NL1003446C2 - Inrichting voor het afzonderlijk uit een houder verwijderen of in een houder aanbrengen van dragers voor electronische componenten. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET AFZONDERLIJK UIT EEN HOUDER VERWIJDEREN OF IN EEN HOUDER AANBRENGEN VAN DRAGERS VOOR ELECTRONISCHE COMPONENTEN

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uit een met op dragers bevestigde electronische componenten, in het bijzonder zogeheten leadframes gevulde houder afzonderlijk verwijderen of in een ten 5 minste gedeeltelijk lege houder aanbrengen van de dragers.

De houder, ook welk aangeduid als cassette, waaruit de dragers verwijderd dienen te worden is van het type waarbij aan de binnenzijde geleidingselementen, 10 bijvoorbeeld sleuven in de zijwand, zijn opgenomen. De dragers zijn via een geopende korte zijde in en uit de cassette schuifbaar. Dergelijke cassettes worden veelal toegepast wanneer de electronische componenten nog niet omhuld zijn in een omhulinrichting. De electronische 15 componenten op de dragers zijn voor de omhulbewerking immers nog zeer kwetsbaar en het is dientengevolge van belang de dragers op afstand van elkaar te houden zodat de electronische componenten die zich op de dragers bevinden niet beschadigd kunnen worden.

20 De bestaande inrichtingen voor het verwijderen van dragers uit een dergelijke houder maken veelal gebruik van een geïndexeerd liftsysteem waarbij de cassette langs een zogeheten "pusher" wordt gevoerd en de dragers aldus één voor één ten minste gedeeltelijk uit de cassette 25 worden geduwd alwaar ze worden aangegrepen voor verder transport. Een nadeel van de bestaande inrichtingen is dat het omstellen van de inrichting voor het verwerken van cassettes met uiteenlopende afmetingen relatief tijdrovend is en dat tevens meerdere produktafhankelijke 30 onderdelen in de machine geplaatst dienen te worden. Voor met een dergelijke inrichting verwerken van cassettes met 1003446 2 uiteenlopende afmetingen zijn dus naast de inrichting vele produktafhankelijke onderdelen benodigd die extra investeringen vergen en tevens beheerd dienen te worden hetgeen kostbaar is maar tevens tot nodeloze stilstand 5 kan leiden wanneer een bepaald produktafhankelijk onderdeel niet aanwezig is op het moment dat er behoefte aan bestaat.

Doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een inrichting van het in aanhef genoemde 10 type dat goedkoop te vervaardigen is en waarmee korte omsteltijden kunnen worden gerealiseerd bij het van een eerste type houder omstellen van de inrichting naar een ander type houder met afwijkende afmetingen. Het is tevens een doel van de onderhavige uitvinding een 15 inrichting te verschaffen die nauwkeurig en snel kan werken.

De uitvinding verschaft daartoe een inrichting voor het afzonderlijk uit een houder verwijderen van dragers zoals beschreven in conclusie 1. De zuigmond omvat bij 20 voorkeur een in hoofdzaak verticaal contactoppervlak voor aangrijping op een vlakke zijwand van een houder. De zuigmond fungeert onder andere als aanslag voor een houder, zowel gedurende bedrijf, dat wil zeggen wanneer zich een houder op de lift bevindt, als tijdens het 25 afstellen van de inrichting, hetgeen aan de hand van de figuurbeschrijving nader verduidelijkt zal worden. Een ander voordeel van het gebruik van een zuigmond als aanslag is dat door de zuiger een kracht uitgeoefend kan worden op de houder voor het fixeren van de houder op de 30 lift. Ook dit is zowel voordelig bij het afstellen van de inrichting als tijdens gebruik van de inrichting. Zo wordt bijvoorbeeld de kans dat de houder zal verschuiven wanneer deze zich op de lift bevindt geminimaliseerd.

De positie van de zuigmond in de lift is bij 35 voorkeur in een richting evenwijdig aan het contactoppervlak van de zuigmond instelbaar. Tevens is de zuigmond bij voorkeur met enige bewegingsvrijheid met de lift gekoppeld. De instelbaarheid van de positie van de 1003446 3 zuigmond heeft als voordeel dat deze aangepast kan worden aan de afmetingen van een te verwerken houder. Door bijvoorbeeld gebruik te maken van een snelkoppeling waarmee de zuigmond aan de lift is gekoppeld kan op 5 relatief eenvoudige wijze de positie van de zuigmond worden aangepast aan de afmetingen van een houder. De beperkte bewegingsvrijheid waarmee een zuigmond bij voorkeur is gekoppeld met de lift heeft als voordeel dat de zuigmond een houder reeds kan aangrijpen wanneer deze 10 nog wordt gedragen door toevoermiddelen en de houder in contact kan blijven met de zuigmond wanneer de ondersteuning van de houder wordt overgenomen door de ondersteuningselementen behorende bij de lift. Bij dit overnemen van de ondersteuning van de houder van de 15 toevoermiddelen door de ondersteuningselementen van de lift zal de houder ten opzichte van de lift zich over beperkte afstand naar beneden verplaatsen. Deze beperkte neerwaartse beweging van de houder kan door de koppeling met beperkte bewegingsvrijheid van de zuigmond door de 20 zuigmond worden vervolgd zonder dat het contact tussen de houder en de zuigmond verbroken worden. Tevens kan de zuigmond zich enigszins richten naar iedere afzonderlijk te verplaatsen houder. Dit wil zeggen dat er van een goede aansluiting sprake zal zijn van de zuigmond op het 25 contactoppervlak van een houder. Een ander voordeel is dat de nauwkeurigheid waarmee de machine gebouwd dient te worden relatief beperkt kan zijn.

In een voorkeursuitvoering wordt het draagvlak van de lift gevormd door ten minste twee vingers waarvan de 30 naar de toevoerpositie toegekeerde zijde zijn voorzien van, over ten minste een deel van de lengte, afgeschuinde zijden. Wanneer zich een houder op het draagvlak van de lift bevindt maar deze zich nog steeds in de nabijheid van de toevoerpositie bevindt kunnen deze afgeschuinde 35 zijden ervoor zorg dragen dat bij het verder doorzetten van de lift, dat wil zeggen bij het verder omhoogvoeren ervan, de zijden van de vingers van het draagvlak van de lift een op een toevoerpositie gelegen houder terug 1003446 4 schuift, waardoor er geen contact meer bestaat tussen de op dat moment op de lift geplaatste houder en de eerstvolgende door de lift te verplaatsen houder.

Bij voorkeur is de positie van de vingers op de lift 5 instelbaar. Door de positie van de vingers instelbaar te maken kan het draagvlak van de lift op eenvoudige wijze worden aangepast aan de lengte van een te verwerken houder zonder dat er afzonderlijke draagvlakken benodigd zijn voor verschillende typen houders.

10 In weer een andere voorkeursuitvoering omvatten de aandrijfmiddelen voor de lift ten minste één electromotor voorzien van ten minste één electromagneet waarmee bij het wegvallen van electrische spanning de positie van de lift in het gestel wordt gefixeerd. De voordelen hiervan 15 zijn dat bij het wegvallen van de spanning op de aandrijving van de lift niet naar beneden valt waardoor beschadigingen aan de inrichting en/of de zich op de lift bevindende houder zullen optreden. Een ander voordeel is dat de positie van de lift niet verloren gaat bij het 20 wegvallen van de spanning. Het opnieuw "homen” van de lift, dit wil zeggen het opnieuw bepalen van de positie waar de lift zich bevindt nadat de spanning weer aanwezig is, is met behulp van deze electromagneet overbodig geworden.

25 De transportmiddelen voor het van de lift naar een afvoerpositie verplaatsen van een lege houder omvatten ten minste twee armen die ieder nabij een vrij uiteinde een aanslag omvatten voor aangrijping van een houder, en de positie van de armen ten opzichte van het gestel 30 instelbaar is. Deze armen trekken een geleegde houder van de lift in de richting van de afvoerpositie. Ook hier geldt dat door de instelbaarheid van de positie van de armen ten opzichte van het gestel het overbodig wordt produktafhankelijke transportmiddelen in de inrichting 35 aan te brengen. Het is immers mogelijk de armen zodanig te verplaatsen dat deze op gewenste wijze aangrijpen op de houder zonder dat er afzonderlijke onderdelen benodigd zijn. De plaatsing van de armen wordt nog verder 1 0 0 3 4 4.6 5 vereenvoudigd in de voorkeursuitvoering waarbij de armen in een aantal voorkeursposities bevestigbaar zijn.

De positie van de zuigmond op de lift is bij voorkeur tevens loodrecht op het contactoppervlak van de 5 zuigmond instelbaar, voor het onafhankelijk van de houderafmetingen instellen van de inrichting. Daartoe omvat het draagvlak van de lift bij voorkeur ten minste één draagelement zoals bijvoorbeeld een vinger dat is voorzien van een verwijderbare aanslag en is de zuigmond 10 zodanig gekoppeld met het draagelement met verwijderbare aanslag dat door verplaatsing van de zuigmond in de richting loodrecht op de zuigmond het draagelement in tegengestelde richting verplaatst wordt. Deze aanslag kan bijvoorbeeld wegzwenkbaar of wegschuifbaar bevestigd zijn 15 aan het draagelement. Een dergelijk samenstel van draagelement en zuigmond is bij voorkeur voorzien van instelmiddelen voor het fixeerbaar instellen van de onderlinge positie, deze instelmiddelen grijpen bijvoorbeeld aan op het gestel. Deze maatregelen maken 20 het mogelijk de zuigmond op de lift en het draagvlak van de lift zodanig te verplaatsen dat onafhankelijk van de breedte van een te verplaatsen houder de hartlijn ervan zich steeds op dezelfde positie bevindt. Dit is zeer voordelig met betrekking tot de afvoermiddelen waarmee de 25 dragers verwijderd uit de houder verder worden afgevoerd. Deze afvoermiddelen kunnen zich op een stationaire positie bevinden. Een ander voordeel is dat er geen extra elementen nodig zijn anders dan een houder voor het instellen van de machine op de breedte van deze houder.

30 De houder zelf vormt het referentie-object voor de instelling van een machine. Een zeer belangrijk voordeel daarvan is dat er dus geen produktafhankelijke instelelementen benodigd zijn en dat er tevens geen produktafhankelijke onderdelen in de lift aangebracht 35 dienen te worden. Het instellen van de machine op de afmetingen van een houder kan met deze maatregelen zeer snel en nauwkeurig worden uitgevoerd.

1003446 6

De onderhavige inrichting is met uitzondering van conclusie 1 overal beschreven als een inrichting voor het uit de houder verwijderen van de dragers. Het is echter evenzeer mogelijk de inrichting toe te passen voor het 5 laden van de houder, dat wil zeggen voor het afzonderlijk in de houder aanbrengen van de dragers. In plaats van met volle houders wordt de inrichting dan met lege houders geladen en worden in plaats van lege houders volle houders uit de inrichting genomen. Voor de leesbaarheid 10 van een tekst is er echter voor gekozen steeds de inrichting voor het verwijderen van de dragers uit een houder te beschrijven maar de beschermingsomvang strekt zich zeer nadrukkelijk tevens uit tot dezelfde inrichting waarbij dragers in een houder worden aangebracht.

15 Voor de lengte-afstelling van de inrichting is deze voorzien van ten minste één wanddeel dat verplaatsbaar is ten opzichte van de overige inrichtingselementen. Voor het instellen van de gewenste lengte wordt een cassette waarop de inrichting dient te worden afgesteld tussen een 20 vast wanddeel en het verplaatsbare wanddeel aangebracht. Het verplaatsbare wanddeel wordt nu zodanig naar het vaste wanddeel toebewogen dat tussen beide wanddelen de houder wordt ingeklemd. Het verplaatsbare wanddeel wordt vanuit deze positie vergrendeld aan de inrichting zodat 25 het verplaatsbare wanddeel is gefixeerd. De vergrendeling dient daarbij zodanig te zijn vervaardigd dat bij het vastzetten van het verplaatsbare wanddeel dit over zeer beperkte afstand van het vaste wanddeel wordt afgevoerd. Dit om een houder die zich tussen beide wanddelen bevindt 30 voldoende ruimte te verschaffen om vrijelijk tussen de wanddelen door bewogen te kunnen worden. Een vergrendeling waarmee een dergelijke beperkte verplaatsing realiseerbaar is, is bijvoorbeeld voorzien van een excenteras. Het verdraaien van de excenteras voor 35 het vastklemmen van het verplaatsbare wanddeel draagt daarbij dan tevens zorg voor een beperkte verplaatsing van het wanddeel in de gewenste richting.

1003446 7

De onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van het in navolgende figuren weergegeven niet limitatieve uitvoeringsvoorbeeld. Hierin toont: 5 Fig. 1 een perspektivisch aanzicht op een schematisch aangegeven inrichting overeenkomstig de uitvinding, en

Fig. 2 een gedeeltelijk opengewerkt perspektivisch aanzicht op een liftconstructie deel uitmakend van de 10 inrichting getoond in fig. 1.

Fig. 1 toont een inrichting 1 overeenkomstig de uitvinding waarin in een gestel 2 op een onderste plateau 3 met dragers gevulde houders geplaatst kunnen worden. De gevulde houders geplaatst op het onderste plateau 3 15 kunnen vervolgens met behulp van een liftinstallatie 4 geïndexeerd naar boven verplaatst worden waarbij uit de houder steeds afzonderlijk een drager wordt verwijderd. Tenslotte worden de geleegde houders naar een bovenste plateau 5 verplaatst, waarvan de geleegde houders 20 \erwijderd kunnen worden. Zoals reeds eerder aangegeven in deze aanvrage kan de inrichting ook andersom worden toegepast voor het met dragers vullen van lege houders, dit zal bijvoorbeeld niet weer worden aangegeven maar komt in verregaande mate overeen met het ledigen van de 25 houders.

Rond het onderste plateau 3 zijn eindloze transportbanden 6 aangebracht die met behulp van een aandrijving 7 worden aangedreven. De transportbanden maken het mogelijk een op het onderste plateau 3 30 geplaatste houder naar de liftinstallatie 4 te transporteren. De liftinstallatie 4 omvat vingers 8, die in deze figuur niet duidelijk zichtbaar zijn maar zullen worden verduidelijkt aan de hand van fig. 2, welke vingers 8 een draagvlak vormen waarop de naar boven te 35 verplaatsen houders zullen rusten. De transportbanden 7 lopen door tot tussen de vingers 8 zodat wanneer de vingers 8 naar een niveau worden gebracht dat onder de bovenzijde van de transportbanden 6 is gelegen een op de 1003446 8 transportbanden 6 gelegen houder tot boven de vingers kan worden verplaatst. Vervolgens zal de houder tegen een aanslag oplopen, wordt deze gefixeerd en kan de liftinstallatie aanvangen met het naar boven verplaatsen 5 van de houder waardoor de houder tevens los zal komen van de transportbanden 6. Een eventueel tegen de naar boven te transporteren houder aangelegen opvolgende houder zal door een afschuining van de vingers 8, welke zal worden verduidelijkt aan de hand van fig. 2 enigszins worden 10 teruggedrongen zodat de houders loskomen van elkaar en de houder die is geplaatst op de liftinstallatie 4 zonder wrijving met de opvolgende houder naar boven verplaatst kan worden. Voor een verdere werking van de liftinstallatie wordt verwezen naar fig. 2.

15 Voordat de houder die zich in de liftinstallatie 4 bevindt volledig is geleegd zal de houder zodanig hoog zijn opgelicht dat armen 9 onder de onderzijde van de houder doorbewogen kunnen worden. De liftinstallatie zal vervolgens over beperkte afstand naar beneden bewogen 20 worden waarna de fixatie van de houder op de liftinstallatie ongedaan gemaakt wordt. Het draagvlak gevormd door de vingers 8 is zodanig naar beneden bewogen, dat de vingers 8 zich bevinden tussen de armen 9 en de houder op de armen 9 rust. Aan de uiteinden zijn de 25 armen 9 voorzien van opstaande delen 10 die aan zullen grijpen op de zijwand van de houder. Vervolgens kunnen de armen 9 naar links bewogen worden door het bedienen van een electromotor 11. Deze electromotor 11 is onder tussenkomst van een tandriem 12 en een strip 13 verbonden 30 met de armen 9. Het bovenste plateau 5 is aan de rechterzijde enigszins afgeschuind zodat een lege houder die door de armen 9 op het bovenste plateau 5 wordt getrokken bij het over het bovenste plateau 5 schuiven los zal komen van de armen 9. Een volgende houder die 35 door de liftinstallatie 4 wordt aangevoerd en door de armen 9 op het bovenste plateau 5 wordt getrokken zal een eerder geleegde houder verder opduwen naar links. Het is mogelijk in het bovenste plateau 5 een sensor aan te 1003446 9 brengen voor het afgeven van een signaal zodra het bovenste plateau 5 geleegd dient te worden wanneer dit nagenoeg volledig is gevuld roet lege houders. In plaats van de in deze figuur weergegeven vier armen 9 is het 5 tevens mogelijk bijvoorbeeld slechts twee armen 9 in de inrichting 1 te plaatsen. Afhankelijk van de lengte van een te verplaatsen houder kunnen er twee of meer armen 9 in de inrichting 1 geplaatst worden. Deze zijn zeer eenvoudig door middel van bijvoorbeeld een snelkoppeling 10 los te maken van de inrichting 1. Ook is het mogelijk bij grote houders in plaats van vier armen 9 slechts twee armen 9 te gebruiken maar deze op grotere afstand van elkaar te plaatsen dus bijvoorbeeld de twee armen 9 die zich aan de buitenzijde bevinden in deze figuur daartoe 15 aan te wenden en de binnenste twee armen 9 uit de inrichting te verwijderen.

Fig. 2 toont de liftinstallatie 4 waarin zichtbaar is dat de vingers 8, die het draagvlak van de liftinstallatie 4 vormen zijn voorzien van een 20 afschuining 14 vraardoor een door de liftinstallatie 4 naar boven te transporteren houder loskomt van een opvolgende houder die gelegen is op het onderste plateau 3. Boven de vingers 8 zijn zuigmonden 15 geplaatst waarvan er slechts één volledig is weergegeven. Deze 25 zuigmonden 15 fungeren onder andere als aanslag voor de houder die op de vingers 8 wordt geplaatst. Een belangrijk voordeel van het gebruik van zuigmonden 15 is dat deze de houder nadat deze tegen de zuigmonden 15 is geplaatst vasthouden. Dit is zowel voordelig bij het 30 transport van de houder wanneer deze geïndexeerd naar boven wordt opgeheven maar is tevens een mogelijkheid bij het afstellen van de liftinstallatie 4 op een andere maat houders. Op de zuigmonden 15 zijn leidingen 16 aangesloten voor het afzuigen van lucht. De zuigmonden 15 35 zijn door middel van snelsluitingen 17 koppelbaar met assen 18. Afhankelijk van de breedte van een te verplaatsen houder zullen de zuigmonden 15 op de assen 18 naar keuze geplaatst kunnen worden. Zo is het bij zeer 1003446 10 korte houders wenselijk de zuigmonden 15 dicht bij elkaar te plaatsen, terwijl bij relatief lange houders de zuigmonden 15 op grotere afstand van elkaar geplaatst zullen worden. Ook de positie van de vingers 8 is 5 instelbaar. Daartoe is de liftinstallatie 4 voorzien van klemblokken 20 die door middel van een schroefkop 19 vastgezet en losgemaakt kunnen worden. In de liftinstallatie 4 zijn meerdere sleuven 21 aangebracht waarin de vingers 8 naar keuze vergrendeld kunnen worden 10 met behulp van de klemblokken 20. Afhankelijk van de lengte van een te verplaatsen houder kunnen de vingers 8 in de voorkeurssleuven 21 geplaatst worden. Zowel de verplaatsing van de zuigmonden 15 en de vingers 8 is dus afhankelijk van de lengte van een te verplaatsen houder. 15 Voor de instelling van de breedte van een door de liftinstallatie 4 te verplaatsen houder zijn de vingers 8 voorzien van uitschuifbare aanslagen 22. Deze uitschuifbare aanslagen 22 worden slechts bij de breedte-afstelling van de liftinstallatie 4 naar boven geschoven. 20 Door het verdraaien van een bout 23, die aan een zijde aangrijpt op het gestel 2 en de aan de andere zijde is verbonden met een draagframe 24 voor de assen 18^. kan het draagframe 24 en dus ook de daarop bevestigde zuigmonden 15 naar voren of naar achter verplaatst worden. Daartoe 25 is het draagframe 24 geleidbaar bevestigd op twee horizontale draagframegeleidingsassen 25. Het verplaatsen van het draagframe 24, en dus ook de zuigmonden 15, heeft echter tevens tot gevolg dat een met het draagframe 24 verbonden as 26 zal roteren overeenkomstig de pijlen PI. 30 De as 26 is door middel van krukken 27 verbonden met het draagframe 24. De as 26 omvat tevens krukken 28 die verbonden zijn met een vingerdraagframe 29. Door rotatie van de as 26 zal het vingerdraagframe 29 verplaatst worden langs horizontale vingerdraagframegeleidingsassen 35 30. De verplaatsing van het vingerdraagframe 29 en dus ook de vingers 8 zal daarbij tegengesteld zijn aan de verplaatsingsrichting van de zuigmonden 15. Wanneer nu de uitschuifbare aanslagen zich in uitgeschoven toestand 1003446 11 bevinden, dat wil zeggen dat zij boven het draagvlak gevormd door de vingers 8 uitsteken, is het mogelijk zodanig aan de stelbout 23 te draaien dat de aanslagen 22 en de zuigmonden 15 een te verplaatsen houder juist 5 inklemmen. De breedte van de liftinstallatie 4 is daarmee ingesteld. De uitschuifbare aanslagen 22 kunnen nu weer worden teruggeplaatst in de uitgangspositie, dat wil zeggen de positie zoals weergegeven in fig. 2. Het instellen van de breedte van een houder is dus zeer 10 eenvoudig realiseerbaar door het uitschuiven van de aanslagen 22, het draaien aan de stelbout 23 en het vervolgens weer terugschuiven van de aanslagen 22. Dit is een zeer eenvoudige handeling en vraagt bovendien geen produktafhankelijke onderdelen.

15 Voor verticale verplaatsing is de liftinstallatie verder voorzien van een electromotor 31 die een tandriem 32 aandrijft waardoor een liftgestel 33 in verticale richting langs geleidingen 34 verplaatsbaar is. In bijvoorbeeld een bovenste keerrol 35 van de tandriem 32 20 kan een electromagneet zijn opgenomen voor het fixeren van de positie van de keerrol 35 zodra de spanning wegvalt.

1003446

Claims (14)

1. Inrichting voor het uit een met op dragers bevestigde elektronische componenten, in het bijzonder zogeheten leadframes, gevulde houder afzonderlijk verwijderen of in een ten minste gedeeltelijk lege houder 5 aanbrengen van de dragers, omvattende: - een gestel met een toevoerpositie voor gevulde houders en een afvoerpositie voor lege houders, - een met het gestel verbonden lift voor het in verticale richting geïndexeerd langs uitneemmiddelen 10 respectievelijk langs toevoermiddelen bewegen van een houder, - transportmiddelen voor het van de toevoerpositie naar de lift verplaatsen var een houder, - transportmiddelen voor het van de lift naar een 15 afvoerpositie verplaatsen van een houder, en - aandrijfmiddelen voor het aandrijven van de lift en de transportmiddelen, waarbij: de lift is voorzien van tenminste één zuigmond voor het positioneren van een houder op de lift.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de zuigmond een in hoofdzaak verticaal contactoppervlak omvat voor aangrijping op een vlakke zijwand van een houder.

3. Inrichting waarbij de positie van de zuigmond in 25 de lift in een richting evenwijdig aan het contactoppervlak van de zuigmond instelbaar is.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de zuigmond met enige bewegingsvrijheid met de lift is gekoppeld.

5. Inrichting voor het uit een houder verwijderen van dragers volgens één der voorgaande conclusies, 1003446 waarbij het draagvlak van de lift wordt gevormd door ten minste twee vingers waarvan de naar de toevoerpositie toegekeerde zijden zijn voorzien van, over ten minste een deel van lengte, afgeschuinde zijden.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de positie van de vingers instelbaar is, bij voorkeur op een aantal voorkeurposities.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de aandrijfmiddelen voor de lift ten minste een 10 elektromotor omvatten en zijn voorzien van ten minste één elektromagneet waarmee bij het wegvallen van elektrische spanning de positie van de lift in het gestel wordt gefixeerd.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, 15 waarbij de transportmiddelen voor het van de lift naar een afvoerpositie verplaatsen van een lege houder ten minste twee armen omvatten die ieder nabij een vrij uiteinde een aanslag omvatten voor aangrijping van een houder, en de positie van de armen ten opzichte van het 20 gestel instelbaar is.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de armen op een aantal voorkeurposities bevestigbaar zijn.

10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de positie van de zuigmond op de lift 25 in de richting loodrecht op het contactoppervlak van de zuigmond instelbaar is voor het afhankelijk van de houder afmetingen instellen van de inrichting.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij het draagvlak van de lift ten minste één draagelement zoals 30 bijvoorbeeld een vinger omvat dat is voorzien van een verwijderbare aanslag, en dat de zuigmond zodanig is gekoppeld met het draagelement met verwijderbare aanslag dat door verplaatsing van de zuigmond in een richting loodrecht op de zuigmond het draagelement in 35 tegengestelde richting verplaatst wordt.

12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de aanslag wegzwenkbaar of wegschuifbaar bevestigd is aan dat draagelement. 1003446

13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, waarbij het samenstel van draagelement en zuigmond is voorzien van instelmiddelen voor het fixeerbaar instellen van de onderling positie.

14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij de instelmiddelen aangrijpen op het gestel. ***** 1003446