NL8302675A - Bevestigingsorgaan voor een roostervormig element, zoals draadgaas. - Google Patents

Description

% * t 70 k99ó 2etr.: Bevestigingsorgaan voor een roostervormig element, zoals draadgaas.

De uitvinding heeft betrekking op een tevestigingsorgaan, dat in het bijzonder, hoewel niet uitsluitend, is ontworpen voor gebruik bij een roostervormig element, zoals draadgaas.

Sen voorbeeld .van een kenmerkend gebruik is bij het verbeteren 5 van een oude woning. De buitenwanden van de woning kannen worden bedekt met een thermische isolatie, die dan zelf wordt bedekt door een draadgaas voor het geven van steun voor een uitwendige bepleistering. Het is wenselijk om te verzekeren, dat het draadgas op een gelijke, voorafbepaalde afstand van de thermische isolatie ligt. Indien de afstand te 10 veel veranderlijk is, wordt de uitwendige bepleistering niet op juiste wijze gesteund.

De uitvinding beoogt derhalve een bevestigingsorgaan te verschaffen, dat eenvoudig en goedkoop te vervaardigen is, maar toch gemakkelijk en betrouwbaar te gebruiken.

15 Sen eendelig bevestigingsorgaan van kunststof voor gebruik bij het bevestigen van een roostervormig element, zoals draadgaas, dat een geraamte bevat, dat een reeks tussenruimten bepaalt, bestaat uit een in het algemeen vlak deel en een aantal in het algemeen loodrecht vanaf een eindvlak van het in het algemeen vlakke deel zich uit strekkende 20 uitsteeksels, waarbij elk der uitsteeksels is voorzien van een of meer naar achter naar het in het algemeen vlakke deel schuin lopende weerhaken, en elk der weerhaken veerkrachtig vervormbaar is om bij gebruik de doorgang mogelijk te maken door de tussenruimten van een roostervormig element, maar het vervolgens van het geraamte van het roostervormig 25 element losmaken tegengaat.

De uitsteeksels kunnen zijn aangebracht in een rechte lijn, in welk geval het in aet algemeen vlakke deel aan weerszijden van de rechte lijn bij voorkeur een aanzienlijk gebied heeft. ELk der uitsteeksels kan zijn uitgevoerd met twee weerhaken aan de einden van de uitsteeksels op 30 afstand van het in het algemeen vlakke deel voor het geven van het uiter-lijk van een pijlpunt, en het verschaffen van invoer voor het rooster-vormige element. Zr kunnen althans vier uitsteeksels aanwezig zijn, en er zijn bij voorkeur althans acht uitsteeksels aanwezig.

Indien de uitwendige bepleistering betrekkelijk dik moet zijn, 35 hetgeen heu wenselijk maakt, dat het draadgaas op enige afstand vanaf 8302675 * ï - 2 - de thermische isolatie wordt vastgehouden, kan een aantal ribben zich vanaf het ene eindvlak van het in het algemeen vlakke deel uitstrekken voor het op afstand van het in het algemeen vlakke deel vasthouden van het roostervormige element, waarbij de ribben mogelijk uit een 5 stuk zijn met en zich uitstrekken tussen de uitsteeksels aan de einden daarvan dichter bij het in het algemeen vlakke deel.

Sen aantal lijven kan zich uitstrekken vanaf het andere eindvlak van het in het algemeen vlakke deel voor het steunen van omtreksgebie-den van het in het algemeen vlakke deel, welke lijven in het bijzonder 10 wanneer de thermische isolatie wordt gevormd door schuim in plaats van door plaat, in het schuim kunnen zijn geperst.

Het bevestigingsorgaan kan een zichzelf vastzettende schacht heb- 4 ben, die zich in het algemeen loodrecht uitstrekt vanaf het andere eindvlak van het in het algemeen vlakke deel, en dus in de,vorm zijn van een if 15 beslagnagel. Ook kan het bevestigingsorgaan in de vorm zijn van een vul-ring en een opening hebben, door welke opening een schroef, spijker, zichzelf vastzettende schacht of een andere afzonderlijke bevestiging kan worden gestoken om zich in het algeen loodrecht uit te strekken vanaf het andere eindvlak van het in het algemeen vlakke deel.

20 De zichzelf vastzettende schacht kan van de soort zijn, die is geopenbaard in het Britse octrooischrift 1Λ51.009, waarin een ééndelig örijfbevestigingsorgaan van kunststof is beschreven, dat eéh kop bevat en een schacht, die is voorzien van een in het algemeen veelhoekig, axiaal zich uitstrekkend lichaamsgedeelte, dat een aantal radiaal naar 25 buiten gerichte platte oppervlakken verschaft, van elkaar gescheiden door onder een hoek geplaatste uitsparingen, waarbij een aantal uit één stuk gevormde, veerkrachtige, onafhankelijke vleugels zich radiaal naar buiten uitstrekt vanaf elk der oppervlakken met axiale tussenruimten, de vleugels aan bepaalde oppervlakken axiaal verspringend zijn aangebracht 30 ten opzichte van de vleugels aan de andere oppervlakken, en de verbinding van de vleugels met de oppervlakken rechte lijnen zijn.

Het is duidelijk, dat in het algemeen een aantal van dergelijke bevestigingsorganen bij voorkeur wordt gebruikt bij een vervaardigings-werkwijze, waarbij een laag van een eerste materiaal (zoals een thermische 35 isolatie) wordt aangebracht op een onderlaag (zoals een wand), waarbij de bevestigingsorganen op onderlinge afstanden worden vastgezet aan de onderlaag, zodat de in het algemeen vlakke delen van de bevestigings- 8302675 - 3 - # φ organen, tegen het vrije eindvlak liggen van het eerste materiaal, een roostervormig element (zoals draadgaas) "wordt aangehracht aan de beves-tigingsorganen voor het bevestigen van het roostervormige element aan de uitsteeksels van de bevestigingsorganen, en een laag van het tweede 5 materiaal (zoals een uitwendige bepleistering ) wordt aangebracht voor het bedekken van het roostervormige element, de bevestigingsorganen en de laag van het eerste materiaal.

De uitvinding wordt nader toegeiicht aan de hand van de tekening, waarin : 10 fig. 1 een onderaanzicht is van een eerste uitvoeringsvorm van het bevestigingsorgaan in de vorm van een vulring; fig. 2 een doorsnede is volgens de lijn ÏI-II in fig. 1; fig. 3 een zij-aanzicht in de richting van de pijl III in fig.

2 is; 15 fig. b een bovenaanzicht is van een tweede uitvoeringsvorm van het bevestigingsorgaan in de vorm van een beslagnagel; fig. 5 een zij-aanzicht is in de richting van de pijl V in fig.

It; fig. 6 een zij-aanzicht is in de richting van de pijl VI in 20 fig. 5; fig. T een onderaanzicht is in de richting van de pijl VII in fig. 5; en fig. 8 een aan fig. 5 gelijk zij-aanzicht is, waarbij tevens een huiswand, een thermische isolatieplaat, een draadgaas en een uit- 25 wendige bepleistering zijn weergegeven.

Eerst verwijzende naar de fig. 1 - 3, is een eerste uitvoeringsvorm van het bevestigingsorgaan weergegeven, die in een vorm uit een stuk is gevormd van met 10# talk gevuld polypropeen in de vorm van een vulring 10.

30 De vulring 10 heeft een ringvormig vlakdeel 12 met een stervorm.

Aan een eindvlak strekt een van open einden voorziene buis 1¼ zich loodrecht uit vanaf de binnencmtrek van het deel 12. Het rechter-einde van de buis 1¼ (gezien in fig. 2) heeft een afgeknot kogelvormig gedeelte l6 voor het aanvullen van een verzonken kop van een normaal 35 in de buis 1¼ te plaatsen schroef anker. Het linker einde van de buis 1b (gezien in fig. 2) heeft een uitsparing 18 voor het opnemen van een vergrote kop van een gewone in te drukken gat stop voor het sluiten van 8302675 « $ - i - de "buis 11. Zes lijven 20 strekken zich radiaal naar "buiten uit tussen de huis 11 en de buitenomtrek van het deel 12.

Aan het andere eindvlak strekt een totaal van acht uitsteeksels 22 zich loodrecht uit vanaf het deel 12. Het vrije einde van elk der uit-5 steeksels 22 heeft een paar symmetrisch aangebrachte weerhaken 2l, welke weerhaken schuin naar achter lopen naar het deel 12 en het uit er lijk geven van een pijl. De uitsteeksels 22 zijn aangebracht in een rechte lijn, waarbij tegenover elkaar liggende zijvlakken 26, 28 van de weerhaken 2k zijn aangebracht in een paar evenwijdige vlakken. Ribben 30 zijn uit een 10 stuk gevormd met en strekken zich uit tussen de rechtereinden van de uitsteeksels 22 (gezien in fig. 2), behalve bij de middenopening van het ringvormige deel 12.

Alvorens de gebruikswijze van de '/uiring 10 te bespreken, is het goed te verwijzen naar de fig. k - 7, die een tweede uitvoerings-15 vorm tonen van het bevestigingsorgaan, weer uit één stuk in een vorm gevormd van met 10% talk gevuld polypropeen, maar in de vorm van een be-slagnagel 10.

De beslagnagel 10 heeft een doorlopend vlak deel 12 met een ingedeukte vierkante gedaante.

20 Aan één eindvlak strekt volgens een opstelling, die sterk over eenkomt met die, welke hiervoor is beschreven met verwijzing naar de vul-ring 10, een totaal van acht uitsteeksels 11 zich loodrecht uit vanaf het deel 12. Het vrije einde van elk der uitsteeksels 11 heeft een paar symmetrisch aangebrachte weerhaken 16, welke weerhaken schuin naar ach-25 ter lopen naar het deel 12 en het uiterlijk geven van een pijlpunt. De uitsteeksels 11 zijn aangebracht in een rechte lijn, waarbij tegenover Vfl.fl.i» liggende zijvlakken 18, 50 van de weerhaken k6 zijn aangebracht in een paar evenwijdige vlakken. De ribben 52 zijn uit één stuk gevormd met en strekken zich uit tussen de einden van de uitsteeksels 11, die dich-30 ter bij het deel 12 liggen.

Aan het andere eindvlak strekt een zichzelf vastzettende schacht 5b sich loodrecht uit vanaf het deel b2 maar in de ten opzichte van de uitsteeksels 14 tegengestelde richting. Over een eerste gedeelte van de lengte (naar benedengaande in fig. 5) heeft de schacht 5l sen kruisvor-35 mige dwarsdoorsnede, maar gaat dan over in een veelhoekige dwarsdoorsnede alvorens tenslotte een gedeelte te bereiken met een cirkelvcrmige dwarsdoorsnede. Het eerste gedeelte met de kruisvormige dwarsdoorsnede 8302675 r ί - 5 *- wordt gevormd door tegenover elkaar liggende paren ribben 56, 53. Voor het verschaffen van aanvullende steun kunnen de ribben 56 zich uitstrekken tct de buitenomtrek van het deel k2, Het laatste gedeelte met de cirkelvoraige dwarsdoorsnede neemt in diameter af voor het vormen van ^ een leidende punt oO.

Het gedeelte van de schacht met veelhoekige dwarsdoorsnede verschaft vier radiaal naar buiten gerichte, platte oppervlakken 62, van elkaar gescheiden door onder een hoek geplaatste uitsparingen 6h, Een aantal uit lén stuk gevormde, veerkrachtige, onafhankelijke vleugels 66 jq strekt zich met axiale tussenruimten radiaal naar buiten uit vanaf elk der oppervlakken 62. De vleugels 66 aan een tegenover elkaar liggend paar oppervlakken 62 zijn axiaal verspringend aangebracht ten opzichte van de vleugels 66 pp.n het andere tegenóver elkaar liggende paar oppervlakken 62. De verbinding van de vleugels 66 en de oppervlakken 62 is ^ volgens rechte lijnen. Een vollediger beschrijving is te vinden in het Britse octrocischrift 1Λ51.009.

Een keamerkend gebruik van de beslagnagel Uo is schematisch weergegeven in fig. 3. Een buitenwand TO van een te verbeteren huis wordt bedekt met een plaat 72 van een thermische isolatie. De beslagnagel k0 2q wordt door de plaat 72 gedreven en in een voorgevormde blinde boring 7k in de wand 70· De boring 7^ heeft een kleinere diameter dan de cirkel, die de vrije cratreksranden van de vleugels 66 aan de beslagnagel Uo omschrijft. Dit betekent, dat de vleugels 66 veerkrachtig worden verbogen en tegen de wand 70 drukken. De beslagnagel Uo is vast wanneer het deel h2 tegen de ulaat 72 drukt, en alle vleugels 66 aan de schacht 5½ <ie boring 74· binnen zijn gegaan. Een gebruikelijk draadgaas 76 wordt dan met de hand vastgezet qp-n de uitsteeksels Uh aan de beslagnagel ^-0. Het gaas 76 kan zijn gemaakt van geweven draadstrengen 78 voor het verschaffen van een roostervormig raamwerk, dat een regelmatige opstelling van tus-2q senruimten CO scheidt. Haburige draadstrengen van het gaas 76 worden tussen de uitsteeksels gedrukt totdat zij op de ribben 52 rusten. Om het de strengen 73 mogelijk te maken de ribben 52 te bereiken, moeten de weerhaken ïo aan de uitsteeksels veerkrachtig werden vervormd. Ha de doorgang van de strengen, veren de weerhaken b-o terug naar een niet-hervermde 25 toestand en gaan dan het losmaken van het gaas 76 tegen. Tenslotte wordt een bekleding van een uitwendige bepleistering 32 aangebracht op de plaat 72, bijvoorbeeld door sproeien, waarbij de dikte van de bekleding vol- 8302675 t

« V

> - 6 - doende is voor het goed bedekken van het gaas J6.

De gebruikswijze van de vulring 10 is in hoofdzaak dezelfde als die van de beslagnager ko, waarbij de hoofdverschillen zijn, dat de vulring 10 geschikter is om te worden gebruikt bij een thermische isola-5 tie, die is gevormd van schuim, omdat de lijven 20 in het schuim kunnen drukken, waarbij een afzonderlijke bevestiging door de buis ik wordt gedreven voor het vast zetten van de vulring 10, en een afzonderlijke gatstop wordt aangebracht voor het sluiten van de buis 1U voordat de uitwendige bepleistering zelf wordt aangebracht.

10 Het is duidelijk, dat de afmetingen van de tussenruimten van het draadgaas het aantal door een bepaald bevestigingsorgaan vastgehouden strengen beïnvloeden. Voorzien is, dat gewoonlijk slechts een of twee van de strengen worden vastgehouden. Het bevestigingsorgaan moet echter gewoonlijk niet worden voorzien van slechts vier uitsteeksels, maar in 15 plaats daarvan van zes, acht of zelfs meer uitsteeksels. Dit betekent, dat het bevestigingsorgaan niet nauwkeurig behoeft te worden geplaatst voor het verzekeren van werkzame aangrijping van het draadgaas.

Het is tevens duidelijk, dat vele veranderingen en wijzigingen mogelijk zijn voor het bevestigingsorgaan. Het kunststofiaateriaal behoeft 20 bijvoorbeeld geen talkvulling te hebben. Bovendien behoeft het in het algemeen vlakke deel niet noodzakelijkerwijze een stergedaante of een ingedeukte vierkante gedaante te hebben, maar kan het een cirkelvormige of rechthoekige of in feite een willekeurige, geschikte gedaante hebben.

8302675

Claims (11)

1. Eendelig bevestigings orgaan ran kunststof roor gebruik bij het bevestigen van een roostervcrmig element, zoals draadgaas, dat een raamwerk bevat, dat een reeks tussenruimten bepaalt, gekenmerkt door een in het algemeen vlak deel (12; 1*2) en een aantal in het algemeen loodrecht 5 vanaf een eindvlak van het in het algemeen vlakke deel zich uit strekkende uitsteeksels (22; 1*1*), waarbij elk der uitsteeksels is voorzien van een of meer schuin naar achter naar het in het algemeen vlakke deel lopende weerhaken (2U; 1*6), en elk der weerhaken bij gebruik veerkrachtig vervormbaar is voor de doorgang door de tussenruimten (80) van het roos-10 tervormige element (T6) en voor het tegengaan van een daaropvolgend van het roostervoraige element losmaken van het raamwerk (T8).

2. Orgaan volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat uitsteeksels (22; 1*1*) in een rechte lijn zijn aangebracht.

3. Orgaan volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat het in het alge-15 meen vlakke deel (12; 1*2) aan weerszijden van de rechte lijn een aanzienlijk gebied heeft. 1*. Orgaan volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat elk der uitsteeksels (22; 1*1*) is voorzien van twee weerhaken (2U; 1*6) aan de einden, die zich op afstand bevinden van het in het algemeen vlak-20 ke deel (12; 1*2).

5. Orgaan volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat er althans vier uitsteeksels (22; 1*1*) aanwezig zijn.

6. Orgaan volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat er althans acht uitsteeksels (22; 1*1*) aanwezig zijn. 25 7· Orgaan volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat een aantal ribben (30, 52) zich uitstrekt vanaf het ene eindvlak van het in het algemeen vlakke deel (12; 1*2) voor het op afstand daarvan houden van het roostervormige element (?6).

3. Orgaan volgens conclusie 2 en 7 met het kenmerk, dat de ribben 30 (30; 52) uit een stuk zijn gevormd met en zich uitstrekken tussen de uit steeksels (22; 1*1*) bij de einden, die dichter bij het in het algemeen vlakke deel (12; 1*2)’liggen.

9. Orgaan volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat een aantal lijven (20; 56) zich uitstrekt vanaf het andere eindvlak van 35 het in het algemeen vlakke deel (12; 1*2) voor het steunen van omtreksge- 8302675 ♦ - 8 , bieden daarvan.

10. Orgaan volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat het de vorm heeft van een beslagnagel (Uo) met een zichzelf vastzettende schacht (5*0, die zich in het algemeen loodrecht uitstrekt van- 5 af het andere eindvlak van het in het algemeen vlakke deel (^-2).

11. Orgaan volgens een der conclusies 1-9 met het kenmerk, dat het de vorm heeft van een vulring (10), voorzien van een opening, waardoor een afzonderlijke, zichzelf vastzettende schacht kan worden gestoken om zich in het algemeen loodrecht uit te strekken vanaf het andere 10. eindvlak van het in het algemeen vlakke deel (12).

12. Orgaan volgens conclusie 10 of 11 met het kenmerk, dat de zichzelf vastzettende schacht (5*0 een in het algemeen veelhoekig, axiaal zich uitstrekkend lichaamsgedeelte heeft, dat een aantal radiaal, naar buiten gerichte, platte oppervlakken (62) verschaft, van elkaar geschei- 15. den door onder een hoek geplaatste uitsparingen (6*0, waarbij een aantal uit een stuk gevormde, veerkrachtige, onafhankelijke vleugels (66) zich met axiale tussenruimten radiaal naar buiten uitstrekt vanaf elk dezer oppervlakken, welke vleugels op bepaalde oppervlakken axiaaal verspringend zijn aangebracht ten opzichte van de vleugels op de andere oppervlakken, 20 en de verbinding van de vleugels met de oppervlakken rechte lijnen zijn.

13. Aantal bevestigingsorganen volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat dit aantal wordt gebruikt bij een* vervaardi-gingswerkwij ze, waarbij een laag van een eerste materiaal (72) wordt aangebracht op een onderlaag (70), de bevestigings organen (10; *+0) op 25 onderlinge afstanden worden vastgezet aan de onderlaag, zodat de in het algemeen vlakke delen (12; k2) daarvan tegen het vrije eindvlak liggen van het eerste materiaal, een roostervcrmig element (76) wordt aangebracht aan de bevestigingsorganen door het bevestigen daarvan aan de uitsteeksels (22; kk) daarvan, en een laag van een tweede materiaal (82) 30 wordt aangebracht voor het bedekken van het roostervormige element, de bevestigingsorganen en de laag van een eerste materiaal. 8302675