BE885719A - Zuigerverbrandingsmotor met regelbare klepopeningsduur - Google Patents
Zuigerverbrandingsmotor met regelbare klepopeningsduur Download PDFInfo
- Publication number
- BE885719A BE885719A BE0/202471A BE202471A BE885719A BE 885719 A BE885719 A BE 885719A BE 0/202471 A BE0/202471 A BE 0/202471A BE 202471 A BE202471 A BE 202471A BE 885719 A BE885719 A BE 885719A
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- emi
- valve
- closing
- cam
- combustion engine
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F01—MACHINES OR ENGINES IN GENERAL; ENGINE PLANTS IN GENERAL; STEAM ENGINES
- F01L—CYCLICALLY OPERATING VALVES FOR MACHINES OR ENGINES
- F01L13/00—Modifications of valve-gear to facilitate reversing, braking, starting, changing compression ratio, or other specific operations
- F01L13/0015—Modifications of valve-gear to facilitate reversing, braking, starting, changing compression ratio, or other specific operations for optimising engine performances by modifying valve lift according to various working parameters, e.g. rotational speed, load, torque
- F01L13/0036—Modifications of valve-gear to facilitate reversing, braking, starting, changing compression ratio, or other specific operations for optimising engine performances by modifying valve lift according to various working parameters, e.g. rotational speed, load, torque the valves being driven by two or more cams with different shape, size or timing or a single cam profiled in axial and radial direction
- F01L13/0047—Modifications of valve-gear to facilitate reversing, braking, starting, changing compression ratio, or other specific operations for optimising engine performances by modifying valve lift according to various working parameters, e.g. rotational speed, load, torque the valves being driven by two or more cams with different shape, size or timing or a single cam profiled in axial and radial direction the movement of the valves resulting from the sum of the simultaneous actions of at least two cams, the cams being independently variable in phase in respect of each other
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Valve Device For Special Equipments (AREA)
Description
"Zuigerverbrandingsmotor met regelbare klepopeningsduur" De uitvinding heeft betrekking op zuigerverbran- <EMI ID=1.1> klep tegen veerwerking in wordt geopend door de werking van een tuimelhefboom, welke ten minste gedurende de fase waarin de klep open is gelijktijdig wordt ondersteund door twee op verschillende met gelijk toerental draaiende nokassen bevestigde nokken, te weten, een openingsnok en een sluitnok, die door gezamenlijke werking volledig de klepbeweging bepalen, waarbij de openingsduur van de klep kan worden geregeld door het faseverschil tussen de beide nokassen te variëren en waarbij de vullingsgraad van de cylinders in belangrij ke mate . kan worden geregeld door de openingsduur van de inlaat- <EMI ID=2.1> Deze inrichting is beschreven in aanvragers oudere uitvindingsüctrooiaanvrage No. 201.558 (Brussel, 28 juli 1980). Een geringe vullingsgraad, bij lage belasting van de motor, wordt hierbij bewerkstelligd door een korte openingsduur van de inlaatkleppen. Daarbij leggen zowel de openingsnokken als de sluitnokken aan de inlaatkleppen gedurende enige tijd een in de sluitzin gerichte versnelling op. Deze "overlapping" treedt niet op bij de maximale klepopeningsduur. Als de door elk der nokken afzonderlijk opgelegde versnellingen van de klep in de sluitzin over een aanzienlijke hoek ongeveer constant en aan elkaar gelijk zijn - wat bij voorkeur het geval is , omdat de bij een gegeven maximum toerental en een gegeven maximum klepopeningsduur vereiste klepveerkracht dan ninimaal is - is bij kleine openingsduur de aan de klep opgelegde versnelling in de sluitzin dus gedurende enige tijd het dubbele van de door één nok afzonderlijk aan de klep opgelegde versnelling in de sluitzin. Een gevolg hiervan is, dat bij bij gelijkblijvend mutortoerental vanaf het maximum verminderen van de klepopeningsduur op een gegeven moment - namelijk wanneer de bedoelde overlapping gaat plaatsvinden - de aan de klep opgelegde versnelling in de sluitzin zich verdubbelt. Dit houdt in, dat de klepveren en de eventuele tuimelhefboom- en/of stoterstangveren, die immers de voor het opwekken van de door de nokken opgelegde versnelling in de sluitzin benodigde kracht moeten uitoefenen, dubbel zo krachtig moeten zijn als bij een overeenkomstige motor met onveranderlijke klepopeningsduur, en wel om het tijdelijk van de nokken losraken van de tuimelhefbomen te voorkomen. Deze maatregel zou tot verdubbelde nokoplegkrachten leiden, alsmede tot de noodzaak van bredere nokken en nokaanrakingsvlakken om snellere slijtage te voorkomen en tot verdubbeling van de wrijvingsverliezen. Een andere mogelijkheid zou zijn bij onveranderde klepveren het motortoerental te beperken tot een waarde gelijk aan dat van de overeenkomstige motor met onveranderlijke klepopeningsduur vermenigvul- <EMI ID=3.1> versnellingen gehalveerd zijn. Dit zou echter leiden tot een aanzienlijke vermindering van het maximum vermogen van de motor. Het zal duidelijk zijn, dat geen van beide theoretisch <EMI ID=4.1> Met de uitvinding nu wordt beoogd een zuigerverbran- dingsmotor met een klepbedieningsinrichting van de in de aanhef,bedoelde soort te verschaffen, waarbij ondanks het genoemde verschijnsel, dat bij gelijkblijvend motortoerental de aan kleppen opgelegde versnelling in de sluitzin zich bij korter wordende openingsduur verdubbelt, noch de klep- en an- <EMI ID=5.1> .onderhavige uitvinding het kenmerk, dat regelmiddelen aanwezig zijn, welke bij hoge motortoerentallen een zodanig lange klepopeningsduur verzekeren, dat de som van de door elk der beide nokken afzonderlijk bepaalde versnellingen van een klep in de sluitzin op geen enkel tijdstip wezenlijk groter is dan de hoogste op enig tijdstip gedurende de openingsduur van de <EMI ID=6.1> dat het op minder dan maximaal instellen van de vullingsgraad van de cylinders bij genoemde hoge motortoerentallen geschiedt door een in de aanvoerleiding voor lucht of brandstof-luchtmengsel geplaatste smoorklep, welke beneden die hoge toerentallen niet wezenlijk werkzaam is. Aan de hand van de figuren wordt de uitvinding hierna.nader toegelicht. Fig. 1 toont, deels in doorsnede, deels in aanzicht, een voorbeeld van een klepbedieningsinrichting, waarbij toepassing van de maatregelen volgens de uitvinding van belang is. Fig. 2 toont bijbehorende kleplichtcurven betreffende de inlaatkleppen, verkregen met voordelig geachte uitvoe-ringen van de openings- en sluitnokken. Pig. 2A - 2D zijn schematische grafische representaties van de bij de kleplichtcurven van Fig. 2 optredende versnellingen. <EMI ID=7.1> rende kleplichtcurven betreffende de uitlaatkleppen, verkregen net voordelig geachte uitvoeringen van de openings- en sludtnokken. Fig. 3A - 3D zijn schematische grafische representaties van de bij de kleplichtcurven van Fig. 3 optredende versnellingen. Fig. 4 is een principeschets van de regelmiddelen volgens de onderhavige uitvinding. De klepbedieningsinrichting volgens Fig. 1, die ook reeds is beschreven aanvragers hiervoor genoemde oudere uitvindingsoctrooiaanvrage, is weergegeven in een stand, <EMI ID=8.1> juist zal openen, terwijl de uitlaatklep (klepveerhuis 6' weergegeven) nog niet gesloten is. In beide gevallen is de klepopeningsduur op de maximale waarde ingesteld. De inlaatklep wordt nog gesloten gehouden door de klepveer 2. De tuimelhefboom 3 scharniert om de pen 4, welke aan weerszijden afplattingen 7 bezit, die worden geleid in sleuven 5, gevormd in het klepveerhuis 6. De overeenkomstige delen behorend bij <EMI ID=9.1> rotatiezin is met pijlen aangeduid. De omtrek van de sluitnokschijf 10 voor de inlaatklep omvat een eerste cirkelboogdeel 14 en een tweede cirkelboogdeel 16, waarvan de middelpunten samenvallen met de rotatieas van de nokas 12, alsmede een afloopflank 15 en een oploopflank 17. De omtrek van de openingsnokschijf 11 voor de inlaatklep omvat een eerste cirkelboogdeel 18 en een tweede cirkelboogdeel 20, waarvan de middelpunten samenvallen met de rotatieas van de nokas 13, <EMI ID=10.1> gangspunten van de genoemde omtreksdelen zijn met dwarslijntjes gemarkeerd. In de weergegeven stand van de inrichting rust de <EMI ID=11.1> sluitnokschijf 10 en tevens nog juist tegen het cirkelboogdeel20 van de openingsnokschijf 11. Door de voorafgaande werking van de oploopflank 17 is de 'in de pen 4 rustende stel- <EMI ID=12.1> gebracht met het uiteinde 26 van de inlaatklepsteel 1. Wanneer de nokassen vanuit deze stand verder in de pijlzin roteren wordt de inlmtklep door de werking van de oploopflank 19 geopend. Zij vangt aan te sluiten zodra de afloopflank 15 van de nokschijf 10 tot samenwerking komt met de tuimelhefboom 3 <EMI ID=13.1> iets vervroegt, op het moment dat het cirkelboogdeel 16 tot samenwerking komt met de tuimelhefboom 3. Eerst daarna komt <EMI ID=14.1> tuimelhefboom 3, waardoor de stelschroef 25 zich onder invloed van de veer 9 verwijdert van het uiteinde 26 van de <EMI ID=15.1> In de weergegeven relatieve stand van de nokassen 12, 13 is de openingsduur van de inlaatklep de maximele. De <EMI ID=16.1> in de pijlzin. Daardoor zal de afloopflank 15 van de nokschijf 10 eerder met de tuimelhefboom 3 tot samenwerking komen, zodat de klep eerder sluit, doch op hetzelfde tijdstip blijft openen. Door de nokas 13 ten opzichte van de krukas achterwaarts in fase te verstellen wordt het tijdstip van openen later gesteld. <EMI ID=17.1> <EMI ID=18.1> schijven steeds esn goed, gelijkmatig belast lijncontact maken kan het vrije uiteinde van elke tuimelhefboom zijn voorzien van een afzonderlijk, om een in de langsrichting van de tui- <EMI ID=19.1> met een nokschijf in aanraking zijnd vlak deel uitmaakt. Zulk een zelfinstellend contactstuk garandeert het beoogde gelijkmatig belaste lijncontact tussen nokschijven en tuimelhefboomvlakken. Laatstgenoemde vlakken behoeven voorts niet, zoals weergegeven, plat te zijn, doch kunnen desgewenst ook hol of bol gebogen worden uitgevoerd, in het bijzonder als cylindervlakken, waarvan de beschrijvenden evenwijdig aan de nokassen lopen. In het diagram volgens Fig. 2, dat het verband weer- geeft tussen kleplichthoogte (ordinaat) en krukasstanden <EMI ID=20.1> ven 10 en 11 op de klepstanden afzonderlijk weergegeven (ononderbroken lijnen), alsmede de resulterende kleplichtcurven <EMI ID=21.1> <EMI ID=22.1> <EMI ID=23.1> <EMI ID=24.1> het effect weer van het cirkelboogdeel 14 en van de afloop- flank 15 van de nokschijf 10, in de stand volgens Fig. 1 , dus bi j maximale openingsduur. Met PbQb - PfQf is het effect van de afloopflank 15 weergegeven in verschillende fasestanden van <EMI ID=25.1> kleplichtcurven zijn aangeduid met a - f. De curve OM, die het effect van de oploopflank 19 <EMI ID=26.1> OM' wordt de klep in de openingszin met een zo constant mogelijke versnelling versneld, tegen de werking van de klepveer 2 in. Over M'M" en M"M wordt de klep in de openingszin vertraagd; in feite door de werking van de klepveren 2. Grootte, richting en tijdsduur in krukgraden van deze versnellingen <EMI ID=27.1> Het effect van de afloopflank 15, weergegeven door de curven PaQa - PfQf is in wezen symmetrisch ten opzichte van het effect van de oploopflank 19. De curve PaQa beschouwend, die overeenkomt met de fasestand voor maximale klepopeningsduur, zijn ook weer drie verschillende gedeelten te on- <EMI ID=28.1> <EMI ID=29.1> de oploopflank 19. Over P"Qa wordt de klep in de sluitzin vertraagd totdat zij gesloten is. Grootte, richting en tijdsduur in krukgraden van deze versnellingen zijn in de figuren 2A 2D weergegeven door de van linksboven naar rechtsonder gearceerde oppervlakken. Is een oppervlak dubbel gearceerd, dan <EMI ID=30.1> loopflank 19 en de afloopflank 15 voor dat gedeelte tegengesteld zijn en dus elkaar opheffen. De curven e en f verlopen gedeeltelijk in het nega- tieve gebied van de grafiek. Voor wat betreft het linker negatieve gedeelte betekent dit, dat het uiteinde van de stelschroef 25, die aanvankelijk tot vlak bij het uiteinde 26 van de klepsteel was gebracht, zich eerst weer enigszins van dat uiteinde verwijdert, alvorens opnieuw te naderen en de klep te openen, hetgeen dan direct met een zekere snelheid plaatsvindt. De klep sluit uiteraard op het moment, dat het rechter deel van de curve e, resp. f, de abcis snijdt. Ook dit geschiedt met een zekere snelheid, die echter in het algemeen niet goter zal zijn, dan normaliter reeds het geval is als gevolg van de aan te houden z.g. "klepspeling". Bovendien kan dit stootsgewijze openen en sluiten zich, zoals in het vervolg nog zal blijken, slechts bij betrekkelijk lage toerentallen voordoen. De maximale klepopeningsduur (in krukgraden) wordt gerepresenteerd door het lijnstuk OA. In een typisch praktijkgeval komt dit overeen met 294[deg.] en is de optimale waarde bi j vollast en een motortoerental van 6500 omw./min.. Bij vollast, maar lagere motortoerentallen is de optimale klepopeningsduur korter, te bereiken door gelijktijdig en in ongeveer gelijke mate het sluittijdstip vroeger en het openingstijdstip later <EMI ID=31.1> openingsnokas 13 ten opzichte van de krukas terug te stellen (in Fig. 1 tegen de pijlzin in) en de sluitnokas 12 voorwaarts <EMI ID=32.1> omw./min. of minder is de optimale klepopeningsduur bij de beschouwde motor ca. 2240 (OC in Fig. 2, met bijbehorende kleplichtcurve c). In het regelgebied tussen OA en OC geldt voor <EMI ID=33.1> (I). (nx is het toerental). Nu is in Fig. 2A te zien, dat het begin van de door de sluitnok opgelegde versnelling in de sluitzin juist samenvalt met het einde van de door de openingsnok opgelegde versnelling in de sluitzin. Zodra de openingsduur wordt ingesteld op een lagere waarde dan de maximale zullen deze versnellingen echter gedeeltelijk gaan samenvallen. Om te voorkomen dat de som van deze versnellingen groter zou zijn dan de door elk der nokken over het grootste gedeelte van <EMI ID=34.1> resp. PtP") - in welk geval de kracht van de klepveren op deze somwaarde zou moeten worden afgestemd - is de door elk der nokken afzonderlijk opgelegde versnelling over een beperkt gebied (M"M, resp. PaP') gelijk gekozen aan de helft van de versnelling over de resterende gebieden (M'M", resp. P'P"). De bedoelde somwaarde wordt nu pas groter dan de bedoelde af- <EMI ID=35.1> <EMI ID=36.1> <EMI ID=37.1> der zaak beneden de maximaal toelaatbare waarde. Het in de inleiding vermelde probleem doet zich bij de gekozen nokeigenschappen dus niet voor, indien de klepopeningsduur uitsluitend afhankelijk van het toerental wordt ingesteld tussen de waarden OA en OC. Dit probleem doet zich echter wel voor wanneer ook de vullingsgraad van de cylinders moet worden geregeld doormiddel van de klepopeningsduur, omdat het dan mogelijk moet zijn op elk ogenblik, dus ook bij het maximum toerental, de klepopeningsduur tot elke mogelijke lage waarde terug te brengen. Situaties, zoals weergegeven in de figuren 2C en 2D - corresponderend met resp. de curven <EMI ID=38.1> nen voordoen. Alvorens, aan de hand van Fig. 4, de maatregelen volgens de uitvinding ter eliminatie van dit bezwaar te beschrijven, zal eerst de werking van de regeling voor de uit- <EMI ID=39.1> en 2 - 2D. De uitlaatklep (niet weergegeven) wordt op overeenkomstige wijze als de inlaatklep bewogen door de tuimelhefboom 3', welke door de veer 9 tegen de openingsnokschijf 11 (vaat op nokas 13) en de sluitnokschijf 10' (vast op nokas 12) aangedrukt gehouden wordt. In vergelijking met de regeling van de inlaatklep zijn de openings- en sluitnokschijf ten opzichte van de klepashartlijn verwisseld, uiteraard omdat alle <EMI ID=40.1> <EMI ID=41.1> de openingsnokschijf 11' en van de sluitnokschijf 10' zijn zo bepaald, dat, ondanks de grote faseverschuiving van de nokas 12 ten opzichte van de nokas 13, welke kan optreden bij het regelen van de inlaatklepopeningeduur, slechts een beperkte variatie van de uitlaatklepopeningsduur optreedt. Deze variatie komt geheel tot stand gedurende de eerste fase van het verkleinen van de inlaatklepopeningsduur en wel in een verhou- <EMI ID=42.1> openingsduur gaat samen met één graad verkleining van de uitlaatklepopeningsduur. Hiermede wordt voldaan aan de wens bij lagere toerentallen doch maximum koppel slechts kleinere voor- <EMI ID=43.1> derd koppel tot stand komt door verdere verkleining van de inlaatklepopeningsduur, waarbij evenwel de uitlaatklepopeningsduur niet verder mag worden verkleind. Om dit te verwerkelijken gaat de oploopflank 30 van de openingsnokschijf 11' niet direct over in een cirkelboogvormig gedeelte, waarvan het middelpunt met de nokashartlijn samenvalt, zoals bij de inlaatklepopeni�snokschijf 10, doch wordt eerst gevolgd door een afloopflankdeel 31. Dit gaat over in een cirkelboogdeel 32, <EMI ID=44.1> wordt gevolgd door het cirkelboogdeel 34. Beide cirkelboogdelen 32 en 34 zijn concentrisch ten opzichte van de nokashartlijn; slechts ten aanzien van van het cirkelboogdeel 32 is dit essentieel. De sluitnokschijf 10' omvat de concentrische cirkelboogdelen 35 en 36 met daartussen de oploopflank 37 en de afloopflank 38. Het verschil tussen de stralen van de delen 35 en 36 is zo bepaald, dat de sluitnokschijf 10' de uitlaatklep slechts kan sluiten en gesloten houden als de openingsnok- <EMI ID=45.1> tieas houdt, welke gelijk is aan of kleiner dan de straal van het cirkelboogdeel 32. <EMI ID=46.1> met ononderbroken lijnen de invloeden van de openingsnokschijf 11' (positief ten opzichte van de abcis OL) en van de <EMI ID=47.1> derlijk, alsmede de resulterende kleplichtcurven (gebroken lijnen), bij verschillende fasestanden van de sluitnokschij ten opzichte van de openingsnokschijf. Het regelbereik van het sluittijdstip is beperkt tot het gebied waar het eindpu van de afloopflank 38 van de sluitnokschijf rechts van het eindpunt van de eerste afloopflank 31 van de openingsnoksch valt (dus in het gebied van het cirkelboogdeel 32). Ook hie is het effect van de cirkelboogdelen 32 en 36 gelijk doch t gengesteld gekozen, zodat, behoudens door de vereiste klepapeling, geen stotend sluiten van de uitlaatklep zal optred De curve OM, die het effect van de oploopflank 30 weergeeft, bestaat uit twee verschillende gedeelten, OM' en M'M. Over OM' wordt de uitlaatklep in de openingszin met ee; zo constant mogelijke versnelling versneld, tegen de werkin, <EMI ID=48.1> vertraagd, in feite door de werking van de klepveer. Groott richting en ti j dsduur in krukgraden van deze versnellingen <EMI ID=49.1> naar rechtsboven gearceerde oppervlakken. <EMI ID=50.1> PdQd, afhankelijk van de fasestand van de nokas 12 ten op- <EMI ID=51.1> P"Qa. Over PaP' en P'P" wordt de klep in de sluitzin versnel <EMI ID=52.1> traagd totdat de klep gesloten is. Grootte, richting en tijdsduur in krukgraden van deze versnellingen zijn in de figuren 3A - 3D weergegeven door de van links boven naar rechts onder gearceerde oppervlakken. Is een oppervlak dubbel gearceerd, dan betekent dit dus, dat de versnellingen opgelegd door de <EMI ID=53.1> <EMI ID=54.1> <EMI ID=55.1> Zoals uit de figuren 3A - 3C blijkt wordt ook hier de som van <EMI ID=56.1> ner wordt dan OA - y. Ook bij de uitlaatklep doet het in de inleiding genoemde probleem zich dus niet voor, . zolang slechts de hoeken van vooropening en nasluiting in afhankelijkheid van <EMI ID=57.1> wordt geregeld. De oplossing voor dit probleem, die de uitvinding verschaft, zal thans worden beschreven aan de hand van <EMI ID=58.1> <EMI ID=59.1> (13, resp. 12 in Fig. 1) worden aangedreven doormiddel van met de betreffende nokassen coaxiale planeetwielmechanismen 50, resp. 50'. Deze zijn slechts zeer schematisch weergegeven doormiddel van gebroken lijnen, die slechts de steekcirkels van de tandwielen van de mechanismen aanduiden. Deze mechanismen vormen op zichzelf dan ook geen deel van de uitvinding; <EMI ID=60.1> den, worden vervangen door elk ander geschikt mechanisme, waarmee de fasehoek van de nokassen ten opzichte van de kruk- <EMI ID=61.1> neetwielmechanismen worden via de ketting of tandriem 52 aangedreven door het wiel 53, dat vast op de krukas zit, dan wel door de krukas wordt aangedreven. De zonnewielen 54, 54' worden stilgehouden, maar hun hoekstanden zijn variabel teneinde de fasehoeken van de openings- en de sluitnokassen te regelen, die,vast zijn verbonden met respectievelijk de dragers 55, 55' van de planeetwielen 56, resp. 56' . De fasehoek van de sluitnokas wordt geregeld door de tandheugel 57, die zich uitstrekt over de gehele rechter zijrand van de plaat 58 en daarmede in ingrijping wordt gehouden door het op het tandwiel 54 bevestigde segment 59. Naar beneden bewegen van de plaat 58 stelt de sluitnokas in fase terug ten opzichte van de krukas en verlaat bijgevolg het sluittijdstip van de inlaatkleppen en vergroot de klepopeningsduur. Naar boven be- <EMI ID=62.1> Het volledige regelbereik omvat een faseverschuiving van de nokassen ten opzichte van elkaar van circa 1800. Daarvan wordt 70[deg.] benut voor het regelen van de hoeken van vooropening en nasluiting bij volle belasting, afhankelijk van het <EMI ID=63.1> het maximum toerental. Dit impliceert, dat de fase van de ope ningsnokas pas gedurende de laatste 35[deg.] van het regelbereik van de sluitnokas meegenomen moet worden, en wel in een zin tegengesteld aan de sluitnokas. Daartoe bezit de plaat 58 een <EMI ID=64.1> de openingsnokas uitgeoefende koppel -in. De tegenovergestelde beweging van het tandwiel 54 wordt beperkt doordat de vast me <EMI ID=65.1> blok verbonden nok 63. De plaat 58 is scharnierend verbonden met de hefboom 64, die op zijn beurt scharnierend verbonden is met de stang 65 en met de zuigerstang 66 van de zuiger 67 in de cylinder 68. Zowel de stang 65 als de zuigerstang 66 zijn op en neer beweegbaar. Beide bewegingen hebben onafhankelijk van elkaar invloed op de stand van de plaat 58, welke door beide tezamei wordt bepaald. De stang 65 is scharnierend verbonden met de hefboom 69 en wordt door de veer 70 omhoog gedrukt. Een uiteinde van de hefboom 69 is verbonden met een verticaal beweegbaar orgaan 71, waarvan de stand door het - niet weergegeven - gaspedaal wordt bepaald; het andere uiteinde is scharnierend verbonden met de arm 72, die op zijn beurt scharnierend is verbonden met de hefboom 73. Deze is verbonden met de smoorklep 74, die de leiding 75 voor naar'de cylinders gevoerde lucht of brandstof-luchtmengsel grotendeels kan afsluiten en daartoe om de as 76 kan scharnieren. De scharnierpen 77 past in de sleuf 78 en daardoor worden zijdelingse bewegingen van de hefboom 69 verhinderd. Door de werking van de veer 70 zal de smoorklep 74 doorgaans de weerge- <EMI ID=66.1> Bij "gas geven" wordt het linker uiteinde van de hej boom 69 naar beneden bewogen, tegen de werking van de de in- <EMI ID=67.1> <EMI ID=68.1> 65 tegen de aanslag 80. Bij "gas loslaten" beweegt het orgaai 71 omhoog tot tegen de voor het regelen van het stationnair toerental instelbare aanslag 79. De stand van de zuiger 67 wordt op niet nader aangeduide wijze zo ingesteld, dat het <EMI ID=69.1> en nasluiting enerzijds en het motortoerental anderzijds tot stand komt. Bij een laag toerental bevindt de zuiger 67 zich in de onderste stand. Wordt nu "vol gas" gegeven, dan wordt de plaat 58 zover naar beneden verplaatst, dat het uitsteeksel 60 nog juist niet de pen 61 meeneemt. Bij stijgend toerental zal de zuiger 67 omhoog bewegen en daarbij de plaat 5t verder omlaag bewegen, zodat de hoeken van vooropening en na-sluiting op de gewenste wijze toenemen. Opgemerkt wordt, dat het voor de uitvinding van geen belang is op welke wijze het orgaan, hier bij wijze van voorbeeld weergegeven als een zuigerstang 66, in de gewenste toerentalafhankelijke standen wordt gesteld. Nu is de opgave, waarvoor de uitvinding de oplossing <EMI ID=70.1> het maximum toerental de klepopeningsduur ten minste gelijk dient te zijn aan OA - 2y (Figuren 2 en 3) en bij elk toeren- <EMI ID=71.1> <EMI ID=72.1> scharniert om het vaste punt 82 en het op de zuigerstang 66 passende schuifstuk 83. Het laatste omvat een beweegbaar op de zuigerstang 66 passend cylindrisch gedeelte 84 met twee aan de einden gesloten sleuven 85, waar de uiteinden van een door de zuigerstang 66 gestoken en daarin vastgezette pen 86 in passen. Het schuifstuk 83 wordt ten opzichte van de zuiger- <EMI ID=73.1> Het linker uiteinde van de hefboom 81 wordt vanaf een bepaalde stand van de zuigerstang 66, dus vanaf een bepaald motortoerental, door het schuifstuk 83 omhoog geduwd. Het rechter uiteinde van de hefboom 81 drukt nu de stang 65 naar beneden, onafhankelijk van de stand van het gaspedaal. De maatverhou- <EMI ID=74.1> stang 65 in elk geval de aanslag 80 raakt juist voordat het <EMI ID=75.1> komt dan dus in een stand corresponderend met "vol gas". Staat echter het gaspedaal en dus het orgaan 71 niet reeds in de stand voor "vol gas", dan zal bij het naar beneden bewegen van de stang 65 ook het rechter uiteinde van de hefboom 69 naar beneden gaan bewegen en daardoor de smoorklep 74 in een stand brengen, waarin deze de leiding 75 voor toevoer van lucht of brandstof-luchtmengsel aan de cylinders gedeeltelijk <EMI ID=76.1> <EMI ID=77.1> maximum toerental, werkt het gaspedaal uitsluitend nog op de smoorklep 74. Deze beveiliging werkt zowel wanneer bij niet op "vol gas" staand gaspedaal het motortoerental deze waarde overschrijdt, als wanneer bij een toerental boven de genoemde waarde vanuit de stand "vol gas" plotseling gas teruggenomen wordt. Bij toerentallen boven de genoemde waarde kan de zuigerstang 66 onbelemmerd doorgaan met haar bovenwaartse verplaatsing, omdat dan de veer 86 wordt ingedrukt. De inrichting, zoals weergegeven in Fig. 4 en hierboven beschreven, is slechts een principeschets, slechts bedoeld om de werking van de regeling volgens de uitvinding zo goed mogelijk te verduidelijken. Het zal dan ook duidelijk zijn, dat binnen het kader van de uitvinding talloze varianten denkbaar zijn. Daarvan wordt er thans slechts één genoemd. Bij uitvoering in de praktijk zal het deel van het weergegeven mechanisme, dat de hefboom 81 en het schuifstuk 83 omvat, met voordeel worden vervangen door een (tweede), verticaal op de stang 65 inwerkende hydraulische of pneumatische cylinder, of door een solenofde, welke in werking wordt gesteld - d.w.z. de stang 65 tegen de aanslag 80 drukt - zodra het motortoeren- <EMI ID=78.1> nadert. De wijze waarop dit geschiedt is niet wezenlijk. Bijvoorbeeld kan het orgaan 66 bij overschrijden van een doelmatig gekozen stand (ongeveer halverwege de totale slag van dit orgaan) een hydraulisch, pneumatisch of electrisch relais in werking stellen, dat de toevoer van vloeistof, perslucht, ofwel electrische stroom naar de genoemde hydraulische of pneumatische cylinder dan wel de solenofde inschakelt en deze energiestroom bij onderschrijden van dezelfde of een iets lagere stand weer afschakelt, zodat de stand van het orgaan 65 <EMI ID=79.1> maar deze op de stang 65 inwerkende cylinder of solenofde kunnen ook op een andere wijze op basis van het motortoeren- , tal worden in- en uitgeschakeld.
Claims (1)
- CONCLUSIES1. Zuigerverbrandingsmotor met een klepbedieningsinrichting, waarbij elke klep tegen veerwerking in wordt geopend door de werking van een tuimelhefboom, welke ten minste gedurende de fase waarin de klep open is gelijktijdigwordt ondersteund door twee op verschillende met gelijk toerental draaiende nokassen bevestigde nokschijven, te weten, <EMI ID=80.1>menlijke werking volledig de klepbeweging bepalen, waarbijde openingsduur van de klep kan worden geregeld door het fa-<EMI ID=81.1>vullingsgraad van de cylinders in belangrijke mate kan worden<EMI ID=82.1>ren, met het kenmerk, dat - regelmiddelen aanwezig zijn,welke bij hoge motortoerentallen een zodanig lange klepopeningsduur verzekeren, dat de som van de door elk der beide nokschijven afzonderlijk bepaalde versnellingen in de sluitzin van een klep op geen enkel tijdstip wezenlijk groter isdan de hoogste op enig tijdstip gedurende de openingsduur van<EMI ID=83.1>versnelling in de sluitzin van de klep, welke middelen tevens verzekeren, dat het op minder dan maximaal instellen van de<EMI ID=84.1>die hoge toerentallen niet wezenlijk werkzaam is.2. Zuigerverbrandingsmotor met een klepbedieningsinrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door:- een eerste orgaan (58) voor het regelen van het faseverschil tussen de beide nokassen en daarmede van de klepopeningsduur van ten minste de inlaatkleppen; <EMI ID=85.1> geachte functie is van het motortoerental; - een eerste stelsel (64, 65) voor het overdragen van een verplaatsing van het tweede orgaan (66) op het eerste orgaan (56); - een tweede stelsel (71, 69, -65, 70, 77, 72, 73, 76, 74), dat onafhankelijk van het tweede orgaan (66) onder invloed van de stand van het gaspedaal de stand van het eerste or- <EMI ID=86.1>die de doortocht van de lucht- of mengselaanvoerleiding (75) kan verkleinen, welk tweede stelsel middelen (70) omvat, die, zolang ze niet buiten werking zijn gesteld, de smoor- <EMI ID=87.1>;- een derde stelsel (66, 83, 81, 82, 65, 80), dat boven de genoemde hoge motortoerentallen het tweede stelsel in een stand brengt en/of houdt, waarbij het eerste orgaan (58) de <EMI ID=88.1>maximale klepopeningsduur inneemt, daarbij de werking van de genoemde middelen (70) uitschakelend, zodat het gaspedaal uitsluitend nog op de stand van de smoorklep (74) invloed heeft.3. Zuigerverbrandingsmotor volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het genoemde derde stelsel als werkzaam orgaan een hydraulische of pneumatische cylinder of een solenofde omvat, welke bij de genoemde hoge motortoerentallen automatisch ingeschakeld is en het tweede stelsel inde genoemde stand brengt en/of houdt.4. Zuigerverbrandingsmotor volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het laatste gedeelte (H"M) van het de lichtbeweging vertragende gedeelte van de oploopflank (19) van de openingsnokschijf (11) en het eerste gedeelte (PaP') van het de sluitbeweging versnellende gedeelte van de afloopflank (15) van de sluitnokschijf (10) zodanig zijn gevormd, dat de door elk der genoemde gedeelten afzonderlijk bewerkte versnelling in de sluitzin althans bij benadering de helft bedraagt van de door de overige gedeelten van de genoemde flanken afzonderlijk bewerkte versnellingen in de sluitzin. <EMI ID=89.1>voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat zowel de inlaatals de uitlaatkleppen worden bediend door op de genoemde twee<EMI ID=90.1>dat wordt gevolgd door een cirkelvormig gedeelte (N""N), waarvan het middelpunt met de rotatieas van de openingsnokschijf (11') samenvalt en waarvan de straal zoveel groter is dan de straal van het beginpunt van de oploopflank (30, OM), dat de daaruit voortvloeiende verplaatsing van de klep althans bij benadering in grootte gelijk is aan de verplaatsing in tegengestelde zin, welke de klep ondergaat door het verschil tussen de stralen van het beginpunt (Pa) en van het eindpunt<EMI ID=91.1>omvat, dat aan de klep althans nagenoeg geen versnelling oplegt.<EMI ID=92.1>de sluitzin oplegt, waarvan de grootte ongeveer de helft bedraagt van de versnelling in de sluitzin, die het voorafgaande gedeelte (M'N') van de openingsnokschijf (11') aan de klep oplegt.<EMI ID=93.1><EMI ID=94.1>beweging versnellende gedeelte (PaP") van de afloopflank (37, PaQa) van de sluitnokschijf (10<1>) aan de klep een versnelling in de sluitzin oplegt, waarvan de grootte ongeveer de helft bedraagt van de versnelling in de sluitzin, die het opvolgende gedeelte (P'P") aan de klep oplegt. 9. Zuigerverbrandingsmotor volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de tijd (y) voor het doorlopen van genoemd eerste gedeelte (PaP') van de afloopflank ongeveer gelijk is aan de tijd benodigd voor het doorlopen van het gedeelte<EMI ID=95.1>nagenoeg geen versnelling oplegt, en eveneens ongeveer gelijk aan de tijd benodigd voor het doorlopen van het genoemde ge-<EMI ID=96.1>een versnelling in de sluitzin oplegt, waarvan de grootte ongeveer de helft bedraagt van de versnelling in de sluitzin,<EMI ID=97.1>(11') aan de klep oplegt.10. Zuigerverbrandingsmotor volgens conclusie 9, met<EMI ID=98.1>schijf (11') aan de klep opgelegde versnelling in de sluitzin<EMI ID=99.1>de sluitzin.11. Zuigerverbrandingsmotor volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat bij het maximum motortoerental de ge-<EMI ID=100.1>nokschijf althans ongeveer gelijktij dig worden doorlopen.12. Zuigerverbrandingsmotor volgens conclusie 4 en een of meer -der conclusies 9 - 11, met het kenmerk, dat de<EMI ID=101.1>althans ongeveer gelijk zijn aan de tijdsduur voor het door-<EMI ID=102.1>kleppen bedienende nokschijven.13. Zuigerverbrandingsmotor volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat met een nokschijf samenwerkende uiteinden van de tuimelhefbomen zijn voorzien<EMI ID=103.1>melhefboom verlopende as draaibaar contactstuk, waarvan een met een nokschijf samenwerkend vlak deel uitmaakt.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE0/202471A BE885719A (nl) | 1980-10-15 | 1980-10-15 | Zuigerverbrandingsmotor met regelbare klepopeningsduur |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE0/202471A BE885719A (nl) | 1980-10-15 | 1980-10-15 | Zuigerverbrandingsmotor met regelbare klepopeningsduur |
BE885719 | 1980-10-15 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE885719A true BE885719A (nl) | 1981-02-02 |
Family
ID=25652279
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE0/202471A BE885719A (nl) | 1980-10-15 | 1980-10-15 | Zuigerverbrandingsmotor met regelbare klepopeningsduur |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE885719A (nl) |
Cited By (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE4244551A1 (de) * | 1992-12-30 | 1994-07-07 | Meta Motoren Energietech | Vorrichtung zur variablen Steuerung der Ventile von Brennkraftmaschinen, insbesondere zur drosselfreien Laststeuerung von Ottomotoren |
DE4244550A1 (de) * | 1992-12-30 | 1994-07-07 | Meta Motoren Energietech | Vorrichtung zur Verdrehung von Nockenwellen von Brennkraftmaschinen |
US5592906A (en) * | 1993-07-06 | 1997-01-14 | Meta Motoren- Und Energie-Technik Gmbh | Method and device for variable valve control of an internal combustion engine |
US5732669A (en) * | 1992-12-13 | 1998-03-31 | Bayerische Motoren Werke Aktiengesellschaft | Valve control for an internal combustion engine |
EP0947672A3 (de) * | 1998-04-02 | 2000-08-02 | DaimlerChrysler AG | Variable Ventilsteuerung für eine Hubkolben-Brennkraftmaschine |
-
1980
- 1980-10-15 BE BE0/202471A patent/BE885719A/nl unknown
Cited By (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US5732669A (en) * | 1992-12-13 | 1998-03-31 | Bayerische Motoren Werke Aktiengesellschaft | Valve control for an internal combustion engine |
DE4244551A1 (de) * | 1992-12-30 | 1994-07-07 | Meta Motoren Energietech | Vorrichtung zur variablen Steuerung der Ventile von Brennkraftmaschinen, insbesondere zur drosselfreien Laststeuerung von Ottomotoren |
DE4244550A1 (de) * | 1992-12-30 | 1994-07-07 | Meta Motoren Energietech | Vorrichtung zur Verdrehung von Nockenwellen von Brennkraftmaschinen |
DE4244550C2 (de) * | 1992-12-30 | 1998-05-28 | Meta Motoren Energietech | Vorrichtung zur Verdrehung von Nockenwellen von Brennkraftmaschinen |
US5592906A (en) * | 1993-07-06 | 1997-01-14 | Meta Motoren- Und Energie-Technik Gmbh | Method and device for variable valve control of an internal combustion engine |
EP0947672A3 (de) * | 1998-04-02 | 2000-08-02 | DaimlerChrysler AG | Variable Ventilsteuerung für eine Hubkolben-Brennkraftmaschine |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US5592906A (en) | Method and device for variable valve control of an internal combustion engine | |
US7469669B2 (en) | Variable valve train mechanism of internal combustion engine | |
JP2944264B2 (ja) | 内燃機関の動弁装置 | |
US5289806A (en) | Combustion engine with at least one camshaft which can be shifted axially | |
EP1853797B1 (de) | Variable mechanische ventilsteuerung einer brennkraftmaschine | |
JP2632095B2 (ja) | 内燃機関用弁装置 | |
CA2208099A1 (en) | Variable valve lift mechanism for internal combustion engine | |
WO2003016684A1 (en) | Adjustable valve control system with twin cams and a cam lift summation lever | |
AU7728794A (en) | Variable valve lift mechanism for internal combustion engine | |
GB2292233A (en) | Valve duration control system for four-cycle engine | |
EP0590577A1 (en) | System for controlling valve shift timing of an engine | |
BE885719A (nl) | Zuigerverbrandingsmotor met regelbare klepopeningsduur | |
KR101521335B1 (ko) | 피스톤 엔진의 주입 밸브용 제어 장치 | |
US7140333B2 (en) | Apparatus for an internal combustion engine | |
US5273006A (en) | Deactivatable valve control arrangement for internal combustion engines | |
KR101221111B1 (ko) | 내연기관용 밸브 트레인 | |
EP1209326B1 (en) | Variable valve actuation system | |
JP3023164B2 (ja) | エンジンの動弁装置 | |
EP1563175B1 (en) | Apparatus for an internal combustion engine | |
JP2808745B2 (ja) | エンジンの弁作動装置 | |
JPH0211809A (ja) | 弁開閉時期制御装置 | |
JPH02221612A (ja) | 内燃機関の可変動弁装置 | |
JPH0458006A (ja) | 可変バルブタイミング装置 | |
EP0578373A1 (en) | Exhaust brake and pressure modulation valve | |
JP2024506693A (ja) | 弁作動装置 |