NL1006350C2 - Werkwijze voor het afsluiten van de gastoevoer en inrichting voor het uitvoeren van een dergelijke werkwijze. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze voor het afsluiten van de gastoevoer en inrichting voor het uitvoeren van een dergelijke werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het afsluiten van de gastoevoer vanuit een gasbuis naar een eerste zadel die over een opening in een zijwand van de gasbuis is geplaatst, waarbij een opblaasbare afsluitbalg bij de gasbuis 5 wordt ingebracht en opgeblazen.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het tijdelijk afsluiten van een opening in een buis zoals een gasbuis.

In gasdistributienetwerken worden zadels vaak toegepast 10 voor het maken van huisaansluitingen op de gasbuis. Elk zadel vormt hierbij bijvoorbeeld een aftakking naar een woonhuis.

Door graafwerkzaamheden en grondbelastingen kunnen deze zadels dusdanig worden beschadigd en/of worden verplaatst zodat vervanging noodzakelijk is. Tevens komt het voor dat 15 zadels worden vervangen bij renovatie van gasaansluitleidin-gen. Om bijvoorbeeld de eerste zadel te kunnen vervangen, dient deze allereerst te worden verwijderd. Om de eerste zadel te kunnen verwijderen, wordt de gastoevoer vanuit de gasbuis naar de eerste zadel afgesloten. Het is bekend de gastoevoer 20 vanuit de gasbuis naar de eerste zadel af te sluiten door de gastoevoer naar de gehele gasbuis af te sluiten. Dit brengt echter als nadeel met zich dat andere gebruikers die op de gasbuis zijn aangesloten eveneens worden afgesloten van de toevoer van gas.

25 Ook is het bekend de gastoevoer vanuit de gasbuis naar de eerste zadel af te sluiten door aan weerszijde van de eerste zadel een extra zadel te plaatsen. Deze extra zadels zijn zogenaamde blaasgatzadels. Met behulp van gasblazen kan vervolgens het leidingsegment tussen de blaasgatzadels gasloos 30 worden gemaakt. Hierdoor wordt de gastoevoer vanuit de gasbuis naar de eerste zadel onderbroken. Ook hier doet zich echter het probleem voor dat een gasstroom door de gasbuis wordt 100 6350 2 geblokkeerd, zodat gebruikers, die stroomafwaarts van de geplaatste gasblazen op de gasbuis zijn aangesloten, eveneens worden afgesloten van de toevoer van gas. Een verder nadeel van deze bekende methode is dat twee extra blaasgatzadels 5 nodig zijn voor het verwijderen van de eerste zadel en het eventueel terugplaatsen van een nieuw tweede zadel. Tevens komt bij de bekende methode waarbij gebruik wordt gemaakt van de blaasgatzadels nog een hoeveelheid gas vrij die oorspronkelijk in het genoemde leidingsegment was opgenomen.

10 Deze hoeveelheid gas heeft een nadelige invloed op het milieu en op de veiligheid bij de uit te voeren werkzaamheden.

De uitvinding beoogt een werkwijze te verschaffen die een oplossing geeft voor elk van de hiervoor genoemde nadelen.

De werkwijze volgens de uitvinding heeft dienovereenkomstig 15 als kenmerk dat de werkwijze tenminste de volgende stap omvat: 1) de afsluitbalg wordt dusdanig in de buis gepositioneerd en opgeblazen dat wanneer de afsluitbalg is opgeblazen de opening aan de binnenzijde van de gasbuis door de afsluitbalg wordt afgesloten terwijl de gasbuis 20 zelf door de afsluitbalg niet wordt afgesloten zodat een gasstroom door de gasbuis ononderbroken gehandhaafd kan blijven.

Bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt derhalve de gastoevoer vanuit de gasbuis naar de eerste zadel afgesloten 25 zonder dat de gasstroom door de gasbuis wordt onderbroken, zonder dat gebruik wordt gemaakt van extra blaasgatzadels en zonder dat een hoeveelheid gas vrij komt. De uitvinding is gebaseerd op het inzicht dat met behulp van een afsluitbalg slechts de opening in de zijwand van de gasbuis dient te 30 worden afgesloten, teneinde het mogelijk te maken de eerste zadel te verwijderen en eventueel te vervangen door een nieuw tweede zadel. De afsluitbalg heeft hierbij dusdanige afmetingen dat deze in zijn opgeblazen positie niet een volledig doorstroomoppervlak van de gasbuis afsluit.

35 De inrichting voor het tijdelijk afsluiten van een opening in een buis, zoals een gasbuis is overeenkomstig de uitvinding gekenmerkt in dat de inrichting is ingericht om de 1006350 3 opening aan de binnenzijde van de gasbuis tijdelijk af te sluiten en hiertoe is voorzien van een staafvormig element met een eerste en tweede opening, een zich aan de binnenzijde van het staafvormige element uitstrekkend kanaal dat een fluïdum 5 verbinding vormt tussen de eerste en tweede opening en een afsluitbalg die dusdanig met het staafvormige element is verbonden dat een gasstroomtraject zich vanaf de eerste opening via het kanaal en de tweede opening tot aan de binnenzijde van de afsluitbalg uitstrekt voor het via de eerste opening 10 opblazen en weer laten leeglopen van de afsluitbalg en waarbij de inrichting voorts is voorzien van een afstandstuk dat dusdanig mechanisch met de afsluitbalg is verbonden dat het afstandstuk en het staafvormige element zich respectievelijk aan weerszijden van de afsluitbalg en in een van de afsluit-15 balg af gekeerde richting uitstrekken wanneer de afsluitbalg is opgeblazen.

Deze inrichting kan met voordeel worden toegepast voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding.

Overigens is een inrichting voor het tijdelijk afsluiten van 20 een opening in een buis zoals een gasbuis op zich bekend. Deze inrichting bestaat dan bijvoorbeeld uit een afsluitdop die aan de buitenzijde van de gasbuis wordt geplaatst. Met de inrichting volgens de uitvinding is het echter mogelijk de opening aan de binnenzijde van de gasbuis tijdelijk af te sluiten 25 zonder dat de gasstroom door de gasbuis voor het positioneren van de afsluitbalg in de gasbuis dient te worden afgesloten. Het afstandstuk zorgt ervoor dat de afsluitbalg tegen de binnenzijde van de gasbuis wordt aangedrukt wanneer de afsluitbalg de opening afsluit.

30 De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont:

Figuur la een bovenaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding die een opening in een gasbuis afsluit; 35 figuur lb een dwarsdoorsnede volgens de lijn lb van figuur la; 1006350 4 figuur lc een dwarsdoorsnede volgens de lijn lc van figuur la; figuur ld een dwarsdoorsnede van de inrichting in eenzelfde richting als getoond in figuur lb wanneer de 5 inrichting is ingeklapt; figuur 2a een dwarsdoorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding in een richting volgens figuur lc; figuur 2b een dwarsdoorsnede van de inrichting volgens 10 figuur 2a in een richting volgens figuur lb; figuur 3a een dwarsdoorsnede van een gasbuis in de richting volgens figuur lb welke gasbuis is voorzien van een eerste zadel; figuur 3b de gasbuis en de eerste zadel volgens figuur 3a 15 waarbij een afsluitbehuizing op de eerste zadel is aangebracht; figuur 3c een dwarsdoorsnede volgens figuur 3a, waarbij een opening van een gasbuis met behulp van de inrichting volgens figuur la is afgesloten; en 20 figuur 3d een aanzicht van een afsluitelement volgens figuur 3b in de richting van de pijl p van figuur 3b.

In de figuren la-ld is met referentienummer 1 een inrichting aangeduid voor het tijdelijk afsluiten van een opening 2 aan de binnenzijde van een gasbuis 4.

25 De inrichting is voorzien van een staafvormig element 6 dat een eerste en tweede opening 8, 10 omvat. Voorts omvat het staafvormig element een zich aan de binnenzijde van het staafvormig element uitstrekkend kanaal 12 dat een fluïdum verbinding vormt tussen de eerste en tweede opening 8, 10. De 30 inrichting omvat voorts een afsluitbalg 14 die dusdanig met het staafvormig element 6 is verbonden dat een gasstroom-traject zich vanaf de eerste opening 8 via het kanaal 12 en de tweede opening 10 totaan de binnenzijde van de afsluitbalg 14 uitstrekt. De eerste opening 8 is verder nog voorzien van een 35 snelkoppeling 16 waarop bijvoorbeeld een installatie met perslucht kan worden aangesloten voor het opblazen van de afsluitbalg 14. Ook kan via de snelkoppeling 16 de afsluitbalg 14 1006350 5 weer van perslucht worden ontdaan en zelfs vacuüm worden gezogen, zoals in figuur ld is getoond.

De inrichting is voorts voorzien van een afstandstuk 18 dat dusdanig mechanisch met de afsluitbalg is verbonden dat 5 het afstandstuk 18 en het staafvormige element 6 zich respectievelijk aan weerszijde van de afsluitbalg 14 en in een van de afsluitbalg 14 afgekeerde richting uitstekken wanneer de afsluitbalg 14 is opgeblazen (zie figuren lb en lc). In dit voorbeeld is het afstandstuk 18 staafvormig uitgevoerd. De 10 lengterichtingen van het afstandstuk 18 en het staafvormig element 6 zijn evenwijdig aan elkaar gericht. Het afstandstuk omvat een eerste en tweede vrij uiteinde 20, 22 waarbij het afstandstuk 18 bij zijn eerste vrije uiteinde 22 telescopisch verschuifbaar in een opneemruimte 12 van het staafvormig 15 element 6 is opgenomen. Het eerste en tweede vrije uiteinde 20, 22 bevinden zich aan weerszijde van de afsluitbalg, wanneer de afsluitbalg is opgeblazen (zie figuren lb en lc) .

In dit voorbeeld is de afsluitbalg 14 bij zijn onderzijde 24 met het afstandstuk 18 mechanisch verbonden. Het afstandstuk 20 18 strekt zich boven de onderzijde 24 in een binnenruimte 26 van de afsluitbalg 14 tot in het als de opneemruimte fungerend kanaal 12 uit. De verbinding tussen het afstandstuk 18 en de afsluitbalg 14 is bij de onderzijde 24 van de afsluitblag gasdicht uitgevoerd. Eveneens is de verbinding tussen de 25 tweede opening 10 en de afsluitbalg 14 aan de bovenzijde 28 van de afsluitbalg gasdicht uitgevoerd.

De inrichting is verder nog voorzien van een mantelbuis 30 die korter is dan het staafvormig element 6 en een eerste en tweede tegenover elkaar gelegen open uiteinde 32, 34 omvat, 30 waarbij het staafvormig element 6 telescopisch verschuifbaar in de mantelbuis 30 is opgenomen en bij het eerste en tweede open uiteinde van de mantelbuis naar buiten steekt.

Voor het afsluiten van de opening 2 wordt de mantelbuis 30 over de opening 2 geplaatst, zoals getoond in figuur ld.

35 Hierbij is de afsluitbalg 14 via de eerste opening 8 vacuüm gezogen. Vervolgens wordt het staafvormige element 6 naar beneden toe geschoven totdat het afstandstuk 18 de bodem van 1006350 6 de buis 4 raakt. Hierna kan via de opening 8 de balg 14 worden opgeblazen zoals getoond in de figuren lb en lc. Hiermee wordt de opening 2 van de gasbuis 4 door de balg 14 afgesloten. Tevens blijkt uit figuren lb en lc duidelijk dat de gasbuis 5 zelf niet door de balg 14 wordt afgesloten, zodat de gasstroom door de gasbuis ononderbroken gehandhaafd kan blijven.

In figuur 2a en figuur 2b wordt een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding getoond. Hierbij zijn de met figuren la-ld overeenkomende onderdelen van 10 dezelfde referentienummers voorzien. Bij de inrichting volgens figuur 2a en figuur 2b wordt het afstandstuk 18 gevormd door een afstandblaas die in fluïdum verbinding staat met de afsluitbalg 14. De overgang tussen de afsluitbalg 14 en de afstandstuk 18 is in figuur 2b schematisch met het 15 stippellijnen 36 aangeduid. In dit voorbeeld betreft het verschil tussen de afsluitbalg 14 en het afstandstuk 18 alleen een functioneel verschil. De afsluitbalg 14 en het afstandstuk 18 vormen in feite één geheel. In opgeblazen toestand vormen de afsluitbalg en het afstandstuk in combinatie althans in 20 hoofdzaak een holle cilinder, zoals uit figuur 2b duidelijk blijkt. Ook bij de inrichting volgens de figuren 2a en 2b geldt dat voor het afsluiten van de opening 2 in de gasbuis 4, de mantelbuis 30 boven of tot in de opening wordt geplaatst.

De afsluitbalg 14 en het afstandstuk 18 kunnen wederom via de 25 eerste opening 8 vacuüm worden gezogen. Hierbij zal het staafvormig element 6 ten opzichte van de mantelbuis 13 nog naar boven zijn geschoven zodat een combinatie van de afsluitbalg 14 en het afstandstuk 18 zich in de mantelbuis 13 bevindt. Nadat aldus de mantelbuis 13 boven de opening 2 is 30 geplaatst, kan het staafvormig element 6 naar beneden worden geschoven. Hiermee wordt de afsluitbalg 14 en het afstandstuk 18 in de binnenruimte van de buis 1 gebracht. Vervolgens wordt via de opening 8 de afsluitbalg 14 en het afstandstk 18 opgeblazen, zoals in figuren 2a en 2b is getoond. De opening 2 35 wordt dan afgesloten door de afsluitbalg 14. Het afstandstuk 18 drukt de afsluitbalg 14 hierbij tegen de binnenwand van de gasbuis aan, zodat de opening 10 wordt afgesloten. Voor het 1006350 7 verwijderen van de afsluitbalg 14 en afstandstuk 18 worden deze onderdelen via de eerste opening 8 weer vacuüm gezogen, waarna het staafvormig element 6 naar boven kan worden bewogen. Vervolgens kan de mantelbuis 30 worden verwijderd.

5 Aan de hand van de figuren 3a-3c zal thans een werkwijze overeenkomstig de uitvinding worden toegelicht voor het afsluiten van de gastoevoer vanuit de gasbuis 4 naar een op zich bekend eerste zadel 38. De eerste zadel 38 bestaat uit een onderzadel 40 en een bovenzadel 42 die losmakelijk met 10 elkaar zijn verbonden en die rond de gasbuis 4 zijn aangebracht. In de gasbuis bevindt zich wederom een opening 2. Op de plaats van de opening 2 is de bovenzadel 42 voorzien van een zich in radiale richting van de gasbuis 4 af uitstrekkend pijpstuk 44. Het pijpstuk 44 heeft een vrij einde dat met een 15 afsluitdop 46 is afgesloten. Voorts staat het pijpstuk 44 via de opening 2 in fluïdum verbinding met de binnenzijde van de gasbuis 4. Halverwege het pijpstuk 44 ontspringt een gasleiding 48 die in dit voorbeeld met een woonhuis is verbonden. Aldus stroomt via de gasbuis 4, het pijpstuk 44 en de 20 gasleiding 48 gas naar het desbetreffende woonhuis. In dit voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat de eerste zadel 38 dient te worden vervangen door een nieuw tweede zadel. Hiertoe wordt in eerste instantie gebruik gemaakt van een afsluitbehuizing 50. De afsluitbehuizing 50 (zie figuur 3b) omvat een 25 binnenruimte 52 met een eerste en tweede tegenover elkaar gelegen open einde 54, 56. In de binnenruimte 52 is een afsluitelement 58 geplaatst dat het eerste en tweede open einde 54, 56 gasdicht van elkaar afsluit. In dit voorbeeld bestaat het afsluitelement 58 uit een rubber vel dat met zijn 30 randen met de zijwanden 62 van de binnenruimte 52 is verbonden. Ongeveer in het midden van het afsluitelement 58 zijn twee insneden 64 aangebracht, die een kruis vormen. Zoals getoond in figuur 3d vormt het afsluitelement 58 in zijn ontspannen toestand een gasdichte afsluiting. Het 35 afsluitelement wordt nabij zijn tweede open einde gasdicht met een buitenzijde van de eerste zadel 38 verbonden en wel in dit voorbeeld met het pijpstuk 44 van de eerste zadel 38. De dop 100 6350 8 46 bevindt zich dan tussen het tweede open einde 56 en het afsluitelement 58 (zie figuur 3b). Vervolgens wordt een boor 66 bij het eerste open einde 54 ingebracht en naar beneden toe bewogen. De boor 66 zal dan door het afsluitelement 58 heen 5 prikken. Het afsluitelement 58 zal echter nog steeds een althans nagenoeg gasdichte afdichting met de boor 66 vormen. Dit geldt tevens wanneer de boor 66 draait. Hierna wordt de boor 66 verder naar beneden bewogen om een gat in de dop 46 te boren. Opgemerkt wordt dat bij het boren van het gat 46 het 10 gas vanuit de gasbuis 4 nog steeds naar de gasleiding 48 kan stromen. Wanneer aldus een gat in de dop 46 is geboord, wordt de boor 66 naar boven toe bewogen en uit de afsluitbehuizing 50 verwijderd. Hierbij zal het afsluitelement 58 weer sluiten zodat nog steeds geen gas vrij komt. Vervolgens wordt de 15 inrichting 1, zoals getoond in de figuren la-lc via het eerste open einde 44 in het afsluitelement 58 gebracht. Hierna wordt de inrichting 1 (zie figuur 3b, waarin de inrichting 1 op dezelfde wijze schematisch is aangegeven als de boor 66) via het eerste open einde 54 bij het afsluitelement 58 naar binnen 20 gevoerd. Vervolgens wordt de inrichting 1 verder naar beneden bewogen en zal dan eveneens door het afsluitelement 58 heen prikken. Bij het verder naar beneden bewegen van de inrichting 1 zal deze door het in dop 46 geboorde gat worden gevoerd. De inrichting 1 wordt dusdanig ver naar beneden toe bewogen dat 25 het vrije uiteinde 22 van het afstandstuk 18 de bodem van de gasbuis 4 raakt, zoals schematisch in figuur lb is weergegeven. Vervolgens wordt de afsluitbalg 14 opgeblazen zoals in dit in relatie met figuur la-ld is besproken. Ook hierbij zal de afsluiting 58 in samenwerking met de mantelbuis 30 30 een afsluiting vormen wanneer de inrichting 1 is ingevoerd tot een diepte zoals getoond in figuur lb (voor de eenvoud is in figuur lb de eerste zadel 38 en de afsluitbehuizing 50 weggelaten).

Wanneer de afsluitbalg 14 is opgeblazen, zoals 35 schematisch is weergegeven in figuur 3c, zal de opening 2 door de afsluitbalg 14 worden afgesloten. Hiermee zal eveneens geen gas meer aan de gasleiding 48 worden toegevoerd. Wel kan nog 1006350 9 gas door de gasbuis 4 blijven stromen. Dit betekent dat de gastoevoer naar andere zadels die met de gasbuis 4 zijn verbonden mogelijk blijft.

Vervolgens wordt de afsluitbehuizing 50 verwijderd.

5 Tevens kan vervolgens de eerste zadel 38 worden verwijderd door de onderzadel 40 en de bovenzadel 42 van elkaar los te koppelen. De bovenzadel 42 wordt dan als het ware naar boven toe van de inrichting 1 afgeschoven. Eventueel kan een slang die met de snelkoppeling 16 is verbonden voor toevoer van 10 lucht aan de afsluitbalg 14 worden losgekoppeld om de bovenzadel 42 geheel te verwijderen. Hierna kan een nieuw bovenzadel worden teruggeplaatst en met een nieuw onderzadel worden verbonden. Tevens kan dan de afsluitbehuizing 50 over de tweede zadel worden terug geplaatst. Aldus ontstaat een 15 situatie die overeenkomt met de situatie weergegeven in figuur 3c. Het enige verschil is dat de nieuwe zadel nog niet is voorzien van een afsluitdop 46.

Vervolgens kan de opening 8 van het staafvormig element via de snelkoppeling 16 met een vacuümpomp worden verbonden.

20 Hierbij wordt de afsluitbalg 14 vacuüm gezogen en zal als het ware ineen schrompelen. Nadat de afsluitbalg 14 vacuüm is gezogen, kan de inrichting 1 naar boven worden bewogen zodat de inrichting 1 en hiermee tevens de afsluitbalg 14 uit de buis worden verwijderd. Het afsluitelement 58 zorgt ervoor dat 25 hierna geen gas kan ontsnappen. Vervolgens kan via het eerste open einde 54 van de afsluitbehuizing 50 een nieuwe dop 46 op de nieuwe zadel worden geplaatst. Hierna kan de afsluitbehuizing 50 worden verwijderd. Een en ander brengt met zich dat zonder dat gas is ontsnapt de eerste zadel is vervangen door 30 een tweede zadel.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor geschetste werkwijze en de hiervoor geschetste inrichtingen.

Zo kan de werkwijze die aan de hand van de figuren 3a-3d is geschetst eveneens worden uitgevoerd met behulp van de 35 inrichting volgens figuren 2a en 2b.

Dergelijke varianten worden alle geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

1006350

Claims (18)

1. Werkwijze voor het afsluiten van de gastoevoer vanuit een gasbuis naar een eerste zadel die over een opening in een zijwand van de gasbuis is geplaatst waarbij een opblaasbare afsluitbalg bij de gasbuis wordt ingebracht en opgeblazen, met 5 het kenmerk, dat de werkwijze tenminste de volgende stap omvat: 1. de afsluitbalg wordt dusdanig in de buis gepositioneerd en opgeblazen dat wanneer de afsluitbalg is opgeblazen de opening aan de binnenzijde van de gasbuis door 10 de afsluitbalg wordt afgesloten terwijl de gasbuis zelf door de afsluitbalg niet wordt afgesloten zodat een gasstroom door de gasbuis ononderbroken gehandhaafd kan blijven.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 15 werkwijze voorts de volgende stap omvat: 2. de eerste zadel wordt verwijderd nadat de eerste werkwijzestap is uitgevoerd.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de werkwijze voorts de volgende stap omvat: 20 3) een tweede zadel wordt geplaatst op de positie en ter vervanging van de eerste zadel nadat de tweede werkwijze stap is uitgevoerd.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de werkwijze voorts de volgende stap omvat: 25 4) een gat wordt geboord in de eerste zadel voordat de eerste werkwijzestap wordt uitgevoerd.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de werkwijze voorts de volgende stap omvat: 5. de afsluitbalg wordt, via het geboorde gat in de 30 eerste zadel en de opening in de gasbuis, in de gasbuis gebracht nadat de vierde werkwijzestap is uitgevoerd en voordat de eerste werkwijzestap wordt uitgevoerd.

6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de werkwijze voorts de volgende stap omvat: 1006350 6. voordat de vierde werkwijzestap wordt uitgevoerd wordt een afsluitbehuizing omvattende een binnenruimte met een eerste en tweede tegenover elkaar gelegen open einde en een in de binnenruimte geplaatst afsluitelement 5 die het eerste en tweede open einde gasdicht van elkaar afsluit bij zijn tweede open einde gasdicht met een buitenzijde van de eerste zadel verbonden en een boorelement wordt via het eerste open einde bij het buisvormige element ingebracht voor het boren van het gat 10 waarbij het afsluitelement dusdanig is ingericht dat deze in samenwerking met het boorelement tijdens het boren het eerste en tweede open einde gasdicht van elkaar afsluit.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat bij het uitvoeren van de eerste werkwijzestap de afsluitbalg via 15 het eerste open einde van de afsluitbehuizing en het in de eerste zadel geboorde gat in de buis wordt gebracht om vervolgens te worden opgeblazen.

8. Werkwijze volgen conclusies 2 en 7, met het kenmerk, dat in de tweede werkwijzestap de afsluitbalg wordt verwijderd.

9. Werkwijze volgens conclusies 3 en 8, met het kenmerk, dat de werkwijze voorts de volgende stap omvat: 7. de afsluitbalg wordt uit de buis verwijderd nadat de derde werkwijzestap is uitgevoerd.

10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 7-9, met 25 het kenmerk, dat de werkwijze voorts de volgende stap omvat: 8. de afsluitbalg wordt vacuüm gezogen bij het plaatsen van de afsluitbalg in en/of het verwijderen van de afsluitbalg uit de gasbuis.

11. Inrichting voor het tijdelijk afsluiten van een opening 30 in een buis zoals een gasbuis, met het kenmerk, dat de inrichting is ingericht om de opening aan de binnenzijde van de gasbuis tijdelijk af te sluiten en hiertoe is voorzien van een staafvormig element met een eerste en tweede opening, een zich aan de binnenzijde van het staafvormige element uitstrekkend 35 kanaal dat een fluïdum verbinding vormt tussen de eerste en tweede opening en een afsluitbalg die dusdanig met het staafvormige element is verbonden dat een gasstroomtraject 1006350 zich vanaf de eerste opening via het kanaal en de tweede opening tot aan de binnenzijde van de afsluitbalg uitstrekt voor het via de eerste opening opblazen en weer laten leeglopen van de afsluitbalg en waarbij de inrichting voorts 5 is voorzien van een afstandstuk dat dusdanig mechanisch met de afsluitbalg is verbonden dat het afstandstuk en het staafvormige element zich respectievelijk aan weerszijden van de afsluitbalg en in een van de afsluitbalg af gekeerde richting uitstrekken wanneer de afsluitbalg is opgeblazen.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het afstandstuk staafvormig is uitgevoerd.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de lengterichtingen van het afstandstuk en het staafvormige element evenwijdig aan elkaar zijn gericht.

14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat het afstandstuk een eerste en tweede vrij uiteinde omvat waarbij het afstandstuk bij zijn eerste vrije uiteinde telescopisch verschuifbaar in een opneemruimte van het staafvormige element is opgenomen en waarbij het eerste en 20 tweede vrije uiteinde zich aan weerszijde van de afsluitbalg bevinden wanneer de afsluitbalg is opgeblazen.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het afstandstuk zich via de tweede opening tot in het als de opneemruimte fungerend kanaal uitstrekt.

16. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het afstandstuk wordt gevormd door een afstandblaas die in fluïdum verbinding staat met de afsluitbalg.

17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de afsluitbalg en de afstandblaas in opgeblazen toestand in 30 combinatie althans in hoofdzaak de vorm van een holle cilinder aannemen.

18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 11-17, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van een mantelbuis die korter is dan het staafvormige element en een 35 eerste en tweede tegenover elkaar gelegen open uiteinde omvat waarbij het staafvormige element telescopisch verschuifbaar in 1006350 de mantelbuis is opgenomen en bij het eerste en tweede open uiteinde van de mantelbuis naar buiten steekt. 1006350