NL1003559C2 - Bandtransporteur. - Google Patents

Description

NL 1003559

Bandtransporteur

De uitvinding heeft betrekking op een bandtransporteur, voorzien van een gestel, ten minste twee in het gestel gelagerde keerrollen, een om de keerrollen geslagen eindloze band, middelen voor het aandrijven van 5 de band, en op het gestel en nabij ten minste één rand van de band aangebrachte, samenwerkende geleidingsmidde-len, waarbij de bandaandrijfmiddelen ten minste één onder tussenkomst van de geleidingsmiddelen met de rand van de band verbonden drijfsnaar omvatten. Een dergelijke band-10 transporteur is bekend, bijvoorbeeld uit het Amerikaanse octrooischrift 3 838 767.

Bandtransporteurs kunnen verschillende vormen vertonen. Op grote schaal toegepast zijn natuurlijk rechte bandtransporteurs, maar er zijn ook bandtranspor-15 teurs bekend waarmee transport door een bocht plaats kan hebben, de zogeheten bochttransporteurs. Voor de aandrijving van de bekende bandtransporteurs zijn verschillende systemen in zwang. Het eenvoudigste aandrijfsysteem maakt gebruik van een aangedreven keerrol, die de band als 20 gevolg van de wrijving tussen de keerrol en het ondervlak van de band aandrijft. Een dergelijke aandrijving voldoet goed in het geval van rechte transporteurs, maar is moeilijker te verwezenlijken voor een bochttransporteur. Wanneer een aangedreven keerrol bij een bochttransporteur 25 toegepast wordt, dient deze rol conisch uitgevoerd te zijn, daar immers het buitenste deel van de band met een grotere snelheid aangedreven moet worden dan het binnenste deel daarvan. Deze conische drijfrol is daarbij specifiek voor één bepaalde breedte van de bandtranspor-30 teur en één bepaalde bochtstraal. Dit houdt in dat de produktie- en voorraadkosten bij levering van verschillende soorten bandtransporteurs met conische drijfrollen relatief hoog zijn.

2

Een bij bochttransporteurs derhalve veel toegepast aandrijfsysteem bestaat uit een ketting die met de buitenrand van de transportband verbonden is en langs aangedreven kettingwielen geleid wordt. Een probleem van 5 dit systeem is dat de ketting en de band zeer nauwkeurig op elkaar afgestemd dienen te worden, en deze afstemming in de praktijk na verloop van tijd verloren gaat als gevolg van ongelijkmatige slijtage van de band en ketting .

10 Derhalve wordt in het genoemde Amerikaanse octrooischrift 3 838 767 een bochttransporteur voorgesteld die voorzien is van een band met op de buitenrand daarvan aangebrachte meeneemelementen. Elk meeneemelement vertoont een groef, waarin een drijfriem valt, die ver-15 bonden is met een motor. De meeneemelementen worden als gevolg van wrijving meegevoerd met de beweging van de drijfriem. Daarbij fungeren de meeneemelementen tevens als geleiding, doordat zij met hun achterzijde langs een omtreksrand van het frame van de transporteur schuiven.

20 Doordat bij deze bandtransporteur gebruik gemaakt wordt van een drijfriem in plaats van een ketting, doen zich bij deze transporteur in tegenstelling tot transporteurs met een kettingaandrijving geen afstemmingsproblemen voor. Omdat de aandrijving van de drijfriem door een 25 poulie immers continu plaatsheeft, in plaats van stapsgewijs per schakel zoals bij een kettingaandrijving, kunnen eventuele verschuivingen van de riem eenvoudig opgevangen worden. Daarnaast heeft de drijfriem ten opzichte van een ketting het voordeel dat deze aanzienlijk geruislozer 30 werkt.

De uitvinding heeft nu tot doel een bochttransporteur van de hiervoor beschreven soort te verschaffen, waarvan de aandrijving nog verder verbeterd is. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat de geleidings-35 middelen roteerbaar zijn.

Hierdoor wordt de wrijving ten opzichte van de uit het Amerikaanse octrooischrift bekende verschuifbare geleiders verder verminderd.

I <9ο^ΓΓ^ 3

Opgemerkt wordt nog dat uit het Duitse Offenle-gungsschrift 4020226 op zich een bochttransporteur met riemaandrijving bekend is die voorzien is van roteerbare geleiders, maar dat het daarbij gaat om geleidingsrollen 5 die niet tussen de drijfriem en de rand van de band zijn aangebracht.

Voorkeursuitvoeringen van de bandtransporteur volgens de uitvinding worden beschreven in de volgconclu-sies.

10 De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een voorbeeld, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin: fig. 1 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht is van een bandtransporteur volgens een 15 uitvoeringsvorm van de uitvinding, en fig. 2 een doorsnede is door deze bandtransporteur genomen langs de lijn II-II in fig. 1.

Een bandtransporteur 1 volgens de onderhavige uitvinding is voorzien van een gestel 2, dat bestaat uit 20 een voetdee! 16, een daarop centraal geplaatste staander 17 en een op de staander rustend draagframe (hier niet getoond). Het draagframe omvat in het getoonde voorbeeld een drietal radiaal gerichte, op gelijke hoekafstand aangebrachte profieldelen, die tezamen een ringsegment 25 bepalen. De profieldelen zijn aan hun naar het middelpunt van de ring gerichte binnenzijde rechtstreeks met elkaar verbonden, terwijl zij aan hun naar buiten gerichte zijde verbonden zijn door een cirkelsegmentvormig verbindingsdeel 21, dat in doorsnede een liggende T-vorm vertoont.

30 Aan weerszijden van het liggende T-profieldeel 21 zijn cirkelsegmentvormige, in doorsnede L-vormige afdekprofielen 20 aangebracht. Daartoe zijn op het been van het liggende T-profiel op regelmatige afstand aan weerszijde afstandhouders 37 met daarin van schroefdraad 35 voorziene gaten 38 aangebracht. Wanneer de L-vormige afdekprofielen 20 door middel van schroeven 39 in de gaten 38 aan het liggende T-profiel 21 bevestigd zijn, wordt tussen het korte been van de "L" en de dwarsligger I Oo 3 4 van de "T" een spleetvormige opening 32 vrijgelaten, waarvan de functie hiervan besproken wordt. Teneinde de hierna te bespreken, tussen de profielen 20 en 21 op te nemen onderdelen van de aandrijving tegen vuil uit de 5 omgeving te beschermen, is tussen de beide profielen 20 nog een afdekstrook 40 aangebracht. Aan de met elkaar verbonden binnenste einden van de profieldelen van het draagframe is overigens een U-vormig binnenprofiel 19 bevestigd.

10 Aan de uiteinden van de profielen 19 en 21 is telkens een keerrol 3 aangebracht, welke bestaat uit een tussen de profielen 19, 21 bevestigde vaste as 22 en een aantal daaromheen roteerbare, naast elkaar geplaatste, afzonderlijke rollichamen 23. Over deze beide keerrollen 15 3 is een eindloze band 4 geslagen. De rollichamen 23, die van een kunststof met lage wrijvingscoëfficiënt vervaardigd kunnen zijn, kunnen zo met verschillende snelheden roteren, waardoor de verschillen in snelheid van de band 4 over de breedte van de bocht opgenomen kunnen worden.

2 0 Over deze beide keerrollen 3 is e_en eindloze band 4 geslagen. Tussen de beide keerrollen 3 kunnen nog steun-rollen zijn aangebracht (hier niet weergegeven), voor het steunen van tenminste het transportpart van de band 4.

Ook is het mogelijk tussen de beide keerrollen 3 onder 25 het transportpart van de band 4 een steunplaat aan te brengen. Voor het schoonhouden van de band 4 kan onder één van de keerrollen 3 een afstrijkorgaan 18 tussen de profielen 19 en 21 opgehangen zijn.

De bandtransporteur 1 is verder voorzien van 30 middelen 5 voor het aandrijven van de band 4, welke aandrijfmiddelen 5 in het getoonde voorbeeld een motor ll omvatten die op zijn uitgaande as 27 voorzien is van een snaarschijf 28, waarover een snaar 29 geleid wordt. Deze snaar 29 wordt verder over een eerste groef 34 van een 35 tweede snaarschijf 30 geleid, die dubbel uitgevoerd is en roteerbaar gelagerd is in een juk 33 van een met het gestel 2 verbonden spanmechanisme 31. Deze snaarschijf 30 is zoals gezegd dubbel uitgevoerd, en in de tweede groef IΟοΊΓΓ^ 5 35 van de snaarschijf 30 is een drijfsnaar 7 aangebracht, welke de eigenlijke aandrijving van de band 4 verzorgt. Daartoe werkt de drijfsnaar 7 samen met een rand, in dit geval de buitenrand 6 van de band 4.

5 De transporteur 1 is ter plaatse van de buiten rand 6 van de band 4 namelijk voorzien van geleidingsmid-delen 8, die ervoor dienen om de buitenrand 6 van de band 4 te geleiden, en tegelijkertijd de band 4, die de neiging heeft tijdens het transport naar het denkbeeldige 10 middelpunt van de bocht te schuiven, strak te houden.

Deze geleidingsmiddelen 8 omvatten een aantal roteerbare geleidingsorganen 9, die verbonden zijn met de rand 6 van de band 4, en een geleidingsbaan 10, die met het gestel 2 van de bandtransporteur 1 verbonden is, en waarlangs de 15 geleidingsorganen 9 verplaatsbaar zijn. Deze geleidingsbaan 10 wordt gevormd door het naar buiten gerichte oppervlak van het dwarsstuk van het liggende T-profiel 21. De buitenrand 6 van de band 4 is daarbij door de spleten 32 tussen de L-vormige afdekprofielen 20 en het 20 liggende T-profiel 21 getrokken. De geleidingsorganen 9 hebben de gedaante van rollen 12, die evenwijdig aan het vlak van de band 4 roteerbaar zijn om assen 14, welke door openingen 25 in de rand 6 van de band 4 gestoken zijn.

25 De aandrijving van de band 4 vindt nu plaats door de drijfsnaar 7 onder tussenkomst van de geleidings-rollen 12. De drijfsnaar 7 grijpt daarbij aan op een tegenover de geleidingsbaan 10 gelegen deel van de rollen 12. De geleidingsrollen 12 omvatten daartoe een aangrij-30 pingsvlak 13, dat tenminste ten dele stroef gemaakt is. Wanneer dus de drijfsnaar 7 aangedreven door de motor ll langs de geleidingsrollen 12 loopt, zullen deze geleidingsrollen 12 als gevolg van de wrijving tussen de drijfsnaar 7 en het aangrijpingsoppervlak 13 roterend 35 aangedreven worden, waardoor zij in feite afrollen langs de geleidingsbaan 10, onder medeneming van de buitenrand 6 van de transportband 4. Doordat hun omtreksoppervlak bovendien stroef gemaakt is, zullen de rollen 12 niet of i 0^7rr^ 6 nauwelijks slip vertonen, zodat het rendement van de aandrijving aanzienlijk is. Zo wordt een eenvoudige en betrouwbare aandrijving van de band 4 verkregen, die geen instelproblemen met zich meebrengt, en waarvoor geen 5 bijzonder gevormde keerrollen nodig zijn. De te gebruiken onderdelen zijn in beginsel onafhankelijk van de afmetingen van de bandtransporteur, en de straal van de door de transporteur 1 beschreven bocht.

Teneinde de belasting op de geleidingsrollen 12 10 te verdelen, en het risico van vastlopen van de rollen zoveel mogelijk te beperken, zijn de rollen 12 telkens paarsgewijs aangebracht, in het getoonde geval aan weerszijden van de band 4, waarbij de twee rollen 12 van elk paar door de enkele drijfsnaar 7 worden aangedreven. De 15 rollen 12 vertonen elk een afgeschuinde rand 36, waarbij de twee randen 36 van de beide rollen 12 tezamen een groef 15 voor het opnemen van de drijf-snaar 7 bepalen. Opgemerkt wordt verder dat de drijfsnaar 7 aan weerszijden van de bandtransporteur 1 in een dubbele snaarschijf 20 30 geleid is. Hierdoor kan ie motor 11 naar behoefte aan één van de beide einden van de transporteur 1 gemonteerd worden.

Hoewel de uitvinding hiervoor beschreven is met betrekking tot een drijfsnaar met ronde doorsnede, zal 25 het de deskundige duidelijk zijn dat ook drijfriemen met andere doorsnedevormen in beginsel voor toepassing in aanmerking komen. Ook kunnen meer of minder geleidingsrollen gebruikt worden dan hier beschreven en getoond zijn, en kunnen geleidingsrollen met andere dan de ge-30 toonde vormen toegepast worden. Daarnaast kan de aandrijving met behulp van een snaar als hiervoor getoond en beschreven niet slechts gebruikt worden voor bochttransporteurs, maar zou deze ook voor rechte of anderszins gevormde transporteurs bruikbaar zijn.

IOolïïj

Claims (6)

1. Bandtransporteur, voorzien van een gestel, ten minste twee in het gestel gelagerde keerrollen, een om de keerrollen geslagen eindloze band, middelen voor het aandrijven van de band, en op het gestel en nabij ten 5 minste één rand van de band aangebrachte, samenwerkende geleidingsmiddelen, waarbij de bandaandrijfmiddelen ten minste één onder tussenkomst van de geleidingsmiddelen met de rand van de band verbonden drijfsnaar omvatten, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen (8) roteerbaar 10 zijn.

2. Bandtransporteur volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen (8) met de rand (6) van de band (4) verbonden, roteerbare geleidingsorga-nen (9) en een met het gestel (2) verbonden geleidings- 15 baan (10) voor de roteerbare geleidingsorganen (9) omvatten, en de drijfsnaar (7) aangrijpt op een op afstand van de geleidingsbaan (10) gelegen deel van elk van de roteerbare geleidingsorganen (9).

3. Bandtransporteur volgens conclusie 2, met 20 het kenmerk, dat de roteerbare geleidingsorganen (9) evenwijdig aan het vlak van de band (4) roteerbare rollen (12) omvatten, die aan hun omtrek een aangrijpingsvlak (13) vertonen voor de drijfsnaar.

4. Bandtransporteur volgens conclusie 3, met 25 het kenmerk, dat de rollen (12) paarsgewijs op door de band (4) gestoken assen (14) gelagerd zijn, en de rollen (12) van elk paar samenwerkende omtreksgroeven (15) vertonen voor het opnemen van de drijfsnaar (7).

5. Bandtransporteur volgens conclusie 4, met 30 het kenmerk, dat tenminste de omtreksgroeven (15) van de rollen (12) een stroef oppervlak vertonen.

6. Bandtransporteur volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de keerrollen (3) een hoek (oi) insluiten en de band (4) daartussen een bocht 35 beschrijft, en de geleidingsorganen (9) aan de buitenrand (6) van de band (4) zijn aangebracht. I oo'lrS' f