<Desc/Clms Page number 1>
BESCHRIJVING behorende bij een UITVIND INGSOCTROOIAANVRAGE ten name van
ITW Limited, gevestigd te :
Windsor, Berkshire, Groot-Brittannië voor Bevestigingsorgaan voor een roostervormig element, zoals draadgaas. Onder inroeping van het recht van voorrang op grond van octrooiaanvrage No. 82.21652, ingediend in Groot-Brittannië dd. 27 juli 1982.
<Desc/Clms Page number 2>
De uitvinding heeft betrekking op een bevestigingsorgaan, dat in het bijzonder, hoewel niet uitsluitend, is ontworpen voor gebruik bij een roostervormig element, zoals draadgaas.
Een voorbeeld van een kenmerkend gebruik is bij het verbeteren van een oude woning. De buitenwanden van de woning kunnen worden bedekt met een thermische isolatie, die dan zelf wordt bedekt door een draadgaas voor het geven van steun voor een uitwendige bepleistering. Het is wenselijk om te verzekeren, dat het draadgas op een gelijke, voorafbepaalde afstand van de thermische isolatie ligt. Indien de afstand te veel veranderlijk is, wordt de uitwendige bepleistering niet op juiste wijze gesteund.
De uitvinding beoogt derhalve een bevestigingsorgaan te verschaffen, dat eenvoudig en goedkoop te vervaardigen is, maar toch gemakkelijk en betrouwbaar te gebruiken.
Een ééndelig bevestigingsorgaan van kunststof voor gebruik bij het bevestigen van een roostervormig element, zoals draadgaas, dat een geraamte bevat, dat een reeks tussenruimten bepaalt, bestaat uit een in het algemeen vlak deel en een aantal in het algemeen loodrecht vanaf een eindvlak van het in het algemeen vlakke deel zich uitstrekkende uitsteeksels, waarbij elk der uitsteeksels is voorzien van een of meer naar achter naar het in het algemeen vlakke deel schuin lopende weerhaken, en elk der weerhaken veerkrachtig vervormbaar is om bij gebruik de doorgang mogelijk te maken door de tussenruimten van een roostervormig element, maar het vervolgens van het geraamte van het roostervormig element losmaken tegengaat.
De uitsteeksels kunnen zijn aangebracht in een rechte lijn, in welk geval het in het algemeen vlakke deel aan weerszijden van de rechte lijn bij voorkeur een aanzienlijk gebied heeft. Elk der uitsteeksels kan zijn uitgevoerd met twee weerhaken aan de einden van de uitsteeksels op afstand van het in het algemeen vlakke deel voor het geven van het uiterlijk van een pijlpunt, en het verschaffen van invoer voor het roostervormige element. Er kunnen althans vier uitsteeksels aanwezig zijn, en er zijn bij voorkeur althans acht uitsteeksels aanwezig.
Indien de uitwendige bepleistering betrekkelijk dik moet zijn, hetgeen het wenselijk maakt, dat het draadgaas op enige afstand vanaf
<Desc/Clms Page number 3>
de thermische isolatie wordt vastgehouden, kan een aantal ribben zich vanaf het ene eindvlak van het in het algemeen vlakke deel uitstrekken voor het op afstand van het in het algemeen vlakke deel vasthouden van het roostervormige element, waarbij de ribben mogelijk uit een stuk zijn met en zich uitstrekken tussen de uitsteeksels aan de einden daarvan dichter bij het in het algemeen vlakke deel.
Een aantal lijven kan zich uitstrekken vanaf het andere eindvlak van het in het algemeen vlakke deel voor het steunen van omtreksgebieden van het in het algemeen vlakke deel, welke lijven in het bijzonder wanneer de thermische isolatie wordt gevormd door schuim in plaats van door plaat, in het schuim kunnen zijn geperst.
Het bevestigingsorgaan kan een zichzelf vastzettende schacht hebben, die zich in het algemeen loodrecht uitstrekt vanaf het andere eindvlak van het in het algemeen vlakke deel, en dus in de vorm zijn van een beslagnagel. Ook kan het bevestigingsorgaan in de vorm zijn van een vulring en een opening hebben, door welke opening een schroef, spijker, zichzelf vastzettende schacht of een andere afzonderlijke bevestiging kan worden gestoken om zich in het algeen loodrecht uit te strekken vanaf het andere eindvlak van het in het algemeen vlakke deel.
De zichzelf vastzettende schacht kan van de soort zijn, die is geopenbaard in het Britse octrooischrift 1. 451. 009, waarin een ééndelig drijfbevestigingsorgaan van kunststof is beschreven, dat een kop bevat en een schacht, die is voorzien van een in het algemeen veelhoekig, axiaal zich uitstrekkend lichaamsgedeelte, dat een aantal radiaal naar buiten gerichte platte oppervlakken verschaft, van elkaar gescheiden door onder een hoek geplaatste uitsparingen, waarbij een aantal uit een stuk gevormde, veerkrachtige, onafhankelijke vleugels zich radiaal naar buiten uitstrekt vanaf elk der oppervlakken met axiale tussenruimten, de vleugels aan bepaalde oppervlakken axiaal verspringend zijn aangebracht ten opzichte van de vleugels aan de andere oppervlakken, en de verbinding van de vleugels met de oppervlakken rechte lijnen zijn.
Het is duidelijk, dat in het algemeen een aantal van dergelijke
EMI3.1
bevestigingsorganen bij voorkeur wordt gebruikt bij een vervaardigingsC > werkwijze, waarbij een laag van een eerste materiaal (zoals een thermische isolatie) wordt aangebracht op een onderlaag (zoals een wand), waarbij de bevestigingsorganen op onderlinge afstanden worden vastgezet aan de onderlaag, zodat de in het algemeen vlakke delen van de bevestigings-
<Desc/Clms Page number 4>
organen tegen het vrije eindvlak liggen van het eerste materiaal, een roostervormig element (zoals draadgaas) wordt aangebracht aan de bevestigingsorganen voor het bevestigen van het roostervormige element aan de uitsteeksels van de bevestigingsorganen, en een laag van het tweede
EMI4.1
materiaal (zoals een uitwendige bepleistering) wordt aangebracht voor C > het bedekken van het roostervormige element,
de bevestigingsorganen en de laag van het eerste materiaal.
EMI4.2
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, C > waarin : fig. 1 een onderaanzicht is van een eerste uitvoeringsvorm van het bevestigingsorgaan in de vorm van een vulring ;
EMI4.3
fig. 2 een doorsnede is volgens de lijn II-II in fig. 1 C > fig. 3 een zij-aanzicht in de richting van de pijl III in fig.
2 is ; fig. 4 een bovenaanzicht is van een tweede uitvoeringsvorm van het bevestigingsorgaan in de vorm van een beslagnagel ; fig. 5 een zij-aanzicht is in de richting van de pijl V in fig.
EMI4.4
4. fig. 6 een zij-aanzicht is in de richting van de pijl VI in fig. 5 ; fig. 7 een onderaanzicht is in de richting van de pijl VII in fig. 5 ; en
EMI4.5
fig. 8 een aan fig. 5 gelijk zij-aanzicht is, waarbij tevens C > een huiswand, een thermische isolatieplaat, een draadgaas en een uitwendige bepleistering zijn weergegeven.
Eerst verwijzende naar de fig. 1-3, is een eerste uitvoeringsvorm van het bevestigingsorgaan weergegeven, die in een vorm uit één stuk is gevormd van met 10% talk gevuld polypropeen in de vorm van een vulring 10.
De vulring 10 heeft een ringvormig vlakdeel 12 met een stervorm.
Aan één eindvlak strekt een van open einden voorziene buis 14 zich loodrecht uit vanaf de binnenomtrek van het deel 12. Het rechtereinde van de buis 14 (gezien in fig. 2) heeft een afgeknot kogelvormig gedeelte 16 voor het aanvullen van een verzonken kop van een normaal in de buis 14 te plaatsen schroefanker. Het linkereinde van de buis 14 (gezien in fig. 2) heeft een uitsparing 18 voor het opnemen van een
EMI4.6
vergrote kop van een gewone in te drukken gatstop voor het sluiten van C >
<Desc/Clms Page number 5>
de buis 14. Zes lijven 20 strekken zich radiaal naar buiten uit tussen de buis 14 en de buitenomtrek van het deel 12.
Aan het andere eindvlak strekt een totaal van acht uitsteeksels 22 zich loodrecht uit vanaf het deel 12. Het vrije einde van elk der uitsteeksels 22 heeft een paar symmetrisch aangebrachte weerhaken 24, welke weerhaken schuin naar achter lopen naar het deel 12 en het uiterlijk geven van een pijl. De uitsteeksels 22 zijn aangebracht in een rechte lijn, waarbij tegenover elkaar liggende zijvlakken 26,28 van de weerhaken 24 zijn aangebracht in een paar evenwijdige vlakken. Ribben 30 zijn uit een stuk gevormd met en strekken zich uit tussen de rechtereinden van de uitsteeksels 22 (gezien in fig. 2), behalve bij de middenopening van het ringvormige deel 12.
Alvorens de gebruikswijze van de vulring 10 te bespreken, is het goed te verwijzen naar de fig. 4-7, die een tweede uitvoeringsvorm tonen van het bevestigingsorgaan, weer uit één stuk in een vorm gevormd van met 10% talk gevuld polypropeen, maar in de vorm van een beslagnagel 40.
De beslagnagel 40 heeft een doorlopend vlak deel 42 met een ingedeukte vierkante gedaante.
Aan één eindvlak strekt volgens een opstelling, die sterk overeenkomt met die, welke hiervoor is beschreven met verwijzing naar de vulring 10, een totaal van acht uitsteeksels 44 zich loodrecht uit vanaf het deel 42. Het vrije einde van elk der uitsteeksels 44 heeft een paar symmetrisch aangebrachte weerhaken 46, welke weerhaken schuin naar achter lopen naar het deel 42 en het uiterlijk geven van een pijlpunt. De uitsteeksels 44 zijn aangebracht in een rechte lijn, waarbij tegenover elkaar liggende zijvlakken 48,50 van de weerhaken 46 zijn aangebracht in een paar evenwijdige vlakken. De ribben 52 zijn uit één stuk gevormd met en strekken zich uit tussen de einden van de uitsteeksels 44, die dichter bij het deel 42 liggen.
Aan het andere eindvlak strekt een zichzelf vastzettende schacht 54 zich loodrecht uit vanaf het deel 42 maar in de ten opzichte van de uitsteeksels 44 tegengestelde richting. Over een eerste gedeelte van de lengte (naar benedengaande in fig. 5) heeft de schacht 54 een kruisvormige dwarsdoorsnede, maar gaat dan over in een veelhoekige dwarsdoorsnede alvorens tenslotte een gedeelte te bereiken met een cirkelvormige dwarsdoorsnede. Het eerste gedeelte met de kruisvormige dwarsdoorsnede
<Desc/Clms Page number 6>
wordt gevormd door tegenover elkaar liggende paren ribben 56,58. Voor het verschaffen van aanvullende steun kunnen de ribben 56 zich uitstrekken tot de buitenomtrek van het deel 42. Het laatste gedeelte met de cirkelvormige dwarsdoorsnede neemt in diameter af voor het vormen van een leidende punt 60.
Het gedeelte van de schacht 54 met veelhoekige dwarsdoorsnede verschaft vier radiaal naar buiten gerichte, platte oppervlakken 62, van elkaar gescheiden door onder een hoek geplaatste uitsparingen 64. Een aantal uit één stuk gevormde, veerkrachtige, onafhankelijke vleugels 66 strekt zich met axiale tussenruimten radiaal naar buiten uit vanaf elk der oppervlakken 62. De vleugels 66 aan een tegenover elkaar liggend paar oppervlakken 62 zijn axiaal verspringend aangebracht ten opzichte van de vleugels 66 aan het andere tegenover elkaar liggende paar oppervlakken 62. De verbinding van de vleugels 66 en de oppervlakken 62 is volgens rechte lijnen. Een vollediger beschrijving is te vinden in het Britse octrooischrift 1. 451. 009.
Een kenmerkend gebruik van de beslagnagel 40 is schematisch weergegeven in fig. 8. Een buitenwand 70 van een te verbeteren huis wordt bedekt met een plaat 72 van een thermische isolatie. De beslagnagel 40
EMI6.1
wordt door de plaat 72 gedreven en in een voorgevormde blinde boring C > 74 in de wand 70. De boring 74 heeft een kleinere diameter dan de cirkel, die de vrije omtreksranden van de vleugels 66 aan de beslagnagel 40 omschrijft. Dit betekent, dat de vleugels 66 veerkrachtig worden verbogen en tegen de wand 70 drukken. De beslagnagel 40 is vast wanneer het deel 42 tegen de plaat 72 drukt, en alle vleugels 66 aan de schacht 54 de boring 74 binnen zijn gegaan. Een gebruikelijk draadgaas 76 wordt dan met de hand vastgezet aan de uitsteeksels 44 aan de beslagnagel 40.
Het gaas 76 kan zijn gemaakt van geweven draadstrengen 78 voor het verschaffen van een roostervormig raamwerk, dat een regelmatige opstelling van tussenruimten 80 scheidt. Naburige draadstrengen van het gaas 76 worden tussen de uitsteeksels 44 gedrukt totdat zij op de ribben 52 rusten. Om het de strengen 78 mogelijk te maken de ribben 52 te bereiken, moeten de weerhaken 46 aan de uitsteeksels veerkrachtig worden vervormd. Na de doorgang van de strengen, veren de weerhaken 46 terug naar een niet-hervormde toestand en gaan dan het losmaken van het gaas 76 tegen. Tenslotte wordt een bekleding van een uitwendige bepleistering 82 aangebracht op de plaat 72, bijvoorbeeld door sproeien, waarbij de dikte van de bekleding vol-
<Desc/Clms Page number 7>
EMI7.1
doende is voor het goed bedekken van het gaas 16.
C > De gebruikswijze van de vulring 10 is in dezelfde als die van de beslagnager 40, waarbij de hoofdverschillen zijn, dat de vulring 10 geschikter is om te worden gebruikt bij een thermische isolatie, die is gevormd van schuim, omdat de lijven 20 in het schuim kunnen drukken, waarbij een afzonderlijke bevestiging door de buis 14 wordt gedreven voor het vastzetten van de vulring 10, en een afzonderlijke gatstop wordt aangebracht voor het sluiten van de buis 14 voordat de uitwendige bepleistering zelf wordt aangebracht.
Het is duidelijk, dat de afmetingen van de tussenruimten van het draadgaas het aantal door een bepaald bevestigingsorgaan vastgehouden strengen beïnvloeden. Voorzien is, dat gewoonlijk slechts één of twee van de strengen worden vastgehouden. Het bevestigingsorgaan moet echter gewoonlijk niet worden voorzien van slechts vier uitsteeksels, maar in plaats daarvan van zes, acht of zelfs meer uitsteeksels. Dit betekent, dat het bevestigingsorgaan niet nauwkeurig behoeft te worden geplaatst voor het verzekeren van werkzame aangrijping van het draadgaas.
Het is tevens duidelijk, dat vele veranderingen en wijzigingen mogelijk zijn voor het bevestigingsorgaan. Het kunststofmateriaal behoeft
EMI7.2
bijvoorbeeld geen talkvulling te hebben. Bovendien behoeft het in het 0 C > algemeen vlakke deel niet noodzakelijkerwijze een stergedaante of een ingedeukte vierkante gedaante te hebben, maar kan het een cirkelvormige of rechthoekige of in feite een willekeurige, geschikte gedaante hebben.