NL1004736C2

NL1004736C2 - Regelbare ondersteuningsinrichting.

Info

Publication number: NL1004736C2
Application number: NL1004736A
Authority: NL
Inventors: Jens Kugle
Original assignee: Jens Kugle
Priority date: 1995-12-22
Filing date: 1996-12-10
Publication date: 1998-07-15
Also published as: DE19649576A1; NO965518L; SE9604425D0; DK146495A; DK171630B1; SE9604425L; NO965518D0; NL1004736A1; SE511624C2

Description

NL 42.984-Ra/mo

Regelbare ondersteuningsinrichting

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een regelbare ondersteuningsinrichting voor een rustplaats, bijvoorbeeld een zitting. De ondersteuningsinrichting omvat een aan een chassis te bevestigen eerste frame alsook een aan de 5 rustplaats te bevestigen tweede frame. De beide frames zijn met elkaar verbonden door middel van bedieningsdelen met regelbare lengte, welke draaibaar zijn gemonteerd in punten in het eerste frame en in punten in het tweede frame, waarbij de ondersteuningsinrichting verder een in een punt op het eerste 10 frame alsook in een punt op het tweede frame draaibaar gemonteerd koppeldeel omvat.

In EP-0.155.918 wordt een regelbare ondersteuningsinrichting voor de zitting van een rolstoel beschreven. De inrichting bezit twee bedieningsdelen. Een eerste uiteinde 15 van beide bedieningsdelen is in de vorm van een rolstoelframe aan een eerste frame gemonteerd. Een tweede uiteinde van het eerste bedieningsdeel is aan de rolstoelzitting gemonteerd, terwijl een tweede uiteinde van het tweede bedieningsdeel aan een been- en voetsteun van de rolstoel is bevestigd. Het eer-20 ste bedieningsdeel dient voor het kantelen van de zitting voor het opstaan van de persoon in de rolstoel. Het tweede bedieningsdeel dient voor het optillen van de been- en voetsteun .

De met behulp van de bedieningsdelen plaatsvindende 25 regeling biedt echter niet de mogelijkheid van optillen of neerlaten van de zitting of een kantelen hiervan teneinde bij een zittende houding de zitting aan te passen aan de gebruiker van de rolstoel van dat moment.

US-A-4.249.774 beschrijft een stoel voor gehandicap-30 te personen. De stoel is verdeeld in een centrale zitting en een beenondersteunend gedeelte. De centrale zitting kan worden opgetild door middel van een koppeling die is voorzien van twee koppelarmen en een elektrische motor die een conventionele schroefvijzel aandrijft om de centrale zitting op te 35 tillen of neer te laten. De centrale zitting wordt vlak gehouden door middel van een scharnier op een basisframe en de koppelarmen. De stoel is echter niet in staat om de zitting 1004736 2 voorwaarts of achterwaarts te kantelen, maar is slechts in staat om de zitting op te tillen en neer te laten waarbij de zitting voortdurend vlak is.

FR-A-2.697.418 beschrijft een zitting die is voor-5 zien van een basisframe en andere frames die met het basis-frame zijn gekoppeld. Het optillen en neerlaten van de zitting vindt plaats door middel van een hydraulische zuiger, het achterwaarts en het voorwaarts kantelen van de zitting vindt plaats door middel van een andere hydraulische zuiger, 10 en verder vindt het kantelen van een rugleuning plaats door middel van een derde hydraulische zuiger. Het is uitermate gecompliceerd om deze inrichting op de juiste wijze te manoeuvreren teneinde de zitting op te tillen en neer te laten en de zitting voorwaarts en achterwaarts te kantelen.

15 Voorts bestaat er geen directe samenhang tussen het manoeuvreren van de eerste hydraulische zuiger en de tweede hydraulische zuiger, waardoor het manoeuvreren van de zitting door verschillende middelen moet plaatsvinden voor het instellen van het optillen en neerlaten en het voorwaarts en achter-20 waarts kantelen.

EP-A-0.077.280 beschrijft een stoel met een basisframe en twee koppelarmen die een zitting ondersteunen. De zitting wordt opgetild en neergelaten door middel van een schroefaandrijving die direct is verbonden tussen het basis-25 frame en de zitting. De koppelarmen besturen tegelijkertijd het optillen en neerlaten en het voorwaarts en achterwaarts kantelen van de zitting. Het is echter niet mogelijk om het optillen en neerlaten en het kantelen onafhankelijk van elkaar in stellen, zonder de koppeling van de koppelarmen met 30 de zitting opnieuw te koppelen door middel van verschillende koppelpunten onder de zitting. Dit betekent dat het manoeuvreren van de zitting, d.w.z. het optillen en neerlaten en het achterwaarts en voorwaarts kantelen, wordt bepaald door de koppeling van de koppelarmen met de feitelijke koppelpun-35 ten van de zitting. Alle relaties tussen het neerlaten en optillen en het achterwaarts en voorwaarts kantelen kunnen slechts worden bereikt door het veranderen van de koppeling van de koppelarmen met de zitting.

GB-A-2.275.029 beschrijft een stoel die vergelijk-40 baar is aan die welke is beschreven in EP-A-0.077.280. De 1004736 3 zitting omvat een door wielen ondersteund basisframe en twee koppelarmen die scharnierend zijn verbonden met het basisframe en met de zitting. Een hydraulische zuiger is gekoppeld tussen het basisframe en de zitting en wordt gebruikt voor 5 het optillen en neerlaten en voor het kantelen van de zitting. Net als in het voorgaande dokument zijn echter het optillen en neerlaten, te zamen met het achterwaarts en voorwaarts kantelen van de zitting direct met elkaar gerelateerd, zodat het niet mogelijk is om het optillen en neerlaten van 10 de zitting onafhankelijk te laten plaatsvinden van het voorwaarts en achterwaarts kantelen van de zitting. De koppeling tussen het basisframe en de zitting is feitelijk zodanig uit-gevoerd dat de zitting tijdens optillen of neerlaten niet voorwaarts of achterwaarts zal worden gekanteld. Aldus is het 15 feitelijk in het geheel niet mogelijk om de zitting achterwaarts of voorwaarts te kantelen, maar is het slechts moge-lijk om de zitting op te tillen en neer te laten.

De regeling van de in deze publikatie beschreven ondersteuningsinrichting veroorlooft slechts het optillen of 20 neerlaten van de zitting, maar maakt echter geen kantelen hiervan mogelijk.

Het is derhalve een probleem een ondersteuningsin-richting voor bijvoorbeeld een rolstoelzitting te verschaffen, welke een regeling voor zowel het optillen als het neer-25 laten van de zitting in een voor een zittende lichaamshouding bedoelde positie van de zitting mogelijk maakt en daarnaast de mogelijkheid biedt een kantelen van de zitting niet slechts in een voor de zittende lichaamshouding bedoelde positie, maar ook bij een positie van de zitting te regelen 30 welke is bedoeld voor het in de rechtop zijnde lichaamshouding kippen van de zich in de rolstoel bevindende persoon.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een ondersteuningsinrichting, welke zowel het optillen als het neerlaten van de zitting alsook een kantelen 35 hiervan in een voor het in de rechtop zijnde lichaamshouding kippen van de persoon in toereikende mate veroorlooft.

Dit doel wordt door middel van een regelbare ondersteuningsinrichting bereikt, welke erdoor is gekenmerkt, dat het koppeldeel is gemonteerd in een punt in een middelste 40 deel van het eerste frame in een positie tussen het montage- 1004736 4 punt voor het eerste bedieningsdeel en het montagepunt voor het tweede bedieningsdeel en dat het koppeldeel is gemonteerd in een punt in een middelste deel van het tweede frame in een positie tussen het montagepunt voor het eerste bedieningsdeel 5 en het montagepunt voor het tweede bedieningsdeel.

Een ondersteuningsinrichting met deze kenmerken biedt de mogelijkheid een rustplaats, bijvoorbeeld een rol-stoelzitting, voor vele verschillende posities te regelen en deze op te tillen en neer te laten, alsook naar achteren en 10 naar voren te kantelen. Het optillen en neerlaten kan in de vorm van een loodrechte translatiebeweging van de zitting naar boven of naar onderen plaatsvinden. Het kantelen kan in de vorm van een naar achteren of naar voren kantelen plaatsvinden. Het optillen en het neerlaten alsook het naar achte-15 ren en naar voren kantelen kan echter ook gecombineerd plaatsvinden en wel door aanvankelijk naar achteren of naar voren kantelen en aansluitend optillen. Bij volledig opgetilde ondersteuningsinrichting bevindt de zitting zich in een niet-gekantelde positie.

20 Bij het naar achteren of naar voren kantelen vindt gelijktijdig een gering optillen van de zitting plaats, hetgeen speciaal van voordeel is bij het naar voren kantelen van de zitting in een positie welke het opstaan van de persoon in de rolstoel mogelijk maakt. Doordat gelijktijdig met het naar 25 voren kantelen de zitting in geringe mate wordt opgetild, worden de voeten van de in de rechtop zijnde lichaamshouding te brengen persoon niet op de voetplaat of een andersoortige ondergrond gezet voordat de persoon zich in een bijna rechtopstaande houding bevindt. Dit betekent dat geen belasting 30 van de voeten en benen van de persoon plaatsvindt als gevolg van een onbedoeld vroege plaatsing van de voeten op de voetplaat of de ondergrond.

In een voordelige uitvoeringsvorm is de regelbare ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding erdoor geken-35 merkt, dat het montagepunt van het koppeldeel aan het eerste frame zich in de directe nabijheid bevindt van het montagepunt van het eerste bedieningsdeel aan het eerste frame en dat het montagepunt van het koppeldeel aan het tweede frame zich direct bij het montagepunt voor het tweede bedienings-40 deel aan het tweede frame bevindt.

10U4736 5

Het kantelen van de rolstoelzitting vindt derhalve op een dusdanige manier plaats dat een voorste, onderste deel van de zitting bij het naar voren kantelen of een achterste, onderste deel van de zitting bij het naar achteren kantelen 5 niet naar onderen wordt verschoven. Dit is van voordeel in het geval er onder de rolstoelzitting verschillende uitrus-tingsdelen zoals motoren, besturingskasten of dergelijke op de rolstoel zijn gemonteerd. Een beschadiging van deze uitrust ingsonderdelen door het kantelen van de zitting en door 10 het daardoor veroorzaakte onbedoelde botsen van het voorste respectievelijk het achterste onderste zittingsdeel op eventuele uitrustingsonderdelen onder de zitting is derhalve niet te duchten.

Een ander voordeel van de regelbare ondersteunings-15 inrichting volgens de uitvinding bestaat erin dat leidingen tussen het eerste en het tweede frame kunnen worden aangebracht zonder risico van kapottrekken of uitrekken. De leidingen tussen een op het eerste frame of een draagframe voor dit gemonteerde eerste uitrustingsvoorwerp en een op het 20 tweede frame of op overige delen van de zittingconstructie gemonteerde tweede uitrustingsvoorwerp zijn zodanig aangebracht dat de leidingen vanaf het eerste uitrustingsvoorwerp langs het eerste frame via het koppeldeel en langs het tweede frame verder worden geleid.

25 De wederzijdse afstand tussen het eerste en het tweede uitrustingsvoorwerp langs deze geleiding is bij het optillen alsook bij het neerlaten van de zitting net als bij het kantelen hiervan in grote en omvang constant. Er vindt slechts een hoekverandering tussen het eerste frame en het 30 koppeldeel respectievelijk tussen deze en het tweede frame plaats, maar er vindt echter geen verlenging of verkorting van de afstand tussen het eerste uitrustingsvoorwerp en het tweede uitrustingsvoorwerp langs de aangebrachte leidingen plaats. De leidingen kunnen derhalve zonder gevaar voor ka-35 pottrekken of uitrekken van de leidingen als gevolg van de regeling van de ondersteuningsrichting op deze elementen worden gemonteerd.

Verder is het bij de ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding mogelijk om deze op een middelvlak, bij-40 voorbeeld dat langs een rolstoel in plaats van op een buiten- 1004736 6 vlak hierlangs te plaatsen. Dit betekent dat de plaatsing van uitrustingsvoorwerpen, zoals accu's voor het aandrijven van elektromotoren bij het rijden met de rolstoel en voor het bedrijf van andere uitrustingsvoorwerpen zoals activerings-5 delen, wordt vereenvoudigd doordat de accu's aan steeds één zijde van de ondersteuningsinrichting in het middelvlak in plaats van tussen steunen langs het buitenvlak kunnen worden geplaatst. De toegang tot de accu's en hun uitwisseling wordt derhalve niet door de ondersteuningsinrichting belemmerd.

10 De uitvinding wordt hiernavolgend beschreven onder verwijzing naar de bijgaande tekening, waarin fig. 1 schematisch een uitvoeringsvorm toont van een regelbare ondersteuningsinrichting vol-15 gens de uitvinding in een neergelaten en niet-gekantelde positie; fig. 2 schematisch de uitvoeringsvorm volgens fig.

1 toont in een opgetilde, niet-gekantelde positie; 20 fig. 3 schematisch de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 toont in een neergelaten en naar achteren gekantelde positie; fig. 4 schematisch de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 toont in een neergelaten, naar voren 25 gekantelde positie; en fig. 5 schematisch deze uitvoeringsvorm loodrecht op de afbeelding van fig. 1 toont in een neergelaten en niet-gekantelde positie.

30 Fig. 1 geeft een uitvoeringsvorm weer van een regel bare ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding, welke voor een zittingconstructie van een (niet weergegeven) rolstoel is bedoeld en in verhouding tot een naar voren gerichte rijrichting van de rolstoel in zijaanzicht is getoond.

35 De ondersteuningsinrichting bezit een aan een (niet weergegeven) chassis van de rolstoel te monteren eerste frame 1 en een aan een draagplaat 3 voor de rolstoelzitting bevestigd tweede frame 2. De draagplaat 3 is voorzien van een eerste beslag 4 en een tweede beslag 5, welke onderling zwenk-40 baar zijn. Het tweede beslag 5 dient voor het ondersteunen 1004736 7 van een niet weergegeven rugleuning. Een uit een cilinder 7 en een zuiger 8 bestaand bedieningsdeel 6 is onder de draagplaat 3 gemonteerd. Het bedieningsdeel 6 dient ervoor het beslag 5 zodanig te verzwenken dat daardoor de rugleuning 5 wordt gekanteld. Een doos 9 voor verschillende uitrustings-voorwerpen voor het regelen van onder andere de positie van de zitting is aan de voorzijde onder de draagplaat 3 geplaatst. Tussen het eerste frame 1 en het tweede frame 2 zijn een eerste bedieningsdeel 10, een tweede bedieningsdeel 11 10 alsook een koppeldeel 12 gemonteerd. Het eerste bedieningsdeel 10 omvat een cilinder 13 en een zuiger 14, terwijl het tweede bedieningsdeel 11 eveneens een cilinder 15 en een zuiger 16 bezit. Een achterste, onderste punt P van de zitting-constructie bevindt zich aan een uiterste uiteinde van de 15 zuiger 8 van het bedieningsdeel 6. Een voorste, onderste punt Q van de zittingconstructie bevindt zich op de doos 9. Een afstand tussen de doos 9 en een willekeurig punt, bijvoorbeeld een punt R, op het frame 1 is langs een zich vanaf de doos 9 langs het tweede frame 2 en verder langs het kop-20 peldeel 12 en het eerste frame 1 uitstrekkende lijn L constant .

De zuiger 14 van het eerste bedieningsdeel 10 is draaibaar gemonteerd in een punt 17 in een bovenste deel van het eerste frame. De cilinder 13 van het eerste bedienings-25 deel 10 is draaibaar gemonteerd in een punt 18 in een bovenste deel van het tweede frame 2. De cilinder 15 van het tweede bedieningsdeel 11 is draaibaar gemonteerd in een punt 19 in een onderste deel van het eerste frame 1. De zuiger 16 van het tweede bedieningsdeel 11 is draaibaar gemonteerd in een 30 punt 20 in een onderste deel van het tweede frame 2.

Het koppeldeel 12 is gemonteerd in een punt 21 in een middelste deel van het eerste frame 1 tussen de montage-punten 17, 19 van respectievelijk het eerste bedieningsdeel 10 en het tweede bedieningsdeel 11 alsook vlak naast het mon-35 tagepunt 17 van het eerste bedieningsdeel 10. Het koppeldeel 12 is gemonteerd in een punt 22 van het middelste deel van het tweede frame 2 tussen de montagepunten 18, 20 van respectievelijk het eerste bedieningsdeel 10 en het tweede bedieningsdeel 11 alsook vlak naast het montagepunt 20 van het 40 tweede bedieningsdeel 11.

1004736 8

Een afstand a tussen het montagepunt 17 van het eerste bedieningsdeel 10 en het montagepunt 19 van het tweede bedieningsdeel 11 is gelijk aan een afstand b tussen het montagepunt 18 van het eerste bedieningsdeel 10 en het montage-5 punt 20 van het tweede bedieningsdeel 11. Een afstand c tussen het montagepunt 17 van het eerste bedieningsdeel 10 en het montagepunt 21 van het koppeldeel 12 is gelijk aan een afstand d tussen het montagepunt 20 van het tweede bedieningsdeel 11 en het montagepunt 22 van het koppeldeel 12.

10 Fig. 2 toont de ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding in een positie met opgetilde draagplaat 3 en niet weergegeven zitting. Het optillen gebeurt in een door middel van de pijl A weergegeven volledig loodrechte richting. Het optillen van de draagplaat 3 en de zitting gebeurt door acti-15 vering van het eerste bedieningsdeel 10 en het tweede bedieningsdeel 11 en door verschuiving van de zuigers 14, 16 uit respectievelijk de cilinders 13 en 15 met een voor beide be-dieningsdelen 10 en 11 gelijke verlenging 1.

Fig. 3 toont de ondersteuningsinrichting in een po-20 sitie met een neergelaten draagplaat 3 en naar achteren gekantelde niet weergegeven zitting. Het naar achteren kantelen gebeurt zodanig dat het achterste, onderste punt P van de zittingconstructie in een positie boven een uitgangspositie van het punt P (zie fig. 1) blijft en bij het naar achteren 25 kantelen niet naar onderen verschuift. Het naar achteren kantelen gebeurt door activering van het tweede bedieningsdeel 11 en door het naar buiten verschuiven van de zuiger 16 naar buiten in verhouding tot de cilinder 15 en door een verlenging m.

30 Fig. 4 toont de ondersteuningsinrichting in een po sitie met naar voren gekantelde draagplaat 3 met niet weergegeven zitting. Het naar voren kantelen gebeurt op een dergelijke manier dat het voorste, onderste punt Q van de zitting-constructie in een positie boven een uitgangspositie van het 35 punt Q (zie fig. 1) blijft en door het naar voren kantelen niet neerwaarts verschuift. Het naar voren kantelen gebeurt door het naar buiten activering van het eerste bedieningsdeel 10 en door het naar buiten verschuiven van de zuiger 14 met betrekking tot de cilinder 13 en met een verlenging n. Een 40 verder verschuiven van de zuiger 14 met betrekking tot de ci- 1004736 9 linder 13 bewerkstelligt een op een dergelijke manier aanvullend kantelen van de draagplaat 3 dat een zich in de rolstoel bevindende persoon in rechtopstaande positie te plaatsen is. Het kantelen gebeurt bovendien zodanig dat gelijktijdig met 5 het naar voren kantelen de draagplaat 3 en de zitting worden opgetild.

Fig. 5 toont de ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding in een aanzicht welke loodrecht staat op de afbeelding in fig. 1. De figuur toont het eerste frame 1, het 10 tweede frame 2, de draagplaat 3, het eerste beslag 4, het tweede beslag 5 alsook het bedieningsdeel 6. Het eerste be-dieningsdeel 10 (niet weergegeven), het tweede bedieningsdeel 11 (niet weergegeven) alsook het koppeldeel 12 (niet weergegeven) zijn langs een middelvlak m geplaatst welke zich langs 15 een naar voren gerichte rijrichting van de rolstoel uitstrekt. Aan beide zijden van het middelvlak m zijn door arcering schematisch weergegeven accu's 23 voor aandrijving van de rolstoel, zowel voor het rijden alsook voor overige bediening hiervan, inclusief de regeling van de bedieningsdelen 6, 20 10, 11 geplaatst.

De uitvinding werd in het voorafgaande onder verwij-zing naar een specifieke uitvoeringsvorm voor een zittingcon-structie en een ondersteuning van een rolstoel beschreven.

De regelbare ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding 25 is echter op andere voorwerpen, bijvoorbeeld een bed of een bureaustoel toe te passen. De vormgeving van de afzonderlijke elementen kan bovendien binnen de beschermingsomvang van de uitvinding worden veranderd.

1004736

Claims

1. Regelbare ondersteuningsinrichting voor een rustplaats, bijvoorbeeld een zitting, en met een aan een chassis te bevestigen eerste frame (1) alsook een aan de rustplaats te bevestigen tweede frame (2), waarbij de beide 5 frames met elkaar zijn verbonden door middel van bedienings-delen (10, 11) met regelbare lengte, welke zwenkbaar zijn gemonteerd in punten (17, 19) in het eerste frame (1) alsook in punten (18, 20) in het tweede frame (2), waarbij de ondersteuningsinrichting verder een in een punt (21) op het eerste 10 frame (1) alsook in een punt (22) op het tweede frame (2) zwenkbaar gemonteerd koppeldeel (12) bezit, met het kenmerk, dat een eerste bedieningsdeel (10) zwenkbaar is gemonteerd in een punt (17) in een bovenste deel van het eerste frame (1) alsook in een punt (18) in een bovenste deel van het tweede 15 frame (2) en dat een tweede bedieningsdeel (11) zwenkbaar is gemonteerd in een punt (19) in een onderste deel van het eerste frame (1) alsook in een punt (20) in een onderste deel van het tweede frame (2).

2. Regelbare ondersteuningsinrichting volgens con-20 clusie 1, met het kenmerk, dat deze twee bedieningsdelen (10, 11. bezit.

3. Regelbare ondersteuningsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het koppeldeel (12) is gemonteerd in een punt (21) in een middelste 25 deel van het eerste frame (1) in een positie tussen het mon-tagepunt (17) voor het eerste bedieningsdeel (10) en het mon-tagepunt (19) voor het tweede bedieningsdeel (11) en dat het koppeldeel (12) is gemonteerd in een punt (22) in een middelste deel van het tweede frame (2) in een positie tussen het 30 montagepunt (18) voor het eerste bedieningsdeel (10) en het montagepunt (20) voor het tweede bedieningsdeel (11).

4. Regelbare ondersteuningsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een afstand (a) tussen de montagepunten (17, 19) in het eerste fra- 35 me (1) voor respectievelijk het eerste bedieningsdeel (10) en het tweede bedieningsdeel (11) gelijk is aan een afstand (b) tussen de montagepunten (18, 20) in het tweede frame (2) voor 1004736 respectievelijk het eerste bedieningsdeel (10) en het tweede bedieningsdeel (11).

5. Regelbare ondersteuningsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een af- 5 stand (c) tussen de montagepunten (17, 21) in het eerste frame (1) voor respectievelijk het eerste bedieningsdeel (10) en het koppeldeel (12) gelijk is aan een afstand (d) tussen de montagepunten (20, 22) in het eerste frame (2) voor respectievelijk het tweede bedieningsdeel (11) en het koppeldeel 10 (12) .

6. Regelbare ondersteuningsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het monta-gepunt (21) voor het koppeldeel (12) in het eerste frame (1) zich direct bij het montagepunt (17) voor het eerste bedie- 15 ningsdeel (10) in het eerste frame (1) bevindt en dat het montagepunt (22) voor het koppeldeel (12) in het tweede frame 92) zich direct bij het montagepunt (20) voor het tweede bedieningsdeel (11) in het tweede frame (2) bevindt.

7. Regelbare ondersteuningsinrichting volgens één 20 van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bedie- ningsdelen (6, 10, 11) elektrisch worden aangedreven en van een spindelaandrijving zijn voorzien.

8. Regelbare ondersteuningsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze langs 25 een middelvlak (m) van de rustplaats is geplaatst. 1004736