NL1004260C2 - Mestverzamelinrichting. - Google Patents

Description

Mestverzamelinrichting.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een mestverzamelinrichting omvattende een vloer voorzien van tenminste een langwerpige 5 sleuf alsmede mestverzamelmiddelen, waarbij schraapmiddelen aangebracht zijn om mest van de vloer in die verzamelmiddelen te brengen, welke schraapmiddelen omvatten een schraaporgaan en een aandrijving, omvattende een langs die sleuf geleide, van een motor voorziene zelf-aandrijvende wagen, waaraan het schraaporgaan bevestigd is, 10 Een dergelijke mestverzamelinrichting is bekend uit de Nederland se octrooiaanvrage 9200871. In het streven emissies van mest in stallen zoveel mogelijk te beperken, gaat men er steeds meer toe over op de stalvloer geraakte mest zo snel mogelijk te verwijderen. Dit vindt bij voorkeur plaats door automatisch gestuurde mestschraapinrichtingen 15 bestaande uit schraaporganen die langs de vloer bewogen worden en de mest voor zich uit bewegen naar een aan het eind van de vloer aangebrachte bak. Van daar uit wordt de mest af gevoerd naar een gesloten silo. Aandrijving van dergelijke schraaporganen vindt in de stand der techniek in het algemeen plaats door kettingen die zich uitstrekken in 20 sleuven aangebracht in de betreffende stalvloer. Indien in een stal een aantal loopgedeelten bestaat waar mest door bijvoorbeeld koeien gedeponeerd kan worden is een aantal schraaporganen aanwezig en deze worden vaak door een gemeenschappelijke motor aangedreven met behulp van een zeer lange ketting.

25 Gebleken is dat dergelijke inrichtingen met kettingen drie tot vijf jaar meegaan en veel onderhoud vergen. De lengte van een dergelijke ketting is aanzienlijk (tot 200 meter) en daardoor kostbaar.

Het doel van de onderhavige uitvinding is in een inrichting te voorzien waarbij dergelijke kwetsbare kettingen niet langer noodzake-30 lijk zijn en waarmee de emissie afgevende mest zo snel mogelijk van de stalvloer afgevoerd wordt.

Dit doel wordt bij een hierboven inrichting verwezenlijkt doordat die sleuf over in hoofdzaak de gehele lengte daarvan zich over de gehele dikte van de vloer uitstrekt en waarbij die motorische aan-35 drijfmiddelen onder die vloer zijn aangebracht en door middel van een zich door die sleuf uitstrekkende steun met die schraapmiddelen verbonden zijn.

Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag in de vloer een 1004260 2 enkele sleuf aan te brengen die zich over de hele dikte van de vloer uitstrekt. Deze sleuf dient voor het geleiden van de mestschraapin-richting en deze inrichting is in tegenstelling tot de stand der techniek niet aangedreven of geleid met behulp van een ketting maar is 5 zelfaandrijvend en wordt door de sleuf geleid. Dat wil zeggen deze bestaat uit een wagen voorzien van een motor welke motor met behulp van een leiding van energie voorzien wordt.

In het bijzonder omvat een dergelijke aandrijving twee in ge-bruikspositie op verticale afstand van elkaar aangebrachte door een 10 steun verbonden klemorganen, waarbij het bovenste of draagorgaan ingericht is om over die vloer te bewegen en het schraaporgaan draagt en het onderste of klemorgaan van onderen tegen de vloer afsteunt en de steun zich door die sleuf in de vloer uitstrekt, en waarbij het onderste klemorgaan van motorische aandrijfmiddelen is voorzien.

15 Met een dergelijke constructie kan een bijzonder grote levensduur verkregen worden terwijl de mest niet over een grote afstand getransporteerd wordt alvorens deze in de ruimte onder de vloer belandt zodat de emissie beperkt kan worden. Verrassenderwijs is gebleken dat een sleuf waarin het mestmateriaal gebracht wordt verhoudingsgewijs smal 20 kan zijn. De breedte is bij voorkeur groter dan 4 cm. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat bij verstopping van de sleuf door de heen-en weergaande beweging van de inrichting en door het lopen van de dieren verder materiaal naar beneden gedrukt wordt en vanzelf ontstopping optreedt. Verplaatsing van mest kan nog verder bevorderd worden indien 25 de schraaporganen van sproeimiddelen voorzien zijn. Dat wil zeggen de sproeimiddelen zijn voor of na de schraaporganen bij de heen- en/of de teruggaande slag van de inrichting volgens de uitvinding werkzaam. Toevoer van bijvoorbeeld water aan de sproeimiddelen kan via hetzelfde slangenpakket plaatsvinden als dat gebruikt wordt voor het leveren van 30 energie voor de aandrijfmotor. Afgezien van water kunnen ook aanzurende middelen gesproeid worden om de emissie dadelijk te beperken. Bovendien is het mogelijk de sleuf af te dekken met een strip uit een verhoudingsgewijs stug rubberachtig materiaal welke strip aan de onderzijde bij voorkeur van centrerende middelen voorzien is om in de 35 sleuf geplaatst te worden. Daarbij kan de inrichting volgens de uitvinding onder de strip doorlopen, dat wil zeggen dat door verplaatsing van de inrichting langs de sleuf de strip uit de sleuf gelicht wordt, over de inrichting beweegt en achter de inrichting weer in de sleuf 1004260 3 geplaatst wordt.

Indien in een stal een aantal mestschraapinrichtingen volgens de uitvinding gebruikt wordt zijn deze onafhankelijk van elkaar. Daardoor neemt de bedrijfszekerheid toe.

5 De draag- respectievelijk klemorganen voor de schraaporganen en meer in het bijzonder de aandrijving daarvan kunnen alle in de stand der techniek bekende constructies omvatten, zoals glijsleden. Er wordt echter de voorkeur aan gegeven deze delen zoveel mogelijk rollend uit te voeren.

10 Een dergelijke rollen of wielen kunnen zowel boven als onder of zowel boven als onder de vloer aangebracht zijn.

De aandrijfmiddelen kunnen eveneens alle in de stand der techniek bekende constructies omvatten, zoals elektromotoren, met lucht bedreven motoren en hydromotoren. Gezien het bijzondere, explosieve milieu 15 in een gierkelder wordt er de voorkeur aan gegeven geen gebruik te maken van elektromotoren. Hydromotoren kunnen bijzonder aantrekkelijk zijn, in het bijzonder indien als hydraulisch medium een op water gebaseerd fluïdum toegepast wordt, waardoor lekkage geen enkel effect heeft. Bovendien hebben hydraulische motoren het voordeel dat deze 20 zonder schade geblokkeerd kunnen worden. Dit is met name van belang indien de mestschraapinrichting volgens de onderhavige uitvinding tijdens bedrijf tegen een obstakel, zoals een dier stoot. Vanzelfsprekend is het eveneens mogelijk door instelling van de druk op de betreffende wielen van de mestschraapinrichting bij het treffen van een 25 obstakel in slippen van deze wielen te voorzien. Centrering van de inrichting ten opzichte van de vloer vindt bij voorkeur plaats door tenminste een van de wielen hetzij konisch hetzij getrapt uit te voeren waarbij het konische/getrapte deel zich in de sleuf in de vloer bevindt.

30 Het is mogelijk aan een of beide zijden van de aandrijving een schraaporgaan aan te brengen.

De motor wordt bij voorkeur buiten het verticale bereik van de sleuf liggend aangebracht. Daardoor zal door de sleuf vallend materiaal de motor niet treffen.

35 Voor nauwkeurige sturing van de hierboven beschreven mestverza- melmiddelen kan het van voordeel zijn het klemorgaan van een verlenging of frame te voorzien dat zich onder de vloer bevindt. Bij het vrije uiteinde van deze verlenging kan een stuurrol aanwezig zijn die 1004260 4 in de sleuf grijpt. Bovendien kan een stelorgaan voor het regelen van de klemkracht aanwezig zijn.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op schraapmiddelen zoals hierboven beschreven.

5 De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de teke ning afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 in perspectivisch aanzicht een vloer voorzien van de schraapmiddelen volgens de uitvinding; 10 Fig. 2 in bovenaanzicht in detail de aandrijving van de schraap middelen volgens de uitvinding, en

Fig. 3 het detail volgens fig. 2 in zijaanzicht.

in fig. 1 is met verwijzingscijfer 1 een deel van een stal getoond. Begrepen moet worden dat de hierna te beschrijven constructie 15 ook in andere bouwwerken toegepast kan worden. Deze stal is voorzien van een vloer 2 waaronder zich een kelder 3 bevindt. In vloer 2 is een zich over de hele lengte uitstrekkende sleuf 4 aangebracht en de aangrenzende delen van de vloer lopen enigszins hellend naar deze sleuf 4 toe. De breedte van sleuf 4 is ongeveer 4 cm en onder deze sleuf 4 is 20 een bak 22 aangebracht die in lengterichting hellend uitgevoerd is en uitmondt op een niet nader afgebeelde transportinrichting om daarin verzamelde gier in een silo te verplaatsen. De sleuf 4 dient als geleiding voor de verzamelmiddelen of inrichting 5. Deze inrichting is via een leiding 6 verbonden met een hydrogenerator 7 of energievoor-25 ziening (niet getoond) waarin tevens stuurmiddelen voor inrichting 5 aanwezig zijn.

Inrichting 5 bestaat uit een aandrijving 11 aan weerszijden waarvan zich een schraapschot 10 bevindt.

In fig. 2 en 3 is de aandrijving volgens de uitvinding meer in 30 detail getoond. Deze bestaat uit een frame 12 dat zich onder het vloeroppervlak bevindt in de gebruikspositie. Op de aandrijfas zijn slinger- of afschermschijven 28 bevestigd. Op het verlengde van de aandrijfas waarop de slingerschijven aangebracht zijn zijn steunrollen of aandrijfwielen 13 geplaatst. De as met schijven en wielen wordt via 35 een reductiekast 14 die verbonden is met een hydromotor 20 aangedreven. Deze hydromotor 20 wordt via leiding 6 van onder druk staand hydraulisch medium (zoals water) voorzien afkomstig uit bron 7. Motor 20 bevindt zich buiten de hartlijn van het frame 12 en om kantelen van 1004260 5 de aandrijving 11 te voorkomen is een ballast 21 aangebracht. Bovendien dient deze ballast 21 samen met motor 20 en de overige delen van de inrichting in voldoende aandrukkracht te voorzien zodat de steun-rollen 13 tijdens normaal bedrijf niet onnodig langs het onderste deel 5 van de vloer slippen. Frame 12 is nabij het uiteinde waar de steunrol-len 13 aangebracht zijn van een zich in hoofdzaak verticaal uitstrekkende steun 9 voorzien waarop draagrollen 15 aangebracht zijn. Deze draagrollen 15 zijn in de tekening enigszins naar het midden van het frame verplaatst ten opzichte van de steunrollen 13 aangebracht. In 10 combinatie met het gewicht van de hierboven genoemde motor 20 en ballast 21 wordt zo via een hefboomeffect in optimale aandrukkracht van de wielen voorzien. Steun 9 is aan de in de bewegingsrichting voor- en achterzijde voorzien van kunststof geleidingsplaten 27 die positionering van de steun ten opzichte van de sleuf waarborgen.

15 Nabij het andere uiteinde is het frame voorzien van een als bout uitgevoerde stelpen 19 die loopt in sleuf 4. Bovendien is via een scharnier 18 en arm 17 een drukrol 16 aangebracht. Zoals uit figuur 2 blijkt heeft de steunrol een in het midden liggend deel 29 met verhoudingsgewijs grote diameter dat precies past in sleuf 4 en twee aan-20 grenzende delen 30 met verhoudingsgewijs kleine diameter die tegen de onderzijde van de vloer aanliggen. Drukrol 16 wordt met behulp van veerkracht of enig ander middel zodanig bediend dat de inrichting 11 zich steeds in hoofdzaak in horizontale positie bevindt en de slip-kracht van de aandrijfwielen 13 bepaalt. Instelling van de veerkracht 25 vindt met bout 19 plaats.

Het behulp van hydrogenerator 7 wordt motor 20 en zo reductiekast 14 en daardoor steunrollen 13 aangedreven. Daardoor kan de inrichting met de schraapschotten 10 over de vloer verplaatsend heen en weer bewegen. Een dergelijke constructie is bijzonder eenvoudig toe te 30 passen en kan ook in een reeds bestaande stal aangebracht worden zonder dat daarvoor aanzienlijke bouwkundige voorzieningen noodzakelijk zijn. Kabel of slang 6 drijft op het zich in de kelder bevindende materiaal en is bijzonder goed bestendig tegen de daar heersende omstandigheden. Dit in tegenstelling tot metallische kettingen. Zoals 35 uit figuur 1 blijkt is bovendien een toevoerleiding 23 voor sproei-vloeistof aanwezig. Deze strekt zich uit door steun 9 en komt uit bij 24 zoals blijkt uit figuur 2, is daar verbonden met leiding 25 en gekoppeld met sproeimondstukken 26 op het schraapschot 10.

1004260 6

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoering beschreven is, zal begrepen worden dat daaraan talrijke wijzigingen aangebracht kunnen worden zonder buiten het bereik van de onderhavige uitvinding te geraken zoals waarvoor rechten gevraagd worden 5 in de bijgevoegde conclusies. Zo is het mogelijk meer dan één sleuf voor de sturing van de inrichting in de vloer aan te brengen en de motor tussen twee of meer van dergelijke sleuven aan te brengen. Bovendien is het mogelijk meer dan een mestschraapinrichting naast elkaar aan te brengen en de schraapschotten te wijzigen volgens hetgeen 10 algemeen bekend is in de stand der techniek, dat wil zeggen deze een V-vorm te geven en/of werkzaam te laten zijn in meer dan een bewegingsrichting. Tevens kan de vloer aan de onder- of bovenzijde nabij de sleuf van tractie bevorderende middelen voor de wagen voorzien zijn zoals een tandheugel die samenwerkt met een op de wagen aangebracht 15 aandrijftandwiel.

1004260

Claims (10)

1. Nestverzamelinrichting omvattende een vloer (12) voorzien van tenminste een langwerpige sleu£ (4) alsmede mestverzamelmiddelen (22), 5 waarbij schraapmiddelen (5) aangebracht zijn om mest van de vloer in die verzamelmiddelen te brengen, welke schraapmiddelen omvatten een schraaporgaan (11) en een aandrijving, omvattende een langs die sleuf geleide, van een motor voorziene zelf-aandrijvende wagen, waaraan het schraaporgaan bevestigd is, met het kenmerk, dat die sleuf over in 10 hoofdzaak de gehele lengte daarvan zich over de gehele dikte van de vloer uitstrekt en waarbij die motorische aandrijfmiddelen (20) onder die vloer zijn aangebracht en door middel van een zich door die sleuf uitstrekkende steun (9) met die schraapmiddelen verbonden zijn.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij die aandrijving omvat 15 twee in gebruikspositie op verticale afstand van elkaar aangebrachte door die steun (9) verbonden organen, waarbij het bovenste of draagor-gaan (15) ingericht is om over die vloer te bewegen en het schraaporgaan draagt en het onderste of klemorgaan (13) van onderen tegen de vloer af steunt en de steun zich door die sleuf (4) in de vloer uit-20 strekt, en waarbij het onderste klemorgaan van motorische aandrijf-middelen (20) is voorzien.

3. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij die klemorganen wiel-stellen omvatten.

4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij 25 die motorische aandrijfmiddelen een hydromotor omvatten.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die mestverzamelmiddelen (22) onder de sleuf zijn aangebracht, de sleuf een breedte van tenminste 4 cm heeft.

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies in combi-30 natie met conclusie 2, waarbij die motor buiten het verticale vlak door die sleuf liggend is aangebracht.

7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat onderste klemorgaan een zich in de richting van de sleuf uitstrekkende verlenging (12) omvat waarop een zich in de sleuf uitstrek- 35 kend stuurorgaan (16) is aangebracht. B. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij nabij dat stuurorgaan een stelorgaan (19) voor de klemkracht is aangebracht en het bovenste klemorgaan (15) in horizontale richting tussen het onderste klemorgaan 1004260 « θ en het stuurorgaan (16) is aangebracht.

9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die schraaporganen van sproeimiddelen voorzien zijn.

10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij 5 de sleuf van verplaatsbare afdekmiddelen voorzien is.

11. Schraapmiddelen toe te passen bij de inrichting volgens een van de voorgaande conclusies. 1004260