<Desc/Clms Page number 1>
BESCHRIJVING behorende bij een UITVIND INGSOCTROOIAANVRAGE ten name van
ITW Limited, gevestigd te :
Windsor, Berkshire, Groot-Brittannië voor Bevestigingsorgaan voor een roostervormig element, zoals draadgaas. Onder inroeping van het recht van voorrang op grond van octrooiaanvrage No. 82.21652, ingediend in Groot-Brittannië dd. 27 juli 1982.
<Desc/Clms Page number 2>
De uitvinding heeft betrekking op een bevestigingsorgaan, dat in het bijzonder, hoewel niet uitsluitend, is ontworpen voor gebruik bij een roostervormig element, zoals draadgaas.
Een voorbeeld van een kenmerkend gebruik is bij het verbeteren van een oude woning. De buitenwanden van de woning kunnen worden bedekt met een thermische isolatie, die dan zelf wordt bedekt door een draadgaas voor het geven van steun voor een uitwendige bepleistering. Het is wenselijk om te verzekeren, dat het draadgas op een gelijke, voorafbepaalde afstand van de thermische isolatie ligt. Indien de afstand te veel veranderlijk is, wordt de uitwendige bepleistering niet op juiste wijze gesteund.
De uitvinding beoogt derhalve een bevestigingsorgaan te verschaffen, dat eenvoudig en goedkoop te vervaardigen is, maar toch gemakkelijk en betrouwbaar te gebruiken.
Een ééndelig bevestigingsorgaan van kunststof voor gebruik bij het bevestigen van een roostervormig element, zoals draadgaas, dat een geraamte bevat, dat een reeks tussenruimten bepaalt, bestaat uit een in het algemeen vlak deel en een aantal in het algemeen loodrecht vanaf een eindvlak van het in het algemeen vlakke deel zich uitstrekkende uitsteeksels, waarbij elk der uitsteeksels is voorzien van een of meer naar achter naar het in het algemeen vlakke deel schuin lopende weerhaken, en elk der weerhaken veerkrachtig vervormbaar is om bij gebruik de doorgang mogelijk te maken door de tussenruimten van een roostervormig element, maar het vervolgens van het geraamte van het roostervormig element losmaken tegengaat.
De uitsteeksels kunnen zijn aangebracht in een rechte lijn, in welk geval het in het algemeen vlakke deel aan weerszijden van de rechte lijn bij voorkeur een aanzienlijk gebied heeft. Elk der uitsteeksels kan zijn uitgevoerd met twee weerhaken aan de einden van de uitsteeksels op afstand van het in het algemeen vlakke deel voor het geven van het uiterlijk van een pijlpunt, en het verschaffen van invoer voor het roostervormige element. Er kunnen althans vier uitsteeksels aanwezig zijn, en er zijn bij voorkeur althans acht uitsteeksels aanwezig.
Indien de uitwendige bepleistering betrekkelijk dik moet zijn, hetgeen het wenselijk maakt, dat het draadgaas op enige afstand vanaf
<Desc/Clms Page number 3>
de thermische isolatie wordt vastgehouden, kan een aantal ribben zich vanaf het ene eindvlak van het in het algemeen vlakke deel uitstrekken voor het op afstand van het in het algemeen vlakke deel vasthouden van het roostervormige element, waarbij de ribben mogelijk uit een stuk zijn met en zich uitstrekken tussen de uitsteeksels aan de einden daarvan dichter bij het in het algemeen vlakke deel.
Een aantal lijven kan zich uitstrekken vanaf het andere eindvlak van het in het algemeen vlakke deel voor het steunen van omtreksgebieden van het in het algemeen vlakke deel, welke lijven in het bijzonder wanneer de thermische isolatie wordt gevormd door schuim in plaats van door plaat, in het schuim kunnen zijn geperst.
Het bevestigingsorgaan kan een zichzelf vastzettende schacht hebben, die zich in het algemeen loodrecht uitstrekt vanaf het andere eindvlak van het in het algemeen vlakke deel, en dus in de vorm zijn van een beslagnagel. Ook kan het bevestigingsorgaan in de vorm zijn van een vulring en een opening hebben, door welke opening een schroef, spijker, zichzelf vastzettende schacht of een andere afzonderlijke bevestiging kan worden gestoken om zich in het algeen loodrecht uit te strekken vanaf het andere eindvlak van het in het algemeen vlakke deel.
De zichzelf vastzettende schacht kan van de soort zijn, die is geopenbaard in het Britse octrooischrift 1. 451. 009, waarin een ééndelig drijfbevestigingsorgaan van kunststof is beschreven, dat een kop bevat en een schacht, die is voorzien van een in het algemeen veelhoekig, axiaal zich uitstrekkend lichaamsgedeelte, dat een aantal radiaal naar buiten gerichte platte oppervlakken verschaft, van elkaar gescheiden door onder een hoek geplaatste uitsparingen, waarbij een aantal uit een stuk gevormde, veerkrachtige, onafhankelijke vleugels zich radiaal naar buiten uitstrekt vanaf elk der oppervlakken met axiale tussenruimten, de vleugels aan bepaalde oppervlakken axiaal verspringend zijn aangebracht ten opzichte van de vleugels aan de andere oppervlakken, en de verbinding van de vleugels met de oppervlakken rechte lijnen zijn.
Het is duidelijk, dat in het algemeen een aantal van dergelijke
EMI3.1
bevestigingsorganen bij voorkeur wordt gebruikt bij een vervaardigingsC > werkwijze, waarbij een laag van een eerste materiaal (zoals een thermische isolatie) wordt aangebracht op een onderlaag (zoals een wand), waarbij de bevestigingsorganen op onderlinge afstanden worden vastgezet aan de onderlaag, zodat de in het algemeen vlakke delen van de bevestigings-
<Desc/Clms Page number 4>
organen tegen het vrije eindvlak liggen van het eerste materiaal, een roostervormig element (zoals draadgaas) wordt aangebracht aan de bevestigingsorganen voor het bevestigen van het roostervormige element aan de uitsteeksels van de bevestigingsorganen, en een laag van het tweede
EMI4.1
materiaal (zoals een uitwendige bepleistering) wordt aangebracht voor C > het bedekken van het roostervormige element,
de bevestigingsorganen en de laag van het eerste materiaal.
EMI4.2
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, C > waarin : fig. 1 een onderaanzicht is van een eerste uitvoeringsvorm van het bevestigingsorgaan in de vorm van een vulring ;
EMI4.3
fig. 2 een doorsnede is volgens de lijn II-II in fig. 1 C > fig. 3 een zij-aanzicht in de richting van de pijl III in fig.
2 is ; fig. 4 een bovenaanzicht is van een tweede uitvoeringsvorm van het bevestigingsorgaan in de vorm van een beslagnagel ; fig. 5 een zij-aanzicht is in de richting van de pijl V in fig.
EMI4.4
4. fig. 6 een zij-aanzicht is in de richting van de pijl VI in fig. 5 ; fig. 7 een onderaanzicht is in de richting van de pijl VII in fig. 5 ; en
EMI4.5
fig. 8 een aan fig. 5 gelijk zij-aanzicht is, waarbij tevens C > een huiswand, een thermische isolatieplaat, een draadgaas en een uitwendige bepleistering zijn weergegeven.
Eerst verwijzende naar de fig. 1-3, is een eerste uitvoeringsvorm van het bevestigingsorgaan weergegeven, die in een vorm uit één stuk is gevormd van met 10% talk gevuld polypropeen in de vorm van een vulring 10.
De vulring 10 heeft een ringvormig vlakdeel 12 met een stervorm.
Aan één eindvlak strekt een van open einden voorziene buis 14 zich loodrecht uit vanaf de binnenomtrek van het deel 12. Het rechtereinde van de buis 14 (gezien in fig. 2) heeft een afgeknot kogelvormig gedeelte 16 voor het aanvullen van een verzonken kop van een normaal in de buis 14 te plaatsen schroefanker. Het linkereinde van de buis 14 (gezien in fig. 2) heeft een uitsparing 18 voor het opnemen van een
EMI4.6
vergrote kop van een gewone in te drukken gatstop voor het sluiten van C >
<Desc/Clms Page number 5>
de buis 14. Zes lijven 20 strekken zich radiaal naar buiten uit tussen de buis 14 en de buitenomtrek van het deel 12.
Aan het andere eindvlak strekt een totaal van acht uitsteeksels 22 zich loodrecht uit vanaf het deel 12. Het vrije einde van elk der uitsteeksels 22 heeft een paar symmetrisch aangebrachte weerhaken 24, welke weerhaken schuin naar achter lopen naar het deel 12 en het uiterlijk geven van een pijl. De uitsteeksels 22 zijn aangebracht in een rechte lijn, waarbij tegenover elkaar liggende zijvlakken 26,28 van de weerhaken 24 zijn aangebracht in een paar evenwijdige vlakken. Ribben 30 zijn uit een stuk gevormd met en strekken zich uit tussen de rechtereinden van de uitsteeksels 22 (gezien in fig. 2), behalve bij de middenopening van het ringvormige deel 12.
Alvorens de gebruikswijze van de vulring 10 te bespreken, is het goed te verwijzen naar de fig. 4-7, die een tweede uitvoeringsvorm tonen van het bevestigingsorgaan, weer uit één stuk in een vorm gevormd van met 10% talk gevuld polypropeen, maar in de vorm van een beslagnagel 40.
De beslagnagel 40 heeft een doorlopend vlak deel 42 met een ingedeukte vierkante gedaante.
Aan één eindvlak strekt volgens een opstelling, die sterk overeenkomt met die, welke hiervoor is beschreven met verwijzing naar de vulring 10, een totaal van acht uitsteeksels 44 zich loodrecht uit vanaf het deel 42. Het vrije einde van elk der uitsteeksels 44 heeft een paar symmetrisch aangebrachte weerhaken 46, welke weerhaken schuin naar achter lopen naar het deel 42 en het uiterlijk geven van een pijlpunt. De uitsteeksels 44 zijn aangebracht in een rechte lijn, waarbij tegenover elkaar liggende zijvlakken 48,50 van de weerhaken 46 zijn aangebracht in een paar evenwijdige vlakken. De ribben 52 zijn uit één stuk gevormd met en strekken zich uit tussen de einden van de uitsteeksels 44, die dichter bij het deel 42 liggen.
Aan het andere eindvlak strekt een zichzelf vastzettende schacht 54 zich loodrecht uit vanaf het deel 42 maar in de ten opzichte van de uitsteeksels 44 tegengestelde richting. Over een eerste gedeelte van de lengte (naar benedengaande in fig. 5) heeft de schacht 54 een kruisvormige dwarsdoorsnede, maar gaat dan over in een veelhoekige dwarsdoorsnede alvorens tenslotte een gedeelte te bereiken met een cirkelvormige dwarsdoorsnede. Het eerste gedeelte met de kruisvormige dwarsdoorsnede
<Desc/Clms Page number 6>
wordt gevormd door tegenover elkaar liggende paren ribben 56,58. Voor het verschaffen van aanvullende steun kunnen de ribben 56 zich uitstrekken tot de buitenomtrek van het deel 42. Het laatste gedeelte met de cirkelvormige dwarsdoorsnede neemt in diameter af voor het vormen van een leidende punt 60.
Het gedeelte van de schacht 54 met veelhoekige dwarsdoorsnede verschaft vier radiaal naar buiten gerichte, platte oppervlakken 62, van elkaar gescheiden door onder een hoek geplaatste uitsparingen 64. Een aantal uit één stuk gevormde, veerkrachtige, onafhankelijke vleugels 66 strekt zich met axiale tussenruimten radiaal naar buiten uit vanaf elk der oppervlakken 62. De vleugels 66 aan een tegenover elkaar liggend paar oppervlakken 62 zijn axiaal verspringend aangebracht ten opzichte van de vleugels 66 aan het andere tegenover elkaar liggende paar oppervlakken 62. De verbinding van de vleugels 66 en de oppervlakken 62 is volgens rechte lijnen. Een vollediger beschrijving is te vinden in het Britse octrooischrift 1. 451. 009.
Een kenmerkend gebruik van de beslagnagel 40 is schematisch weergegeven in fig. 8. Een buitenwand 70 van een te verbeteren huis wordt bedekt met een plaat 72 van een thermische isolatie. De beslagnagel 40
EMI6.1
wordt door de plaat 72 gedreven en in een voorgevormde blinde boring C > 74 in de wand 70. De boring 74 heeft een kleinere diameter dan de cirkel, die de vrije omtreksranden van de vleugels 66 aan de beslagnagel 40 omschrijft. Dit betekent, dat de vleugels 66 veerkrachtig worden verbogen en tegen de wand 70 drukken. De beslagnagel 40 is vast wanneer het deel 42 tegen de plaat 72 drukt, en alle vleugels 66 aan de schacht 54 de boring 74 binnen zijn gegaan. Een gebruikelijk draadgaas 76 wordt dan met de hand vastgezet aan de uitsteeksels 44 aan de beslagnagel 40.
Het gaas 76 kan zijn gemaakt van geweven draadstrengen 78 voor het verschaffen van een roostervormig raamwerk, dat een regelmatige opstelling van tussenruimten 80 scheidt. Naburige draadstrengen van het gaas 76 worden tussen de uitsteeksels 44 gedrukt totdat zij op de ribben 52 rusten. Om het de strengen 78 mogelijk te maken de ribben 52 te bereiken, moeten de weerhaken 46 aan de uitsteeksels veerkrachtig worden vervormd. Na de doorgang van de strengen, veren de weerhaken 46 terug naar een niet-hervormde toestand en gaan dan het losmaken van het gaas 76 tegen. Tenslotte wordt een bekleding van een uitwendige bepleistering 82 aangebracht op de plaat 72, bijvoorbeeld door sproeien, waarbij de dikte van de bekleding vol-
<Desc/Clms Page number 7>
EMI7.1
doende is voor het goed bedekken van het gaas 16.
C > De gebruikswijze van de vulring 10 is in dezelfde als die van de beslagnager 40, waarbij de hoofdverschillen zijn, dat de vulring 10 geschikter is om te worden gebruikt bij een thermische isolatie, die is gevormd van schuim, omdat de lijven 20 in het schuim kunnen drukken, waarbij een afzonderlijke bevestiging door de buis 14 wordt gedreven voor het vastzetten van de vulring 10, en een afzonderlijke gatstop wordt aangebracht voor het sluiten van de buis 14 voordat de uitwendige bepleistering zelf wordt aangebracht.
Het is duidelijk, dat de afmetingen van de tussenruimten van het draadgaas het aantal door een bepaald bevestigingsorgaan vastgehouden strengen beïnvloeden. Voorzien is, dat gewoonlijk slechts één of twee van de strengen worden vastgehouden. Het bevestigingsorgaan moet echter gewoonlijk niet worden voorzien van slechts vier uitsteeksels, maar in plaats daarvan van zes, acht of zelfs meer uitsteeksels. Dit betekent, dat het bevestigingsorgaan niet nauwkeurig behoeft te worden geplaatst voor het verzekeren van werkzame aangrijping van het draadgaas.
Het is tevens duidelijk, dat vele veranderingen en wijzigingen mogelijk zijn voor het bevestigingsorgaan. Het kunststofmateriaal behoeft
EMI7.2
bijvoorbeeld geen talkvulling te hebben. Bovendien behoeft het in het 0 C > algemeen vlakke deel niet noodzakelijkerwijze een stergedaante of een ingedeukte vierkante gedaante te hebben, maar kan het een cirkelvormige of rechthoekige of in feite een willekeurige, geschikte gedaante hebben.
<Desc / Clms Page number 1>
DESCRIPTION associated with an INVENTION INSCRIBE APPLICATION in the name of
ITW Limited, established in:
Windsor, Berkshire, UK for Fastener for a grid element, such as wire mesh. Invoking the right of priority under patent application No. 82.21652, filed in Great Britain dated. July 27, 1982.
<Desc / Clms Page number 2>
The invention relates to a fastener, which, in particular, although not exclusively, is designed for use with a grid element, such as wire mesh.
An example of a typical use is in improving an old house. The exterior walls of the house can be covered with a thermal insulation, which itself is then covered by a wire mesh to provide support for an external plastering. It is desirable to ensure that the wire gas is an equal, predetermined distance from the thermal insulation. If the distance is too variable, the external plaster is not properly supported.
The object of the invention is therefore to provide a fastening member which is simple and inexpensive to manufacture, yet is easy and reliable to use.
A one-piece plastic fastener for use in attaching a grating element, such as wire mesh, containing a frame defining a series of gaps consisting of a generally planar portion and a number generally perpendicular from an end face of the frame. the generally flat portion extending protrusions, each of the protrusions comprising one or more barbs sloping rearwardly to the generally flat portion, and each of the barbs being resiliently deformable to allow passage through the interstices of the a grid-like element, but counteracts the subsequent detachment from the framework of the grid-like element.
The protrusions may be arranged in a straight line, in which case the generally flat portion on either side of the straight line preferably has a substantial area. Each of the protrusions may be provided with two barbs at the ends of the protrusions spaced from the generally planar portion to give the appearance of an arrowhead, and to provide input for the grid element. At least four protrusions can be present, and preferably at least eight protrusions are present.
If the external plaster is to be relatively thick, which makes it desirable for the wire mesh to be some distance from
<Desc / Clms Page number 3>
the thermal insulation is retained, a plurality of ribs may extend from one end face of the generally planar portion to retain the lattice member spaced apart from the generally planar portion, the ribs possibly being one piece with and extend between the protrusions at the ends thereof closer to the generally flat portion.
A plurality of webs may extend from the other end face of the generally flat portion to support peripheral regions of the generally flat portion, which webs in particular when the thermal insulation is foam instead of sheet metal the foam may have been pressed.
The fastener may have a self-securing shank generally extending perpendicularly from the other end face of the generally planar portion and thus in the form of a hardware nail. Also, the fastener may be in the form of a shim and have an opening through which a screw, nail, self-securing shank, or other separate fastener may be inserted to extend perpendicularly from the other end face of the generally flat part.
The self-securing shank may be of the type disclosed in British Patent 1,451,009, which discloses a one-piece plastic buoyant fastener comprising a head and a shank which is generally polygonal, axially extending body portion, providing a plurality of radially outwardly facing flat surfaces separated from each other by angled recesses, a plurality of one-piece, resilient, independent wings extending radially outward from each of the surfaces at axial intervals , the wings on some surfaces are axially offset from the wings on the other surfaces, and the connection of the wings to the surfaces are straight lines.
Clearly, in general, a number of such
EMI3.1
fasteners are preferably used in a manufacturing method, wherein a layer of a first material (such as thermal insulation) is applied to a substrate (such as a wall), the fasteners being secured to the substrate at spaced intervals so that the generally flat parts of the mounting
<Desc / Clms Page number 4>
members lie against the free end face of the first material, a grating element (such as wire mesh) is applied to the fasteners for attaching the grating element to the protrusions of the fasteners, and a layer of the second
EMI4.1
material (such as an external plaster) is applied for C> covering the grating element,
the fasteners and the layer of the first material.
EMI4.2
The invention will be explained in more detail with reference to the drawing, in which: Fig. 1 is a bottom view of a first embodiment of the fastening member in the form of a shim;
EMI4.3
fig. 2 is a cross-section along the line II-II in fig. 1 C> fig. 3 is a side view in the direction of the arrow III in fig.
2; Fig. 4 is a top view of a second embodiment of the fastening member in the form of a fitting nail; FIG. 5 is a side view in the direction of the arrow V in FIG.
EMI4.4
4. FIG. 6 is a side view in the direction of the arrow VI in FIG. 5; FIG. 7 is a bottom view in the direction of the arrow VII in FIG. 5; and
EMI4.5
Fig. 8 is a side view similar to Fig. 5, also showing a housing wall, a thermal insulation plate, a wire mesh and an external plaster.
Referring first to FIGS. 1-3, a first embodiment of the fastener is shown, which is formed in a one-piece mold of 10% talc-filled polypropylene in the form of a shim 10.
The shim 10 has an annular surface 12 with a star shape.
At one end face, an open-ended tube 14 extends perpendicularly from the inner circumference of portion 12. The right end of tube 14 (seen in Figure 2) has a truncated ball-shaped portion 16 to complement a countersunk head of a screw anchor normally to be placed in tube 14. The left end of the tube 14 (seen in Figure 2) has a recess 18 for receiving one
EMI4.6
enlarged head of a normal push-in hole stop for closing C>
<Desc / Clms Page number 5>
the tube 14. Six webs 20 extend radially outwardly between the tube 14 and the outer circumference of the portion 12.
At the other end face, a total of eight protrusions 22 extend perpendicularly from the part 12. The free end of each of the protrusions 22 has a pair of symmetrically arranged barbs 24, which barbs slant backward to the part 12 and give the appearance of an arrow. The protrusions 22 are arranged in a straight line, opposite side surfaces 26, 28 of the barbs 24 being arranged in a pair of parallel surfaces. Ribs 30 are formed in one piece with and extend between the right ends of the protrusions 22 (seen in Figure 2), except at the center opening of the annular portion 12.
Before discussing the mode of use of the shim 10, it is good to refer to Figs. 4-7, which show a second embodiment of the fastener, again formed in one piece in a mold of polypropylene filled with 10% talc, but in the shape of a stud nail 40.
The fittings nail 40 has a continuous flat portion 42 with a dimpled square shape.
On one end face, according to an arrangement very similar to that described above with reference to the shim 10, a total of eight projections 44 extend perpendicularly from the portion 42. The free end of each of the projections 44 has a pair symmetrically arranged barbs 46, which barbs run obliquely back to the part 42 and give the appearance of an arrowhead. The protrusions 44 are arranged in a straight line, opposite side surfaces 48, 50 of the barbs 46 being arranged in a pair of parallel surfaces. The ribs 52 are formed in one piece with and extend between the ends of the protrusions 44, which are closer to the part 42.
At the other end face, a self-securing shaft 54 extends perpendicularly from the portion 42 but in the opposite direction to the protrusions 44. Over a first portion of the length (going down in Figure 5), the shaft 54 has a cross-shaped cross-section, but then transitions into a polygonal cross-section before finally reaching a portion with a circular cross-section. The first section with the cross-shaped cross section
<Desc / Clms Page number 6>
is formed by opposing pairs of ribs 56, 58. To provide additional support, the ribs 56 may extend to the outer circumference of the portion 42. The final circular cross-sectional portion decreases in diameter to form a leading tip 60.
The polygonal cross-section portion 54 provides four radially outwardly planar flat surfaces 62 separated from each other by angled recesses 64. A plurality of one-piece resilient independent wings 66 extend at axial intervals radially toward externally from each of the surfaces 62. The wings 66 on an opposing pair of surfaces 62 are axially offset from the wings 66 on the other opposing pair of surfaces 62. The connection of the wings 66 and the surfaces 62 is along straight lines. A more complete description can be found in British Patent Specification 1,451,009.
A typical use of the fittings nail 40 is shown schematically in Fig. 8. An outer wall 70 of a house to be improved is covered with a plate 72 of thermal insulation. The fittings nail 40
EMI6.1
is driven through the plate 72 and into a pre-formed blind bore C> 74 in the wall 70. The bore 74 has a smaller diameter than the circle, which defines the free circumferential edges of the wings 66 on the hardware nail 40. This means that the wings 66 are resiliently bent and press against the wall 70. The hardware nail 40 is fixed when the part 42 presses against the plate 72, and all wings 66 on the shaft 54 have entered the bore 74. A conventional wire mesh 76 is then manually secured to the protrusions 44 on the fittings nail 40.
The mesh 76 may be made of woven wire strands 78 to provide a grid frame separating a regular arrangement of gaps 80. Neighboring wire strands of the mesh 76 are pressed between the protrusions 44 until they rest on the ribs 52. To allow the strands 78 to reach the ribs 52, the barbs 46 on the projections must be resiliently deformed. After the passage of the strands, the barbs 46 spring back to an unreformed state and then counter the detachment of the mesh 76. Finally, a coating of an external plaster 82 is applied to the plate 72, for example by spraying, the thickness of the coating varying.
<Desc / Clms Page number 7>
EMI7.1
acts to properly cover the mesh 16.
The mode of use of the shim 10 is the same as that of the batter 40, the main difference being that the shim 10 is more suitable for use with a thermal insulation formed of foam because the webs 20 are in the foam, whereby a separate attachment is driven through the tube 14 to secure the spacer 10, and a separate hole stop is provided to close the tube 14 before the external plaster itself is applied.
Obviously, the dimensions of the wire mesh interstices affect the number of strands held by a particular fastener. It is envisaged that usually only one or two of the strands are retained. However, the fastener usually should not be provided with only four projections, but instead with six, eight, or even more projections. This means that the fastener does not need to be accurately positioned to ensure effective engagement of the wire mesh.
It is also clear that many changes and modifications are possible for the fastener. The plastic material is required
EMI 7.2
for example, do not have talc filler. In addition, in the generally flat portion, it may not necessarily have a star shape or a dimpled square shape, but may be a circular or rectangular or, in fact, any suitable shape.