NL1004422C2 - Inrichting voor het vegen van ankertouwmijnen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het vegen van ankertouwmijnen.

De uitvinding betreft een inrichting voor het vegen van ankertouwmijnen met tenminste één aan een veeglijn aangebrachte opblaasgrijper volgens de inleiding van conclusie 1.

5 Het vegen van ankertouwmijnen met behulp van opblaas- grijpers is bijvoorbeeld bekend uit DE-OS 25 48 595. Daarbij wordt door een mijnenveger een mechanisch veeg-werktuig, bestaande uit een veeglijn, een hoogte- resp. dieptedrijver, een scheerdrijver en de opblaasgrijper, 10 achter zich aangesleept. De opblaasgrijper glijdt horizontaal door het water zodat de bek ervan een vertikaal verlopend ankertouw (bestaande uit touwwerk of een ketting enz.) kan grijpen. Kómt de veeglijn tegen een ankertouw aan dan glijdt deze lijn langs het ankertouw totdat 15 dit door de bek van de opblaasgrijper wordt gegrepen. De opblaasgrijper snijdt het ankertouw door en laat daardoor de ankertouwmijn opdrijven zodat deze later geneutraliseerd kan worden.

Een nadeel van dergelijke inrichtingen is dat het 20 vegen van een bepaald gebied zeer tijdrovend is. Bovendien worden bij ruwe zee de op het wateroppervlak drijvende mijnen vaak niet waargenomen.

De onderhavige uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoeirtüe soort aan te geven waarmee een 25 bestrijding van de ankertouwmijnen relatief snel en met zekerheid kan plaatsvinden.

Dit wordt opgelost met de eigenschappen van het kenmerkende deel van conclusie 1. Verdere gunstige vormen van de uitvinding blijken uit de volgconclusies.

30 In hoofdzaak is de uitvinding gebaseerd op de gedach te behalve de op zichzelf bekende opblaasgrijpers aan de betreffende veeglijn mijnvernietigingsinrichtingen aan te brengen die telkens in de sleeprichting vóór de opblaasgrijpers bevestigd zijn. De mijnvernietigingsinrichtingen 35 hebben telkens een aan het ankertouw bevestigbare klemin- 1004422 2 inrichting, een via een afspoelbare lijn met de klemin-richting verbonden drijflichaam en een aan het drijfli-chaam aangebracht werkzaam gedeelte.

Loopt het ankertouw de mijnvernietigingsinrichting 5 binnen dan werkt de kleminrichting en klemt zich aan het ankertouw vast. Het werkzame gedeelte komt weer los van de kleminrichting en stijgt met behulp van het drijflichaam op naar de mijn. Tegelijk schuift het ankertouw verder langs de veeglijn de bekopening binnen van de vol-10 gende opblaasgrijper en wordt daardoor doorgesneden.

Hierdoor is gewaarborgd dat een volgend ankertouw ongehinderd de volgende combinatie, bestaande uit mijnvernietigingsinrichting en opblaasgrijper, kan binnenlopen.

Het drijflichaam is verbonden met een gasgenerator 15 die bij voorkeur met een meeneemhefboom door de kleminrichting in werking stelbaar is. De gasgenerator kan een drukluchtbron zijn, een C02~generator of een pyrotechni-sche drukgasgenerator.

Het is gunstig gebleken wanneer het drijflichaam is 20 voorzien van een drukvereffeningsklep zodat het drukverschil tussen de inwendige druk van het drijflichaam in zijn opgeblazen toestand en de heersende druk in het water dat het drijflichaam omgeeft, onafhankelijk is van de diepte waarop zich telkens het drijflichaam bevindt. In 25 de praktijk is een drukverschil van 0,5 bar gunstig gebleken.

Bij een bijzonder gunstige uitvoering van de uitvinding heeft het drijflichaam in opgeblazen toestand een in de richting van het ankertouw verlopende schroeflijnvorm 30 zodat het drijflichaam het werksysteem langs een om het ankertouw gewikkelde lijn naar het mijnlichaam voert. Daardoor wordt enerzijds uit elkaar drijven van het werkzame gedeelte en de mijn belet. Anderzijds worden mogelijke hindernissen aan het ankertouw, zoals snijgrijpers 35 of andere veegbeschermingsinrichtingen, omzeild.

Verdere details en voordelen van de uitvinding blijken uit de volgende, aan de hand van figuren verklaarde uitvoeringsvoorbeelden.

1004422 3

Fig. 1 is een schematische weergave van een mijnenveger met een inrichting volgens de uitvinding van opblaas-grijpers en mijnvernietigingsinrichtingen aan een veeg-lijn.

5 Fig. 2 is een aanzicht in perspektief van een mijn- vernietigingsinrichting bij het bevestigen van de klemin-richting met drijflichaam en werkzaam gedeelte aan een ankertouw.

Fig. 3 toont een perspektiefaanzicht van een opblaas-10 grijper bij het doorsnijden van een ankertouw.

Fig. 4 en 5 tonen de plaats van het drijflichaam en het werkzame gedeelte bij het opstijgen langs het ankertouw op twee verschillende tijdstippen.

In fig. 1 is met 1 een mijnenveger aangeduid die een 15 veeglijn 2 sleept. Deze lijn bestaat uit kabeldelen die door mijnvernietigingsinrichtingen 3 en opblaasgrijpers 4 met elkaar verbonden zijn. De gewenste veegdiepte en veegbreedte worden met behulp van dieptedrijvers 5, scheerdrijvers 6 en markeringsboeien 7 bereikt. Met 8 is 20 een te vegen ankerkabelmijn aangeduid die door een ankertouw 9 aan een ankerstoel 10 is bevestigd.

Fig 2 toont een mijnvernietigingsinrichting 3 die reeds in aanraking is met het ankertouw 9. De mijnvernietigingsinrichting heeft een stabiliseringsvin 11, waaraan 25 losneembaar een kleminrichting 12 met een huis 13 is aangebracht. In het huis 13 bevindt zich een opgevouwen opdrijf lichaam 14 (zie fig. 4) met gasgenerator, een werkzaam gedeelte 15 voor het vernietigen van de mijn 8 en een afspoelbare lijn 16 die het drijflichaam 14 verbindt 30 met de kleminrichting 12.

Bij het inlopen van het ankertouw 9 in de kleminrichting 12 legt zich een door een veer voorgespannen klem 120 om het ankertouw 9 en klemt dit vast zodat de kleminrichting 12 en het huis 13 met het werkzame gedeelte 15 35 met zekerheid met het ankertouw 9 van de mijn 8 verbonden zijn. Tegelijk wordt de kleminrichting 12 van de stabiliser ingsvin 11 gescheiden.

Vervolgens wordt het opgevouwen drijflichaam 14 met behulp van de niet weergegeven gasgenerator opgeblazen en \004422 4 zodanig over het ankertouw 9 van de mijn 8 geschoven dat dit drijflichaam zich in de vorm van een konisch naar beneden smaller wordende schroefgang om het ankertouw 9 legt (fig. 4 en 5). De aktivering van de gasgenerator 5 vindt rechtstreeks plaats door een voor de duidelijkheid niet weergegeven meeneemhefboom van de kleminrichting.

Nadat het drijflichaam 14 met het in het huis 13 blijvende werkzame gedeelte 15 zich van de kleminrichting 12 verwijderd hebben loopt het ankertouw 9 de bek van de 10 op zichzelf bekende opblaasgrijper 4 binnen (fig. 3).

Deze kapt het ankertouw 9 zodat de mijn 8 bij het naar omhoog bewegen van het werkzame deel 15 eveneens naar het wateroppervlak 17 opstijgt (fig. 5). Na het opdrijven worden de mijn 8 en het via de lijn 15 daarmee verbonden 15 werkzame gedeelte 15 door een niet weergegeven lijnen-spaninrichting dicht naar elkaar toe getrokken en wordt de lading van het werkzame gedeelte 15 ontstoken zodat de mijn 8 wordt vernield.

1004422 5

Lijst met verwijzingscijfers 1 mijnenveger 2 veeglijn 3 mijnvernietigingsinrichting 4 opblaasgrijper 5 5 dieptedrijver 6 scheerdrijver 7 markeringsboei 8 ankertouwmijn, mijn 9 ankertouw 10 10 ankerstoel 11 stabiliseringsvin 12 kleminrichting 120 klem 13 huis 15 14 drijflichaam 15 werkzaam gedeelte 16 lijn 17 wateroppervlak 1004422

Claims (7)

1.Inrichting voor het vegen van ankertouwmijnen (8) met tenminste één aan een veeglijn (2) aangebrachte op-blaasgrijper (4) voor het doorsnijden van het ankertouw (9) van de betreffende ankertouwmijn (8), gekenmerkt door 5 de volgende eigenschappen: a) aan de veeglijn (2) is, in de sleeprichting gezien vóór de opblaasgrijper (4), een mijnvernietigings-inrichting (3) aangebracht; b) de mijnvernietigingsinrichting (3) heeft een aan 10 het ankertouw (9) bevestigbare kleminrichting (12), een via een afspoelbare lijn (16) met de kleminrichting (12) verbonden drijflichaam (14) en een aan het drijflichaam (14) aangebracht werkzaam gedeelte (15), zodanig dat na het inlopen van het 15 ankertouw (9) in de mijnvernietigingsinrichting (3) de kleminrichting (12) van de veegkabel (2) wordt losgemaakt en zich aan het ankertouw (9) vastklemt en het drijflichaam (14) met het werkzame gedeelte (15) vervolgens naar de mijn (8) wordt 20 bewogen; c) de kleminrichting (12) is zodanig aan de mijnvernietigingsinrichting (3) aangebracht dat de na het vastklemmen van de kleminrichting (12) van de mijnvernietigingsinrichting (3) tegen het anker-25 touw (9) aankomende opblaasgrijper (4) het anker touw (9) onder de kleminrichting (12) doorsnijdt.

2. Inrichting volgens conclusie l, met het kenmerk, dat het drijflichaam (14) is verbonden met een gasgenerator die via een meeneemhefboom met de kleminrichting (12) 30 aktiveerbaar is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de gasgenerator een drukluchtbron, een CO2-generator of een pyrotechnische drukgasgenerator is.

4. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 3, met 35 het kenmerk, dat het drijflichaam (14) is voorzien van een drukvereffeningsklep, zodanig dat het drukverschil tussen de inwendige druk van het drijflichaam (14) in 1004422 zijn opgeblazen toestand en de heersende druk in het water rondom het drijflichaam, onafhankelijk is van de diepte waarop zich telkens het drijflichaam (14) bevindt.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat 5 het drukverschil tussen de inwendige druk van het drijflichaam (14) en de in het water rond het drijflichaam (14) heersende druk 0,5 bar bedraagt.

6. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat het drijflichaam (14) in opgeblazen toe- 10 stand een in de richting van het ankertouw verlopende schroefvorm heeft, zodanig dat het drijflichaam (14) en het werkzame gedeelte (15) langs een gewikkelde lijn rond het ankertouw (9) naar de mijn (8) opdrijven.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, 15 dat het drijflichaam (14) in opgeblazen toestand een naar beneden konisch smaller wordende vorm heeft. 1004422