NL1000828C1 - Werkwijze voor het aanbrengen van een dubbel spoorlijn, zoals bij voor beeld ten behoeve van de Hoge Snelheids Lijn (H.S.L.), in een weersonaf hankelijke, half-open tunnel-konstruktie, samengesteld uit daartoe ge vormde zijwandelementen, vloer en drukbalken, welke half verdiept in het maaiveld en op estetische wijze zijdelings wordt ingedijkt als bij een boezemkanaal, waarbij de tunnel zelf tevens wordt voorzien van daglicht toetreding, natuurlijke ventilatie en een drukgolf-compensatie systeem. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het aanbrengen van een dubbel spoorlijn, zoals bij voorbeeld ten behoeve van de Hoge Snelheids Lijn (H.S.L), in een weersonafhankelijke, half-open tunnel-konstruktie, samengesteld uit daartoe gevormde zijwand-elementen, vloer en drukbalken, welke half verdiept in het maaiveld en op 5 estetische wijze zijdelings wordt ingedijkt als bij een boezemkanaal, waarbij de tunnel zelf tevens wordt voorzien van daglichttoetreding, natuurlijke ventilatie en een drukgolf-compensatie systeem.

De uitvinding heeft allereerst betrekking op een werkwijze voor het 10 aanleggen van een dubbel spoorlijn in een ter plaatse samengestelde half-open tunnel-konstruktie, waarvan de bovenzijde gedeeltelijk wordt voorzien van lichtstroken en in het midden ervan een ventilatie- c.q. drukgolf compensatiestrook. Het geheel wordt half ingegraven in het maaiveld en aangelegd op een ondergrond van schuimachtig materiaal (zie tek. 2), of eventueel op palen met 15 dwarsbalken (zie tek. 3)

Het is bekend, dat spoorlijnen, aangelegd in geboorde ondergrondse tunnels met enkel spoor, incombinatie met een service tunnel, hoge investeringen noodzakelijk zijn t.b.v. lucht, licht, veiligheid enz. Bovendien wordt ’’tunnelvrees” bij deze variant niet weggenomen.

20 Ook is het bekend dat tunnels van verkeerswegen en spoorlijnen ter plaatse kunnen worden samengesteld of van te voren als een soort rechthoekige koker in een dok worden vervaardigd om daarna op funderingspalen te worden afgezonken. Nadeel van deze systemen is, naast de hoge kosten, het ontbreken van daglicht en natuurlijke ventilatie en zeer moeilijke bereikbaarheid 25 en verlenen van hulp bij rampen.

Ook is bekend dat het aanleggen van spoorlijnen op vrij hoge dijken van zand nogal verstorend werken in het landschap (horizon-vervuiling) en bij aansluitingen op bruggen en viaducten z.g. ’’drempels” veroorzaken, als gevolg van het gewicht van het zand op een zachte bodemgesteldheid. Bekend is 30 ook dat bij bovengrondse aanleg als dijklichamen en kuipkonstrukties resp. geluid- en vervuilingsproblemen opleveren.

De uitvinding beoogt deze bezwaren op te heffen en voorziet er daar toe in dat, in gemonteerde toestand de halfopen tunnel, verdiept wordt aangelegd op een ondergrond van schuimachtig materiaal (tek. 2) of op palen 35 (tek. 3), waarbij de tunnel zelf zal bestaan uit 2 rijen naar het midden toegerichte, voorgefabriceerde C-vormige zijwand-elementen (voortaan als ”C-element” aangeduidt) met vlakke voet, verbonden aan een tussen liggende vlakke, voor dit doel voorgefabriceerde plaatvloer tussen de C-elementen, terwijl de bovenkant van de C-elementen op afstand worden gehouden door 1000828 2 middel van op onderlinge afstand geplaatste balken, waardoor openingen ontstaan tussen de C-elementen, met boven deze balken, 2 parallel aan elkaar lopende lichtstroken en een tussenliggend ventilatiestrook, die zonodig opgehangen kunnen worden aan daartoe gewenst ophangsysteem.

5 De half-open tunnel beoogt meer een geheel te vormen met zijn omgeving, omdat deze diep kan worden ingegraven en zijdelings kan worden ingedijkt, zoals bij een boezemkanaal, met grond dat genomen kan worden uit het trace van de tunnel, terwijl toetreding van daglicht en ventilatie van bovenaf mogelijk blijft. Daartoe wordt een gedeelte van de grond tot op een bepaald 10 diepte (cunet) uitgegraven en voorlopig neergelegd aan weerszijden van het uitgegraven gedeelte om later dienst te doen als glooiende verhoging (talud) naar de zijwanden van de tunnel. Een ander gedeelte van de bodem in het uitgegraven gedeelte wordt daarna verdicht en voorzien van een dunne zandlaag. Hierop kunnen naar keuze een ondergrond van schuimachtige materiaal 15 worden aangebracht of men kiest voor palen en dwarsbalken, waarop de basiskonstruktie van de tunnel gaat rusten, zonodig gescheiden door een waterdichte folie.

Op een te kiezen ondergrond wordt de basiskonstruktie van de ’’Tunnel” gelegd van dwarsgeplaatste, voor gefabriceerde betonplaten, onderling 20 gekoppeld door middel van 2 tot 3 stuks naar boven uitstekende en in de lengte van de tunnel ingestorte T-profielen, die tevens als ’’railsysteem” voor werktuigen kunnen gaan fungeren.

Dit tijdelijk railsysteem kan nu dienst doen voor het symetrisch aanbrengen van de C-elementen aan de basiskonstruktie door middel van de als 25 zodanig bekend zijnde ’’natte voeg” aan de onderzijde en aan de bovenkant op afstand gehouden door middel van een op zekere, onderlinge afstand aan te brengen drukbalken. Op de wijze is de half-open tunnel in stukken van nog nader te bepalen lengte in principe gereed.

Om de tunnelbodem verder te versterken, wordt een gewapende betonlaag 30 aangelegd tussen de C-elementen en gelijk met de bovenzijde van de uitstekende stalen T-profielen.

Aan de bovenzijde tussen de zijwanden ontstaat een opening, dat een drieledige funktie krijgt., ten behoeve van n.l.: a: daglicht; b: ventilatie; c: druk- en onderdrukgolfcompensering. Hiertoe worden aan weerszijden van de C-ele-35 menten naar het midden van de opening 2 parallel aan elkaar lopende lichtstroken aangebracht verbonden met een tussenliggende roosterstrook. Het geheel wordt opgehangen aan een toogkonstruktie, aangebracht op de bovenkant van de parallel lopende C-elementen.

De druk op de zijwanden kan nu worden verhoogd door het afgegraven grond 1000828 i 3 uit de ’’cunet” op te voeren tegen de buitenzijden van de tunnelwanden, zodanig, dat het een glooiende lijn (talud) vormt met het bestaande oude maaiveld. Alvorens de grond aan te brengen, wordt de buitenzijde van de C-elementen bekleed met een waterdichte folie en verbonden met de folie van de bodem.

5 Deze, aldus gevormeerde half-open tunnel vertoont gelijkenis met hoogliggende afwateringskanalen van polders; heeft daarnaast een constante daglichtopening; natuurlijke ventilatie; weert omgevingsvuil; is veilig voor de meeste dieren en maakt toetreding tot het inwendige van de tunnel bij calamiteiten van buitenaf mogelijk.

10 Het inwendige van de tunnel kan verder worden afgewerkt met 2 parallel aan elkaar lopende noodperrons met aansluitende roosterstrook t.b.v. electra; vluchtopeningen op maaiveldniveau; bovenleiding aan de drukbalken; spiegelstroken aan de binnankant van de C-elementen op ooghoogte van de treinpassagiers t.b.v. verminderde snelheidsgewaarwording en lichtspreiding; rail-15 bedding; TL-verlichting; enz.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van de tekening 1 waarin: de dwarsdoorsnede de afzonderlijke delen van de half-open tunnel volgens de uitvinding worden getoond, waarin met 5 het bestaande oude maai-20 veld wordt aangeduid. Ter plaatse van de tunnel wordt deze grond 5 gedeeltelijk weggegraven en links en rechts van het tunneltrace tijdelijk opgeslagen.

Een ander gedeelte van deze grond 5 wordt samengeperst zodat een verdichte grondlaag 1 ontstaat. Op deze verdichte grondlaag 1 wordt een dunne uitgevlakte zandlaag 2 aangebracht. Overeenkomstig de benodigde breedte van de 25 tunnel wordt op deze zandlaag 2, naar keuze, een laag schuimachtig materiaal 3 (met trekpalen) aangebracht of eventueel palen en dwarsliggers.

Het voorlopig gekozen ondergrond van schuimachtig materiaal 3 wordt aan de bovenzijde voorzien van een waterdichte folie 4, waarop dwars ge-plaatse, voorgefabriceerde betonplaten 8, onderling verbonden door middel van 30 2 tot 3 stuks naar boven uitstekende en in de lengte van de tunnel ingestorte stalen T-profielen 9. Tussen deze T-profielen wordt een extra gewapende betonlaag 10 aangebracht tot aan de bovenkant van de stalen T-profielen 9. De aldus gevormde basislaag 8, 9 en 10 kan worden gebruikt t.b.v. speciale werktuigen voor het vervoer en montage van de symetrisch aan te brengen 35 C-elementen 6, en later lichtkap 14 en bovenleiding 15. De C-elementen 6 worden verbonden door middel ven een ’’natte voeg” 11 aan de basisbetonlaal 8 aan de onderzijde, terwijl de bovenkant van de C-elementen op afstand worden gehouden door middel van op onderlinge afstand geplaatste drukbalken 13 en met de bovenzijde van de C-elementen 6 verbonden worden.

1000828 4

Het gedeelte tussen de binnenkant van de C-elementen 6 en het stalen T-profiel 9 wordt versterkt met een extra gewapende betonllaag 12 tot aan de bovenzijde van het T-profiel 9. De buitenkant van de C-elementen 6 van de aldus gevormde half-open tunnel kan nu worden voorzien van een waterdichte 5 folie 7, dat een geheel gaat vormen met folie 4 boven het schuimachtig materiaal 3.

Het gedeeltelijk uitgegraven grond 5, dat aan weerszijden van het tun-nel-trace was opgeslagen, wordt nu als ophooggrond 5a op het oude maaiveld 5 tegen de buitenzijden van de tunnelwanden aangebracht. Deze ophooggrond 10 16 kan zodanig worden aangebracht, dat het tesamen met de tunnel de natuurlijke omgeving zo weinig mogelijk verstoort.

Het open gedeelte aan de bovenzijde tussen de C-elementen 6, kan worden voorzien van een gecombineerde kapkonstruktie 14 , bestaande uit 2 parallel aan elkaar lopende, enerzijds aan de C-elementen 6 verbonden licht-15 stroken 16 van doorzichtig materiaal en anderzijds onderling verbonden aan de tussenliggende ventilatie- c.q. drukgolfcompensatie-rooster 17, waardoor de tunnel verzekerd is van daglicht-toetreding, natuurlijke ventilatie en compensatie van de drukgolf, die de trein veroorzaakt. Bij ontmoetingen van ander kruisend verkeer, kan dit open gedeelte ook gesloten worden uitgevoerd.

20 De bovenleiding 15 kan, zonder tussenkomst van de gebruikelijke por- taalkonstrukties aan de drukbalk 13 worden gemonteerd.

Op de bedding van de gewapende betonlaag 12 kunnen hierna de noodperrons 17, compleet met roosters 18 worden aangebracht, waarna het railsysteem met zijn grindbedding op een zachte ondergrond van rubber-25 achtig materiaal 19 tussen de noodperrons 17 kan worden aangelegd.

Naast het comfort van daglicht toetreding kan het ’’verblijf” in deze half-open tunnel verbeterd worden met een doorgaande spiegelstrook 20 aan de binnenzijde van de C-elementen 6 op zichtglashoogte van de trein compartimenten.

30 Het zal duidelijk zijn dat slechts een enkele mogelijke uitvoeringsvorm van de werkwijze en het samenstel volgens de uitvinding is weergegeven en hierboven beschreven en dat vele wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen.

Zo behoeven de delen van de half-open tunnel of het totale geheel 35 niet alleen deel uit te maken van een Hoge Snelheids Lijn, maar kunnen ook eventueel deel gaan uitmaken van bijvoorbeeld een normale trein- of auto-tunnel.

conclusies: 1000828

Claims (4)

1. Werkwijze voor het aanleggen van een dubbel spoorlijn in een half-open tunnelkonstruktie (21) met het kenmerk dat deze in aangelegde toestand is samengesteld uit twee rijen naar elkaar toegerichte C-elementen 6 5 met vlakke voet, verbonden aan tussenliggende plaatvloeren 8 aan de onderzijde, op afstand gehouden door drukbalken 13 aan de bovenzijde, de hierbij ontstane opening aan dezelfde bovenzijde wordt afgesloten met een gecombineerde kapkonstruktie 14, bestaande uit twee parallel aan elkaar lopende lichtstroken 16 en verbonden aan een tussen liggend ventilatie c.q. drukgolf-10 compensatie rooster 17, opgehangen aan een daartoe gewenst ophangsy- steem 14a; de binnenzijde van C-elementen 6 wordt voorzien zijn van doorgaande spiegelstroken 20 op ooghoogte van de treinpassagiers voor verminderde snelheidsgewaarwording en lichtspreiding in de tunnel. De halfopen tunnel wordt gedeeltelijk in het maaiveld ingegraven op een nader te 15 bepalen basiskonstruktie, waarbij het uitgegraven grond 5 onder de tunnel gebruikt wordt om de tunnel zijdelings tot op bepaalde hoogte 5a in te dijken, waardoor een gelijkenis met een boezemkanaal ontstaat.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de afdichting van 20 de bovenzijde van de half-open tunnel tussen de C-elementen 6 plaats vindt door een 3-delige kapkonstruktie 14, waarvan de buitenste delen 16 bestemd zijn voor daglichttoetreding en zodanig van vorm zijn dat de drukgolf, die ontstaat tijdens het passeren van de trein, naar het vlakke rooster 17 tussen de lichtstroken 16 kan worden geleid. 25

3. Middelen volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat in de kapkonstruktie 14 tussen de lichtstroken 16 een rooster 17 wordt verbonden om de drukgolf, tijdens het passeren van de trein, vanuit het inwendige van de tunnel 21 en geleid langs de lichtstroken 16, naar buiten af te voeren en bij 30 onderdruk achter de trein, lucht van buitenaf kan worden aangezogen.

4. Middelen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de binnenzijde van de C-elementen 6, in lengterichting van de tunnel en op ooghoogte van de treinpassagiers een doorgaande spiegelstrook 20 wordt aangebracht ten 35 behoeve van verminderde snelheidsgewaarwording en lichtverspreiding vanaf de lichtstroken 16 in de tunnel. 1 0 0 0 8 2 8 uil,reksel: