NL1000814C1 - Werkwijze en inrichting voor het om een voorwerp aanbrengen van een huls van elastisch materiaal. - Google Patents

Description

5 WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET OH EEN VOORWERP

AANBRENGEN VAN EEN HULS VAN ELASTISCH MATERIAAL

De uitvinding heeft betrekking óp een werkwijze voor het op een voorwerp aanbrengen van een huls van elastisch materiaal. Een dergelijke werkwijze wordt bijvoorbeeld toegepast voor het om een verpakkingsemmer aanbren-5 gen van een bedrukte kunststof huls. De bedrukking betreft daarbij gewoonlijk informatie omtrent de inhoud van de verpakkingsemmer.

Het is bekend om dergelijke bedrukte hulzen te vervaardigen van kunststof folie waarvan de langsranden na 10 het bedrukken aaneen worden gelast, zodat een cilindervormig materiaal wordt verkregen. Dit cilindervormige materiaal wordt plat tot een rol opgerold. De afzonderlijke hulzen zijn op de rol van elkaar gescheiden door perforaties, zodat deze stuk voor stuk van de reeks losgenomen 15 kunnen worden.

Bij de gebruikelijke werkwijze voor het om een voorwerp aanbrengen van een dergelijke huls van elastische materiaal, wordt de benodigde huls eerst van de reeks afgetrokken en vervolgens met de hand om het voorwerp, in 20 het bijzonder een verpakkingsemmer getrokken. Dit vereist een grote handigheid en is vermoeiend. Daarnaast kan slechts een beperkt aantal voorwerpen per tijdseenheid van een huls worden voorzien.

De uitvinding beoogt een werkwijze van de in de 25 aanhef omschreven soort te verschaffen waarmee op economische wijze voorwerpen van een huls van elastisch materiaal kunnen worden voorzien. Daarbij is een doel van de uitvinding een werkwijze te verschaffen die zich leent voor mechanisatie.

10 00 814a 2

Dit doel wordt bereikt met de werkwijze zoals gekenmerkt in conclusie 1. De huls wordt daarbij uitgerekt tot een grotere doorsnede dan die van het voorwerp, zodat de huls eenvoudig om het voorwerp te positioneren is. Na 5 het wegnemen van de spreidkracht, veert de huls terug en klemt om het voorwerp.

Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 2 toegepast. Door de afzonderlijke hulzen van de reeks los te nemen ten gevolge van de radiale uitrekking, wordt 10 verzekerd dat ook werkelijk de perforatie van de laatste huls scheurt en niet de perforatie van een verder in de reeks liggende huls, zodat een aantal hulzen tegelijk losgenomen zou worden. Dit gevaar bestaat wel, wanneer de huls losgenomen zou worden door het in de langsrichting 15 van de reeks lostrekken van de huls.

De uitvinding betreft en verschaft eveneens een inrichting voor het om een voorwerp aanbrengen van een huls van elastisch materiaal, waarbij de werkwijze volgens de uitvinding wordt toegepast. Deze inrichting wordt 20 gekenmerkt in conclusie 3. De spreidelementen nemen telkens een huls van de reeks hulzen af, waarna de aandrijf-middelen in werking worden gesteld voor het in axiale richting van elkaar weg bewegen van de spreidelementen en de hulzenreeks. Een voorwerp kan vervolgens tussen de 25 spreidelementen worden gepositioneerd, waarna deze spreidelementen de huls kunnen laten relaxeren en zich laten vastklemmen rondom het voorwerp.

Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 4 toegepast. Hierdoor kunnen de spreidelementen vrij komen 30 van de voorwerphouder, waardoor deze spreidelementen dicht bij elkaar gebracht kunnen worden. Hierdoor wordt verzekerd dat bij het in de reeks hulzen steken van de spreidelementen, deze ook werkelijk in het inwendige van de laatste huls terecht komen. De kans op storing van de inrichting 35 wordt hierdoor geminimaliseerd.

Een zeer geschikte uitvoeringsvorm is gekenmerkt in conclusie 5. Door eenvoudig de schroefspil in één richting aan te drijven, bewegen de tegenover elkaar liggende 10 00 81 4.

3 spreidelementen gelijkmatig in tegengestelde richtingen. Het aangrijpen en rekken van de huls geschiedt hierdoor eveneens gelijkmatig in tegenover gestelde richtingen, waardoor de huls goed gecentreerd blijft. Een geschikte 5 verdere ontwikkeling is daarbij gekenmerkt in conclusie 6. Het rekken van de huls geschiedt hierdoor gelijkmatig in alle richtingen.

Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 7 toegepast. Nadat de spreidelementen door de werking van de 10 schroefspillen in aangrijping gebracht zijn met de huls, worden de uitrekmiddelen geaktiveerd voor het uitrekken en losscheuren van de laatste huls. De aanzienlijke kracht die voor het uitrekken van de huls nodig kan zijn, behoeft hierdoor niet door de schroefspilaandrijving te worden 15 opgebracht.

Een geschikte uitvoering van uitrekmiddelen wordt gekenmerkt in conclusie 8.

Volgens een gunstige verdere ontwikkeling wordt de maatregel van conclusie 9 toegepast. De op de huls 20 werkende schuifkracht bij het verwijderen van de spreidelementen kan hierdoor niet leiden tot het verschuiven van de huls, waardoor deze onjuist op het voorwerp gepostio-neerd zou worden. De fixatiemiddelen verzekeren een betrouwbare en reproduceerbare werking van de inrichting.

25 De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren van een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een perspektivisch aanzicht van een 30 met de werkwijze volgens de uitvinding van een huls voorzien voorwerp.

Fig. 2 toont een gedeeltelijk weggebroken perspektivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding.

35 Fig. 3 toont een perspektivisch detailaanzicht volgens pijl III in fig. 1.

Fig. 4 toont een perspektivisch detailaanzicht volgens pijl IV in fig. 2.

10 00 8i 4

Fig. 5 toont een gedeeltelijk weggebroken per-spektivisch detailaanzicht volgens V in fig. 2.

Fig. 6-13 zijn schematische aanzichten ter verduidelijking van de werking van de inrichting van fig.

5 2.

Fig. 1 toont het resultaat van de werkwijze volgens de uitvinding, die met de inrichting volgens de uitvinding kan worden uitgevoerd. Een voorwerp 1, hier getoond als verpakkingsemmer wordt met de werkwijze vol-10 gens de uitvinding voorzien van een huls 2, van elastisch materiaal. Op deze huls kan bijv. informatie zijn gedrukt omtrent de inhoud van de verpakkingsemmer 1.

Bij de inrichting 10 volgens de uitvinding, zoals weergegeven in fig. 2, zijn de hulzen 2 voor een 15 aantal voorwerpen aanwezig in de vorm van een reeks 12 van dergelijke hulzen die door perforatielijnen 9 met elkaar zijn verbonden. De reeks 12 is in platgevouwen vorm opgerold tot een rol 13. De reeks of baan van hulzen 12 wordt op nog nader te beschrijven wijze in de inrichting 10 20 zodanig geleid, dat de laatste huls 14 van de reeks 12 vrij uitstekend en opengevouwen in de inrichting wordt gepositioneerd.

Tegenover deze laatste huls 14, bevinden zich de fixatiemiddelen 30 en spreidmiddelen 15, welke middelen 25 15, 30 beide nog nader beschreven zullen worden. Bij de getoonde uitvoeringsvorm zijn de fixatiemiddelen 30 op een vaste hoogte in het gestel 11 gemonteerd, terwijl de houdmiddelen voor de reeks hulzen 12 en de spreidmiddelen 15 op nog nader te beschrijven wijze beweegbaar in het 30 gestel 11 zijn gemonteerd.

Fig. 3 toont de spreidmiddelen 15 meer in detail .

Deze spreidmiddelen 15 omvatten een hulpgestel 18 dat nabij zijn hoeken voorzien is van sledes 17 welke 35 samenwerken met vast aan het gestel 11 gemonteerde verticale leidstangen 16. Het hulpgestel 18 met de daardoor gedragen leden kan daardoor in de inrichting 10 verticaal omhoog en omlaag bewegen. De aandrijving van deze vertica- 10 00 81 4.

5 le beweging geschiedt met behulp van pneumatische cilinders.

Zoals fig. 3 toont zijn aan het hulpgestel 18 vier schroefspillen 19 in een vierkant gelagerd. Ter 5 plaatse van de hoeken zijn de schroefspillen 19 roteerbaar met elkaar gekoppeld door middel van haakse overbrengingen 20. Nabij één hoek is een aandrijving 21 aangebracht. Door de haakse overbrengingen 20 roteren alle schroefspillen 19 synchroon.

10 De schroefspillen 19 zijn zodanig uitgevoerd dat deze aan weerseinden schroefdraaddelen met tegengestelde schroefdraad hebben. Op deze schroefdraaddelen grijpen telkens wandelmoeren 22 aan, die aangebracht zijn aan wagens 23. Door een geschikte keuze van de schroefdraad-15 zin, wordt bereikt dat bij rotatie van de schroefspillen 19 in één richting alle wandelmoeren 22 in de richting naar het nabij liggende hoekpunt van het gestel 18 bewegen, terwijl een tegengestelde rotatie de wandelmoeren 22 alle van dit hoekpunt af bewegen.

20 Zoals fig. 3 laat zien zijn telkens twee tegen- overelkaar liggende wandelmoeren 22 aangebracht aan één wagen 23, die een spreidelement 24 draagt. Deze spreidele-menten 24 kunnen dus door geschikte aandrijving van de aandrijfmiddelen 21 gelijkmatig van het centrum af of daar 25 naartoe bewegen.

De spreidelementen 24 zijn door middel van scharnieren 25 aan de wagens 23 gemonteerd. Aan de onderzijde grijpen op de spreidelementen 24 pneumatische cilinders 26 aan, die de spreidelementen 24 dus naar elkaar toe 30 of van elkaar af kunnen doen kantelen. De funktie van deze spreidmiddelen wordt hierna nader beschreven aan de hand van de figuren 6-13.

De inrichting 10 omvat verder een voorwerpsteun 28 waarop het van een huls te voorziene voorwerp kan 35 worden ondersteund.

De verder in de inrichting van fig. 10 opgenomen fixatiemiddelen 30 omvatten twee tegenover elkaar opgestelde houders 31 die door middel van pneumatische cilin- 10 00 814.

6 ders 32 naar elkaar toe en van elkaar af bewogen kunnen worden. Met elke houder 31 werkt een geleiding 33 samen, die ervoor zorgt dat de houders 31 niet om de as van de cilinders 32 kunnen roteren.

5 De houders 31 dragen elk twee drukstukken 34 waarmee een uitgerekte huls tegen het voorwerp 1 aangedrukt kan worden, zoals nog meer in detail beschreven zal worden.

Fig. 5 laat meer in detail de middelen zien 10 waarmee de reeks hulzen 12, in het bijzonder het laatste gedeelte van deze reeks 12 geopend wordt, zodanig dat de spreidelementen 24 in de onderste huls 14 kunnen aangrijpen.

Deze middelen omvatten een geleidingsorgaan 38 15 dat uit een draadgestel bestaat dat aan zijn boveneinde van twee paren rollen 41 en 42 is voorzien. Deze paren rollen 41, 42 worden ingeklemd tussen aandrijfrollen 39, waarbij de baan hulzen 12 tussen deze rollen 41, 42 en de aandrijfrollen 39 is ingeklemd. Het draadgestel is zodanig 20 gevormd dat de hulzen 12 daarlangs naar beneden kunnen bewegen en daarbij geopend worden.

De rollen 39 dienen voor het naar beneden aandrijven van de reeks hulzen 12. De rollen 39 zijn met elkaar gekoppeld door middel van tandwielen 40. Zodra de 25 rollen 39 aangedreven worden in de richting naar elkaar toe, wordt de baan hulzen 12 naar beneden gestuwd over het draadgestel 38 heen.

Het in fig. 5 getoonde mechanisme maakt deel uit van de hulzenaandrijving 45 die ervoor zorgt dat telkens 30 een onderste huls 14 van de reeks op een bepaalde positie in de inrichting wordt toegevoerd. De hulzenaandrijving 45 omvat een beweegbaar deel dat aangebracht is aan een hulpgestel 46, dat met behulp van sledes 48 verschuifbaar is over verticale leidstangen 47. De verticale beweging 35 van dit deel van de hulzenaandrijving 45 wordt teweeggebracht met behulp van een pneumatische cilinder 49.

10 00 81 4.

7

De werking van de inrichting 10 van fig. 2 zal nu verder worden toegelicht aan de hand van de figuren βίο.

Fig. 6 toont de uitgangspositie. De hulzenaan-5 drijving 45 is omhoog bewogen, de spuitmiddelen 15 zijn naar beneden bewogen en de fixatiemiddelen 30 zijn naar buiten bewogen.

Vanuit deze positie worden de spreidmiddelen 15 omhoog bewogen, door het hulpgestel 18 langs de leidstan-10 gen 16 omhoog te verplaatsen. De spreidelementen 24 bevinden zich dan naast de voorwerpsteun 28 waarop nog geen voorwerp is geplaatst. Vervolgens wordt de hulsaandrijving 45 over een bepaalde afstand naar beneden bewogen en wordt deze geaktiveerd teneinde de laatste huls 14 van de reeks 15 tot over de spreidelementen 24 te schuiven. De juiste positie van de onderrand van de laatste huls 14 wordt bepaald met niet nader weergegeven detectoren.

Zodra niet nader getoonde besturingsmiddelen constateren dat de in fig. 7 weergegeven situatie tot 20 stand gebracht is, worden de spreidmiddelen 15 geaktiveerd, zoals in fig. 8 getoond. Eerst worden de schroef-spillen 19 in een zodanige rotatie gebracht dat de spreidelementen 24 naar buiten bewegen tot in aangrijping met de onderste huls 14. Vervolgens worden de pneumatische 25 cilinders 26 geaktiveerd waardoor de spreidelementen 24 om hun scharnieren 25 kantelen en van elkaar af bewegen. Hierbij wordt de huls 14 uitgerekt en daardoor losgescheurd van de bovenliggende hulzen in de reeks 12, langs de perforatielijn 9.

30 Fig. 12 toont de uitgerekte huls 14 in bovenaan zicht. Zoals in vergelijking met fig. 11 toont, zijn de spreidmiddelen 24 gelijkmatig naar buiten bewogen teneinde de huls 14 op de beschreven wijze uit te rekken en los te scheuren.

35 Fig. 9 toont de volgende fase. De hulzenaandrij ving 45 is hierbij omhoog bewogen zodat ruimte vrijkomt om een voorwerp in de vorm van een verpakkingsemmer 1 op de voorwerphouder 28 te plaatsen.

10 00 81 4.

δ

Vervolgens worden de fixatiemiddelen 30 geakti-veerd, die de drukstukken 34 tegen de verpakkingsenuner 1 aandrukken, waarbij dus de daartussen liggende huls tegen deze emmer wordt vastgeklemd. Fig. 13 toont deze situatie 5 in bovenaanzicht.

Met de huls 14 in de juiste positie rondom de verpakkingsemmer 1 kunnen nu de spreidelementen terugbewogen worden waardoor de huls kan relaxeren en zich vast kan klemmen tegen de verpakkingsemmer 1. Deze situatie is ge-10 toond in fig. 10. Eerst wordt de druk van de klemmiddelen in de vorm van de pneumatische cilinder 26 weggenomen, waardoor de spreidelementen 24 naar elkaar toe bewegen en vervolgens worden de spreidmiddelen naar beneden bewogen door het hulpgestel 18 langs de leidstangen 16 naar bene-15 den te verplaatsen. Hierbij worden de spreidelementen 24 tussen de huls en de verpakkingsemmer 1 uitgetrokken. Daarna kunnen de fixatiemiddelen 30 worden gedeaktiveerd waardoor de drukstukken 34 vrijkomen van het voorwerp 1. Het van de huls voorziene voorwerp kan nu uit de inrich-20 ting worden genomen. Hierna is weer de situatie van fig. 6 ontstaan en kan een nieuwe cyclus aanvangen.

Het zal duidelijk zijn dat de inrichting eenvoudig instelbaar gemaakt kan worden teneinde voorwerpen met verschillende vorm en diameter van hulzen met verschillen-25 de grootte te voorzien. De standen van de spreidelementen kunnen met geschikte sensoren worden gedetecteerd en gewijzigd en de hulzenaandrijving 45 kan aan een andere maat huls worden aangepast door het draadgestel 38 met de daarmee verbonden vasthoudrollen 41, 42 te verwisselen.

10 00 81 4 .

Claims (10)

1. Werkwijze voor het om een voorwerp aanbrengen van een huls van elastisch materiaal, omvattende het verschaffen van een reeks van met hun einden losneembaar met elkaar verbonden hulzen, het van aangrijpen van de laatste 5 huls van de reeks, het uitrekken, uitgerekt houden en van de reeks losnemen hiervan, het vanaf het losgenomen einde van de huls rondom het voorwerp positioneren van de uitgerekte huls, en het laten relaxeren en zich daarbij laten vastklemmen van de huls om het voorwerp.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de reeks hulzen verschaft wordt in een vorm waarbij de afzonderlijke hulzen door scheurlijnen met elkaar zijn verbonden en de telkens laatste huls van de reeks wordt losgenomen door deze bij het uitrekken los te scheuren.

3. Inrichting voor het om een voorwerp aanbren gen van een huls van elastisch materiaal, omvattende een gestel, een met het gestel verbonden voorwerphouder, een hulsspreidinrichting die een aantal rondom de voorwerphouder aangebrachte spreidelementen en spreidmiddelen voor 20 het van elkaar af en naar elkaaar toe bewegen van de spreidelementen omvat, een hulzenhouder voor een reeks van met hun einden met elkaar verbonden hulzen, welke zodanig met het gestel is verbonden dat een laatste huls van de reeks in hoofdzaak vrij uitstekend tegenover de spreidele-25 menten kan worden gepositioneerd, aandrijfmiddelen voor het in een axiale richting ten opzichte van elkaar bewegen van de spreidelementen en de hulzenreeks en besturingsmid-delen voor het besturen van de werking van de aandrijfmiddelen en de spreidmiddelen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de voorwerphouder en de spreidelementen in een axiale richting ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn.

10 OQ 8H .

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij tegenover elkaar liggende spreidelementen aangebracht zijn aan wagens die verbonden zijn met wandelmoeren welke aangrijpen op schroefdraaddelen met tegengestelde schroef- 5 draad van een schroefspil en waarbij de spreidmiddelen rotatie-aandrijfmiddelen voor de schroefspil omvatten.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij ten minste twee samenstellen van een schroefspil met daarop aangrijpende wandelmoeren van wagens met spreidelementen 10 onder een hoek zijn opgesteld en de schroefspillen door een hoekoverbrenging roteerbaar met elkaar zijn gekoppeld.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij de spreidelementen beweegbaar met de wagens zijn verbonden en tegenover elkaar liggende spreidelementen ten opzichte 15 van de wagens en van elkaar af bewogen kunnen worden door uitrekmiddelen.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de uitrekmiddelen pneumatische zuiger/cilinderorganen omvatten .

9. Inrichting volgens één van de conclusies 3 - 7, verder omvattende ten opzichte van de voorwerphouder beweegbare fixatiemiddelen voor het ten opzichte van het voorwerp fixeren van de huls bij het wegbewegen van de spreidelementen.

10 0 0 B t