<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
VERBETERINGSOKTROOI
BELL TELEPHONE MANUFACTURING, COMPANY
Naamloze Vennootschap Francis Wellesplein 1 B - 2018 ANTWERPEN België AANVRAAG VOOR EEN EERSTE VERBETERINGSOKTROOI AAN HET BELGISCHE OKTROOI NO 898 051 INGEDIEND OP 21 OKTOBER 1983 VOOR : TELECOMMUNICATIELIJNKETEN EN BIJBEHORENDE
POLARITEITSOMKEERKETEN
<Desc/Clms Page number 2>
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op aen polariteitsomkeerketen, bv. om de polariteit an eerste en tweede lijngeleiders van een telecommunicatielijn om te keren, waarbij deze keten omvat :
minstenseen verschilversterkerketen met eerste en tweede onderling gekoppelde versterkers die een gemeenschappelijke polarisatieketen alsook eerste en tweede ingangen hebben, en een signaalbron die in staat is een constante eerste spanning aan deze eerste ingang en een geleidelijk veranderende tweede spanning aan deze tweede ingang te leggen via minstens het poort-naar-bronpad van respektievelijk een eerste en een tweede veldeffekttransistor, teneinde de polariteit van het uitgangssignaal die door de verschilversterker verschaft wordt om te keren.
Een dergelijke polariteitsomkeerketen die in staat is geleidelijk verlopende omkeringen te verwezenlijken is reeds bekend uit het Belgische oktrooi nr. 898. 051. In deze bekende keten is de bronelektrode van elk van de eerste en tweede veldeffekttransistors rechtstreeks verbonden, respektievelijk met de eerste en tweede ingangen van de verschilversterker en ook met een voedingsspanning via het afvoer-naar-bronpad van een respektieve andere veldeffekttransistor, waarbij beide laatstge-
EMI2.1
noemde eenzelfde constante stroombrcn verbonden zin. anninc s=3ne= x ; ce : == S =2 : e=2 a V2= iodeHet -7an ze Het i-s'-=-k=-nd dat siechte
<Desc/Clms Page number 3>
aanpassingskarakteristieken hebben.
Meer in het bijzonder kunnen de bovengenoemde eerst3 en en tweede veldeffekttransistoren verschillende drempelspanningen hebben. Als dit verschil betrekkelijk groot is t. n. v. de eerste ingangsspanning en t. o. v. het veranderingsbereik van de tweede ingangsspanning die beide betrekkelijk klein zijn, wordt de werkingssymmetrie en daarom ook de nauwkeurigheid van de werking van de verschilversterker nadelig beinvloed.
Ook de bovengenoemde andere veldeffekttransistoren kunnen verschillende drempelspanningen hebben en in dit geval worden verschillende stromen naar de voedingsspanning afgeleid, zowel door deze andere transistoren als door de eerste en tweede veldeffekttransistoren. Om het vloeien van verschillende stromen in deze eerste en tweede transistoren mogelijk te maken moeten daaraan verschillende poort-naar-bronspanningen
EMI3.1
gelegd worden. Dit beinvloedt opnieuw de werkingssymmetrie - en-nauwkeurigheid van de verschilversterker op nadelige wijze.
Er dient opgemerkt dat de waarden van de drempel- spanningen ook van de temperatuur afhangen, zodat temperatuurs- veranderingen ook een nadelige invloed op de verschilversterker hebben.
Een doelstelling van de onderhavige uitvinding bestaat erin een polariteitsomkeerketen van het bovengenoemde type te verschaffen, maar met eenv : rhoogde werkingsnauwkeurigheid t. o. v. de bekende techniek.
Volgens de uitvinding wordt deze doelstelling bereikt doordat de bronelektroden van deze eerste en tweede veldeffekt- transistoren met een gemeenschappelijke referentiespanning gekoppeld zijn via de basis-emitterjunctie van een respektieve bipolaire transistor emittervolger elk in serie met een respek-
EMI3.2
5. c,an¯ -; n ¯ez n-¯scE erâW wk¯ v¯:-borden 's .
Aannemen dat de spanningen die uiteindelijk aan de
<Desc/Clms Page number 4>
ingangen van de verschilversterker gelegd worden dezelfde zijn als in de bekende keten, is het duidelijk dat de hogergenoemde eerste en tweede ingangsspanningen door de spannings- deling merkelijk groter kunnen zijn dan deze die op de versterkeringangen verschijnen omdat laatstgenoemde frakties zijn van eerstgenoemde. Als gevolg daarvan wordt de invloed van de eerste en tweede veldeffekttransistoren, die verschil- lende drempelspanningen kunnen hebben, op de werkingsnauwkeu- righeid van de verschilversterker overeenkomstig verminderd.
Door de aanwezigheid van de bipolaire emittervolger transistors zijn de stromen die door de eerste en tweede veld- effekttransistoren geleverd moeten worden beide klein zodat ook het verschil tussen doze dromen klein is ingeval er tussen deze transistoren een misaanpassing bestaat. Als gevolg daarvan zijn de poort-naar-bronspanningen, die vereist zijn om het. vloeien van deze stromen mogelijk te maken, ook klein en hetzelfde geldt voor hun verschil. Aldus wordt de werkingsnauwkeurigheid van de verschilversterker verder verhoogd, zelfs in het geval van temperatuursveranderingen.
Een ander kenmerkende eigenschap van de onderhavige polariteitsomkeerketen is dat hij verder een referentiespannings- keten omvat welke deze gemeenschappelijke referentiespanning aan zijn uitgangsklem verschaft en een eerste resistieve spanningsdeler omvat waarvan de weerstand tussen voeding- spanningen verbonden is en waarvan een aftakpunt met deze uit- gangsklem via de serieverbinding van de basis-emitterjunctie van derde en vierde bipolaire transistoren van tegengesteld geleidingstype verbonden is.
Op deze wijze worden de nagenoeg gelijke en tempera- tuursafhankelijke verzadigingsspanningen VBE van de derde en
EMI4.1
7=e c : 3i=s =SS=3 ; 3 : : : 6 3 ; e=2, Cd2 ie ew ¯sa t- t Jvca-s s s t- ¯¯-ste @sm2.^ c-s funktie van de voedingsspanningen. Maar deze voeding- ì
<Desc/Clms Page number 5>
spanningen zijn nagenoeg onafhankelijk van de temperatuur omdat ze gewoonlijk verschaft worden door een signaalbron, die op een nagenoeg constante temperatuur gehouden wordt.
Nog een andere kenmerkende eigenschap van de onder- havige polariteitsomkeerketen is dat deze signaalbron een - capacitantie met bijbehorende gestuurde tweede en derde constante /stroombronnen omvat'die het mogelijk maken deze capacitantie tussen respektieve voedingsspanningen te ontladen en op te -laden, waarbij deze veranderlijke tweede spanning voortgebracht wordt op het verbindingspunt van deze capacitantie en deze tweede en derde constante stroombronnen.
Omdat capacitantie dus op lineaire wijze opgeladen en ontladen wordt, is de tijd om deze bewerking uit te voeren een minimum vergeleken met de bekende keten waarin een capacitantie exponentieelgeladen of ontladen wordt. De lineaire werking draagt bij tot de werkingssymmetrie en-nauwkeurigheid van de verschilversterker, terwijl de-verminderde werkingstijd de uitvoering mogelijk maakt van een verhoogd aantal gelei- delijk verlopende polariteitsomkeringen binnen een voorafbe- paalde tijd. Deze eigenschap kan vereist zijn in een telecommunicatiesysteem waarin munttoestellen gebruikt worden en waarin munten op een betrekkelijk hoge snelheid door opeenvolgende polariteitsveranderingen van de telecommunica- tielijn geinkasseerd moeten worden zonder op deze lijn klikken teweeg te brengen.
De hierboven vermelde en andere doeleinden en kenmerken van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zelf zal het best begrepen worden aan de hand van de hiernavolgende beschrijving van een uitvoeringsvoorbeald en van
EMI5.1
de bijbehorende van een telecommunicatie nksten ritaits-. omkeerketen.
Er wordt naar da volgende Belgische oktrooinummers
<Desc/Clms Page number 6>
A) 898. 049 die verscheidene details van een SLIC beschrijft ; B) 898. 050 die betrekking heeft op een keten welke in een SLIC gebruikt wordt voor de aftasting van de spraak/taxatie- stroom die in een telecommunicatielijn vloeit ; C) 898. 051 die een gelijkspanningspolarisatiebesturingsketen voor operationele versterkers van een SLIC alsook een polariteitsomkeerketen, voor een telecommunicatielijn, gelijkaardig aan deze volgens de onderhavige uitvinding
EMI6.1
beschrijft D) 898. 052 die betrekking heeft op een wisselspanningspolarisa- tiebesturingsketen voor operationele versterkers van een
SLIC beschrijft.
De SLIC werkt met de volgens voedingsspanningen V+ die op grondpotentiaal is ; V- die op -48 of -60 Volts is ; VAUX die eea hulpspanning is welke 15 Volts boven V-is ; VAG die een spanning is in het midden tussen V-en VAUX, d. w. z. van nagenoeg 7, 5 Volts ; Bl die een constante spanning is ; VEET die een geregelde spanning is.
Een niet getoonde signaalbron verschaft binaire stuursignalen VPB, VPB en BR, BR.
De getoonde SLIC rraakt deel uit van een lijnketen, die in een telecommunicatiecentrale verbonden is tussen een schakelnetwerk (niet getoond) en een einde van een telecommunicatielijn met geleiders LIO en LI1. Het andere einde van deze lijn is verbonden met een abonneepost TSS die een gewoonlijk open haakschakelaar HS omvat.
De SLIC omvat twee operationele lijnversterkers LOAO en LOA1 die elk gevoed worden tussen
EMI6.2
V+ en VEET, die een geregelde spanning is welke verkregen wordt de-, v4-7C- dE c ze tis beschrs'/en gsnsn TP en RG die gekoppeld zijn, enerzijds ieve
<Desc/Clms Page number 7>
lijngeleiders LIO en LIl via overeenkomstige voedingsweerstanden RO en Rl van gelijke waarde en, anderzijds, met hun respektieve inverterendeingangenTAGenRAC via respektieve terugkoppel- weerstanden R2 en R3 die ook dezelfde waarde hebben. Deze inverterende ingangen zijn ook met een gemeenschappelijke "besturingsklem VFB via respektieve weerstanden R4 en R5 van gelijke waarde verbonden. De niet-inverterende ingangen TDC en RDC van LOAO en LOA1 zijn met een gemeenschappelijke klem SMI verbonden via respektieve weerstanden R6 en R7, die weer dezelfde waarde hebben.
Een gemeenschappelijke besturingsklem VX is verder verbonden, zowel met de niet-inverterende ingangsklem TDC via weerstand R8, buffer BUF1 en weerstand RIO in serie, als met de niet-inverterende ingangsklem RDC via weerstand R9, buffer BUF2 en weerstand Rll in serie.
Voorkeurswaarden van de weerstanden RO en Rll zijn RO, Rl : 50 ohms R2, R3, RIO, Rll : 150 kilo-ohms R4, R5, R6, R7 : 60 kilo-ohms R8, R9 : 300 kilo-ohms De voedingsweerstanden RO en Rl maken deel uit van een lusstroomaftastketen (niet getoond) van het type beschreven in de referentie B. Deze keten verschaft aan zijn uitgang die door de hierboven genoemde gemeenschappelijke klem VFB gevormd wordt, een gelijknamig uitgangssignaal VFB dat evenredig is met het wisselstroomgedeelte van de lusstroom, d. w. z. met de spraak-en/of taxatiestroom. Als gevolg hiervan wordt dit signaal VFB aan de inverterende ingangen TAC en RAC van respektievelijk LOAO en LOA1 gelegd.
Zoals beschreven in de referentie A worden een
EMI7.1
spraaksignaal en/of een die beide vanuit de op- ; ke sprsak/axai aai gecsdc klem Xle n SMI o We weRkên . .Als asvola h ervan Twos dt het sisnaal
<Desc/Clms Page number 8>
SMI aan de niet-inverterende ingangen TDC en RDC van respektievelijk LOAO en LOA1 gelegd.
Op een wijze gelijkaardig aan deze beschreven in de referentie C wordt op de hierboven genoemde gemeenschappelijke klem vx een polarisatiegelijkspanning VX opgewekt. Deze voorspanning, welke nu gelijk is aan (V+)-v, waarin v bestaat uit een vaste spanning waarop een spanning evenredig met de amplitude van een taxatiesignaal is gesuperponeerd, wordt aan de nietinverterende ingangen TDC en RDC van respektievelijk LOAO en LOA gelegd.
De SLIC omvat verder een hierna beschreven keten, die in staat is geschikte gelijkspanningen aan de niet-inverterende ingangen TDC en RDC van de versterkers LOAO en LOA1 te leggen, opdat deze versterkers respektieve spanningen (V+) -v aan LIO en VEET + v aon LIl of vice-versa zouden leggen, of VEET + v aan zowel LIO als LI1 zouden leggen. Deze keten is ook ingericht om polariteitsomkeringen te verwezenlijken, d. w. z. om de respectieve spanningen op de lijnen LIO en LI1 gelijktijdig van (V+)-v tot VEET +ven van VEET +v tot (V+)-v of vice-versa te veranderen. Dit gebeurt op geleidelijke wijze gelijkaardig aan deze beschreven in de hierboven vermelde referentie C of op een meer plotselinge manier.
De keten omvat een verschilversterkerketen met versterkers Tl, T2 en T3, T4 die een gemeenschappelijke constante polarisatiestroombron T5, T6 hebben. Deze versterkerketen heeft signaalingangen TP1 en TP2, een referentiespanningsingang VREF, besturingsspanningsingangen VPA en VPB en uitgangen BR1 en BR2 die respektievelijk met de verbindingspunten van R9 en BUF2 en van R8 en BUFl verbonden zijn. Elk van de Verstärkers
EMI8.1
Tl, T2 en T3, T4 wordt gevormd door sen paar NPN tEnsistoren, die linctostsLIing rhcnden eer met de schappelijke constante-slroonron csis-iaru ies =n \
<Desc/Clms Page number 9>
T3, T4 verbonden.
De collectors zowel van Tl, T2 als van
T3, T4 zijn met de respektieve uitgangsklemmen BRI en
BR2 verbonden, terwijl de basissen van Tl en T3 respektievelijk met de versterkersignaalingangen TPl en TP2 verbonden zijn.
De verenigde emitters van de transistoren T2 en T4 zijn verbonden ---, met de onderling verbonden collectors van de beide bipolaire /emittervolger NPN transistoren T5 en T6 die deel uitmaken van een constante polarisatiestroombron. Deze constante stroombron is niet volledig getoond, maar ze is gelijkaardig aan deze die in de hierboven vermelde referentie C is geopenbaard uitge- zonderd voor het feit dat zij bipolaire transistoren in plaats van MOS transistoren omvat. Meer in het bijzonder zijn de emitters van de transistoren TS en T6 met V-verbonden via de emitterweerstanden R12 en R13 van gelijke waarde en is de basis
EMI9.1
van TS met de basis van T6 verbonden via het afvoer-naarbronpad van de NMOS transistor NMl waarvan de poort verbonden is met een besturingsklem VPB.
Deze klem is ook verbonden met de poort van PMOS transistor PMl waarvan het bron-naar-afvoerpad in parallel met de serieverbinding van de basis-emitterjunctie van T6 en de weerstand R13 verbonden is. De constante stroom, die in de collector van elk van de transistors T5 en T6 door de constante polarisatiestroombron kan opgewekt worden, wordt Il genoemd.
Een signaalbron, die aan de versterkeringangen is toegevoegd, is in staat om een constante spanning en een lineair veranderende spanning respektievelijk aan de signaalingangen TPl en TP2 van de hierboven beschreven verschilversterker te leggen. Deze signaalbron omvat een resistieve spanningsdeler bestaande uit de weerstanden R14 en RIS, die in serie tussen de emitter van de emittervolger NPN transistor T7 en de referentiespanningVREFverbondenzijnandieeenaftakpunt TPl hebben welke met de gelijknamige ingang TPI van de verster- ker Tl, T2 verbonden is.
Transistor T7 is in Darlingtonopstel- \
<Desc/Clms Page number 10>
ling verbonden met de NMOS transistor NM2 tussen het aftakpunt TP3 van een resistieve spanningsdeler, bestaande uit de weerstanden R16 en R17 die tussen VAUX en VAG verbonden zijn, en het bovenste einde van de weerstand R14.
De versterkersignaalingang TP2 is verbonden met het gelijknamige aftakpunt van een resistieve spanningsdeler, die ook deel uitmaaktvan een signaalbron en bestaat uit de weerstanden R18 en Rl9 die in serie tussen de emitter van de emittervolger NPN transistor T8 en de referentiespanning verbonden zijn. Laatstgenoemde transistor T8 is in Darlingtonopstelling verbonden met de NMOS transistor NM3 tussen het verbindingspunt TP4 van een condensator C en twee gelijke bestuurde constantestroombronnen CS1 en CS2 waarvan de vrije uiteinden respektievelijk met VAG, VAUX en VAG verbonden zijn. De constante stroom die door elk van CS1 en CS2 opgewekt kan worden wordt I2 genoemd. CS1 en CS2 worden respektievelijk door de binaire besturingssignalen BR en BR bestuurd..
De hierboven vernoemde versterkerbesturingsingang VPA, waaraan een gelijknamige sturingsspanning VPA gelegd kan worden, is met de basissen van twee NPN transistoren T9 en T10 via respektieve weerstanden R24 en R25 verbonden. De transistoren T9 en T10 zijn respektievelijk in parallel met de versterkers Tl, T2 en T3, T4 verbonden.
Voorkeurswaarden van de weerstanden R12 tot Rl9 en R23,
EMI10.1
R24 zi in als volgt R12, R13 : 8 kilo-ohms ; R14, R16, R17, R18 : 50 kilo-ohms ; R15, Rl9 : 1 kilo-ohm ; R24, R25 : 10 kilo-ohms.
De stroom Il is zodnig dat hij in een weerstand R8 of
EMI10.2
39 ngs'/al T hreng.
De srocm I2 is geljk aan 2, De hierboven
<Desc/Clms Page number 11>
een spannspanningen VREF en VPA worden in een reterentie- en besturingsspanningsketen opgewekt, welke twee resistieve spanningsdelers omvat die respektievelijk door de weerstanden R20, R21 en R22, R23 gevormd worden. De weerstanden R20 en R21 van de besturingsspanningsketen zijn in serie verbonden tussen
EMI11.1
VAG en V- hun aftakpunt TP5 is met de besturingsuitgangsklem t VPA verbonden via de basis-emitterjuncties van NPN transistor enTll en PNP transistor T12... De collector van Tll is rechtstreeks verbonden met VAUX en zijn emitter is met V- verbonden via het afvoer-naar-bronpad van de NMOS transistor NM4,
die in stroomspiegelopstelling verbonden is met de NMOS transistors NM5 en NM6 waarvan de afvoer-en poortelektroden onderling verenigd zijn. Het bron-naar-afvoerpad van de PMOS transistor PM2, waarvan de poort door de hierboven vermelde voorspanningsbron Bl bestuurd wordt, en het poort-naar-bronpad van NM6 zijn in serie verbonden tussen VAUX en V-, zodanig dat er een constante stroombron gevormd wordt die in staat is een constante stroom I3 in de afvoerelektroden van NM4, NM5 en NM6 op te wekken.
De collector van T12 is rechtstreeks met V- verbonden en VAUX is met de emitter van T12 verbonden via het bron-naar-afvoerpad van de PMOS transistor PM3 waarvan de poort ook door de hierboven genoemde voorspanningsbron Bl bestuurd wordt. Het emitter naar-collectorpad van transistor T12 is verder in parallel verbonden met het afvoer-naar-bronpad van de NMOS transistor NM7 waarvan de poort door het binaire besturingssignaal VPB
EMI11.2
bestuurd wordt.
De weerstanden R22 en R23 van de referentiespanningsketen zijn in serie verbonden tussen VAG en V- en hun aftakpunt TP6 is met de referentie-uitgangsklem VREF via de basisemitter juncties van de NPN transistor T13 en de PNP transistor
EMI11.3
T14 et rbcnde verbonder. De collectcr van Tl3 is ijnemitter is mst V-viahetafvcer-naar-bronpad van de NMOS transistor verbonden. De collector van T14 is verbonden me @ V-.
\
<Desc/Clms Page number 12>
- Voorkeurswaarden van R20 tot R23 zijn :
EMI12.1
R20 : 5 kilo-ohms
11,R21 : 35 kilo-ohms ;
R22 : 33,6 kilo-ohms ;
R23 : 20 kilo-ohms.
Als de keten in werktoestand is, is het constante voor- ,'spanningssignaal Bl op 0, terwijl het binaire besturingssignaal
VPB al of niet geactiveerd is.
Er wordt eerst verondersteld dat het besturingssignaal
VPB gedeactiveerd (O) is zodat het signaal VPB geactiveerd (l) is. In dit geval wordt de werking van de transistor T12 belet, gezien de transistor NM7 dan geleidend is via de transistor PM3 die tezamen met de transistor PM3 geleidend is omdat het signaal
Bl op 0 is. Doordat PM2 geleidend is, kan er een constante stroom I3 vloeien in de afvoerelektroden van de transistoren
NM5 en ;rit zodat de transistoren T13 en T14 geleidend zijn en aan de uitgangsklem VREF een gelijknamige referentiespanning
VREF opwekken die gelijk is aan
VREF = VTP6 - VBEF13 + VBET14 (l) waarin VTP6 de spanning is op het aftakpunt van de spannings-
EMI12.2
deler gingsspanningen van T13 en T14 zijn.
Omdat VBET nagenoeg gelijk is aan VBET14, is de referentiespanning VREF nagenoeg onafhankelijk van temperatuursveranderingen hoewel VBET13 en VBET14 zelf temperatuursafhankelijk zijn.
Doordat VPD op 0 is, is transistor go--leidend terwijl NM1 geblokkeerd is zodat transistor T6 belet wordt van in werking te worden gesteld en dat de verbinding tussen de basissen van T5 en T6 onderbroken is. Daarom is de polarisatie-
EMI12.3
stroom I4 voor de versterkers Tl, T2 en T3, T4 gelijk aan Il. Ondat ringssinaal deklemVPAopgewektwordtgedeactivaerd klem met V-verbonden is. Hiercoor T9 en T10 ,
<Desc/Clms Page number 13>
VPgeblokkeerd.
Met de hierboven gegeven waarden van de componenten, is de referentiespanning VREF nagenoeg gelijk aan 2,75 Volts boven V- en voldoende om te beletten dat transistor T5 verzadigd wordt.
In geval de stroombron CS2 in werking is gesteld 'door het binaire besturingssignaal BR, is de condensator C volledig ontladen zodat de spanning op het verbindingspunt TP4 van C, CS1 en CS2 gelijk is aan VAG. Als gevolg hiervan wordt de ingangsspanning VTP8 op de signaalingang TP2 van de verschilversterker gegeven door :
EMI13.1
EMI13.2
waarin vl de volledige spanningsval is in de poort-naar-bron en basis-emitterpaden van NM3 enT8.
Anderzijds is de ingangsspanning VTPI op de signaal- ingang TP1 van deze versterker constant en gegeven door :
EMI13.3
waarin
EMI13.4
Uit de bovenvermelde betrekkingen (2) tot (4) en voor de gegeven weerstandswaarden bekomt men :
EMI13.5
Met de gegeven spanningswaarden en met vl = 1,7 Volts heeft men
EMI13.6
AlsgevolghierzanisdeversterkerT1, T2werkzaam, tarwijL de vers-cerker T3, T4 geblokkeerd is zodat er in de wear-
<Desc/Clms Page number 14>
stand R8 geen stroom vloeit, terwijl er een stroom vloeit van
VX naar V- via de serieverbinding van weerstand R9, versterker
Tl, T2, transistor T5 en weerstand R12.
Omdat VX op een spanning (V+)-v is en gezien de stroom Il in de weerstand
R9 een spanningsval ge lijk aan (V+) - 2v - VEET teweeg brengt, is ---de spanning op de klem BR2 gelijk aan (V+)-v, terwijl deze op klem BR2 gelijk is aan VEET + v, zoals vereist. Omdat deze spanningen respektievelijk aan de niet-inverterende ingangen -van LOAO en LOA1 gelegd worden verschijnen zij op de respektieve geleiders LIO en LI1.
Ingeval de stroombron CS1 door het binaire besturings- signaal BR in werking is gesteld, wordt de condensator C volledig opgeladen zodat de spanning op het verbindingspunt TP4 van C,
CS1 en CS2 gelijk is aan VAUX. Als gevolg hiervan wordt de ingangsspanning TP2 op de signaalingang TP2 van de verschilver- sterker gegeven door :
EMI14.1
Met de hierboven gegeven spanningswaarden en opnieuw met vl = 1, 7 Volts verkrijgt men
VTP2 = VREF + 1,75 Volts (10)
Als gevolg hiervan is de versterker T3, T4 werkzaam, terwijl de versterker Tl, T2 geblokkeerd is zodat de spanningen op de klemmen BR2 en BR1 respektievelijk gelijk zijn aan VEET + v en (v+)-v. Omdat deze spanningen aan de niet-inverterende ingangen van LOAO en LCA1 gelegd worden, zerschijnen zij op de
EMI14.2
respektieve lijngeiei6rs LIO en LI1.
Om een geleidelijk t1n r alairc''e acl- 1 ta
<Desc/Clms Page number 15>
werking van de stroombronnen CS1 en CS2 door middel van da binaire besturingssignalen BR, BR op passende wijze te besturen.
Bijvoorbeeld, als aanvankelijk CS2 werkzaam is en CS1 niet, zodat de lijngeleider LIO op (V+)-v is, terwijl de lijngeleider LIl op VEET+v is, is het voldoende de werking van CS2 stop te zetten en deze van CS1 te starten door BR = 0 en BR = 1 te maken. Inderdaad, op deze wijze wordt de condensator C op het verbindingspunt TP1 door CS1 lineair opgeladen vanaf
VAG to VAUX.
Als gevolg hiervan verandert de spanning VTP2 op de ingang TP2 van de verschilversterkerketen lineair van de waarde gegeven door de bovenstaande betrekking (5) tot deze gegeven door de betrekking (9) of van de waarde gegeven door (7) tot deze bepaald door (10). Omdat de spanning VTPl op de andere ingang TP1 van deze versterkerketen constant blijft, en bijvoorbeeld de waarde gegeven door betrekking (7) heeft, zalde versterker Tl, T2 op geleidelijke wijze geblokkeerd worden terwijl de versterker T3, T4 geleidelijk werkzaam zal worden, zoals reeds in de referentie C werd beschreven. Omdat de spanningsverandering op de versterkeringang TP2 klein is, wordt de toestand van de versterkerketen betrekkelijk vlug maar toch geleidelijk veranderd, zodat meer dan drie geleide- lijke polariteitsomkeringen per seconde verwezenlijkt kunnen worden.
Ingeval het binaire besturingssignaal VPB gedeactiveerd is, zijn de transistoren Tll en TU geleidend zodat het besturings- signaal VPA, die op de klem VPA wordt opgewekt, dan geactiveerd is. Doordat VPB = 1 is is de transistor NM1 geleidend, terwijl transistor PM1 geblokkeerd is, zodat transistor T6 in parallel met transistor T5 geschakeld is. Bijgevolg is de polarisatie- stroom I4 voor de versterkers Tl, T2 en T3, T4 gelijk aan 211.
EMI15.1
Dcordet pA n dat = i is, z-n datransistcrsdoor elkvanheneenstrocm11vioeit van VX naar V-l. Als gevolg hiervan worden de spanningen op de uirgangen BR1 en BR2
<Desc/Clms Page number 16>
beide gelijk aan VEET+v.
Er dient opgemerkt dat, afgezien van de condensator C, alle andere componenten van de hierboven beschreven keten op een chip geintegreerd zijn zodat het mogelijk is een betrekkelijk grote condensator te gebruiken. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat de toestand van VPA overweegt, d. w. z. als VPA geactiveerd is kunnen de versterkers Tl, T2 en T3,'T4 niet werkzaam worden.
Hoewel de principes van de uitvinding hierboven zijn beschreven aan de hand van een bepaalde uitvoeringsvorm, is het duidelijk dat de beschrijving slechts bij wijze van voorbeeld is gegeven en de uitvinding niet daartoe is beperkt.