NL1003170C2 - Kortsluitinrichting voor het kortsluiten van een bovenleiding van een spoorweg voor elektrisch aangedreven voertuigen. - Google Patents

Description

Kortsluit.inrich.ting voor het kortsluiten van een bovenleiding van een spoorweg voor elektrisch aangedreven voertuigen.

De uitvinding heeft betrekking op een kortsluitinrichting voor 5 het kortsluiten van een bovenleiding van een spoorweg voor elektrisch aangedreven voertuigen door elektrische verbinding van één of meer stroomvoerende onderdelen van de bovenleiding een geaarde geleider, zoals met het geaarde tractieretourbeen van de spoorstaven van de spoorweg, welke kortsluitinrichting is voorzien van één of meer klem-10 organen die beweegbaar tussen een vrijgeefstand en een vergrendelstand zijn bevestigd, waarbij de klemorganen zijn voorzien van tenminste één opneemholte voor opname van tenminste één stroomvoerende draad.

Een dergelijke kortsluitinrichting is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 9510296 ten name van aanvraagster. De bekende kort-15 sluitinrichting is ontworpen voor het kortsluiten van de rijdraden die onderdeel vormen van een bovenleiding behorende bij een spoorweg voor elektrisch aangedreven voertuigen. De bekende kortsluitinrichting grijpt aan op de rijdraden van een bovenleiding en is verbonden met een verder contactelement in de vorm van een koffervormige elektrische 20 geleider/connector die dwars op de beide spoorstaven kan worden geplaatst om daarmee elektrisch contact te maken. De tractieretourlei-ding van de spoorstaven van de spoorweg fungeert hierbij als geaarde elektrische geleider. De bekende kortsluitinrichting en de geleider/connector zijn onderling elektrisch verbindbaar met behulp van een 25 kortsluitdraad.

In de praktijk worden voorafgaand aan werkzaamheden of in noodgevallen de rijdraden van de bovenleiding in het betreffende baanvak vrijgeschakeld vanuit een centrale post. Het is daarnaast gebruikelijk om een kortsluitinrichting van de aan het begin genoemde soort te 30 gebruiken om het baanvak stroomvrij te houden.

Toepassing van de bekende kortsluitinrichting brengt echter een belangrijk nadeel met zich mee, namelijk een aanzienlijke kans op beschadiging van de rijdraden. Het herstellen van dergelijke beschadigingen is kostbaar en tijdrovend. Anderzijds kunnen onopgemerkte be-35 schadigingen tot gevaarlijke situaties leiden, in het uiterste geval zelfs tot breuk van de rijdraden.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel om een kortsluitinrichting van de in het begin genoemde soort te verschaffen die dit nadeel 10031^0 2 opheft.

De kortsluitinrichting volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk dat de opneemholte is ingericht voor opname van een draagele-ment, dat elektrisch is verbonden met de rijdraden van de bovenlei-5 ding, en dat de klemorganen verder zijn voorzien van tenminste één contactorgaan, welk contactorgaan in aangrijping is te brengen met het draagelement voor het door duwen van de kortsluitinrichting in de richting van het draagelement opnemen van het draagelement, waarbij de klemorganen van de vrijgeefstand naar de vergrendelstand bewegen.

10 De kortsluitinrichting volgens de uitvinding kan snel en op be trouwbare wijze aan de drager van een bovenleiding, zoals bijvoorbeeld een cilindrisch buisdeel, bevestigd worden.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de kortsluitinrichting is de opneemholte tevens ingericht voor opname van één of meer van de rij-15 draden en het contactorgaan is ingericht voor aangrijping op de rijdraden voor het door duwen van de kortsluitinrichting in de richting van de rijdraden opnemen van de rijdraden, waarbij de klemorganen van de vrijgeefstand naar de vergrendelstand bewegen. De kortsluitinrichting volgens deze uitvoeringsvorm kan naar keuze aan de drager of aan 20 de rijdraden van een bovenleiding bevestigd worden. In noodgevallen, wanneer de tijd een cruciale factor is, kan men de kortsluitinrichting snel aan de rijdraden bevestigen. Wanneer er zich een drager in de nabijheid bevindt of wanneer er iets meer tijd is alvorens men de werkzaamheden moet aanvangen, kan men de kortsluitinrichting aan de 25 drager bevestigen, waarmee beschadiging van de rijdraden wordt vermeden.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de kortsluitinrichting een lichaam van elektrisch geïsoleerd materiaal, waarin twee klauwvormige klemorganen beweegbaar rond twee in hoofdzaak evenwijdige 30 assen zijn bevestigd, waarbij elk klauwvormig klemorgaan een opneemholte omvat, waarbij de opneemholtes in de vergrendelstand naar elkaar toegericht zijn voor het althans ten dele ertussen opnemen van de drager of de rijdraden. De kortsluitinrichting volgens deze voorkeursuitvoeringsvorm heeft in gebruik geleid tot een zeer korte stroomweg, 35 waardoor eventuele vonkoverslag tot een minimum beperkt blijft. Bovendien kan deze kortsluitinrichting in één beweging stevig klemmend aan de betreffende stroomvoerende draad worden bevestigd.

De uitvinding zal hierna in detail worden besproken aan de hand 10031 70 3 vein de begeleidende tekeningen, waarin:

Figuur 1 een opengewerkt vooraanzicht toont van de vrijgeefstand vein een voorkeursuitvoeringsvorm van de kortsluitinrichting volgens de uitvinding; 5 Figuur 2 de kortsluitinrichting uit figuur 1 toont in de vergren- delstand in aangrijping op een drager;

Figuur 3 de kortsluitinrichting volgens figuur 2 in perspectief toont;

Figuur 4 een schematische weergave toont van een bovenleiding 10 inclusief rijdraden en drager;

Figuur 5 de voorkeursuitvoeringsvorm van de kortsluitinrichting volgens figuur 1 in de vrijgeefstand toont voor aangrijping op de rijdraden, en

Figuur 6 de kortsluitinrichting volgens figuur 5 toont in de 15 vergrendelstand in aangrijping op de rijdraden.

In de figuren zijn overeenkomstige elementen voorzien van overeenkomstige verwijzingscijfers.

Figuur 1 toont een opengewerkt vooraanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van de kortsluitinrichting 1 volgens de uitvinding in de 20 vrijgeefstand. Kortsluitinrichting 1 omvat een lichaam 2, bij voorkeur van een elektrisch geïsoleerd materiaal, zoals een spuitgietbare thermoplastische of thermohardende kunststof, bijvoorbeeld PVC, nylon, polyetheen, eventueel versterkt met (glas)vezels. Het lichaam 2 bestaat bij voorkeur uit twee in hoofdzaak parallel geplaatste platen, 25 waarvan de voorste voor de duidelijkheid is weggebroken. Tussen de twee platen zijn twee, bij voorkeur klauwvormige, klemorganen 3 beweegbaar rond twee in hoofdzaak evenwijdige assen 8 bevestigd. Elk klauwvormig klemorgaan bevat een opneemholte 6 voor het althans ten dele opnemen van een drager 5· Hierbij omvat de getoonde drager 5 een 30 cilindrisch lichaam, maar kan deze eveneens een dragerkabel of anderszins gevormde drager omvatten met bijvoorbeeld een rechthoekige doorsnede. De klemorganen 3 bevatten verder elk tenminste één contactorgaan 7, hier in de vorm van een afgeronde schouder, dat in aangrijping kan worden gebracht met de drager 5· Dé genoemde drager vormt een op 35 zich bekend onderdeel van een bovenleiding van een spoorweg voor elektrisch aangedreven voertuigen, hetgeen verderop zal worden verduidelijkt onder verwijzing naar figuur

Figuur 2 toont de kortsluitinrichting 1 in de vergrendelstand.

1003170 it

Klemorganen 3 zijn tegen de werking van vergrendelpallen 10 van de vrijgeefstand naar de vergrendelstand te brengen. Elk klemorgaan is daartoe voorzien vein tenminste twee uitsparingen, respectievelijk 12 en 13, voor opname van een respectieve pal 10 die beweegt onder in-5 vloed van een respectieve veer 11.

In de praktijk is de kortsluitinrichting 1 als volgt te gebruiken. Met behulp van bevestigingsmiddelen, zoals een mof 15. wordt de kortsluitinrichting 1 bevestigd op een draagarm (niet getoond). Mof 15 is bij voorkeur voorzien van een bajonetsluiting. De draagarm moet een 10 lengte hebben die het mogelijk maakt voor een volwassene om staande kortsluitinrichting 1 klemmend aan de drager 5 te bevestigen. Een geschikte lengte voor de draagarm is bijvoorbeeld 5 & 6 m. De kortsluitinrichting 1 kan nu met behulp van de draagarm in de richting van de drager 5 worden bewogen. De contactorganen 7 zullen daarbij in 15 aanraking komen met de drager 5 niet als gevolg dat klemorganen 3 van de vrijgeefstand naar de vergrendelstand worden bewogen tegen de werking van de verende palmiddelen 10 in. In de vergrendelstand zijn de opneemholtes 6 van de respectieve klemorganen 3 naar elkaar toe gericht, waarbij de opneemholten althans ten dele drager 5 opnemen. Bij 20 voorkeur zijn de klemorganen 3 van een elektrisch geleidend materiaal uitgevoerd, bij voorkeur koper, zodat er een elektrische verbinding tot stand is gebracht met de drager 5·

In figuur 3 is kortsluitinrichting 1 nogmaals in zijn vergrendelstand getoond, maar nu in perspectief. Duidelijk is te zien dat klem-25 organen 3 door hun klauwvormige uitvoering zorg dragen voor een korte stroomweg tussen de klemorganen en drager 5· Deze korte stroomweg heeft als belangrijk voordeel dat de eventuele vonkoverslag in gebruik tot een minimum beperkt blijft. De keuze van klauwvormige klemorganen, ook wel klembekken genoemd, waarborgt tevens een stevige en dus be-30 trouwbare klemmende bevestiging van kortsluitinrichting 1 aan drager 5-

Duidelijk is te zien dat lichaam 2 aan de in bedrijf naar de drager 5 toegerichte zijde een V-vormige opening 14 heeft, die zich in de richting van de klemorganen 3 vernauwt. Deze V-vormige opening 14 35 vergemakkelijkt het opvangen van drager 5 met behulp van kortsluitinrichting 1. Tevens zijn in figuur 3 de twee platen van lichaam 2 getoond. Ter versteviging van de kortsluitinrichting 1 zijn de platen op verschillende plaatsen onderling verbonden met behulp van geschikte 1003170 5 verbindingselementen, zoals schroeven of verbindingspennen 16.

Figuur 4 toont een schematische weergave van een op zich bekende bovenleiding 17. In dit voorbeeld is bovenleiding 17 onderdeel van en spoorweg voor treinen. Opgemerkt wordt dat de uitvinding geenszins tot 5 deze toepassing beperkt is, maar dat de uitvinding geschikt is voor toepassing bij spoorwegen voor elektrisch aangedreven voertuigen in de meest algemene zin. Bovenleiding 17 omvat twee rijdraden 4, die elektrisch zijn verbonden met een loodrecht daarop gelegen drager 5. die voor de ophanging van bovenleiding dient. Drager 5 en rijdraden 4 10 hangen op bij benadering gelijke hoogte boven de grond. In de praktijk zijn zowel rijdraden 4 als drager 5 stroomvoerend, d.w.z. dat zij in gebruik onder een spanning vein bij benadering l800 V staan. Vanwege de elektrische verbinding tussen rijdraden 4 en drager 5 kan de beoogde kortsluiting plaatsvinden door één van deze stroomvoerende draden kort 15 te sluiten, bij voorkeur door elektrische verbinding met een geaarde geleider, zoals het tractieretourbeen van de spoorstaven van de spoorweg (niet getoond). Een dergelijke elektrische verbinding kan op vele aan de deskundige op het vakgebied bekende wijzen tot stand gebracht worden. Een geschikte wijze is bijvoorbeeld beschreven in de aan het 20 begin genoemde Europese octrooiaanvrage 9510296 van aanvraagster. Het zal duidelijk zijn dat de kortsluitinrichting 1 hiertoe voorzien moet zijn van geschikte aansluitmiddelen (in de figuren bijvoorbeeld weergegeven als 18 en 19).

Figuur 5 toont de voorkeursuitvoeringsvorm van de kortsluit-25 inrichting volgens figuur 1 in de vrijgeefstand voor aangrijping op de rijdraden 4. Duidelijk is hierin te zien dat de afmetingen van de opneemholtes 6 overeenstemmen met de afmetingen van de rijdraden 4. Ter bevordering van de opname van de rijdraden 4 in de opneemholtes 6 zijn bij voorkeur geleiderorganen 9 voorzien. Geleiderorganen 9 zijn 30 bij voorkeur verende lippen die zich vanuit een van de opneemholten 6 verwijderde positie naar de opneemholten uitstrekken, waarbij de onderlinge afstand van de geleiderorganen 9 in de richting van de opneemholten afneemt. Bij voorkeur zijn de geleiderorganen 9 gemaakt van een elektrisch geleidend materiaal, zoals koper.

35 Figuur 6 toont de kortsluitinrichting volgens figuur 5 in de vergrendelstand en in aangrijping op rijdraden 4.

In de praktijk is kortsluitinrichting 1 te bevestigen aan rijdraden 4 op een wijze die grotendeels overeenkomt met hetgeen eerder is 1003170 6 beschreven ten aanzien van de bevestiging aan drager 5· Het enige belangrijke verschil bestaat hierin dat de geleiderorganen 9 rijdraden 4 in de respectieve opneemholtes 6 geleiden. Door aangrijping van contactorganen 7 op rijdraden 4 zullen de klemorganen 3 vervolgens van 5 de vrijgeefstand naar de vergrendelstand bewogen worden.

Opgemerkt wordt dat de kortsluitinrichting in de getoonde voor-keuruitvoeringsvorm geschikt is voor opname van naar keuze drager 5 of rijdraden 4. De kortsluitinrichting kan echter ook zodanig zijn uitgevoerd dat deze alleen geschikt is voor opname van drager 5· Minder 10 diepe opneemholtes 6 volstaan in dit geval.

In de getoonde voorkeursuitvoeringsvoro is kortsluitinrichting 1 op eenvoudige wijze te ontkoppelen van drager 5 of rijdraden 4. Het ontkoppelen kan bijvoorbeeld plaatsvinden door enige kracht op de kortsluitinrichting 1 uit te oefenen, bij voorkeur met behulp van de 15 draagarm, in de richting van de spoorstaven.

De eenvoudige constructie en de geschikte materiaalkeuze maken het mogelijk dat kortsluitinrichting 1 zodanig licht kan worden uitgevoerd dat deze bij voorkeur door één bedieningspersoon op de bovenleiding kan worden aangebracht en verwijderd.

20 In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm is kortsluitinrichting 1 geschikt voor aangrijping op een met dubbele rijdraad uitgevoerde bovenleiding voor een spoorweg, zoals dit in Nederland gebruikelijk is. Het algemene principe van de uitvinding, zoals beschreven in de hoofdconclusie, omvat echter eveneens een kortsluitinrichting die 25 geschikt is voor toepassing bij een bovenleiding die slechts één rijdraad omvat. Hierbij denkt aanvraagster met name aan de bovenleiding voor de hogesnelheidstrein. Uiteraard omvat het principe van de uitvinding zoals beschreven in de hoofdconclusie eveneens een kortsluitinrichting die geschikt is voor een bovenleiding bestaande uit meer 30 dan twee rijdraden.

Verder wordt opgemerkt dat de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de beschreven en geïllustreerde voorkeursuitvoeringsvorm, maar elke uitvoeringsvorm omvat, die consistent is met de voorafgaande beschrijving en de bijgevoegde tekeningen en die valt binnen de reik-35 wijdte van de toegevoegde conclusies.

1003170

Claims (11)

1. Kortsluitinrichting voor het kortsluiten van een bovenleiding van een spoorweg voor elektrisch aangedreven voertuigen door elektrische 5 verbinding van één of meer stroomvoerende onderdelen van de bovenleiding met een geaarde geleider, zoals het tractieretourbeen van de spoorstaven van de spoorweg, welke kortsluitinrichting is voorzien van één of meer klemorganen die beweegbaar tussen een vrijgeefstand en een vergrendelstand zijn bevestigd, waarbij de klemorganen zijn voorzien 10 van tenminste één opneemholte voor opname van tenminste één stroomvoe-rend onderdeel, met het kenmerk, dat de opneemholte (6) is ingericht voor opname van een draagelement (5), dat elektrisch is verbonden met de rijdraden (4) vein de bovenleiding (17). en dat de klemorganen (3) verder zijn voorzien van tenminste één contactorgaan (7), welk con-15 tactorgaan in aangrijping is te brengen met het draagelement (5) voor het door duwen van de kortsluitinrichting (1) in de richting van de het draagelement (5) opnemen van het draagelement (5). waarbij de klemorganen van de vrijgeefstand naar de vergrendelstand bewegen.

2. Kortsluitinrichting volgens conclusie 1, waarbij de opneemholte (6) tevens is ingericht voor opname van één of meer van de rijdraden (4) en waarbij het contactorgaan (7) is ingericht voor aangrijping op de rijdraden voor het door duwen van de kortsluitinrichting (1) in de richting van de rijdraden opnemen van de rijdraden, waarbij de klemor-25 ganen (3) van de vrijgeefstand naar de vergrendelstand bewegen.

3. Kortsluitinrichting volgens conclusie 1 of 2, omvattende een lichaam (2) van elektrisch geïsoleerd materiaal, waarin twee klauwvor-mige klemorganen (3) beweegbaar rond twee in hoofdzaak evenwijdige 30 assen (8) zijn bevestigd, waarbij elk klauwvormig klemorgaan een opneemholte (6) omvat, waarbij de opneemholtes in de vergrendelstand naar elkaar toegericht zijn voor het althans ten dele ertussen opnemen van respectievelijk het draagelement (5) of de rijdraden (4). 1 1003170

4. Kortsluitinrichting volgens conclusie 1, 2 of 3. omvattende ve rende vergrendelpallen (10), waarbij de klemorganen (3) tegen de werking van de vergrendelpallen in van de vrijgeefstand naar de vergrendelstand zijn te brengen.

5- Kortsluitinrichting volgens conclusie waarbij elk klemorgaan (3) is voorzien van tenminste twee op enige afstand van elkaar gelegen uitsparingen (12, 13) voor opname van een respectieve pal (10) omvattende een veer (11) die de pal in de uitsparing drukt. 5

6. Kortsluitinrichting volgens één van de voorgaande conclusies 2 t/m 5. omvattende één of meer geleiderorganen (9) die zich vanuit een van de opneemholte(n) (6) verwijderde positie naar de opneemholte(n) uitstrekken, waarbij de onderlinge afstand van de geleiderorganen in 10 de richting van de opneemholte(n) afneemt.

7. Kortsluitinrichting volgens conclusie 6, waarbij de geleiderorganen (9) verende lippen omvatten.

8. Kortsluitinrichting volgens conclusie 6 of 7. waarbij de gelei derorganen (9) elektrisch geleidend materiaal omvatten.

9. Kortsluitinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de klemorganen (3) elektrisch geleidend materiaal omvatten. 20

10. Kortsluitinrichting volgens één van de conclusies 3 t/m 9. waarbij het lichaam (2) aan de in bedrijf naar het draagelement (5) toegerichte zijde een V-vormige opening (14) heeft, die zich in de richting van de klemorganen (3) vernauwt. 25

11. Kortsluitinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de kortsluitinrichting (1) aan de in bedrijf van het draagelement (5) afgekeerde zijde een mof (15) omvat voor opname van een draagarm. 30 1003170