NL1001153C1 - Voorwerp met een daaruit stekende flens, alsmede inrichting om een gedeelte van dat voorwerp te manipuleren. - Google Patents

Voorwerp met een daaruit stekende flens, alsmede inrichting om een gedeelte van dat voorwerp te manipuleren. Download PDF

Info

Publication number
NL1001153C1
NL1001153C1 NL1001153A NL1001153A NL1001153C1 NL 1001153 C1 NL1001153 C1 NL 1001153C1 NL 1001153 A NL1001153 A NL 1001153A NL 1001153 A NL1001153 A NL 1001153A NL 1001153 C1 NL1001153 C1 NL 1001153C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
flange
edge
pot
free
movable
Prior art date
Application number
NL1001153A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1001153A1 (nl
Inventor
Hendrikus Wouterus Jozef V Tol
Original Assignee
Heli Plastic Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL9500321A external-priority patent/NL9500321A/nl
Application filed by Heli Plastic Bv filed Critical Heli Plastic Bv
Priority to NL1001153A priority Critical patent/NL1001153C1/nl
Publication of NL1001153A1 publication Critical patent/NL1001153A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1001153C1 publication Critical patent/NL1001153C1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/02Receptacles, e.g. flower-pots or boxes; Glasses for cultivating flowers
    • A01G9/021Pots formed in one piece; Materials used therefor

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)

Description

Voorwerp met een daaruit stekende flens, alsmede inrichting om een gedeelte van dat voorwerp te manipuleren.
5 De uitvinding heeft betrekking op een voorwerp met een daaruit stekende flens. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een plant- of bloempot met een zich aan de bodem bevindende wateropvangschaal. Echter beperkt de uitvinding zich daar niet toe. Bijvoorbeeld is de uitvinding ook van toepassing op het naar buiten 10 gerichte kraagdeel langs de bovenrand van eveneens een bloem- of plantpot. Daarnaast heeft de uitvinding vanzelfsprekend betrekking op voorwerpen anders dan bloem- of plantpotten en die voorwerpen kunnen zowel hol als massief zijn.
Krullende, uit een voorwerp stekende flenzen, zijn bijvoorbeeld 15 in spuitgietfabricage lastig te vervaardigen en de ruimte tussen de flens en het voorwerp is voor bijvoorbeeld reinigingsdoeleinden vaak lastig bereikbaar. Reden waarom een dergelijke flens, bijvoorbeeld als integraal deel van een wateropvangschotel aan de bodem van een pot, als afzonderlijk, gemakkelijk van het voorwerp los te nemen deel 20 wordt vervaardigd. Voor de fabricage betekent dit echter, dat eerst twee afzonderlijke delen moeten worden vervaardigd die vervolgens moeten worden samengesteld. Daarmee zijn relatief hoge investeringen en veel tijd gemoeid. Ook kan de flens, eenmaal los van het voorwerp, verloren gaan.
25 De onderhavige uitvinding beoogt, een voorwerp met een krullende uitstekende flens beschikbaar te stellen welke tegen lagere kosten en met minder tijd is te vervaardigen, bijvoorbeeld in spuitgietfabricage, waarbij het gebied tussen het voorwerp en de flens tijdens het gebruik van het voorwerp toegankelijker gemaakt kan 30 worden, bijvoorbeeld voor de reiniging, en er voorts minder gevaar bestaat dat men de flens verliest. Daartoe wordt voorgesteld een voorwerp overeenkomstig de combinatie van maatregelen zoals opgesomd in de bijgevoegde conclusie 1.
De flens kan nu twee, vrije, evenwichtsstanden innemen. De ene 35 evenwichtsstand om bijvoorbeeld als opstaande buitenrand van een wateropvangschaal te fungeren, en de andere stand voor een gemakkelijker fabricage en een betere toegang tot de ruimte tussen de flens en het voorwerp, terwijl de flens een geïntegreerd onderdeel 10 0 1 1 53· 2 van het voorwerp kan uitmaken. Echter is het nog steeds mogelijk, de flens afzonderlijk van het voorwerp te houden en gemakkelijk losneembaar met het voorwerp te verbinden. Het is dan echter niet meer noodzakelijk, de flens los te nemen van het voorwerp om de 5 ruimte tussen het voorwerp en de flens beter toegankelijk te maken. Een verder voordeel kan worden bereikt, doordat met de flens in de ene of in de andere vrije evenwichtsstand het voorwerp twee verschillende uiterlijken kan worden gegeven. Ook zou daarmee het voorwerp zelf in twee gebruiksstanden toepasbaar kunnen zijn; 10 bijvoorbeeld een rechtopstaande stand en een stand op zijn kop. De flens behoeft niet aan de buitenzijde uit het voorwerp te steken, maar bij een hol voorwerp zou de flens ook naar binnen uit kunnen steken.
Zn het bijzonder bij relatief grote afmetingen van de flens is 15 gebleken, dat een strak, ongegolfd uiterlijk van de flens in tenminste één van de beide vrije evenwichtsstanden op doelmatige wijze kan worden bereikt door de flens met zijn binnenzijde tot steunen tot een uit het voorwerp uitstekend steunelement af te steunen. Zodoende wordt de vrije bovenrand van de flens elastisch op 20 voorspanning gehouden zodat plooien en golven zo min mogelijk de kans krijgen zich te vormen. Voor het bereiken van een zo goed mogelijk elastisch voorspannen van de flens onder minimalisatie van het materiaalgebruik verdient het daarbij de voorkeur, dat het steunelement zich dichterbij de met het voorwerp verbonden flensrand 25 bevindt. Bij voorkeur rust het steunelement tegen de flens op een afstand welke ongeveer ^ tot ^ van de flensbreedte bedraagt, gemeten vanaf de met het voorwerp verbonden flensrand. Tevens wordt in verband met het gebruik in de wateropvangschaal aan bij voorkeur de onderzijde van de pot, met deze voordelige plaatsing van het 30 steunelement, het werkzame volume van de wateropvangschaal zo min mogelijk benadeeld.
Opdat de flens betrouwbaar, zonder bezwijken van het materiaal of zonder het veroorzaken van blijvende vervorming daarin, ook een groot aantal malen vanuit de ene vrije evenwichtstand in de andere 35 vrije evenwichtstand en omgekeerd kan worden gebracht, verdient het de voorkeur dat de flens via een bij voorkeur verdund brugdeel, welk brugdeel een scharnierverbinding bepaalt, met het voorwerp is verbonden. Op voordelige wijze bepaalt dat brugdeel in één van de 10 0 1 1 53- 3 twee vrije evenwichtsstanden van de flens een in hoofdzaak rechte hoek daarmee. In verband met de toepassing aan de wateropvangschaal bij de bodem van een pot betekent dit, dat dat brugdeel vanaf de bodem van de pot ten opzichte van de middenas van de pot schuin 5 buitenwaarts naar onderen loopt. Daarbij sluit dat brugdeel met die middenas een hoek van ongeveer 15° tot 60° in.
Het zal duidelijk zijn, dat de flens, maar ook het voorwerp, verschillende onderling aangepaste vormen kunnen aannemen, bijvoorbeeld in hoofdzaak cirkelrond of elliptisch, maar ook 10 driehoekig, vierhoekig of veelhoekig, bijvoorbeeld zes- of achthoekig. Voorts zal het voor de vakman duidelijk zijn, hoe door middel van berekeningen en proeven te komen tot de geschikte combinatie van wanddikte voor de flens en het eventuele brugdeel, en de geschikte materiaaleigenschappen (elasticiteitsgrens, breukrek, 15 visco-elastisch gedrag, enzovoorts) om de flens zonder, of in hoofdzaak zonder, blijvende (plastische) vervorming of inscheuring van de ene vrije evenwichtsstand in de andere vrije evenwichtsstand te kunnen brengen. Geschikt is gebleken de toepassing van spuitgietbaar polypropyleen.
20 Ook heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het manipuleren van een deel van het voorwerp. Die inrichting volgens de uitvinding is in het bijzonder geschikt bij gebruik met een plantpot met geïntegreerde waterschotel aan zijn voet, waarbij de omtreksrand van die waterschotel beweegbaar is tussen twee uiterste standen, 25 waarvan er één de gebruikstand is en waarbij met die inrichting die omtreksrand van die waterschotel van zijn ene in zijn andere uiterste stand kan worden gebracht en/of omgekeerd.
De inrichting overeenkomstig de onderhavige uitvinding voor het manipuleren van tenminste een gedeelte van het voorwerp volgens de 30 onderhavige uitvinding heeft daartoe elementen, bij voorkeur haakelementen, om op vrijgeefbare wijze te kunnen aangrijpen op de buitenomtreksrand van de waterschotel, of corresponderend tussen uiterste standen beweegbaar gedeelte van het voorwerp, om die omtreksrand in ten minste één bewegingsrichting tegen te houden, 35 terwijl de inrichting voorts is voorzien van een aandrijfelement voor aangrijping op het voorwerp om dat voorwerp in die ene richting voort te stuwen om te trachten die omtreksrand voorbij die tegenhoudelementen te bewegen.
10 0 1 1 53· 4
In het hiernavolgende wordt de uitvinding nader toegelicht aan de hand van een niet-beperkend uitvoeringsvoorbeeld onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening. Hierbij toont:
Figuur 1 een zijaanzicht in doorsnede van een bodemdetail van 5 een bloempot met wateropvangschaal aan zijn bodem, waarbij de flens of schaalrand weergegeven is in zijn eerste vrije evenwichtsstand;
Figuur 2 "het aanzicht overeenkomstig figuur 1, waarbij de flens of schaalrand is weergegeven in zijn tweede vrije evenwichtsstand;
Figuur 3 een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een 10 uitvoeringsvariant van de inrichting om de waterschotel aan de bloempot vanuit zijn ene, werkzame, uiterste stand in zijn andere uiterste stand te brengen, met de inrichting weergegeven in een ruststand;
Figuur 4 een bovenaanzicht van figuur 3, volgens de lijn IV-IV; 15 Figuur 5 een aanzicht in overeenstemming met figuur 3, met de inrichting in twee standen weergegeven;
Figuur 6 een aanzicht overeenkomstig figuur 5, met de inrichting in twee verdere standen weergegeven;
Figuur 7 een uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig 20 de onderhavige uitvinding om bijvoorbeeld een waterschotel aan een plantpot vanuit zijn ene uiterste stand in zijn andere, werkzame, uiterste stand te brengen, met de inrichting weergegeven in een beginstand in zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede;
Figuur 8 een aanzicht in overeenstemming met figuur 7, waarbij 25 de inrichting is weergegeven in een tussenstand; en
Figuur 9 een aanzicht in overeenstemming met figuur 7, waarbij de inrichting in een eindstand is weergegeven.
In de tekeningen is getoond een bodemdetail van een, in bovenaanzicht gezien ronde, pot 1. Op afstand beneden zijn onderrand 30 9 bevindt zich de wateropvangschaal 3. De wateropvangschaal 3 bepaalt tevens de bodem van de pot 1. Echter is het ook mogelijk, in de pot 1, lopend tussen de onderrand 9, een "zwevende" eventueel geperforeerde bodem (niet zichtbaar) boven de schaal 3 te plaatsen.
De wateropvangschaal 3 is met lipvormige afstandhouders 4 met de 35 onderrand 9 verbonden. In of tussen die afstandhouders 4 bevinden zich openingen of gaten voor de vrije doorstroming van water. Aan de buitenrand van de, cirkelronde, wateropvangschaal 3 bevindt zich een rondom lopende steunlip 5. Deze loopt ten opzichte van de verder 10 01 1 53· 5 platte wateropvangschaal 3 iets schuin omhoog, bij voorkeur onder een hoek van ongeveer 5°. Met de wateropvangschaal 3 is voorts verbonden, onder tussenkomst van een relatief dun brugdeel 6, een eveneens rondom lopende flens 7. Door het brugdeel 6 is de flens 7 5 scharnierend verbonden met de wateropvangschaal 3. Zoals is weergegeven is het brugdeel 6 tenminste 50% dunner dan de flens 7 uitgevoerd. Het brugdeel 6 loopt vanaf de wateropvangschaal 3 schuin ten opzichte van de middenas 8 van de pot 1 buitenwaarts naar beneden. Het brugdeel 6 is aangehecht aan de wateropvangschaal 3 op 10 een plaats 10 welke is gelegen diametraal iets naar binnen versprongen ten opzichte van de onderrand 9 of de overgang tussen de eventuele "zwevende" bodem en de opstaande wand 11 van de pot 1.
Zoals is weergegeven kan de flens 7 verend elastisch tussen twee vrije evenwichtsstanden worden bewogen. In de gebruiksstand van 15 de pot 1 (figuur 2) steunt de flens 7 daarbij met zijn binnenzijde stevig tegen de lip 5, zodat de vrije bovenrand van de flens 7 bij voorkeur elastisch op spanning wordt gehouden. Het punt 12 waar de lip 5 tegen de flens 7 steunt bevindt zich dichterbij de plaats waar de flens 7 aan de brug 6 is gehecht. Voorts sluit in deze stand de 20 flens 7 met het brugdeel 6 ongeveer een rechthoek in.
Bij een momenteel voordelige uitvoering bepaalt het punt 10 een diameter van 64 mm., het punt 9 een diameter van 66 mm., is het brugdeel 6 0,3 mm dik, is de flens 7 0,7 mm dik, bedraagt de boogstraal van de flens 7 ongeveer 15 mm en is het middelpunt van die 25 boogstraal gelegen op een diameter van 96 mm, 2,5 mm boven de onderzijde van de schaal 3 en ligt de vrije bovenzijde van de flens 7 in de stand van figuur 2 gelijk met de onderrand 9 van de pot 1, welke onderrand 9 zich ongeveer 6,5 mm. boven de onderzijde van de schaal 3 bevindt.
30 Figuur 3-9 tonen apparaten, in verschillende werkstanden, voor het manipuleren van de flens 7 om deze, mechanisch bekrachtigd, tussen zijn twee uiterste standen (figuur 1 en 2) te bewegen.
Figuur 3-6 tonen een apparaat 13 om de flens 7 vanuit de in figuur 2 getoonde stand in de in figuur 1 getoonde stand te brengen. 35 Daartoe worden potten 1, waarvan er één is weergegeven in figuur 3, in de richting van de pijl λ achtereenvolgens voortbewogen langs een ondersteuning 14, om één voor één het apparaat 13 te passeren, en door het apparaat 13 te worden gemanipuleerd. De ondersteuning 14 10 01 1 53· 6 bestaat bijvoorbeeld uit twee met tussenruimte in hoofdzaak parallel aan elkaar lopende langwerpige staven, die zich ter weerszijden van de potten 1 bevinden, en waaraan de potten 1 hangen met hun naar buiten omgekraagde bovenrand 15.
5 De vorm van het apparaat 13, in bovenaanzicht, is aangepast aan de vorm van de schaal 3 en de flens 7. Het apparaat 13 bezit een aantal tegenhoudvingers 16 welke naar en van de langsmiddenas van het apparaat 13 beweegbaar zijn. Voor een cirkelronde, of in hoofdzaak cirkelronde, schaal 13 en flens 7 zullen de tegenhoudvingers 16 10 radiaal zijn opgesteld. Voor andere vormen van de schaal 3 en de flens 7 kunnen andere opstellingen van de vingers 16 naar believe worden gekozen. Van belang is, dat de tegenhoudvingers 16 zodanig hakend kunnen aangrijpen op de flens 7, dat met de tegenhoudvingers 16 een beweging van de flens 7 in de richting van de pijl B (dus 15 vertikaal omhoog in figuur 3-6) wordt tegengehouden. Op basis van deze informatie zal het voor de vakman duidelijk zijn, hoe de tegenhoudvingers 16 moeten worden gevormd, hoeveel er moeten worden gebruikt en hoe hun opstelling moet zijn. Doordat de tegenhoudvingers 16 naar en van de middenlangsas van het apparaat 13 beweegbaar zijn, 20 kunnen zij een vrijgeefstand innemen (figuur 3), waarin de tegenhoudvingers 16 vrij langs de flens 7 op en neer kunnen bewegen, om een pot 1 in respectievelijk uit het apparaat 13 te laden. In deze uitvoeringsvariant zijn de tegenhoudvingers 16 telkens met een veer 17 naar de langsmiddenas van het apparaat 13 voorgespannen, terwijl 25 de tegenhoudvingers 16 rond een respectief scharnier 18 scharnierend beweegbaar zijn. Natuurlijk is ook een uitvoeringsvariant denkbaar, waarbij de tegenhoudvingers 16 gevormd zijn van bijvoorbeeld gemakkelijk verbuigbaar materiaal, zodat een afzonderlijk scharnier 18 niet vereist is. In combinatie daarmee, of los daarvan, zou ook 30 gekozen kunnen worden voor een uitvoering van de tegenhoudvingers 16 met belangrijk verend elastisch gedrag onder buiging, zodat een inherente voorspanning, gericht naar de langsmiddenas van het apparaat 13, in de tegenhoudvingers 16 kan worden opgewekt, zonder de noodzaak voor een veerelement 17 en/of een schamierorgaan 18.
35 Tussen de tegenhoudvingers 16 is een spreidelement 19 opgesteld, dat in de getoonde uitvoeringsvorm vertikaal, dat wil zeggen in de richting van de pijl B, op- en neerbeweegbaar is. In zijn lage stand (figuur 5 rechts), valt het spreidelement in een 10 0 1 1 53 - 7 uitsparing 20 onderaan de tegenhoudvinger 16, zodat de tegenhoudvinger 16 vrij is naar de langsroiddenas van het apparaat 13 te bewegen. In zijn hoge stand houdt het spreidelement 19 de tegenhoudvingers 16 buitenwaarts gedrukt (rechterdeel van figuur 6).
5 Voorts bevat het apparaat 13 een aandrijfelement of stoter 21, welke eveneens in de richting van de pijl B heen- en weerbeweegbaar is. Zoals weergegeven in figuur 5 en 6, is deze stoter 21 geschikt om aan te grijpen op de onderkant van de schaal 3. Zuiger/cilindercombinaties 22, 23, 24 zijn zoals weergegeven 10 opgesteld, voor het bekrachtigen van de tegenhoudvingers 16, het spreidelement 19 en de stoter 21. Deze zuiger/cilindercombinaties 22, 23, 24 kunnen bijvoorbeeld van het pneumatische of hydraulische type zijn.
De werking van het apparaat 13 is als volgt: 15 Begonnen wordt vanuit de in figuur 3 weergegeven stand, waarbij de zuiger/cilindersamenstellen 23 en 24 volledig zijn ingetrokken, en de zuiger/cilindersamenstellen 22 volledig zijn uitgeschoven. Vanuit die stand wordt de stoter 21 tot tegen de onderzijde van de schaal 3 bewogen door middel van het uitschuiven van het 20 zuiger/cilindersamenstel 24. Vervolgens wordt het zuiger/cilindersamenstel 23 uitgeschoven, zodat de tegenhoudvingers 16 boven de rand 7 komen uit te steken. Nu is de in figuur 5 links weergegeven stand bereikt. Vanuit die stand worden de zuiger/cilindersamenstellen 22 ingetrokken, zodat het spreidelement 25 19 naar beneden beweegt en op het niveau van de uitsparing 20 in de tegenhoudvingers 16 komt. Dientengevolge bewegen de vrije boveneinden van de tegenhoudvingers 16 naar de middenlangsas van het apparaat 13, en grijpen achter de flens 7. Nu is de in figuur 5 rechts weergegeven situatie bereikt. Nu wordt het zuiger/cilindersamenstel 23 30 bekrachtigd, om in te trekken en daarmee de tegenhoudvingers 16 neerwaarts, in de richting van de pijl C, te bewegen. Aangezien het niveau van het stootelement 21 onveranderd blijft, zullen de tegenhoudvingers 16 in hun beweging naar beneden toe de flens 7 meetrekken, om naar zijn andere, in figuur 1 weergegeven stand, te 35 bewegen. Nu is de in figuur 6 links weergegeven situatie bereikt. Vanuit die stand worden de zuiger/cilindersamenstellen 22 opnieuw bekrachtigd om uit te schuiven, om zodoende met het spreidelement 19 de tegenhoudvingers 16 uit elkaar te drijven, om de flens 7 vrij te 1001 1 53·' 8 • geven. Daarmee is de in figuur 6 rechts weergegeven situatie bereikt.
Door het nu opnieuw bekrachtigen van het zuiger/cilindersamenstel 24 om dit in te schuiven, kan de in figuur 3 weergegeven beginstand van het apparaat 13 weer worden bereikt. De in het apparaat 13 bewerkte 5 pot 1 kan nu verder bewegen in de richting van de pijl A, en een volgende pot 1 kan daarna in het apparaat 13 worden opgenomen.
Het zal voor de vakman duidelijk zijn, dat de zuiger/cilindersamenstellen kunnen worden vervangen door equivalente lineaire actuators, zoals bijvoorbeeld elektrisch aangedreven 10 schroefspindels, en dergelijke. Voorts zal het voor de vakman duidelijk zijn, dat twee of meer van de lineaire actuators kunnen worden samengenomen door een lineaire actuator met grotere slag, welke daardoor tijdens de werking van het apparaat 13 drie standen inneemt; de twee uiterste standen en een middenstand. De besturing 15 wordt in verband met het innemen van de middenstand dan wel lastiger. Ook is een andere volgorde van de opeenvolgende bekrachtiging van de zuiger/cilindersamenstellen 22, 23 en 24 denkbaar, om het apparaat 13 de beoogde reeks van handelingen te kunnen laten uitvoeren. In dat verband is het bijvoorbeeld ook mogelijk, in plaats van dat de 20 tegenhoudvingers 26 aan de flens 7 trekken in de richting van de pijl C, dat de stoter 21 in de richting van de pijl B de pot 1 tracht te verplaatsen, waarbij de flens 7 door de tegenhoudvingers 16 wordt tegengehouden. In die uitvoering zal de pot 1 met zijn kraag 15 vrijkomen van de steun 14, tenzij gekozen wordt voor een vertikaal 25 op- en neerbeweegbare steun 14, die de vertikale beweging van de pot 1 kan volgen. Bijvoorbeeld kan dat worden bereikt door de steun 14 als bijvoorbeeld strakgespannen snaren uit te voeren, die de pot 1 voldoende ondersteuning bieden, echter in voldoende mate een op- en neerbewegen van de pot 1 toestaan. Voorts, indien de ondersteuning 14 30 voldoende stevig is, zou de stoter 21 achterwege kunnen worden gelaten. Het tegenhouden van de pot 1 komt dan geheel voor rekening van de kraag 15, terwijl de tegenhoudvingers 16 in de richting van de pijl C neerwaarts bewegen en de flens 7 meenemen, zoals links in figuur 6 weergegeven.
35 Figuur 7-9 houden verband met een apparaat 25 om de flens 7 vanuit de in figuur 1 weergegeven stand in de in figuur 2 weergegeven stand te brengen. De apparaten 13 en 25 kunnen bijvoorbeeld zijn geïntegreerd, bijvoorbeeld samen met een automatische 10 01 1 53 - 9 plantinrichting. Zowel het apparaat 13 als het apparaat 14 zijn bijzonder geschikt om de flens 7 te hanteren wanneer de pot 1 reeds beplant is. Immers grijpen zowel het apparaat 13 als het apparaat 25 beneden de bovenrand van de pot 1 aan, zodat de beplanting vrij 5 blijft van het apparaat 13 respectievelijk 25.
Het apparaat 25 bezit een aantal inschuifbare tegenhouders 26 voor aangrijping op de steunlip 5, zoals weergegeven. De vingers 26 kunnen bijvoorbeeld radiaal zijn opgesteld, in overeenstemming met bijvoorbeeld de radiale opstelling van de tegenhoudvingers 16 van de 10 apparaat 13 (figuur 4). Voor de vakman zal het duidelijk zijn, dat elk tegenhoudelement geschikt is, voor aangrijping op de steunlip 5 om beweging van de pot 1 in de richting van de pijl D tegen te houden. In de weergegeven uitvoering zijn de vingers 26 in- en uitschuifbaar door middel van zuiger/cilindersamenstellen. Ook andere 15 lineaire actuators kunnen worden gekozen. De vingers 26 hoeven niet lineair in- en uitschuifbaar te zijn; zij kunnen bijvoorbeeld ook scharnierend zijn uitgevoerd, om tussen een werkzame en een vrijgeefstand te bewegen. Voorts heeft het apparaat 25 een rooster 27, waar de pot 1 in de in figuur 1 weergegeven stand bovenop kan 20 worden geplaatst. Beneden het rooster 27 bevindt zich een stoterelement 28 aangedreven door een zuiger/cilindersamenstel 29.
Het stoterelement 28 bezit een gegroefd bovenvlak, zodat dit, door het rooster 27 heen, in aangrijping kan komen met de flens 7, om deze in de richting van de pijl D omhoog te bewegen.
25 Nadat een pot 1 op het rooster 27 is geplaatst (figuur 7), worden de vingers 26 in aangrijping gebracht met de steunlip 5.
Daarna wordt het stoterelement 28 naar boven omhoog gedreven, en drukt de flens 7 in zijn in figuur 2 weergegeven stand. Daartoe beweegt het rooster 27 eveneens mee omhoog (zie figuur 8). Daarna 30 worden zowel het stoterelement 28 als de vingers 26 teruggetrokken en kan de pot 1 uit het apparaat 25 worden verwijderd (zie figuur 9). Voor het transport van en naar het apparaat 25 kan de pot 1 bijvoorbeeld met zijn naar buiten omkragende bovenrand 15 rusten op ter weerszijden aangebrachte, gespannen snaren 14, zoals bijvoorbeeld 35 ook kunnen worden gebruikt in verband met het apparaat 13. In dat verband is toepassing van een steunrooster 27 in het apparaat 25 niet beslist noodzakelijk. De snaren 14 staan toe, dat de vingers 26 de pot 1 bijvoorbeeld iets naar beneden drukken. Die neerwaartse 1001153· 10 beweging kan zelfs voldoende zijn om, zonder verdere opwaartse beweging van het stoterelement 28, de flens 7 met het stoterelement 28 om te buigen. Gebruik van het rooster 27 verdient de voorkeur bij relatief hoge neerwaarts gerichte lasten op de pot 1, aangezien de 5 kraag 15 veelal ongeschikt is voor het dragen van dergelijke relatief hoge lasten.
10 01 1 53·

Claims (8)

1. Voorwerp met een langs tenminste een gedeelte van zijn omtrek lopende flens in een eerste, krullende stand, bijvoorbeeld de 5 buitenrand van de opvangschaal of de bovenrand van een plantenpot, waarbij die flens zodanig met het voorwerp is verbonden, dat die flens in een tweede vrije evenwichtsstand aan het voorwerp is te brengen.
2. Voorwerp volgens conclusie 1, waarbij die flens in die 10 eerste, krullende stand, met zijn binnenzijde steunt tegen een uit het voorwerp uitstekend steunelement, waarbij die flens bij voorkeur steunt tegen dat steunelement in een gebied welke zich halverwege tussen de vrije rand en de met het voorwerp verbonden rand van de flens of dichterbij de met het voorwerp verbonden rand van de flens 15 bevindt.
3. Voorwerp volgens conclusie 1 of 2, waarbij de flens via een deel met kleinere dikte, bij voorkeur ten hoogste half zo dik als de flens, verbonden is met het voorwerp.
4. Voorwerp volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 20 flens scharnierend verbonden is met het voorwerp.
5. Voorwerp volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de flens verbonden is met het voorwerp door een eveneens uit het voorwerp stekend plaatelement welke, met de flens in de eerste stand, in hoofdzaak een rechte hoek daarmee insluit.
6. Voorwerp volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de flens en eventueel ook het voorwerp een in hoofdzaak ellipsvorm, cirkelvorm, drie-, vier-, of veelhoekige vorm heeft.
7. Voorwerp volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de flens in zowel de eerste als de tweede stand een krullende vorm 30 heeft.
8. Inrichting voor het op mechanisch bekrachtigde wijze manipuleren van de bedoelde flens aan het voorwerp volgens een der voorgaande conclusies, om die flens vanuit zijn eerste vrije evenwichtsstand in zijn tweede vrije evenwichtsstand en/of omgekeerd, te brengen, voorzien van naar en van de middenas van de inrichting 35 beweegbare tegenhoudelementen voor tegenhoudend aangrijpen op het voorwerp in de nabijheid van die flens (7) om beweging van dat voorwerp in de richting in hoofdzaak evenwijdig aan de richting waarin de flens tussen de eerste en tweede vrije evenwichtsstand 10 01 1 53· k beweegbaar is, tegen te houden of voort te stuwen, alsmede voorzien van een stoterelement (21, 28) voor aangrijping op een gebied van het voorwerp omdat voorwerp respectievelijk te bewegen of tegen te houden in de richting in hoofdzaak evenwijdig aan de richting waarin de 5 flens (7) tussen de eerste en tweede vrije evenwichtsstand beweegbaar is. 1001153·
NL1001153A 1995-02-20 1995-09-07 Voorwerp met een daaruit stekende flens, alsmede inrichting om een gedeelte van dat voorwerp te manipuleren. NL1001153C1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1001153A NL1001153C1 (nl) 1995-02-20 1995-09-07 Voorwerp met een daaruit stekende flens, alsmede inrichting om een gedeelte van dat voorwerp te manipuleren.

Applications Claiming Priority (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9500321 1995-02-20
NL9500321A NL9500321A (nl) 1995-02-20 1995-02-20 Voorwerp met een daaruit stekende flens.
NL1000499 1995-06-06
NL1000499 1995-06-06
NL1001153 1995-09-07
NL1001153A NL1001153C1 (nl) 1995-02-20 1995-09-07 Voorwerp met een daaruit stekende flens, alsmede inrichting om een gedeelte van dat voorwerp te manipuleren.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1001153A1 NL1001153A1 (nl) 1995-10-05
NL1001153C1 true NL1001153C1 (nl) 1998-01-21

Family

ID=27351101

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1001153A NL1001153C1 (nl) 1995-02-20 1995-09-07 Voorwerp met een daaruit stekende flens, alsmede inrichting om een gedeelte van dat voorwerp te manipuleren.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1001153C1 (nl)

Also Published As

Publication number Publication date
NL1001153A1 (nl) 1995-10-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP6064018B2 (ja) 段差に対応可能な目皿
US2913140A (en) Container cover
US4440321A (en) Debris receptacle, cover, and contents compressor and discharge assembly
US6799677B2 (en) Storage container for recorded media
USD830010S1 (en) Litter scooper stand
US6951278B2 (en) Disc holding apparatus
CA2845358C (en) Hanging basket cover
EP0429195A2 (en) Storage cases
US3529531A (en) Container for head lettuce having internal support
NL1001153C1 (nl) Voorwerp met een daaruit stekende flens, alsmede inrichting om een gedeelte van dat voorwerp te manipuleren.
US20230255367A1 (en) Twist-tie dispenser
NL8801838A (nl) Bloempot met schotel en werkwijze voor het vervaardigen daarvan.
NL2000214C2 (nl) Afvalemmer voorzien van middelen voor het comprimeren van afval.
NL193812C (nl) Plantensteunring.
NL1027585C2 (nl) Drager voor houders.
US20170355520A1 (en) Container with Liner Slots
NL9500321A (nl) Voorwerp met een daaruit stekende flens.
BE1006627A3 (nl) Stapelbare bloempot.
EP1752068B1 (en) Transport and display tray
NL1016637C2 (nl) Bloempot alsmede bloempot-steunstoksamenstel.
JP5432327B2 (ja) 鍋蓋スタンド
NL1039491C2 (nl) Inrichting voor het verzamelen van vervuilde voorwerpen.
NL1032019C2 (nl) Kunststof pot.
BE1015139A3 (nl) Verpakking voor planten en dergelijke.
JP3188352U (ja) 段差に対応可能な目皿

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20010401