-medium 124 zijn opgenomen. Bij wijze van illustratie kaneen fluïdum-barrière-medium zijn opgenomen in ten minste een van de lei¬dingen die de verschillende houders verbinden, in een wand van de houderswaaraan het verwerkte bloed en/of bloedprodukt wordt toegevoerd of in eenopening in of op een van die houders. Tevens kan een fluïdum-barrière-medium op of in een combinatie van de elementen die hiervoor zijn genoemdzijn opgenomen. Bovendien kan de functionele biomedische inrichting eenof meer fluïdum-barrière-media omvatten.
Voor een deskundige za.1 het duidelijk zijn dat de plaatsing van eenfluïdum-barrière-medium kan worden geoptimaliseerd voor het verkrijgenvan een gewenst resultaat. Het kan bijvoorbeeld gewenst zijn het fluïdum-barrière-medium zo dicht mogelijk bij verbinding 125 als praktisch is teplaatsen. In een uitvoeringsvorm die meer voorkeur heeft kan tussen hetfluïdum-barrière-medium 124 en de verbinding 125 een klem zijn geplaatst,zoals is weergegeven in figuur 4.
Zoals uit figuur 2 blijkt omvat het samenstel vier klemmen. De eer¬ste klem 130 is in leiding 113 tussen de eerste houder 111 en de verbin¬ding 125 aangebracht. De tweede klem 131 is tussen de functionele bio¬medische inrichting 115 en verbinding 126 aangebracht en de derde klem132 is tussen verbinding 126 en de tweede houder 112 aangebracht. Devierde klem 133 is tenslotte in leiding 122 tussen verbinding 126 en dederde houder 121 aangebracht. In een andere uitvoeringsvorm, weergegevenin figuur 4, bevindt zich in leiding 113 tussen verbinding 125 en defunctionele biomedische inrichting 115 een klem 160. Klém 161 bevindtzich in een leiding tussen het fluïdum-barrière-medium 124 en verbindingI25. Klem I32 bevindt zich tussen verbinding 126 en de tweede houder 112en klem 133 bevindt zich in de leiding tussen verbinding 126 en de derdehouder 121. Het gebruik van de klemmen die worden getoond in figuur 2wordt hierna beschreven.
Het winnen uit de verschillende elementen van het verwerkings-samen¬stel kan worden gemaximaliseerd.
De behuizing kan zijn vervaardigd van een stijf kunststofmateriaaldat tevens transparant is, zoals polyetheen, een acryl-verbinding zoalspolymethylmethacrylaat, polymethylacrylaat, polymethylpenteen-1, poly¬vinylchloride en vinylchloride-vinylideenchloride-copolymeren. Tevenskunnen doorzichtige materialen, zoals polypropeen, polyetheen, ureum-formaldehyd- en melamine-formaldehyd-polymeren, worden gebruikt. Anderekunststofmaterialen die bijzonder geschikt zijn, zijn polystyreen, poly¬amiden, polytetrafluoretheen, polyfluortrichlooretheen, polycarbonaten,polyesters, fenol-formaldehyd-harsen, polyvinylbutyral, celluloseacetaat,celluloseacetaatpropionaat, ethylcellulose en polyoxymethyleen-harsen.Polyacrylonitril-polybutadieen-styreen (ABS) heeft de voorkeur. Het is debedoeling dat de uitvinding niet wordt beperkt door het type behuizingdat wordt toegepast; andere materialen kunnen worden gebruikt, alsookmengsels en/of copolymeren van de voorgaande materialen.
Een behuizing van metaal kan worden gebruikt. Geschikte metalenomvatten roestvaste legeringen, zoals nikkel-, chroom-, vanadium-,molybdeen- en mangaan-legeringen. Het behuizingsmateriaal moet natuurlijkinert zijn voor de vloeistoffen die worden verwerkt.
De houders die in het bloedverwerkings-samenstel worden gebruiktkunnen van ieder materiaal dat verdraagbaar is met geheel bloed of bloed-produkten, en dat in staat is een centrifugeer- en sterilisatie-milieu teweerstaan, zijn vervaardigd. Uit de stand der techniek zijn reeds eengrote reeks van deze houders bekend. Bloedverzamel- en satellietzakken zijn gewoonlijk bijvoorbeeld vervaardigd van weekgemaakt polyvinylchlori¬de, b.v. PVC dat is weekgemaakt met dioctylftalaat, diethylhexylftalaatof trioctyltrimellitaat. Tevens kunnen de zakken uit een polyalkeen,polyurethaan, polyester of polycarbonaat zijn vervaardigd.
Het samenstel dat hiervoor met betrekking tot figuur 2 is beschrevenwordt op de volgende wijze gebruikt. Het transport van bloed of eenbloedprodukt door het samenstel wordt tot stand gebracht door het instand houden van een drukverschil tussen de eerste houder 111 en de be¬stemming van het bloed of bloedprodukt. Voorbeelden van middelen voor hetinstellen van dit drukverschil kunnen een zwaartekracht-kop, het aanleg¬gen van druk op de verzamelzak (b.v. met de hand of met een drukmanchet)of door de tweede houder 112 in een kamer te plaatsen, waardoor een druk¬verschil tussen de eerste houder 111 en de tweede houder 112 wordt in¬gesteld (b.v. een vacuümkamer), zijn.
Zodra het drukverschil is ingesteld en de klemmen 130, 131 en 133zijn geopend en klem 132 is gesloten wordt een kolom van het bloedproduktdoor leiding 113, door de functionele biomedische inrichting 115, naarleiding 114 gevoerd, tot het bloedprodukt verbinding 126 bereikt. Bij hetvoortgaan van het bloedprodukt wordt gas in de leiding vooruit gedreventot het gas verbinding 126 bereikt. Bij verbinding 126 gaat het gas datzich voor het bloedprodukt bevindt omloop 120 voor het verzamelen enverdrijven van gas binnen. Zodra al het gas zich in omloop 120 bevindtwordt klem 133 gesloten en wordt klem 132 geopend en stroomt de biologi¬sche vloeistof in de tweede houder of overdrachtzak 112.
De gassen die zich in de omloop 120 voor het verzamelen en verdrij¬ven van gas bevinden worden in de derde houder 121 verzameld en als spui-gas naar het systeem teruggevoerd, zodat het winnen van biologischevloeistof die in de verschillende componenten van het systeem gevangenzit wordt vereenvoudigd. Dit wordt op de volgende wijze tot stand ge¬bracht .
Nadat het bloed in verzamelzak 111 is verwerkt wordt klem 132 geslo¬ten en wordt de derde houder 121 samengeknepen, zodat het gas in de hou¬der 121 als een spuigas door leidingen 123 en 113 in het systeem wordtgevoerd. Het gas passeert het fluïdum-barrière-medium 124 in leiding 123en wordt vervolgens door leiding 113 naar de eerste houder 111 gevoerd.Nadat klem 132 is geopend zal gas uit de eerste houder 111 alle biologi¬sche vloeistof die is achtergebleven in de eerste houder 111, leiding 113en de functionele biomedische inrichting 115 naar de tweede houder 112verdrijven. Eventueel kan eerst houder 111 worden leeggeknepen, hetgeen behulpzaam is bij dit winnen.
Zodra het winnen is voltooid kan klem 131 worden gesloten, kan klem133 worden geopend en kan de tweede houder 112 worden leeggeknepen zodathet gas uit de tweede houder 112 wordt verwijderd. Bij het voltooien vanhet verwijderen van gas uit de tweede houder 112 moet klem 132 geslotenzijn.
In een andere uitvoeringsvorm omvat het samenstel een vooraf behan¬delde functionele biomedische inrichting.
Het zal duidelijk zijn dat, hoewel hiervoor beschreven is dat dederde houder 121 door een flexibele zak wordt gevormd, houder 121 eenstijve houder kan zijn. Hoewel hiervoor is beschreven dat de derde houder121, het fluïdum-barrière-medium 124 en de middelen voor het sluiten vande omloop (de vierde klem 133) afzonderlijk zijn gevormd, kunnen zeechter als een integrale eenheid worden gevormd.
Natuurlijk kan lucht in de tweede houder 112 worden verwijderd doorklem 131 te sluiten en klemmen 132 en 133 te sluiten. De tweede houder112 kan dan worden leeggeknepen op een van de wijzen die hiervoor zijnbeschreven, zodat lucht door leiding 114 naar leiding 122 en vervolgensnaar houder 121 kan worden gevoerd. Uit houder 121 kan de lucht, zoalshiervoor met betrekking tot figuur 2 is beschreven, naar houder 11 wordengevoerd.
In een andere uitvoeringsvorm, die wordt getoond in figuur 4, welkeeen fluïdum-barrière-medium 124 en een derde houder 121 (hierna de ver¬zamel- en verdrijvingszak voor gas) omvat, kan een functionele biomedi¬sche inrichting 115 met een tweede houder 112 zijn verbonden en kan eenomloop 120 voor het verzamelen en verdrijven van gas stroomopwaarts enstroomafwaarts met de functionele biomedische inrichting zijn verbonden.De omloop voor het verzamelen en verdrijven van gas kan stroomopwaarts123 en stroomafwaarts 126, met gebruik van Y-koppelingen, van de functio¬nele biomedische inrichting 115 zijn verbonden. De omloop voor het ver¬zamelen en verdrijven van gas omvat een zak 121 voor het verzamelen enverdrijven van gas met een inhoud van 100 cm3 en een behuizing die eenfluïdum-barrière-medium bevat. De behuizing en het fluïdum-barrière-me¬dium vormden een fluïdum-barrière-samenstel 124. Het fluïdum-barrière-samenstel bevindt zich in de omloop voor het verzamelen en verdrijven vangas, in een leiding tussen de Y-koppeling 125 stroomopwaarts van de func¬tionele biomedische inrichting 115 en de zak voor het verzamelen en ver¬drijven van gas. Het fluïdum-barrière-medium omvat een liquofoob membraandat is bereid volgens de Internationale octrooiaanvrage WO 91/17.809. Het fluïdum-barrière-samenstel is eveneens volgens de Internationale octrooi¬aanvrage WO 91/17·809 vervaardigd.
Op de leiding bovenstrooms tussen de functionele biomedische inrich¬ting II5 en de verbinding 125 kan een klem l60 zijn aangebracht en op deleiding tussen de verbinding 125 stroomopwaarts van de functionele bio¬medische inrichting en het fluïdum-barrière-medium 124 kan een klem l6lzijn aangebracht. Op leiding tussen de zak 121 voor het verzamelen enverdrijven van gas en de verbinding 126 stroomafwaarts van de functionelebiomedische inrichting kan ook een klem 133 zijn aangebracht en op deleiding stroomafwaarts tussen de functionele biomedische inrichting en desatellietzak 112 kan een klem 132 zijn aangebracht. Deze klem 132 kanzich stroomafwaarts van de verbinding 126, die het stroomafwaartse ge¬deelte van de functionele biomedische inrichting met de omloop voor hetverzamelen en verdrijven van gas verbindt, bevinden.
Klemmen 160, l6l, 133 en 132 kunnen zijn gesloten en de eerste hou¬der kan zijn verbonden met de leiding stroomopwaarts van de functionelebiomedische inrichting. De functionele biomedische inrichting kan verti¬kaal zijn opgesteld. Klemmen l60 en 132 kunnen worden geopend en hetbloedprodukt kan uit de eerste houder 111 door de functionele biomedischeinrichting 115 in de tweede houder, of satelliethouder, 112 worden ge¬perst tot de eerste houder leeg is. Gas kan door het bloedprodukt naar detweede houder worden verdreven. Vervolgens kan klem 160 worden gesloten.
De zak 121 voor het verzamelen en verdrijven van gas kan hoger wor¬den geplaatst en klem 133 moet open zijn. Door het hoger plaatsen van dezak voor het verzamelen van gas kan extra bloedprodukt in de leidingstroomafwaarts van de functionele biomedische inrichting naar de satel¬liethouder worden gevoerd. Zodra het fluïdum is verwijderd kan klem 133worden gesloten en kan de zak voor het verzamelen en verdrijven van gaslager worden geplaatst. Vervolgens moet de satelliethouder 112 wordenbewerkt tot het gas zich in het bovenste gedeelte van de satelliethouderheeft verzameld. Daarna moet klem 133 worden geopend terwijl men desatellietzak blijft samenknijpen voor het verwijderen van gas uit desatelliethouder naar de zak 121 voor het verzamelen en verdrijven vangas. Zodra het gas is verwijderd moet klem 133 worden gesloten.
De zak 121 voor het verzamelen en verdrijven van gas kan wordenbewerkt tot het gas zich in het bovenste gedeelte van de zak voor hetverzamelen van gas en de leidingen heeft verzameld. Klem l6l kan wordengeopend en het gas kan naar de leiding stroomopwaarts van de functionelebiomedische inrichting en mogelijk in de eerste houder worden gevoerd, waarna klem l6l kan worden gesloten. Vervolgens kan klem 160 worden ge¬opend, waardoor bloedprodukt dat is achtergebleven in de functionelebiomedische inrichting en/of de leiding stroomafwaarts van de functionelebiomedische inrichting kan worden verdreven of "weggejaagd". Het verdre¬ven bloedprodukt kan zonder het verzamelen van gas in de satelliethouder112 worden gewonnen, daar de functionele biomedische inrichting 115 nietvolledig zal leeglopen.
Daarna moet klem 132 worden gesloten en moeten de leidingen aan deafvoerkant van de functionele biomedische inrichting worden afgesloten.

Claims (29)

1. Werkwijze voor het verwijderen van ongewenst fluïdum uit eenverwerkt bloedprodukt, waarbij men het bloedprodukt uit een gesloteneerste houder (10; 111) door een functionele biomedische inrichting (12;115) voert voor het verwerken van het bloedprodukt, het verwerkte bloed¬produkt en het ongewenste fluïdum uit de functionele biomedische inrich¬ting (12; 115) laat stromen, het ongewenste fluïdum scheidt van het ver¬werkte bloedprodukt en het ongewenste fluïdum door een afvoer (16; 123)leidt, die een barrière-medium (17; 124) omvat waardoor het ongewenstefluïdum kan passeren maar waardoor het verwerkte bloedprodukt niet kanpasseren.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ongewens¬te fluïdum een gas is, waarbij het gas wordt gefiltreerd door een bar¬rière-medium (17; 124) in de vorm van een liquofoob filter om te voor¬komen dat verwerkt bloedprodukt daardoor passeert.
3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ongewens¬te fluïdum een mengbare vloeistof is, waarbij de vloeistof wordt gefil¬treerd door een barrière-medium in de vorm van een liquofiel filter (17;124) met een zodanige poriegrootte, dat de vloeistof daardoor kan passe¬ren, maar dat wordt voorkomen dat het verwerkte bloedprodukt daardoorpasseert.
4. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ongewens¬te fluïdum een niet mengbare vloeistof is, waarbij de vloeistof wordtgefiltreerd door een barrière-medium (17; 124) in de vorm van een liquo¬foob filter met een zodanige poriegrootte, dat de niet mengbare vloeistofdaardoor kan passeren, maar dat wordt voorkomen dat het verwerkte bloed¬produkt daardoor passeert.
5· Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ongewens¬te fluïdum een gas is, waarbij het gas wordt gefiltreerd door een bar¬rière-medium (17; 124), dat in de stromingsweg van het gas achter elkaarten minste een liquofiel filter en ten minste een liquofoob filter omvat,waarbij het gas door het liquofiele filter kan passeren tot het liquofie-le filter bevochtigd is en waarbij het liquofobe filter voorkomt dat hetverwerkte bloedprodukt daardoor passeert.
6. Werkwijze volgens een der conclusies 1 tot en met 5. met hetkenmerk. dat het bloedprodukt uit de functionele biomedische inrichting(12; 115) door een doorgang (12; 115) naar een tweede houder (14; 112)stroomt, waarbij het ongewenste fluïdum van de tweede houder (14; 112)door het barrière-medium (17; 124) naar een afvoer (16; 123) wordt ge¬voerd .
7· Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk. dat de afvoer(16; 123) wordt afgetakt van de doorvoer (13; 114), waarbij de doorvoer(13; 114) is afgesloten tussen de afvoer-vertakking en de functionelebiomedische inrichting (12; 115) terwijl het ongewenste fluïdum door hetbarrière-medium (17; 124) wordt gevoerd.
8. Werkwijze volgens conclusie 6 of conclusie 7. met het kenmerk,dat de afvoer (16; 123) is gesloten als het bloedprodukt wordt verwerkt.
9- Werkwijze volgens een der conclusies 1 tot en met 8, met hetkenmerk. dat het ongewenste fluïdum stroomafwaarts van de functionelebiomedische inrichting (12; 115) door een doorvoer (13; 114) wordt ge¬voerd, waarbij het ongewenste fluïdum van de doorvoer (13; 114) naar deafvoer (16; 123) wordt gevoerd, waarbij de doorvoer wordt afgesloten alsverwerkt bloed de afvoer (16; 123) bereikt en waarbij het verwerkte bloedvervolgens naar een tweede houder (14; 112) wordt gevoerd.
10. Werkwijze volgens een der conclusies 1 tot en met 9, met hetkenmerk, dat het ongewenste fluïdum door de afvoer (16; 123), welke eenbarrière-medium (17; 124) omvat, naar de eerste houder (10; 111) wordtgevoerd.
11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het onge¬wenste fluïdum een gas is, waarbij men het in de eerste houder verzameldegas vanuit de eerste houder (10; 111) door de functionele biomedische in¬richting (12; 115) leidt, zodat resterend bloedprodukt en verwerkt bloed¬produkt uit de inrichting (12; 115) worden verwijderd.
12. Werkwijze volgens een der conclusies 1 tot en met 11, met hetkenmerk. dat het ongewenste fluïdum in een houder (121) wordt bewaardvoordat het ongewenste fluïdum naar de eerste houder (111) wordt gevoerd.
13. Inrichting voor het verwijderen van een ongewenst fluïdum uiteen verwerkt bloedprodukt, welke een eerste houder (10; 111) voor hetbewaren van het te verwerken bloedprodukt, een eerste doorvoer (11; 113)die de eerste houder (10; 111) met een functionele biomedische inrichting(12; 115) verbindt en een tweede doorvoer (13; 114) die wegvoert van defunctionele biomedische inrichting omvat, met het kenmerk, dat een afvoer(16; 123) naar de eerste doorvoer (11; 113) of de eerste houder (10; 111)leidt en een barrière-medium (17; 124) omvat, dat voorkomt dat verwerktbloedprodukt daardoor passeert maar waardoor ongewenst fluïdum naar deeerste houder (10; 111) kan passeren.
14. Inrichting volgens conclusie 13. met het kenmerk, dat het on¬gewenste fluïdum een gas is, waarbij het barrière-medium (17; 124) eenliquofoob filter is waardoor gas kan passeren maar dat voorkomt dat ver¬werkt bloedprodukt daardoor passeert.
15· Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het on¬gewenste fluïdum een mengbare vloeistof is, waarbij het barrière-medium(17; 124) een liquofiel filter is met een zodanige poriegrootte, dat devloeistof daardoor kan passeren, maar dat wordt voorkomen dat verwerktbloedprodukt daardoor passeert.
16. Inrichting volgens conclusie 13. met het kenmerk, dat het on¬gewenste fluïdum een niet mengbare vloeistof is, waarbij het barrière-medium (17; 124) een liquofoob filter is met een zodanige poriegrootte,dat de vloeistof daardoor kan passeren, maar dat wordt voorkomen datverwerkt bloedprodukt daardoor passeert.
17. Inrichting volgens conclusie 13. met het kenmerk, dat het on¬gewenste fluïdum een gas is, waarbij het barrière-medium (17; 124) in destromingsweg van het gas achter elkaar ten minste een liquofiel filter enten minste een liquofoob filter omvat, waarbij het gas door het liquofie¬le filter kan passeren tot het liquofiele filter bevochtigd is en waarbijhet liquofobe filter voorkomt dat het verwerkte bloedprodukt daardoorpasseert.
18. Inrichting volgens een der conclusies 14 tot en met 17. met hetkenmerk, dat de poriegrootte van het of ieder filter (17; 124) kleiner isdan 5 pm. ♦ -*-*** VWX50110 WUI/XUÖJ.C u. I , 1UCU ncu_ft.cnuicj.^, vj.o.^ j-w grootte van het of ieder filter (17; 124) kleiner is dan 0,2 μιη of 0,1μιη.
20. Inrichting volgen een der conclusies 13 tot en met 19, met hetkenmerk, dat de tweede doorvoer (13; 114) naar een tweede houder (14;112) voor het bewaren van verwerkt bloedprodukt leidt, waarbij de afvoer(l6; 123) van de tweede houder (14; 112) naar de eerste houder (10; 111)leidt.
21. Inrichting volgens een der conclusies 13 tot en met 20, met hetkenmerk. dat de tweede doorvoer (13; 114) naar een tweede houder (14;112) voor het bewaren van verwerkt bloedprodukt leidt, waarbij de afvoer(16; 123) aftakt van de tweede doorvoer (13; 114) en naar de eerste hou¬der (10; 111) leidt.
22. Inrichting volgens conclusie 20 of conclusie 21, met het ken¬merk. dat de afvoer (123) een opslaghouder (121) omvat voor het bewarenvan het ongewenste fluïdum, voordat het ongewenste fluïdum naar de eerstehouder (111) wordt gevoerd.
23. Inrichting volgens een der conclusies 20 tot en met 22, met hetkenmerk. dat middelen (18; 133) zijn verschaft voor het afsluiten van deafvoer (16; 123) tijdens het doorvoeren van het bloedprodukt door defunctionele biomedische inrichting (12; 115)·
24. Inrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat middelen(132) zijn verschaft voor het afsluiten van de tweede doorvoer (114)tussen de afvoer-vertakking en de tweede houder (112), zodat het on¬gewenste fluïdum van de functionele biomedische inrichting (115) naar deafvoer (123) kan worden gevoerd.
25. Inrichting volgens een der conclusies 20 tot en met 24, met hetkenmerk, dat de tweede doorvoer (13; 114) middelen (15; 131) omvat diezijn aangebracht voor het afsluiten van de doorvoer (13; 114) tijdens hetdoorvoeren van het ongewenste fluïdum naar de eerste houder (10; 111),zodat het doorvoeren van ongewenst fluïdum naar de functionele biomedi¬sche inrichting (12; 115) wordt voorkomen.
26. Inrichting volgens een der conclusies 20 tot en met 24, met hetkenmerk. dat de middelen (161) stroomafwaarts van het barrière-medium(124) in de afvoer (123) zijn verschaft.
27· Inrichting volgens een der conclusies 20 tot en met 24 of 26,met het kenmerk, dat de afvoer (123) tussen de eerste houder (111) en defunctionele biomedische inrichting (115) met de eerste doorvoer (113) isverbonden, waarbij middelen (160) zijn verschaft voor het afsluiten vande eerste doorvoer tussen de verbinding (125) en de functionele biomedi¬sche inrichting (115)·
28. Inrichting volgens een der conclusies 23 tot en met 27, met hetkenmerk. dat de af sluitmiddelen een klem (15; 131; 18; 133; 132; l60;l6l) omvatten.
29. Inrichting volgens een der conclusies 20 tot en met 26, met hetkenmerk. dat een spui-filter (140) is verschaft, waarbij het spui-filter(140) een toevoer (l4l) voor lucht uit de atmosfeer, een filtermedium(142) voor het verwijderen van bacterieel materiaal uit de lucht en eenafvoer (143) die is verbonden met een toevoer van de functionele biomedi¬sche inrichting (115) omvat, zodat steriele lucht voor het verdrijven vanhet bloedprodukt door de inrichting aan de toevoer kan worden toegevoerd.
30. Inrichting volgens een der conclusies 13 tot en met 29, met hetkenmerk. dat de functionele biomedische inrichting een leucocyten verwij¬derend filter (17; 115) is.
NL9320043A 1992-09-02 1993-09-01 Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van ongewenste fluida uit verwerkte bloedprodukten. NL9320043A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB929218581A GB9218581D0 (en) 1992-09-02 1992-09-02 Removal of unwanted fluids from processed blood products
GB9218581 1992-09-02

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9320043A true NL9320043A (nl) 1995-06-01

Family

ID=10721286

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9320043A NL9320043A (nl) 1992-09-02 1993-09-01 Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van ongewenste fluida uit verwerkte bloedprodukten.

Country Status (12)

Country Link
US (1) US5601730A (nl)
EP (1) EP0705114B1 (nl)
JP (1) JPH08500509A (nl)
AU (1) AU4972793A (nl)
BE (1) BE1007362A4 (nl)
CA (1) CA2143680A1 (nl)
DE (2) DE4394276T1 (nl)
FR (1) FR2695037B1 (nl)
GB (1) GB9218581D0 (nl)
IT (1) IT1261249B (nl)
NL (1) NL9320043A (nl)
WO (1) WO1994005344A1 (nl)

Families Citing this family (71)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5543047A (en) 1992-11-06 1996-08-06 Pall Corporation Filter with over-laid pleats in intimate contact
US5527472A (en) * 1993-06-14 1996-06-18 Baxter International Inc. Closed systems and methods for removing undesired matter from blood cells
IT1272636B (it) * 1993-09-15 1997-06-26 Biofil Srl Apparato sterile monouso per il filtraggio di sangue con l'ottimizzazione del recupero del sangue nel passaggio da una sacca ad un'altra
US6422397B1 (en) * 1993-12-22 2002-07-23 Baxter International, Inc. Blood collection systems including an integral, flexible filter
US20010037978A1 (en) 1999-04-20 2001-11-08 Daryl R. Calhoun Filter assembly having a flexible housing and method of making same
US6367634B1 (en) 1993-12-22 2002-04-09 Baxter International Inc. Blood collection systems including an integral, flexible filter
US5776338A (en) * 1994-08-18 1998-07-07 Biofil S.R.L. Disposable sterile apparatus for blood filtration with a system for optimizing the recovery of blood between pouches
JP2872643B2 (ja) 1996-05-03 1999-03-17 バクスター・インターナショナル・インコーポレイテッド 腹膜透析システム、腹膜透析液のパッケージングシステムおよびパッケージ形成方法
IT1292798B1 (it) * 1997-07-01 1999-02-11 Biofil Srl Sistema sterile e procedimento di filtraggio di liquidi biologici o medicali, in particolare di sangue o componenti del sangue.
AU745209B2 (en) 1998-01-06 2002-03-14 Cerus Corporation Methods for quenching pathogen inactivators in biological materials
CN1227764A (zh) * 1998-03-02 1999-09-08 海马舒尔公司 过滤和收集血液或血液制品的方法
US6171493B1 (en) * 1998-03-20 2001-01-09 Lexion Medical Biological fluid filtration apparatus
US6123859A (en) * 1998-04-22 2000-09-26 Hemasure Inc. Method for in-line filtering biological liquid
DK1566189T3 (da) * 1998-05-19 2008-02-04 Terumo Corp Indretning til fjernelse af hvide blodlegemer
US6267745B1 (en) * 1998-05-21 2001-07-31 Baxter International Inc. Confined air tube and methods for handling air in closed blood processing systems
US6669905B1 (en) 1998-05-21 2003-12-30 Baxter International Inc. Systems and methods for collecting plasma that is free or virtually free of cellular blood species
US6358420B2 (en) * 1998-06-01 2002-03-19 Baxter International Inc. Blood collection method employing an air venting blood sample tube
WO2000067875A1 (en) * 1999-05-06 2000-11-16 Via Medical Corporation Method for removing gas bubbles from a fluid-containing chamber
US6969419B1 (en) * 1999-05-06 2005-11-29 Segars California Partners Lp Method for removing gas bubbles from a fluid-containing chamber
US7445756B2 (en) * 1999-06-03 2008-11-04 Fenwal, Inc. Fluid processing sets and organizers for the same
US7025877B1 (en) 1999-06-03 2006-04-11 Baxter International Inc. Processing set for processing and treating a biological fluid
US6387086B2 (en) * 1999-07-29 2002-05-14 Baxter International Inc. Blood processing set including an integrated blood sampling system
US7824343B2 (en) * 1999-07-29 2010-11-02 Fenwal, Inc. Method and apparatus for blood sampling
WO2001008546A2 (en) * 1999-07-29 2001-02-08 Baxter International Inc. Sampling tube holder for blood sampling system
US7651474B2 (en) 1999-10-01 2010-01-26 Caridianbct, Inc. Method and apparatus for leukoreduction of red blood cells
JP2003513758A (ja) * 1999-11-17 2003-04-15 ガンブロ、 インコーポレイテッド 赤血球を白血球減少するための方法及び装置
US6428712B1 (en) 2000-04-06 2002-08-06 Hemasure, Inc. Gravity driven liquid filtration system and method for filtering biological liquid
US9069887B2 (en) 2000-05-18 2015-06-30 Carefusion 303, Inc. Patient-specific medication management system
US11087873B2 (en) 2000-05-18 2021-08-10 Carefusion 303, Inc. Context-aware healthcare notification system
US10062457B2 (en) 2012-07-26 2018-08-28 Carefusion 303, Inc. Predictive notifications for adverse patient events
AU2001261723B2 (en) 2000-05-18 2007-10-25 Aesynt Incorporated Distributed remote asset and medication management drug delivery system
US10353856B2 (en) 2011-03-17 2019-07-16 Carefusion 303, Inc. Scalable communication system
US7860583B2 (en) 2004-08-25 2010-12-28 Carefusion 303, Inc. System and method for dynamically adjusting patient therapy
US9741001B2 (en) 2000-05-18 2017-08-22 Carefusion 303, Inc. Predictive medication safety
US9427520B2 (en) 2005-02-11 2016-08-30 Carefusion 303, Inc. Management of pending medication orders
US20030209479A1 (en) * 2000-07-10 2003-11-13 Lynn Daniel R Blood filters, blood collection and processing systems, and methods therefore
DE10136160A1 (de) * 2001-07-25 2003-02-13 Philips Corp Intellectual Pty Verfahren und Vorrichtung zur Registrierung zweier 3D-Bilddatensätze
EP2208502B1 (en) * 2001-12-10 2019-05-08 Terumo BCT, Inc. Disposable assembly for an apheresis system
US7122210B2 (en) * 2002-01-11 2006-10-17 Baxter International Inc. Bicarbonate-based solutions for dialysis therapies
ITTO20020080A1 (it) * 2002-01-29 2003-07-29 Biofil Srl Sistema sterile e procedimento per filtrare liquidi biologici o organici, in particolare sangue o componenti del sangue.
US7445801B2 (en) * 2002-06-07 2008-11-04 Baxter International Inc. Stable bicarbonate-based solution in a single container
US20040067513A1 (en) * 2002-07-15 2004-04-08 Millennium Pharmaceuticals, Inc. 84569, a novel human map kinase family member and uses therefor
US7854845B2 (en) * 2003-09-05 2010-12-21 Hemerus Medical Llc Biological fluid filtration apparatus
WO2005036125A2 (en) * 2003-09-10 2005-04-21 Triosyn Holding, Inc. System, method and apparatus for purifying biological fluids such as blood and constituents thereof
US7534348B2 (en) * 2003-09-12 2009-05-19 Fenwal, Inc. Flow-through removal device and system using such device
EP2476445B1 (en) * 2003-10-02 2013-10-23 Terumo Kabushiki Kaisha Filter unit
WO2005048842A1 (en) * 2003-11-19 2005-06-02 Nobel House Group Pty Ltd Improved sterile sampling methods and apparatus
US20110139276A1 (en) * 2004-11-17 2011-06-16 Noble House Group Pty Ltd. Sterile sampling methods and apparatus
US9247902B2 (en) 2003-11-19 2016-02-02 Noble House Group Pty Ltd. Sterile sampling methods and apparatus
JP4492228B2 (ja) * 2004-06-28 2010-06-30 ニプロ株式会社 輸液用フィルター
DE102004035352B4 (de) * 2004-07-21 2007-05-10 Gerätezentrale für Bluttransfusion des Österreichischen Roten Kreuzes GmbH Geschlossenes steriles System zum Filtrieren von biologischen oder medizinischen Flüssigkeiten, insbesondere von Vollblut
JPWO2006016421A1 (ja) * 2004-08-12 2008-05-01 株式会社ジェイ・エム・エス 濾過装置及び濾過方法
US7204277B2 (en) * 2004-09-16 2007-04-17 B. Braun Medical Inc. By-pass line connector for compounding system
BRPI0518198B8 (pt) * 2004-10-29 2021-06-22 Cerus Corp método ex vivo para tratar uma composição de células hemácias para inativar um patógeno, se presente, bem como composição e kit
WO2007018999A1 (en) * 2005-08-05 2007-02-15 Pall Corporation Apparatus and system for displacing gas in a biological fluid processing system
US20070118063A1 (en) * 2005-10-05 2007-05-24 Gambro, Inc Method and Apparatus for Leukoreduction of Red Blood Cells
US20070119780A1 (en) * 2005-11-28 2007-05-31 Hemerus Medical, Llc Prechargable fluid filtration method and apparatus
US20070295651A1 (en) * 2006-06-26 2007-12-27 Martinez F Jesus Dialysis bag system
KR101742533B1 (ko) 2008-04-09 2017-06-01 세루스 코포레이션 적혈구 병원체 불활성화를 위한 개선된 퀀칭 방법
GB2473621A (en) * 2009-09-16 2011-03-23 Pall Corp Biological fluid recovery system
WO2014088882A2 (en) * 2012-12-03 2014-06-12 Emd Millipore Corporation Methods and devices used for redundant sterile filtration
US10430554B2 (en) 2013-05-23 2019-10-01 Carefusion 303, Inc. Medication preparation queue
US11182728B2 (en) 2013-01-30 2021-11-23 Carefusion 303, Inc. Medication workflow management
AU2014241019A1 (en) 2013-03-13 2015-09-03 Carefusion 303, Inc. Patient-specific medication management system
EP2973370A4 (en) 2013-03-13 2016-08-17 Carefusion 303 Inc PREDICTIVE MEDICAMENT SAFETY
US10159778B2 (en) 2014-03-24 2018-12-25 Fenwal, Inc. Biological fluid filters having flexible walls and methods for making such filters
US9782707B2 (en) 2014-03-24 2017-10-10 Fenwal, Inc. Biological fluid filters having flexible walls and methods for making such filters
US9796166B2 (en) 2014-03-24 2017-10-24 Fenwal, Inc. Flexible biological fluid filters
US10376627B2 (en) 2014-03-24 2019-08-13 Fenwal, Inc. Flexible biological fluid filters
US9968738B2 (en) 2014-03-24 2018-05-15 Fenwal, Inc. Biological fluid filters with molded frame and methods for making such filters
US9456956B1 (en) * 2015-09-29 2016-10-04 Siemens Medical Solutions Usa, Inc. Aseptic assembling of pharmaceutical containers

Family Cites Families (27)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3000540A (en) * 1957-08-08 1961-09-19 Baxter Laboratories Inc Flow control device and method
US3911918A (en) * 1972-04-13 1975-10-14 Ralph D Turner Blood collection, storage and administering bag
US4116646A (en) * 1977-05-20 1978-09-26 Millipore Corporation Filter unit
US4223695A (en) * 1979-02-28 1980-09-23 Abbott Laboratories Novel valve employing hydrophobic and hydrophilic membranes
SE416378B (sv) * 1979-03-28 1980-12-22 Johansson A S Sett vid separation av blodkomponenter ur helblod jemte blodpassystem for utforandeav settet
JPS5731867A (en) * 1980-08-04 1982-02-20 Kuraray Co Concentrating filtering device for body fluid
US4507119A (en) * 1982-07-06 1985-03-26 E. I. Du Pont De Nemours And Company Sterile docking process, apparatus and system
US4857190A (en) * 1984-03-02 1989-08-15 Miles Laboratories, Inc. Container for fine separation of blood and blood components
AU578554B2 (en) * 1986-01-24 1988-10-27 Japanese Red Cross Society Centrifugal method of separating blood components
US5053127A (en) * 1987-01-13 1991-10-01 William F. McLaughlin Continuous centrifugation system and method for directly deriving intermediate density material from a suspension
AU617265B2 (en) * 1988-06-23 1991-11-21 Asahi Medical Co. Ltd. Method for separating blood into blood components, and blood components separator unit
US5258126A (en) * 1989-09-12 1993-11-02 Pall Corporation Method for obtaining platelets
US5316674A (en) * 1989-09-12 1994-05-31 Pall Corporation Device for processing blood for human transfusion
JP2570905B2 (ja) * 1989-09-12 1997-01-16 ポール・コーポレーション ヒトの輸血のための血液加工装置および血液加工法
US5152905A (en) * 1989-09-12 1992-10-06 Pall Corporation Method for processing blood for human transfusion
US5100564A (en) * 1990-11-06 1992-03-31 Pall Corporation Blood collection and processing system
US4997577A (en) * 1989-12-20 1991-03-05 Baxter International Inc. Systems and methods for removing undesired matter from blood cells
US5102407A (en) * 1990-03-13 1992-04-07 Miles Inc. Blood separation system
JP2838725B2 (ja) * 1990-05-02 1998-12-16 テルモ株式会社 血液採取器具
US5126054A (en) * 1990-05-24 1992-06-30 Pall Corporation Venting means
US5217627A (en) * 1990-11-06 1993-06-08 Pall Corporation System and method for processing biological fluid
EP0541790B1 (en) * 1991-05-08 1995-08-02 Baxter International Inc. Methods for processing red blood cell products for long term storage free of microorganisms
US5128048A (en) * 1991-05-22 1992-07-07 Baxter International Inc. Systems and methods for removing undesired matter from blood cells
US5180504A (en) * 1991-05-22 1993-01-19 Baxter International Inc. Systems and methods for removing undesired matter from blood cells
CA2072378C (en) * 1991-11-21 2000-12-26 Vlado Ivan Matkovich System for processing separate containers of biological fluid
CA2083075A1 (en) * 1992-06-10 1993-12-11 Vlado I. Matkovich System for treating transition zone material
US5527472A (en) * 1993-06-14 1996-06-18 Baxter International Inc. Closed systems and methods for removing undesired matter from blood cells

Also Published As

Publication number Publication date
DE4394276T1 (de) 1995-10-19
AU4972793A (en) 1994-03-29
GB9218581D0 (en) 1992-10-14
BE1007362A4 (fr) 1995-05-30
WO1994005344A1 (en) 1994-03-17
EP0705114A1 (en) 1996-04-10
IT1261249B (it) 1996-05-09
FR2695037B1 (fr) 1995-04-14
US5601730A (en) 1997-02-11
EP0705114B1 (en) 1999-05-12
ITTO930642A0 (it) 1993-09-01
FR2695037A1 (fr) 1994-03-04
ITTO930642A1 (it) 1995-03-01
JPH08500509A (ja) 1996-01-23
DE4394276C2 (de) 1999-03-04
CA2143680A1 (en) 1994-03-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL9320043A (nl) Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van ongewenste fluida uit verwerkte bloedprodukten.
US7182865B2 (en) Device for separating whole blood under gravitational force
EP1279408B1 (en) Venting system
US5217627A (en) System and method for processing biological fluid
AU651646B2 (en) System and method for processing biological fluids
US8540879B2 (en) Steam-sterilizable blood separating device
SE514255C3 (sv) System och metod för behandling av biologiska vätskor
US20040007540A1 (en) Selective deleukocytation unit for a platelet product
SE516238C2 (sv) Förfarande för behandling av övergångszonmaterial
JPH05317413A (ja) 白血球除去血液成分採取装置
DE4192629B4 (de) System und Verfahren zum Bearbeiten von biologischen Flüssigkeiten

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed