NL1004117C2 - Meervoudige injecteurinrichting. - Google Patents

Description

Titel: meervoudige injecteurinrichting.

Beschrijving:

De uitvinding betreft een meervoudige 5 injecteurinrichting voor het met hoge snelheid inbrengen van soepele draden in het weefvak van een weefmachine, welke inrichting een steunblok omvat, waarin meerdere injecteurs zijn opgenomen, welke elk voorzien zijn van een inlaatstuk of injecteurnaald met een centraal kanaal voor de doorvoer van 10 een in te brengen draad, welk kanaal uitmondt op een eerste kopvlak van het steunblok, een de injecteurnaald omgevende kamer, waarop tenminste een toevoerkanaal voor gas onder druk aansluit en een in het verlengde van de injecteurnaald gelegen mengbuis, die aan een zijde door een het einde van de 15 injecteurnaald omgevende en daarmede een doorgangspleet begrenzend verloopstuk is aangesloten op de kamer en aan zijn andere zijde eventueel via een verlengstuk uitmondt op een tweede kopvlak van het steunblok.

Meervoudige injecteurinrichtingen van de hiervoor 20 genoemde soort zijn bekend en worden toegepast bij weefmachines voor het inbrengen van meerdere draden, in het bijzonder draden van verschillende kleuren. Bij deze bekende inrichtingen sluiten de toevoerkanalen voor gas onder druk bij elk van de injecteurs met hun ene zijde aan op een 25 zijkant van de genoemde kamer en met hun andere zijde monden zij uit op een zijkant van het steunblok, waar zij verder aansluitbaar zijn op toevoeren in de vorm van slangen of buizen voor een gas onder druk. Een probleem hierbij is dat de injecteurs eri hun steunblok meestal zijn ingebouwd op een 30 plaats van de weefmachine, waar zeer weinig ruimte aanwezig is voor het aansluiten van de gastoevoeren op de zijkant van het steunblok. Dit maakt, dat men bij het inbouwen van deze inrichtingen in de weefmachine ruimte moet reserveren voor de op de zijkanten van het steunblok aansluitende gastoevoeren. 35 De daartoe benodigde constructieve maatregelen veroorzaken extra kosten.

Een ander probleem dat optreedt bij bekende injecteurinrichtingen, is dat vanwege het toevoeren van het 1004117 2 gas vanaf de zijkanten van het steunblok aan de zijkant van de genoemde kamer, deze lucht met een ten opzichte van de kamer tangentiale richting daaraan wordt toegevoerd, hetgeen leidt tot het optreden van zeer ongewenste luchtwervelingen 5 in deze kamer. Het wervelingen óm de hartlijn van de injecteur vertonende gas in de kamer kan voor een goede werking van de injecteur niet zonder meer direct aan de doorgangsspleet worden toegevoerd en dus moeten deze wervelingen met daartoe geëigende extra constructieve 10 middelen worden weggenomen, alvorens het gas in de doorgangsspleet intreedt.

De uitvinding beoogt een meervoudige injecteurinrichting te verschaffen, waarbij de hiervoor genoemde problemen met contructief eenvoudige middelen zijn ondervangen.

15 Teneinde dit te bereiken vertoont de meervoudige injecteurinrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat bij elke injecteur tenminste één toevoerkanaal voor gas onder druk zich in het steunblok nagenoeg parallel aan de hartlijn van het centrale kanaal en de mengbuis uitstrekt en in 20 hoofdzaak aansluit op die zijde van de kamer, waarop ook de doorgangsspleet aansluit, een en ander zodanig dat het uit het toevoerkanaal tredende gas treft tegen een tegenover de doorgangsspleet gelegen begrenzingsvlak van de kamer.

Doordat bij de inrichting volgens de uitvinding het gas 25 onder druk aan de injecteur wordt toegevoerd via toevoerkanalen, welke zich nagenoeg parallel aan de hartlijn van de injecteur uitstrekken en de toevoerkanalen in hoofdzaak aansluiten op die zijde van de kamer, waarop ook de doorgangsspleet aansluit, zal het uit de toevoerkanalen 30 tredende gas aanstromen tegen een begrenzingsvlak van de kamer, welke tegenover de doorgangsspleet is gelegen. Bij dit treffen tegen het betreffende begrenzingsvlak van de kamer, wordt de stromingsrichting van het toegevoerde gas 180 graden omgekeerd, waarna het gas daarna in tegenstroom met het 35 toegevoerde gas door de doorgangsspleet naar de mengbuis toestroomt. Gebleken is, dat hierdoor het optreden van wervels om de hartlijn van de injecteur, vrijwel geheel is ondervangen. Extra constructieve middelen om wervelingen van 1004117 3 het gas in de kamer te onderdrukken, zijn hierdoor overbodig geworden.

Teneinde het optreden van wervelingen in de genoemde kamer nog verder tegen te gaan, is bij een verdere 5 uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding elke injecteur voorzien van meerdere toevoerkanalen voor gas onder druk, welke regelmatig om de injecteur verdeeld aansluiten op de kamer. Bij deze uitvoeringsvorm wordt aldus op meerdere regelmatig om de omtrek verdeeld liggende 10 plaatsen het gas aan de kamer toegevoerd, waardoor het optreden van bedoelde wervelingen praktisch geheel is onderdrukt.

Bij een verdere gunstige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, sluit elk toevoerkanaal met 15 zijn van de kamer gekeerde einde aan op het tweede kopvlak van het steunvlak en is daar aansluitbaar op een toevoer voor gas onder druk. Bij deze uitvoeringsvorm sluiten dus zowel de verschillende mengbuizen als de verschillende gastoevoerkanalen aan op het tweede kopvlak van het 20 steunblok, waarbij de zijvlakken van het steunblok geheel vrij blijven van uitstekende delen, zodat dit steunblok op eenvoudge en weinig ruimte vragende wijze in de weefmachine kan worden ingebouwd.

Bij een verdere gunstige uitvoeringsvorm van de 25 inrichting volgens de uitvinding sluit bij elke injecteur elk toevoerkanaal met zijn van de kamer gekeerde einde aan op een om het verloopstuk respectievelijk de mengbuis gelegen verdere gastoevoerkamer, welke aansluitbaar is op een toevoer voor gas onder druk. Bij deze uitvoeringsvorm behoeft op de 30 verdere gastoevoerkamer slechts een toevoer voor gas onder druk aan te sluiten, waarbij het gas vanuit deze ene toevoer door de verdere gastoevoerkamer verdeeld wordt over een of meer toevoerkanalen, die aansluiten op de kamer. De toevoer van gas onder druk van buitenaf, kan daarbij met zijn van de 35 verdere gastoevoerkamer gekeerde zijde aansluiten op het tweede kopvlak van het steunblok of is het onder omstandigheden ook wel mogelijk de externe gastoevoer te laten aansluiten op een zijvlak van de verdere 1004117 * 4 gastoevoerkamer. Eventuele wervelingen, die dan zouden kunnen optreden in de verdere gastoevoerkamer worden via de gastoevoerkanalen verder uitgedempt, voordat zij aan de kamer worden toegevoerd.

5 De uitvinding betreft verder een injecteurinrichting welke in het bijzonder geschikt is om te worden toegepast in een meervoudige injecteurinrichting zoals hiervoor beschreven en welke injecteur de kenmerken vertoont zoals deze in de conclusies zijn aangegeven.

10 De uitvinding zal hierna aan de hand van de tekening, welke bij wijze van voorbeeld enkele uitvoeringsvormen van injecteurinrichtingen volgens de uitvinding tonen, nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont een in perspectief weergegeven 15 uitvoeringsvoorbeeld van een meervoudige injecteurinrichting.

Figuur 2 toont op vergrote schaal een doorsnede van de inrichting volgens figuur 1.

Figuur 3 toont schematisch in doorsnede een ander uitvoeringsvoorbeeld van een injecteur volgens de uitvinding. 20 In figuur 1 is schematisch een meervoudige injecteurinrichting getoond, welke een steunblok 1 omvat, waarin een aantal injecteurs zijn opgenomen, waarbij op het kopvlak 3 een aantal draadvoerbuizen 4 aansluiten alsmede een aantal toevoerslangen 5 voor gas onder druk aansluiten.

25 In figuur 2 is een doorsnede over het steunblok 1 getoond. In deze doorsnede is te zien hoe in het steunblok een aantal injecteurs zijn opgenomen. Elk van deze injecteurs omvat een injecteurnaald 6 met een centraal kanaal 7 voor het doorvoeren van een te transporteren draad. De injecteurnaald 30 6 steekt met zijn stroomafwaartse einde 6a in het ene einde van een met 8 aangegeven mengbuis. Het centrale kanaal 7 mondt daarbij met zijn ene einde uit op het kopvlak 2 van het steunblok, terwijl de mengbuis 8 met de daarop aansluitende draadgeleidingsbuis 4 aansluit op het kopvlak 3 35 van het steunblok. De injecteurnaald 7 en de mengbuis 8 worden daarbij ten opzichte van elkaar bijeen gehouden door het steunblok, dat deze beide delen omgeeft. Het steunblok 1 begrenst daarbij een ringvormige kamer 9, welke om de 1004117 5 injecteurnaald 7 heen is gelegen. Aan de kamer 9 wordt via een kanaal 10, dat zich in hoofdzaak parallel aan de hartlijn van het centrale kanaal 7 en de buis 8 uitstrekt, gas onder druk, bijvoorbeeld perslucht, toegevoerd. Zoals uit de 5 tekening te zien is, sluit daarbij het kanaal 10 in hoofdzaak op die zijde van de kamer 9 aan, waarop ook een doorgangsspleet 11 aansluit, welke de verbinding vormt tussen de kamer 9 en de mengbuis 8. Het gas, dat door het kanaal 10 wordt toegevoerd, zal daarbij in hoofdzaak treffen tegen het 10 begrenzingsvlak 12 van de kamer 9, dat tegenover de doorgangsspleet 11 is gelegene gedeeltelijk ook tegen het eindvlak van kanaal 10. Hierbij zal de stromingsrichting van het gas, dat uit het kanaal 10 treedt 180 graden worden omgekeerd en vandaar stromen in de richting van de 15 doorgangsspleet 11. Het einde 13 van het kanaal 10, dat van de kamer 9 is afgekeerd, sluit daarbij aan op het kopvlak 3 van het steunblok. Door toevoeren van gas onder druk via het kanaal 10, dat zich nagenoeg parallel aan de hoofdhartlijn van de injecteur uitstrekt, zal het gas tegen het vlak 12 20 aanstromen, daar van richting omkeren en daarna via de doorgangsspleet in de mengbuis treden en daarbij een draad, welke zich in het centrale kanaal 7 bevindt, meenemen en verder voeren naar de draadvoeringsbuis 4. Door deze wijze van toevoer van gas onder druk aan de kamer 9, zullen 25 genoemde wervelingen in deze kamer tot een minimum worden beperkt. Op deze wijze wordt een zeer gunstige injecteurwerking gekregen. Doordat de gastoevoerkanalen 10 aansluiten op het kopvlak 3 van het steunblok, blijven de zijwanden van het steunblok vrij van aansluitende kanalen, 30 zodat dit heel gemakkelijk in een weefmachine kan worden ingebouwd. Hoewel in de tekening voor elke injecteur slechts een toevoerkanaal 10 is getoond, kunnen ter verdere onderdrukking van eventueel in de kamer 9 optredende wervelingen, meerdere van deze kanalen 10 om elke injecteur 35 regelmatig verdeeld zijn aangebracht, zodat het gas op meerdere plaatsen aan de kamer 9 wordt toegevoerd.

In figuur 3 is een andere uitvoeringsvorm van een injecteur getoond, waarbij in deze tekening de onderdelen, 1004117 > 6 welke overeenkomen met de onderdelen van de injecteur als getekend in figuur 2, met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangeduid. Bij deze injecteur sluiten de toevoerkanalen 10 nu met hun van de kamer 9 gekeerde zijde aan op een verdere 5 gastoevoerkamer 15. Op deze verdere gastoevoerkamer 15 sluit een externe gastoevoer 16 aan. Op deze wijze kan met één externe gastoevoer het gas worden toegevoerd aan de verdere gastoevoerkamer 15, waarin het gas dan verdeeld kan worden over meerdere gastoevoerkanalen 10. De verdere werking en 10 voordelen van deze injecteur zijn dezelfde als die besproken bij de injecteurinrichting volgens figuur 2.

Hoewel in het voorgaande de constructie en de voordelen van de injecteurinrichting zijn besproken aan de hand van een meervoudige injecteurinrichting, kan elk van de injecteurs 15 ook als enkelvoudige injecteurinrichting worden toegepast met behoud van dezelfde voordelen.

1 004117

Claims (7)

1. Meervoudige injecteurinrichting voor het met hoge snelheid inbrengen van soepele draden in het weefvak van een weefmachine, welke inrichting een steunblok omvat, waarin 5 meerdere injecteurs zijn opgenomen, welke elk voorzien zijn van een inlaatstuk of injecteurnaald met een centraal kanaal voor de doorvoer van een in te brengen draad, welk kanaal uitmondt op een eerste kopvlak van het steunblok, een de injecteurnaald omgevende kamer, waarop tenminste een 10 toevoerkanaal voor gas onder druk aansluit en een in het verlengde van de injecteurnaald gelegen mengbuis, die aan een zijde door een het einde van de injecteurnaald omgevende en daarmede een doorgangsspleet begrenzend verloopstuk is aangesloten op de kamer en aan zijn andere zijde eventueel 15 via een verlengstuk uitmondt op een tweede kopvlak van het steunblok, met het kenmerk, dat bij elke injecteur tenminste één toevoerkanaal voor gas onder druk zich in het steunblok nagenoeg parallel aan de hartlijn van het centrale kanaal en de mengbuis uitstrekt en in hoofdzaak aansluit op die zijde 20 van de kamer, waarop ook de doorgangsspleet aansluit, een en ander zodanig, dat het uit het toevoerkanaal tredende gas treft tegen een tegenover de doorgangsspleet gelegen begrenzingsvlak van de kamer.

2. Meervoudige injecteurinrichting volgens conclusie 1, 25 met het kenmerk, dat bij elke injecteur meerdere toevoerkanalen voor gas onder druk aanwezig zijn, welke regelmatig om de injecteur verdeeld aansluiten op de kamer.

3. Meervoudige injecteurinrichting volgens conslusie 1 of 2, met het kenmerk, dat bij elke injecteur elk 30 toevoerkanaal met zijn van de kamer gekeerde einde aansluit op het tweede kopvlak van het steunblok en daar aansluitbaar is op een toevoer voor gas onder druk.

4. Meervoudige injecteurinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat bij elke injecteur elk 35 toevoerkanaal met zijn van de kamer gekeerde einde aansluit op een om het verloopstuk, respectievelijk de mengbuis gelegen verdere gastoevoerkamer, welke aansluitbaar is op een toevoer van gas onder druk. 1004117 >

5. Injecteur in het bijzonder geschikt om te worden toegepast in een meervoudige injecteurinrichting volgens een of meer der voorgaande conslusies, bevattende een inlaatstuk of injecteurnaald met een centraal kanaal voor de doorvoer 5 van een in te brengen draad, een de injecteurnaald omgevende kamer, waarop tenminste één toevoerkanaal voor gas onder druk aansluit en een in het verlengde van de injecteurnaald gelegen mengbuis, die aan een zijde door een het einde van de injecteurnaald omgevende en daarmede een doorgangsspleet 10 begrenzend verloopstuk is aangesloten op de kamer, met het kenmerk, dat tenminste één toevoerkanaal voor gas onder druk zich nagenoeg parallel aan de hartlijn van het centrale kanaal en de mengbuis uitstrekt en in hoofdzaak aansluit op die zijde van de kamer, waarop ook de doorgangsspleet 15 aansluit, een en ander zodanig, dat het uit het toevoerkanaal tredende gas treft tegen een tegenover de doorgangsspleet gelegen begrenzingsvlak van de kamer.

6. Injecteur volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat deze meerdere toevoerkanalen voor gas onder druk omvat, welke 20 regelmatig om de hartlijn van de injecteur verdeeld aansluiten op de kamer.

7. Injecteur volgens conslusie 5 of 6, met het kenmerk, dat elk toevoerkanaal met zijn van de kamer gekeerde einde aansluit op een om het verloopstuk, respectievelijk de 25 mengbuis gelegen verdere gastoevoerkamer, welke aansluitbaar is op een toevoer voor gas onder druk. 1 004117