BE904861A

BE904861A - Kadergeleiding voor weefmachines.

Info

Publication number: BE904861A
Application number: BE2/60986A
Authority: BE
Original assignee: Picanol Nv
Priority date: 1986-06-03
Filing date: 1986-06-03
Publication date: 1986-12-03

Abstract

Kadergeleiding voor weefmachines, met het kenmerk dat deze bestaat in kadergeleiders (1,2) die gevormd worden door een eerste aan het frame van de weefmachine bevestigd of daarvan deel uitmakend deel (3,4) dat positioneringsmiddelen vertoont en een wegneembaar tweede deel (5,6) dat, enerzijds, op een positieve wijze met voornoemde positioneringsmiddelen kan samenwerken en anderzijds voorzien is van op zichzelf bekende kadergeleidingsmiddelen (11,12)

Description

EMI1.1

1 geformuleerd door
PICANOL N. V. voor "Kadergeleiding voor weefmachines"
EMI1.2
als UITVINDINGSOKTROOI

EMI2.1
Kadergeleiding voor weefmachines. ------------------------------ - Deze uitvinding heeft betrekking op een kader-of kamgeleiding voor weefmachines.' Het is bekend dat bij weefmachines de kaders of kammen beweegbaar bevestigd worden in kamgeleiders, één en ander zodanig dat de kaders een gepaste beweging kunnen uitvoeren, teneinde in de gaapvorming te voorzien. Een eerste vereiste van zulke inrichtingen voor de kadergeleiding bestaat erin dat de kadergeleiders en de kaders op een vlugge en korrekte wijze moeten gedemonteerd en gemonteerd kunnen worden, daar zulks steeds dient te geschieden bij het wisselen van weefsel of ook bij grondige reiniging van de weefmachine.

Teneinde aan deze vereiste tegemoet te komen bestaan er dan ook inrichtingen waarbij de kadergeleidingsblokken kunnen verschoven worden om alzo het demonteren van kaders te vergemakkelijken.

Er bestaan ook hulpstukken die het pakket kaders bij elkaar houden tijdens het verwijderen uit de machine of het plaatsen in de machine. De kader-of kamgeleiders zelf blijven hierbij echter bevestigd op het machineframe.

Uit de praktijk is echter gebleken dat deze inrichtingen het nadeel vertonen dat het moeilijk en omslachtig is om de kadergeleiders opnieuw korrekt, m. a. w. volgens de goede richting en met de goede speling t. o. v. de kammen te monteren.

Het terug op hun plaats brengen van de kadergeleiders zal bijgevolg meestal met montage-en instelkalibers dienen te geschieden.

De huidige uitvinding heeft dan ook als voorwerp een kadergeleiding voor weefmachines die de voornoemde nadelen niet vertoont, m. a. w. waarbij op een weinig tijdrovende en korrekte wijze de kaders en de kadergeleiders kunnen gemonteerd en snel kunnen gedemonteerd worden. Hiertoe bestaat de kadergeleiding volgens de uitvinding uit kadergeleiders die gevormd worden door een eerste aan het frame van de weefmachine bevestigd of daarvan deel uitmakend deel dat positioneringsmiddelen vertoont, en een wegneembaar tweede deel dat, enerzijds, op positieve wijze met voornoemde positioneringsmiddelen kan samenwerken en, anderzijds, voorzien is van op zichzelf bekende kadergeleidingsmiddelen.

De positioneringsmiddelen zullen hierbij bij voorkeur bestaan uit zittingen gevormd door aanslagen.

Volgens een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt elk tweede deel van de kadergeleiders op positieve wijze in de zittingen van de bijhorende eerste delen gehouden d. m. v. permanente magneten of elektromagneten.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur l in perspektief en in gedemonteerde toestand de ka- dergeleiding volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 in doorsnede een detail weergeeft van het gedeelte dat in figuur l met pijl F2 is aangeduid ; figuur 3 een variante weergeeft van het gedeelte dat in fi- guur l met F3 is aangeduid ; figuur 4 nog een variante van de uitvinding weergeeft.
EMI4.1

Zoals in figuur l wordt weergegeven bestaat de kadergeleiding volgens de uitvinding hoofdzakelijk in twee kadergeleiders l en 2 die elk gevormd worden door een eerste aan de weefmachine bevestigd deel, respektievelijk 3 en 4, en een wegneembaar tweede deel, respektievelijk 5 en 6. De eerste delen 3 en 4 vertonen elk positioneringsmiddelen, die respektievelijk gevormd worden door zittingen 7 en 8, terwijl elk tweede deel 5 en 6 zodanig is uitgevoerd dat het op positieve wijze met de zitting 7 of 8 van het bijhorende eerste deel kan samenwerken.

In de naar elkaar gerichte zijden 9 en 10 van elk tweede deel 5 en 6 zijn kadergeleidingsmiddelen 11 en 12 voorzien, waarin de kaders 13 op een passende wijze kunnen verschoven worden teneinde in de gaapvorming te voorzien.

De voornoemde zittingen 7 en 8 worden in de weergegeven uitvoeringsvorm gevormd door aanslagen 14 tot en met 17 die bestaan uit uitsparingen in de betreffende delen 3 en 4, evenals door aanslagen 18 en 19 die bestaan uit de zijvlakken van magneten, respektievelijk 20 en 21.

De delen 5 en 6 zijn zodanig uitgevoerd dat zij zijden 22 tot en met 27 vertonen die respektievelijk en volgens uitsluitend één mogelijkheid met voornoemde aanslagen 14 tot en met 19 kunnen samenwerken. De delen 5 en 6 kunnen ook meerdelig uitgevoerd worden en op een steun bevestigd worden, die steun kan dan volgens uitsluitend één mogelijkheid met de aanslagen 14 t. e. m. 19 samenwerken. In de gemonteerde toestand wordt elk tweede deel 5 en 6 in de betreffende zitting 7 en 8 gehouden d. m. v. de voornoemde magneten 20 en 21. Deze magneten 20 en 21 kunnen zowel uit permanente magneten als uit elektromagneten bestaan.

De kadergeleidingsmiddelen 11 en 12 zijn van willekeurige aard en kunnen bijvoorbeeld uitgevoerd zijn volgens op zichzelf gekende wijze. Bij wijze van voorbeeld kunnen deze, zoals in figuur 2 wordt weergegeven, bestaan uit geprofileerde uitsparingen 28 die in de naar elkaar gerichte zijden 9 en 10

van elk tweede deel 5 en 6 zijn aangebracht, waarbij de kaders 13 van randprofielen 29 zijn voorzien die hiermede kunnen samenwerken.

Het is duidelijk dat door het gebruik van gepaste kadergeleidingsmiddelen het voordeel ontstaat dat de delen 5 en 6 samen met de kaders 13 als een ééndelige set uit de zittingen 7 en 8 kunnen weggenomen worden.

Elk voornoemd eerste deel 3 en 4 zal volgens een eerste mogelijkheid vast verbonden zijn met het frame van de weefmachine of hiervan deel uitmaken. Volgens een tweede mogelijkheid zullen deze delen 3 en 4 beweegbaar bevestigd zijn aan het machineframe, één en ander zodanig dat zij t. o. v. elkaar kunnen verschoven worden, bijvoorbeeld volgens pijlen A en B, zodanig dat er een ruimte kan vrijgemaakt worden om het wegnemen van het pakket kaders te vergemakkelijken. Indien de delen 3 en 4 verschuifbaar zijn uitgevoerd zal hun plaats éénduidig bepaald worden door een niet in de figuren weergegeven aanslag.

De montage en demontage van de kadergeleiding volgens de uitvinding kan eenvoudig uit figuur 1 worden afgeleid.

Volgens een variante worden de zijvlakken 30 en 31 van de magneten 20 en 21 ook als aanslagen aangewend. De delen 5 en 6 worden dan uitgevoerd zoals weergegeven in figuur 3. Aansla-

gen 32 en 33 werken hierbij respektievelijk met zijden 30 en 31 samen. Deze uitvoering biedt het voordeel dat met een nog grotere zekerheid één welbepaalde instelling wordt bekomen van de delen 5 en 6 in de zittingen 7 en 8.

In figuur 4 wordt nog een variante weergegeven waarbij de positioneringsmiddelen gevormd worden door zijden 19 en 27, evenals door een mannelijke en een vrouwelijk deel, respektievelijk 34 en 35. Het mannelijk deel 34 bestaat hierbij bijvoorbeeld uit een op het wegneembare deel 6 aangebrachte stelpen, terwijl het vrouwelijk deel 35 gevormd wordt door een in het eerste deel 4 aangebrachte boring. Deze uitvoering kan verder nog van middelen, respektievelijk 36 en 37, voorzien zijn die de onderlinge verdraaiing van delen 4 en 6 beletten.

Uiteraard zal deze uitvoering aan beide zijden van het pakket kaders aangewend worden.

De inrichting kan uiteraard volgens vele varianten uitgevoerd worden zonder buiten het kader der uitvinding te treden. Zo kunnen bijvoorbeeld de magneten 20 en 21 volgens een variante ook deel uitmaken van elk tweede deel 5 en 6 i. p. v. de eerste delen 3 en 4.

In een vereenvoudigde uitvoeringsvorm zal elke zitting, respektievelijk 7 en 8, voorzien zijn van een gleuf of dergelijke waarin het bijhorende tweede deel, respektievelijk 5 of 6, bijvoorbeeld kan neergelaten worden. Uiteraard kunnen i. p. v. de magneten 20 en 21 ook mechanische spanelementen of andere elementen aangewend worden om elk tweede deel 5 en 6 tegen de aanslagen van de zittingen 7 en 8 te drukken.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de bijgaande tekeningen weergegeven voorbeelden, doch zulke kadergeleiding voor weefmachines kan in allerlei vormen en afmetingen worden uitgevoerd zonder buiten het kader der uitvinding te treden.

Claims

EMI9.1

Eisen. - ----- l.-Kadergeleiding voor weefmachines, met het kenmerk dat deze bestaat in kadergeleiders (1, 2) die gevormd worden door een eerste aan het frame van de weefmachine bevestigd of daarvan deel uitmakend deel (3,4) dat positioneringsmiddelen vertoont en een wegneembaar tweede deel (5,6) dat, enerzijds, op een positieve wijze met voornoemde positioneringsmiddelen kan samenwerken en anderzijds voorzien is van op zichzelf bekende kadergeleidingsmiddelen (11, 12).

2.-Kadergeleiding volgens eis 1, met het kenmerk dat de positioneringsmiddelen gevormd worden door zittingen (7,8).

3.-Kadergeleiding volgens eis 2, met het kenmerk dat de zittingen (7,8) van de voornoemde eerste delen (3,4) gevormd worden door aanslagen (14,15, 16, 17, 18, 19 ; 31, 32, 33, 34).

4.-Kadergeleiding volgens eis 2 of 3, met het kenmerk dat elk voornoemd tweede deel (5,6) op een positieve wijze in de bijhorende zitting (7,8) gehouden wordt d. m. v. magneten (20,21).

5.-Kadergeleiding volgens eis 4, met het kenmerk dat de magneten (20,21) deel uitmaken van voornoemde eerste delen (3,4). <Desc/Clms Page number 10>

6.-Kadergeleiding volgens eis 4, met het kenmerk dat de magneten (20,21) deel uitmaken van voornoemde tweede delen (5,6).

7.-Kadergeleiding volgens één der eisen 4 tot en met 6, met het kenmerk dat de magneten (20,21) bestaan uit permanente magneten.

8.-Kadergeleiding volgens één der eisen 4 tot en met 6, met het kenmerk dat de magneten (20,21) bestaan uit elektromagneten.

9.-Kadergeleiding volgens eisen 2 of 3, met het kenmerk dat elk voornoemde tweede deel (5,6) op een positieve wijze in de bijhorende zitting (7,8) gehouden wordt d. m. v. mechanische elementen.

10.-Kadergeleiding volgens eis 1, met het kenmerk dat de positioneringsmiddelen gevormd worden door mannelijke en vrouwelijke delen (34,35) die aan het voornoemde eerste en tweede deel (3,4 ; 5,6) zijn aangebracht.

11. - Kadergeleiding volgens één der voorgaande eisen, met het kenmerk dat de eerste delen (3,4) van de kadergeleiders (1,2) vast bevestigd zijn aan het frame van de weefmachine of hier vast deel van uitmaken. <Desc/Clms Page number 11> 12.-Kadergeleiding volgens één der eisen 1 tot en met 7, met het kenmerk dat de eerste delen (3,4) van elk van de kadergeleiders (1,2) verschuifbaar bevestigd zijn aan het frame van de weefmachine, waarbij de montageplaats van elk eerste deel (3,4) op een positieve wijze bepaald wordt door een aanslag.

13.-Kadergeleiding volgens één der voorgaande eisen, met het kenmerk dat elk tweede deel (5,6) van de kadergeleiders (1,2) en de kaders (13) één wegneembare set vormen.

14.-Kadergeleiding voor weefmachines, hoofdzakelijk zoals voorafgaand beschreven en weergegeven in de bijgaande tekeningen. p. pa van : PICANOL N. V.

Antwerpen, 3 juni 1986. p. pa van : Antwerps octrooi-en Merken- bureau M. F. J. Bockstael nv.