NL1003521C2 - Bedieningssamenstel, een voor genoemd bedieningssamenstel bestemd mantelonderdeel en een spuitbus met een dergelijk bedieningssamenstel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Bedieningssamenstel, een voor genoemd bedieningssamenstel bestemd mant el onderdeel en een spuitbus met een dergelijk bedieningssamenstel .

De onderhavige uitvinding heeft in de eerste plaats betrekking op een bedieningssamenstel voor het afgeven van materiaal uit een onder druk staande of te brengen houder, ten _ minste omvattend een kantelklep, welke klep een met de houder 5 te koppelen ringvormig dichtingsonderdeel met een daarmee afdichtend samenwerkende afgeefbus omvat, welke bus beneden-« strooms in de beoogde uitstroomrichting voorzien is van een open uiteinde, bovenstrooms in de beoogde uitstroomrichting een bodem omvat en in de zijwand nabij genoemde bodem één of 10 meer toevoeropeningen omvat, welke bus voorts een afgeefkanaal definieert, waarbij het bedieningssamenstel een met de afgeefbus samenwerkend losneembaar kanaalvormig mantelonderdeel omvat, welk mant el onderdeel een doorgang en een ui tst roomopening omvat, een en ander zodanig, dat door kanteling van de afgeefbus de 15 dichting tussen de afgeefbus en het dichtingsonderdeel kan worden geopend.

Een dergelijke bedieningssamenstel is algemeen bekend en wordt afgezien van spuitbussen gebruikt voor allerlei inrichtingen, waarmee materiaal kan worden af gegeven. Dergelijke 20 inrichtingen, kunnen variëren van verfspuitbussen en smeervetspuiten tot slagroomspuiten en spuitbussen voor smeerkaas.

Een dergelijk bedieningssamenstel is bekend uit GB-A-2 096 245. Het mantelonderdeel van deze inrichting is over de 2 5 buitenwand van de afgeefbus geschoven. Een bolvormig eindgedeelte van het mantelonderdeel bevat een afvoersleuf, die zich bij afgifte van materiaal opent.

Een belangrijk nadeel van deze inrichting is echter dat nadat de inrichting is gebruikt voor het afgeven van materiaal, 30 het afgeefkanaal en de af geef opening in de afgeefbus verontrein-digd zijn en moeilijk danwel niet gereinigd kunnen worden. In het bijzonder bij voedingsmiddelen, die aan bederf onderhavig 1003521 - 2 - zijn, of materialen die drogen of anderszins uitharden is dit een aanzienlijk probleem.

Het doel van de onderhavige uitvinding is om bovengenoemde nadelen op te heffen en-het bedieningssamenstel volgens de 5 uitvinding bezit daartoe als kenmerk dat het mantelonderdeel ten minste gedeeltelijk de binnenwand van het afgeefkanaal in de afgeefbus afdekt.

In deze aanvrage wordt met afgeefopening een opening aan het benedenstroomse einde van de afgeefbus bedoeld, terwijl 10 een uitstroomopening een opening bij het benedenstroomse eind van het mantelonderdeel betreft.

Met het bedieningssamenstel volgens de uitvinding is het mogelijk om na gebruik van het bedieningssamenstel het mantelonderdeel te verwijderen, en dit te reinigen, dan wel 15 te vervangen door een nieuw mantelonderdeel. Hierdoor wordt verontreiniging van het afgeefkanaal en de afgeefopening met alle nadelige gevolgen daarvan voorkomen.

Het bedieningssamenstel volgens de uitvinding is in het bijzonder geschikt voor het afgeven van kleverige, pasteuze 20 of andere het afgeefkanaal verontreigende materialen, die moeilijk te verwijderen zijn.

Bij voorkeur bedekt het mantelonderdeel in hoofdzaak volledig de binnenwand van het afgeefkanaal.

De vorm van het mantelonderdeel is niet bijzonder beperkt, 25 evenmin het materiaal waaruit dit is vervaardigd. Het zal duidelijk zijn dat voor speciale toepassingen speciale materialen en vorm kunnen worden gebruikt. Het mantelonderdeel kan ook zodanig zijn uitgevoerd, dat bij het uitnemen daarvan de wand van het afgeefkanaal wordt schoongeveegd.

30 Met voordeel omvat het mantelonderdeel een met het open einde van de afgeefbus samenwerkende buitenmantel, welke de afgeefbus tenminste gedeeltelijk omhult. Deze uitvoering vereenvoudigt het monteren met een zeer goede positionering van het mantelonderdeel en voorkomt op betrouwbare wij ze eveneens 35 verontreiniging van de buitenzijde van de afgeefopening.

In het bijzonder omvat het mantelonderdeel aan het van de uitstroomopening afgerichte eind een bodem en omvat dit ter 1003521 - 3 - hoogte van de toevoeropeningen van de afgeefbus een of meer doorvoeropeningen. Deze uitvoeringsvorm zal onder verwijzing naar de tekening verderop nader worden toegelicht.

Met bijzondere voorkeur is de bodem van het mantelonder-5 deel bol in de richting van de uitstroomopening. Wanneer het mantelonderdeel wordt verwijderd, kan eventueel een weinig materiaal in het afgeefkanaal achterblijven. Tussen de holle bodem van het mantelonderdeel en de bodem van de afgeefbus wordt een ruimte gevormd, die na het inbrengen van het inzetstuk voor 10 een volgende bewerking genoemde resten kan opnemen.

Met bijzondere voorkeur is de overgang tussen de bodem en het overige van het mantelonderdeel naar de binnenwand van een afgeefbus afgeschuind. Aldus wordt een scherpe rand verkregen, die de binnenwand van het afgeefkanaal van de 15 afgeefbus schoon houdt. Deze wand wordt door de scherpe rand tijdens inbrengen van het inzetstuk schoongeveegd.

Met bijzonder voordeel omvat de bodem een opening. Deze opening dient om eventueel door het mantelonderdeel naar beneden gedreven materiaal, dat zich anders tussen de bodem daarvan 2 0 en de bodem van de afgeefbus zou verzamelen, in het mantelonderdeel toe te laten en op die wijze weer af te kunnen geven. Deze opening is met voordeel in het hoogste punt van de bolle bodem van het mantelonderdeel aanwezig.

In het bijzonder is het mantelonderdeel in hoofdzaak 25 buisvormig en is dit aan het eind voorzien van een zich radiaal uitstrekkende kraag, die dient aanligt tegen de buitenzijde van het bedieningssamenstel rond de afgeefopening. De aanwezigheid van de kraag maakt het in het afgeefkanaal van het bedieningssamenstel brengen van het mantelonderdeel 30 eenvoudig, daar dit kan worden ingebracht totdat de kraag tegen het bedieningssamenstel rond de afgeefopening aanligt.

Met voordeel omvatten het mantelonderdeel en het bedieningssamenstel middelen voor het losneembaar koppelen van het mantelonderdeel met het bedieningssamenstel. Een en ander is 35 van voordeel om te voorkomen, dat het mantelonderdeel tijdens afgifte van materiaal uit het afgeefkanaal wordt gedreven. Dergelijke middelen kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd in de 1003521 - 4 - vorm een frictiekoppeling, samenwerkende nokken, kragen en/of groeven, een snapverbinding, een schroefdraad- of bajonetverbin-ding etc.

Voorts verschaft de uitvinding een mantelonderdeel 5 kennelijk bestemd voor een bedieningssamenstel volgens de uitvinding.

Met bijzonder voordeel omvat het mantelonderdeel volgens de uitvinding een vormgevingsmondstuk. Een vormgevingsmondstuk is een mondstuk, dat bijvoorbeeld op slagroomspuiten of andere 10 gameerinrichtingen wordt gebruikt teneinde de af te geven streng materiaal een bepaalde decoratieve vorm te geven.

Tenslotte verschaft de uitvinding een spuitbus bestemd voor het afgeven van materiaal, in het bijzonder pasteus materiaal, ten minste omvattende en materiaalhouder en een 15 bedieningssamenstel, met het kenmerk, dat het bedieningssamenstel een bedieningssamenstel volgens de uitvinding is.

Met voordeel omvat de houder een vrij beweegbare zuiger, die onder gasdruk staat, en dient voor het uitdrijven van het af te geven materiaal, omvat het bedieningssamenstel een met 2 0 de houder gekoppeld veerkrachtig ringvormig dichtingsonderdeel met een daarmee samenwerkende afgeefbus, welke afgeefbus het afgeefkanaal vormt, welke aan het eind dat naar het inwendige van de houder is gericht een bodem omvat, en in de zijwand nabij genoemde bodem een of meer toevoeropeningen omvat, die door 25 samenwerking met het dichtingsonderdeel geopend en gesloten kunnen worden.

De werking van deze spuitbus zal nader worden toegelicht in de figuurbeschrijving verderop. Het gebruikte bedieningssamenstel met het dichtingsonderdeel en de afgeefbus, is een 30 bedieningssamenstel dat werkt door kanteling van de afgeefbus. Wordt de afgeefbus ten opzichte van het dichtingsonderdeel gekanteld, dan wordt de dichting tussen het dichtingsonderdeel en een of meer toevoeropeningen van de afgeefbus opgeheven en kan materiaal worden af gegeven. De onder gasdruk staande vrije 35 zuiger in de houder kan op dat moment materiaal door de toevoeropeningen van de afgeefbus dwingen.

In het navolgende zal de uitvinding nader worden 1003521 - 5 - toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening, daarin toont: Fig. 1 een schematische doorsnede van een spuitbus voor smeerkaas met een bedieningssamenstel volgens de uitvinding; en 5 Fig. 2 twee uitvoeringen van een mantelonderdeel volgens de uitvinding met een bodem.

In fig. 1 is met 1 een houder aangegeven, die is voorzien van een kraalrand 2. In de houder is een ringvormige zuiger 3 aanwezig, die onder een druk P staat door middel van een onder 10 genoemde zuiger in de houder 1 aanwezig drijfgas. De zuiger 3 bezit een zodanige vorm, dat bij volledige lediging van de houder 1 nagenoeg geen dode ruimte aanwezig is. In de in fig. 1 getoonde uitvoering is de spuitbus juist geleegd en is nog een weinig kaas 4 over.

15 Een bedieningssamenstel, dat algemeen is aangegeven met verwi j zingsci j fer 5 omvat een dichtingsonderdeel 6 en een daarin opgenomen afgeefbus 7. Het dichtingsonderdeel 6 is aan de spuitbushouder 1 bevestigd door middel van een klemring 8 die samenwerkt met de kraalrand 2 onder tussenkomst van een 20 dichtingsring 9.

De afgeefbus 7 omvat een bodem 10 met een radiaal uitstekende flensrand 11 die bij 12 aanligt tegen het dichtingsonderdeel 6. Voorts zijn in de wand van de afgeefbus 7 meerdere toevoeropeningen 13 aanwezig. Een rondgaande kraag 25 14 werkt aan de andere zijde samen met het dichtingsonderdeel 6. Genoemd onderdeel 6 wordt aldus tussen de rand 11 en de kraag 14 van de afgeefbus 7 ingeklemd.

Door kanteling van de afgeefbus 7 kunnen een of meer toevoeropeningen 13 via een ringvormige ruimte 15 tussen de 3 0 afgeefbus 7 en het dichtingsonderdeel 6 met het inwendige van de spuitbushouder 1 in verbinding worden gesteld, op welk moment kaas kan worden afgegeven.

Met 16 is een mantelonderdeel aangegeven, dat een zich in de afgeefbus 7 uitstrekkend gedeelte 17 omvat en een mantel 35 18 die zich aan de buitenzijde bevindt, waarbij de afgeefbus 7 tussen de buitenmantel 18 en het binnengedeelte 17 is opgenomen. Het mantelonderdeel 16 omvat voorts een bedienings- 1003521 - 6 - kraag 19 die dient om een vinger op te leggen bij gebruik van de spuitbus. Voorts is een naar binnen gerichte kraag 20 aanwezig, die snappend samenwerkt met de kraag 14 van de af geef bus, teneinde het mantelonderdeel 16 geschikt ten opzichte 5 van het bedieningssamenstel te positioneren.

Met 21 is een vormgevingsmondstuk aangegeven dat dient om het afgegeven materiaal een bepaalde decoratieve vorm te geven.

Een onderrand 22 van het mantelonderdeel strekt zich 10 tot juist boven de toevoeropeningen 13 van de afgeefbus 7 uit. Deze onderrand 22 is enigszins taps uitgevoerd teneinde het inbrengen van het mantelonderdeel 16 te vereenvoudigen

In fig. 2a en b zijn twee voorkeursuitvoeringen van een mantelonderdeel 16 met een bodem aangegeven. In fig. 2a is een 15 vlakke bodem aanwezig met openingen 23 in de zijwand van het mantelonderdeel 16. Met dit mantelonderdeel 16 wordt in hoofdzaak de gehele binnenwand van de afgeefbus 7 afgedekt. Het aantal en de positie van de openingen 23 kan zodanig gekozen worden, dat altijd tenminste een van de openingen 23 in 20 verbinding staat met een opening 13.

In de uitvoering van het mantelonderdeel 16 volgens fig. 2b is een bolle bodem 24 aanwezig met een centrale opening 25. De rand 26 is scherp uitgevoerd teneinde bij het inbrengen van het mantelonderdeel 16 in de afgeefbus 7 de binnenwand van 25 de laatste schoon te vegen. Indien daarbij materiaal wordt verwijderd zal dit zich tussen de bodem 24 en de bodem van de afgeefbus verzamelen en kan dit in door de opening 25 in de binnenruimte van het mantelonderdeel 16 worden geperst. Bij een opvolgende afgeefbewerking kan dit materiaal met nieuw 30 materiaal het bedieningssamenstel verlaten.

1003521

Claims (10)

1. Bedieningssamenstel (5) voor het afgeven van materiaal (4) uit een onder druk staande of te brengen houder 5 (1), ten minste omvattend een kantelklep, welke klep een met de houder (1) te koppelen ringvormig dichtingsonderdeel (6) met een daarmee afdichtend samenwerkende afgeefbus (7) omvat, welke bus (7) benedenstrooms in de beoogde uit-stroomrichting voorzien is van een open uiteinde, boven- - 10 strooms in de beoogde uitstroomrichting een bodem (10) omvat en in de zijwand nabij genoemde bodem (10) één of meer toevoeropeningen (13) omvat, welke bus (7) voorts een afgeefkanaal definieert, waarbij het bedieningssamenstel (5) een met de afgeefbus (7) samenwerkend losneembaar 15 kanaalvormig mantelonderdeel (16) omvat, welk mantelonder-deel (16) een doorgang en een uitstroomopening omvat, een en ander zodanig, dat door kanteling van de afgeefbus (7) de dichting tussen de afgeefbus (7) en het dichtingsonder-deel (6) kan worden geopend, met het kenmerk, dat het 20 mantelonderdeel (16) ten minste gedeeltelijk de binnenwand van het afgeefkanaal in de afgeefbus (7) afdekt.

2. Bedieningssamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het mantelonderdeel (16) in hoofdzaak volledig 25 de binnenwand van het afgeefkanaal afdekt.

3. Bedieningssamenstel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het mantelonderdeel (16) een met het open einde van de afgeefbus (7) samenwer- 30 kende buitenmantel (18) omvat, welke de afgeefbus (7) tenminste gedeeltelijk omhult.

4. Bedieningssamenstel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het mantelonderdeel 35 (16) aan het van de uitstroomopening afgerichte eind een bodem (24) omvat en ter hoogte van de toevoeropeningen (13) van de afgeefbus (7) een of meer doorvoeropeningen (23) 1003521 - 8 - omvat.

5. Bedieningssamenstel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de bodem (24) van het mantelonderdeel (16) bol 5 is in de richting van de uitstroomopening.

6. Bedieningssamenstel volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de overgang (26) tussen de bodem (24) en het overige van het mantelonderdeel (16) naar de binnenwand 10 van de afgeefbus (7) is afgeschuind.

7. Bedieningssamenstel volgens een of meer van de conclusies 4-6, met het kenmerk, dat de bodem (24) ten minste een opening (25) omvat. 15

8. Mantelonderdeel kennelijk bestemd voor een bedieningssamenstel volgens een of meer van de conclusies 1-7.

9. Mantelonderdeel volgens conclusie 8, met het ken-20 merk, dat dit een vormgevingsmondstuk (21) omvat.

10. Spuitbus bestemd voor het afgeven van materiaal, in het bijzonder pasteus materiaal, ten minste omvattende een materiaalhouder, en een bedieningssamenstel, met het ken- 25 merk, dat het bedieningssamenstel een bedieningssamenstel volgens één of meer van de conclusies 1-7 is. 1003521