BE882585A - Uit lamellen samengestelde zonwering - Google Patents

Uit lamellen samengestelde zonwering Download PDF

Info

Publication number
BE882585A
BE882585A BE0/200075A BE200075A BE882585A BE 882585 A BE882585 A BE 882585A BE 0/200075 A BE0/200075 A BE 0/200075A BE 200075 A BE200075 A BE 200075A BE 882585 A BE882585 A BE 882585A
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
sun protection
protection according
emi
pull
slats
Prior art date
Application number
BE0/200075A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Zonwering Nijmegen B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Zonwering Nijmegen B V filed Critical Zonwering Nijmegen B V
Publication of BE882585A publication Critical patent/BE882585A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B9/00Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
    • E06B9/24Screens or other constructions affording protection against light, especially against sunshine; Similar screens for privacy or appearance; Slat blinds
    • E06B9/26Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds
    • E06B9/28Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with horizontal lamellae, e.g. non-liftable
    • E06B9/30Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with horizontal lamellae, e.g. non-liftable liftable
    • E06B9/32Operating, guiding, or securing devices therefor
    • E06B9/323Structure or support of upper box

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Blinds (AREA)

Description


   <EMI ID=1.1> 

  
 <EMI ID=2.1> 

  
met in hoofdzaak U-vormige doorsnede ondersteunde optrekas, die

  
is bestemd voor het opwikkelen van een aantal voor het op- en neerlaten van de lamellen dienende optrekkoorden,welke lamellen voorts

  
zijn verbonden met een of meer ladderkoorden, waarvan twee gedeelten elk met een zijde van de boven elkaar gelegen lamellen zijn verbonden, terwijl een verbindingsgedeelte ervan met een zodanig met de optrekas gekoppeld onderdeel is verbonden, dat bij draaiing van de optrekas

  
dit verbindingsgedeelte in de overeenkomstige zin wordt meegesleept, totdat de lamellen in de geopende dan wel gesloten stand zijn gebracht.

  
Een dergelijke zonwering kan derhalve worden geopend en gesloten door de optrekas in de desbetreffende zin aan te drijven, waarbij bijv. de lamellen eerst in een voor het optrekken geschikte stand worden geplaatst, alvorens het lamellenpakket wordt opgetrokken. Een dergelijke uitvoering is in het bijzonder geschikt voor toepassing bij

  
met een motor te bedienen zonweringen, waarbij dan geen afzonderlijke bedieningsmiddeler. voor het kantelen van de lamellen vereist zijn.

  
De bekende zonweringen van deze soort omvatten voor het bedienen van de ladderkoorden tamelijk ingewikkelde wrijvingskoppelingen, die

  
 <EMI ID=3.1> 

  
ning wordt verminderd, zodra de lamellen de desbetreffende eindstand hebben bereikt. Een bezwaar van deze koppelmiddelen is, dat deze ingewikkeld zijn, en da&#65533;rdoor gevoelig voor storingen, terwijl het inelkaarzetten van het geheel moeilijk en tijdrovend wordt, en ook onderhouds- en herstelwerkzaamheden worden bemoeilijkt.

  
 <EMI ID=4.1> 

  
die uiterst eenvoudig is opgebouwd, zodat het vervaardigen en het onderhoud dienovereenkomstig worden vergemakkelijkt, waarbij in het bijzonder de verschillende onderdelen zonder meer in de holle bovenbalk kunnen worden gestoken en vastgezet.

  
Deze zonwering heeft daartoe als kenmerk, dat het verbindingsgedeelte van elk ladderkoord met een of meer slagen rond de optrekas

  
 <EMI ID=5.1> 

  
de aandrijving van do ladderkoorden uitsluitend door de wrijving tussen de windingen van dit verbindingsgedeelte en van het desbetreffende asgedeelte of daarop nangebracht onderdeel wordt verkregen, terwijl

  
in het bijzorder de eindstanden kunnen worden bepaald door op het

  
 <EMI ID=6.1>  

  
hulpmiddelenworden gebruikt om ervoor te zorgen, dat de windingen van dit verbindingsgedeelte steeds van elkaar gescheiden blijven, zodat de eindstanden, die door de aanslagen worden bepaald, ook

  
 <EMI ID=7.1> 

  
De holle bovenbalk is daarbij zodanig uitgevoerd, dat de verschillende onderdelen ongehinderd door de opening daarvan naar binnen kumen worden geschoven, terwijl deze balk verder van buitenprofielen kan zijn voorzien, waarmede koofplaten kunnen worden verbonden, waarvan er ten minste één ook in de bevestigde toestand van de boven-, balk losneembaar blijft, ten einde het geheel voor onderhoud en herste:
toegankelijk te houden, zonder dat de bovenbalk van de bevestigingsbeugel moet worden losgemaakt. Zo nodig kunnen dan de binnen de balk aangebrachte onderdelen voor onderhoud of herstel uit de balk worden genomen.

  
De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening; hierin toont; fig. 1 een afbeelding in perspectief van een deel van een bovenbalk van een zonwering volgens de uitvinding:
fig. 2 een langsdoorsnede door het gedeelte van f ig. l; fig. 3 een dwarsdoorsnede door een zonwering volgens de uitvinding in de bevestigde toestand, voorzien van bijzondere koofplaten volgens de uitvinding; fig. 4 een doorsnede volgens de lijn IV-IV van fig. 5 door <EMI ID=8.1> 

  
de uitvinding;  fig. 5 een doorsnede volgens de lijn V-V van de bovenbalk van fig. 1, en van de bovenste van een stel bijbehorende zonweringslamellen;  fig. 6 een deeldoorsnede door een bovenbalk met een daarin aangebracht klemplaatje:
fig. 7 en 8 twee doorsneden door een opwikkelbus voor de optrekband:  fig. 9 en 10 twee doorsneden door een anders uitgevoerd lagerblok voor een dergelijk zonwering; fig. 11 een met fig. 7 overeenkomende doorsnede door een bijbehorende opwikkelbus; en fig. 12 en 13 een aanzicht resp. doorsnede door een andere uitvoeringsvorm van een ladderkoord-geleidingsonderdeel voor een dergelijke zonwering. 

  
De zonwering volgens fig. 1 - 3 omvat een bovenbalk, bijvoorbeeld uit geëxtrudeerd aluminium, waarvan het middengedeelte 1 flenzen 2 draagt voor het bevestigen daarvan. De bovenbalk heeft een U-vormige dwarsdoorsnede, en bezit een middenwand

  
1 en twee zijwanden 3, die aan de naar elkaar toe gerichte zijden van een groef 4 zijn voorzien. De groef 4 ligt hierbij aan de buitenzijde van de balk, zodat een de groef 4 begrenzende rand

  
5 geen belemmering vormt voor het insteken van onderdelen in deze balk.

  
In de lengterichting van de balk is tussen de benen 3

  
een zich over een groot deel van de lengte uitstrekkende optrekas 6 aangebracht. In de as 6 kan een asstomp 7 worden gestoken om een tweede as 6 daarmede te verbinden, wanneer twee zonweringen moeten worden doorgekoppeld. Hiertoe is het getekende uitvoeringsvoorbeeld de asstomp van een middengat met zeskantige dwarsdoorsnede voorzien. Het mantelvlak van de as 6 is geribbeld en is voorzien van een groef of spiebaan 8 voor een nog nader

  
te beschrijven doel. De as 6 is draaibaar ondersteund in een

  
 <EMI ID=9.1> 

  
9 spiegelsymmetrisch op een afstand van elkaar zijn opgesteld. Door middel van een pen 10 zijn de blokken 9 met elkaar verbonden, welke pen 10 dient om een optrekband 11 in een stand te houden, die in het midden van de bovenbalk tussen de beide zijwanden 3 ligt. De optrekband 11 wordt bij draaiing van de as 6 opgewikkeld doordat het eind van de optrekband 11 met een pen 12

  
in een groef 8 van de as 6 is vastgezet. De blokken 9 zijn

  
elk vastgezet met behulp van een plaatvormig juk 13 en een aandrukschroef 14.

  
De einden van elk juk 13 liggen hierbij in de groeven 4, zodat het betrokken blok 9 met behulp van de schroef 14 tegen de dwarswand 1 van de U-vormige balk worden vastgedrukt. De as 6

  
is tegen verschuiving geborgd door middel van spanringen 15,

  
die met behulp van een in de groef 8 stekende schroef 16 zijn vastgezet.

  
Om een buiten het huis en de spanringen 15 uitstekend deel van de as 6 zijn de aan weerszijden van het lamellenpakket gelegen delen van een ladderkoord of een hieraan bevestigd buigzaam verbindingskoord gewikkeld. In het getekende uitvoeringsvoorbeeld is een afzonderlijk buigzaam verbindingskoord 17 toegepast, waarvan de einden 17a en 17b door openingen van een leiplaat 18 zijn gevoerd.

  
Zoals uit figuur 1 blijkt, zijn deze openingen 19 in

  
de lengte-richting van de balk versprongen aangebracht.

  
Hierdoor worden windingen van het verbindingskoord op een afstand  van elkaar om de as 6 gehouden. Uit figuur 2 blijkt dat de spoed  van deze slagen belangrijk groter is dan de dikte van het  verbindingskoord 17. De delen 17a en 17b zijn bij de bovenste lamél van het uit lamellen 21 samengestelde pakket bevestigd

  
aan de delen 20a respectivelijk 20b van het eigenlijke ladderkoord.

  
De ladderkoorddelen 20a en 20b liggen elk aan een zijde van het lamellenpakket, en zijn door tussenkoorden 22 onder

  
dan wel onder en boven elke lamel 21 ondersteund. Het is ook mogelijk de delen 20a en 20b van het ladderkoord met de bovenste lamel te verbinden, hetgeen eveneens voor de delen 17a en 17b  geldt, in het bijzonder wanneer een zware bovenlat of -lamel wordt toegepast. Aan de onderzijde zijn de delen 20a en

  
 <EMI ID=10.1> 

  
Het zal duidelijk zijn, dat vooral bij lichtere zonweringen! de verbindingskoorden 17 niet noodzakelijk zijn, en dat dan de  delen 20a en 20b van het ladderkoord met elkaar kunnen worden  verbonden, en met enkele slagen om de as 6 kunnen worden geslagen.

  
Om de lamellen 21 horizontaal te kunnen optrekken wordt een aanslag 24a, bijvoorbeeld in de vorm van een klem of klembus, op een bepaalde plaats op het verbindingskoorddeel 17a bevestigd. Deze plaats wordt zodanig gekozen, dat, wanneer de lamellen horizontaal staan, aanslag 24a tegen de leiplaat 18 stuit.

  
Wanneer de optrekband 11 verder op de as 6 wordt gewikkeld, zal het gewicht van de nog niet opgetrokken lamellen niet op het om de as 6 geslagen gedeelte van het eind 17a inwerken, zodat dit gedeelte spanningvrij wordt. Het gevolg hiervan is, dat, de gehele wikkeling rondom de as 6 spanningvrij wordt, en

  
de asstomp vrij kan draaien. De lamellen worden in horizontale stand opgetrokken en rusten op de ondérlat 23, waarbij het gewicht van het lamellenpakket en de onderlat 23 uitsluitend

  
aan de optrekband 11 hangt.. 

  
Wanneer de as 6 in tegengestelde zin wordt gedraaid, komt de aanslag 24a vrij van de leiplaat 18, en worden de windingen weer om de as 6 gespannen. De lamellen kantelen dan naar de gesloten zonwerende stand, totdat een op het deel 17b aangebrachte aanslag 24b tegen de leiplaat 18 stuit, waardoor

  
de zonwerende eindstand wordt bereikt. Het meer of minder sluiten van de lamellen hangt af van de afstand, waarover het gedeelte 17b kan zakken. In de doorsnede van figuur 3 bevinden de ladderkoorddelen 20b en de einden 17b van de verbindingskoorden zich aan de zonzijde, terwijl de delen 20a van de ladderkoorden en de einden 17a van de verbindingskoorden zich aan de schaduwzijde bevinden.

  
Door de aanwezigheid van de flenzen 2 wordt het bevestigen van de bovenbalk zeer eenvoudig. Hierdoor ontstaat aan de buitenzijde van de middenwand 1 van de bovenbalk een rechthoekige ruimte, waarin spanplaten 25 kunnen worden gestoken, welke platen met behulp van een bout 26 aan een steunbeugel

  
27 worden vastgeschroefd. De steunbeugel 27 wordt op de

  
 <EMI ID=11.1> 

  
Het is dan niet meer noodzakelijk om de bovenbalk grijpende beugel; toe te passen, zoals dit tot nu toe gebruikelijk was.

  
Doordat deze beugels niet meer noodzakelijk zijn kunnen ook koofplaten 28a en 28b worden toegepast, die aan de bovenbalk worden bevestigd. Voor dit doel bezit de balk op elke zijwand 3 een evenwijdig aan de randen van deze balk verlopende flens 29, Op een afstand van de flens 29 is op elke zijwand

  
3 een tweede flens 30 aangebracht, die in de zelfde richting verloopt. Achter deze flenzen 29 en 30 grijpen haakvormige flenzen 31 respectievelijk 32 van de koofplaten 28a en 28b.

  
Zoals duidelijk uit figuur 3 blijkt, bezitten de naar elkaar gerichte oppervlakken van de flenzen 29 en 31 en van de flenzen 30 en 32 wigvlakken, waardoor een goede trillingvrije verbinding tussen de koofplaten 28a en 28b en de bovenbalk ontstaat. De haakvormige flenzen 31 bezitten een gedeelte 33,

  
dat in het vlak van de flenzen 22 is gelegen, zodat de koofplaat
17a stevig wordt opgesloten, doordat het gedeelte 33 tegen de beugel 27 aanligt. Dit zal ook bij de koofplaat 17b het geval  zijn, wanneer de beugel 27 zich voorbij de bovenbalk uitstrekt.  Dit is echter niet gewenst, omdat de koofplaat 17b dan niet meer  gemakkelijk verwijderd kan worden, bijvoorbeeld voor hcrstcl-of onderhoudswerkzaamheden. Voor het bevestigen van de koofplaat 17b, en bij voorkeur ook van de koofplaat 17a,

  
zijn nabij de flenzen 31 C-vormige goten 34 aangebracht, waarin bevestigingsmiddelen 35 kunnen worden gestoken, De bevestigingsmiddelen 35 werken samen met een onder de bovenbalk en tegen de omgezette randen 5 liggende spanbeugel 36. Door het losnemen van de bevestigingsmiddelen 35 bij de koofplaat 17b, i.h.b. wanneer de spanplaat 36 van zijdelingse inkepingen

  
in plaats van gaten is voorzien, kan nu de koofplaat 28b gemakkelijk worden verwijderd. De beide koofplaten 28a en 28b zijn verder aan hun boven- en onderrand van een gleuf 37 voorzien, waarin een koppelplaat past. Wanneer een gedeelte van de C-vormige goot 34 wordt weggefreesd, kan de koppelplaat van boven naar beneden doorlopen. Een dergelijke koppelplaat wordt gebruikt bij het aan elkaar koppelen van in elkaars verlengde gelegen koven.

  
In de figuren 4 tot 13 is een andere uitvoeringsvorm afgebeeld, waarbij overeenkomstige onderdelen met dezelfde

  
 <EMI ID=12.1> 

  
De bovenbalk volgens deze figuren wijkt van die volgens fig: 1 - 3 af, doordat de naar binnen gerichte eindranden 5  van de zijwanden 3, die een gleuf 4 begrenzen, nu van dwarsribben 5' zijn voorzien, zodat een haakprofiel wordt verkregen, waarvan de binnenzijde althans ongeveer in hetzelfde vlak is gelegen als het binnenvlak van de zijwanden 3 van de balk. De

  
gleuf 4 is nu verwijd, doordat de zijwanden 3 aldaar van een schuin buitenwaarts gericht gedeelte 3' zijn voorzien.

  
Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 4 en 5 zijn twee lagerblokken 9A en 9B aanwezig, die enigszins van vorm verschillen. Beide zijn aan de benedenzijde voorzien van een zijdelings uitstekende en zich voorts aan een zijde van het betrokken lagerblok uitstrekkende verdikking 40 die, zoals

  
uit figuur 5 blijkt, van een gleuf 41 is voorzien, waarin een dwarsrib 5' van de rand van de bovenbalk past, terwijl deze verdikking door middel van een afschuining 42 op de overeenkomstige zijwand van het betrokken lagerblok aansluit. Wanneer het blok  <EMI ID=13.1> 

  
de dwarsribben 5' langs de afschuiningen 42 veerkrachtig naar buiten worden gedreven, totdat deze ribben in de gleuven 41

  
 <EMI ID=14.1> 

  
is vergrendeld.

  
Om te vermijden, dat het blok in de bovenbalk verschuift,

  
 <EMI ID=15.1> 

  
worden vastzetplaatjes 13 (fig. 6) gebruikt, die aan de uitein-  den van klauwen 43 zijn voorzien, die achter de ribben 5' van 

  
de bovenbalk kunnen grijpen, waarbij de afstand tussen de

  
klauwen bij voorkeur zodanig is, dat na het inhaken daarvan

  
de ribben 5' stevig in de gleuven 41 van de verdikkingen 40 worden gedrukt. Het is ook mogelijk de klauwen 43 zodanig te vormen, dat deze achter de buitenzijde van de verdikkingen 40 grijpen.

  
Het lagerblok 9B is van uitsteeksels 44 voorzien, waarvan de lengte overeenkomt met de gewenste afstand tussen de

  
beide lagerblokken 9A en 9B, welke tussenruimte dient voor het opwikkelen van het optrekkoord 11. Deze uitsteeksels 44 zijn

  
van een uitstekende gespleten pen 45 met afgeronde kop voorzien, die door een overeenkomstige opening van het lagerblok 9A kan worden gestoken, waardoor een snapverbinding tussen de beide lagerblokken wordt verkregen. Rond een van de uitsteeksels

  
44 aan de benedenzijde van het lagerblok 9B kan nog een draaibare bus 46 worden aangebracht, die, zoals uit fig. 5 blijkt,

  
als een geleiding voor de optrekband 11 tijdens het opwikkelen daarvan dient.

  
Het lagerblok 9A bezit een aan een zijde uitstekende

  
kraag 47, terwijl het blok 9B een overeenkomstige middenopening

  
48 bezit. In deze kraag resp. opening is een opwikkelbus geplaatst die in fig. 7 en 8 afzonderlijk is weergegeven. Deze opwikkelbus bezit een naaf 49 met een middenboring, die van een spie

  
50 is voorzien, die in een overeenkomstige spiebaan.8 van de

  
as 6 past, waardoor de opwikkelbus onverdraaibaar met deze

  
as wordt verbonden. Verder bezit deze opwikkelbus twee flenzen 51, waartussen de band 11 kan worden opgewikkeld. Het cilindervormige wandgedeelte tussen de flenzen is bij 52 afgeplat, terwijl in de flenzen naast deze afplatting twee in elkaar overgaande gaten 53 zijn geboord. In het bovenste

  
gat 53 wordt een pen 12 gestoken, die met de pen 12 van de voornoemde oudere aanvrage overeenkomt. Het uiteinde van de optrekband wordt op de afplatting 52 gelegd, waarna de pen

  
12 onder veerkrachtige vervorming van het flensmateriaal naar het onderste gat 53 wordt geperst, en daarin dan wordt vastgehouden, terwijl het bandeinde tussen deze pen en de afplatting 52 wordt vastgeklemd.

  
Het cilindervormige gedeelte van de opwikkelbus, dat door de middenopening 49 van het lagerblok 9B is gestoken, is van uitwendige ribbels 54 voorzien, die met de ribbels van de as 6 volgens de oudere aanvrage overeenkomen. De as 6 behoeft dus niet meer te worden geribbeld, hetgeen een vereenvoudiging met zich mede brengt.

  
Op het geribbelde gedeelte 54 bevinden zich windingen

  
 <EMI ID=16.1> 

  
zoals uit figuur 5 blijkt, zijn verbonden met overeenkomstige ladderkoorden 20A en 20B, die elk met een eindrand van de boven elkaar liggende lamellen 21 zijn verbonden, van welke lamellen er een in figuur 5 is weergegeven. Het is ook mogelijk de lamellenkoorden 20A en 20B als een doorgaand koord uit te voeren, waarvan het tussenstuk rond het geribbelde gedeelte van de opwikkelbus is geslagen.

  
 <EMI ID=17.1> 

  
uit figuur 5 blijkt, voorbij het verbindingspunt met het betrokken ladderkoord 20A respectievelijk 20B verlengd, zoals bij 17A' en 17B' is aangegeven, waarbij de uiteinden van

  
deze verlengstukken op pennen of knoppen 55 van het

  
lagerblok 9B zijn vastgemaakt. Zoals afgebeeld is het ene verlengstuk 17A' in de geopende stand van de lamellen 21 gestrekt, terwijl het ander verlengstuk 17B' slap hangt.

  
Zoals met onderbroken lijnen is aangeduid, zal in de gesloten stand van de lamel 21 het eerstgenoemde verlengstuk slap hangen, terwijl het andere gestrekt is. Deze verlengstukken werken aldus als aanslagen, die de uiterste stand van de lamellen begrenzen. Zodra deze stand is bereikt, zullen de windingen 17 niet meer door de ribbels 54 worden meegesleept. 

  
Om te vermijden,dat de windingen 17 over elkaar lopen, warden deze geleid door een aantal schotten 56, waarvan een gebogen binnenwand 57 zich over de bovenste helft van het geribbelde naafgedeelte 54 van de opwikkelbus uitstrekt. Zoals duidelijk uit figuur 4 blijkt, worden de afzonderlijke windingen door deze schotten van elkaar gescheiden gehouden.

  
Fig. 9 en 10 tonen een anders uitgevoerd lagerblok 9, waarvan er twee in plaats van de blokken 9A en 9B kunnen worden gebruikt. Elk blok 9 bezit weer twee randverdikkingen
40 met een gleuf 41 voor het opnemen van de dwarsribben 5'  van de balkwanden 3, welke verdikkingen, zoals uit figuur 10  blijkt, zich ter weerszijden van het blok uitstrekken, en wel  over een afstand, die gelijk is aan de helft van de gewenste  ruimte tussen twee blokken van een paar. Deze verdikkingen  werken derhalve als afstandhouders. Verder is aan een zijde  een uitsteeksel 44' aangebracht, dat over een afstand uit-  steekt, die gelijk is aan de gewenste tussenruimte tussen  twee blokken. Wanneer een van de lagerblokken van dit paar  over 180[deg.] rond de vertikale middenas wordt gedraaid, zullen  de beide uitsteeksels 44' ten opzichte van elkaar zijn verspron-  <EMI ID=18.1> 

  
is aan een zijde een uitsteeksel 47' aanwezig, dat als geleiding  voor de opwikkelband 11 dient.

  
Het lagerblok 9 is verder aan de van het uitsteeksel 47'  afgekeerde zijde van een kraag 48 voorzien, waarvan de boring aan  het uiteinde bij 58 enigszins is verwijd. In deze kraag past een naafgedeelte 50 van een opwikkelbus, die in fig. 11 afzonderlijk  is weergegeven, welk naafgedeelte aan het uiteinde van een 

  
 <EMI ID=19.1> 

  
is symmetrisch, doch komt overigens met de opwikkelbus van fig. 7  en 8 overeen. De rand 59 kan onder veerkrachtige vervorming door  de boring van de kraag 48 worden gedrukt, totdat deze rand in de 

  
 <EMI ID=20.1> 

  
binding tussen de beide lagerblokken van een paar. 

  
In plaats van de op een lagerblok 9B bevestigde leischottenj
56 wordt nu een afzonderlijk geleidingsonderdeel volgens fig. 12  en 13 gebruikt, waarbij de schotten 56 op een verende beugel 60 j

  
 <EMI ID=21.1> 

  
dwarsribben 5' van de bovenbálk grijpen. Deze beugel is aan de zij-!  <EMI ID=22.1> 

  
de kocrdgedeelten 17A respectievelijk 17B kunnen worden gestoken, die op de in het voorgaande beschreven wijze van aanslagproppen dienen te worden voorzien, die dan met de beugel 60 in aangrijping kunnen komen, waarbij tijdens het doorrijgen de proppen

  
door het wijdere gedeelte van deze sleutelgatopeningen kunnen worden gestoken. Het is ook mogelijk de opening 61 van een naar buiten reikende gleuf te voorzien, zodat dan de koorden 17A en 17B kunnen worden ingehaakt.

  
Het zal duidelijk zijn, dat binnen het kader van de uitvinding nog vele wijzigingen mogelijk zijn, en dat met name onderdelen van de verschillende beschreven uitvoeringsvormen kunnen worden verwisseld.

Claims (1)

  1. CONCLUSIES
    1. Uit lamellen samengestelde zonwering, die is voorzien
    van een in een holle bovenbalk met in hoofdzaak U-vormige
    doorsnede ondersteunde optrekas, die is bestemd voor het
    opwikkelen van een aantal voor het op- en neerlaten van de lamellen dienende optrekkoorden, welke lamellen voorts zijn
    verbonden met een of meer ladderkoorden, waarvan twee gedeelten
    elk met een zijde van de boven elkaar gelegen lamellen zijn
    verbonden, terwijl een verbindingsgedeelte ervan met een zodanig
    met de optrekas gekoppeld onderdeel is verbonden, dat bij draaiing van de optrekas dit verbindingsgedeelte in de overeenkomstige
    zin wordt meegesleept, totdat de lamellen in de geopende dan wel
    gesloten stand zijn gebracht, m e t h e t k e n m e r k,
    dat het verbindingsgedeelte van elk ladderkoord met een of meer
    slagen rond de optrekas of een daarop vast aangebracht onderdeel
    is geslagen, waarbij dan de aandrijving van de ladderkoorden
    uitsluitend door de wrijving tussen de windingen van dit verbindingsgedeelte en van het desbetreffende asgedeelte of daarop <EMI ID=23.1>
    2. Zonwering volgens conclusie 1, m e t h e t k e n m e r k,
    <EMI ID=24.1>
    tuimelas of om het hierop aangebrachte deel zijn gewikkeld,
    belangrijk groter is dan de dikte van dit verbindingsgedeelte.
    3. Zonwering volgens conclusie 2, m e t h e t k e n m e r k,
    dat het verbindingsdeelte door een onder in de bovenbalk aangebrachte geleiding is gevoerd voor het in de lengterichting'
    van de bovenbalk verspringend geleiden daarvan.
    4. Zonwering volgens een van de conclusies 1 - 3, m e t h e t
    k e n m e r k, dat het verbindingsgedeelte een afzonderlijk
    koord is, dat nabij of aan de bovenste lamel met het eigenlijke
    ladderkoord is verbonden.
    <EMI ID=25.1>
    k e n m e r k, dat op het verbindingsgedeelte een aanslag is
    aangebracht, die een verdere verplaatsing verhindert, zodra
    de lamellen van het pakket in de cptrekstand zijn gekanteld. 6. Zonwering volgens conclusie 5, m e t h e t k e n m e r k, dat een tweede aanslag is aangebracht, die een verdere verplaatsing verhindert, zodra de lamellen van het pakket in de optrekstand zijn gekanteld.
    <EMI ID=26.1>
    h e t k e n m e r k, dat de as draaibaar in een in de bovenbak geplaatst huis is ondersteund, en het verbindingsgedeelte
    om een buiten het huis uitstekend deel van de as is geslagen.
    8. Zonwering volgens conclusie 7, m e t h e t k e n m e r k, dat het huis uit twee gelijkvormige helften bestaat die spiegelsymmetrisch op een afstand van elkaar zijn geplaatst en de ruimte tussen deze helften een opwikkelruimte vormt voor een
    aan de tuimelas of aan de asstomp bevestigde optrekband voor het lamellenpakket.
    9. Zonwering volgens conclusies 1 - 8, m e t h e t
    <EMI ID=27.1>
    het buigzame orgaan aan de andere zijde van de .tuimelas
    ligt dan die zijde van de tuimelas waar naartoe de optrekband is geleid.
    10. Zonwering volgens een van de conclusies 1 - 9, g e k e nin e r k. t door naar' binnen gerichte haakprofielen aan de eindranden van de bovenbalk, door een uitsparing aan de benedenzijde van elke zijwand van een lagerblok, waarin een haakprofiel van de koker past, een en ander zodanig, dat bij het insteken
    <EMI ID=28.1>
    uitbuiging van de zijwanden van de balk plaatsvindt, en de haakprofielen in de overeenkomstige uitsparingen van het
    <EMI ID=29.1>
    voorziene spanplaatjes, welke klauwprof ielen achter de haakprofielen van de balk kunnen grijpen, teneinde de afstand daartussen vast te houden en een aldus ingesnapt lagerblok te vergrendelen.
    11. Zonwering volgens conclusie 10, m e t h e t .k e n m e r k, dat de uitsparingen van de lagerblokken in een benedengedeelte zijn gelegen, waarvan de breedte groter is dan de inwendige breedte van de koker. 12. Zonwering volgens conclusie 11, m e t h e t k e n m e r k, dat elke zijwand van een lagerblok door middel van een afschuining op het overeenkomstige verbrede benedengedeelte aansluit, met behulp van welke afschuining bij het insteken van
    het lagerblok de overeenkomstige eindrand van de koker veerkrachtig naar buiten wordt gedrukt.
    13. Zonwering volgens een van de conclusies 10 - 12, m e t h e t k e n m e r k, dat het van gleuven voorziene benedengedeelte van een lagerblok in de asrichting is verbreed.
    14. Zonwering volgens een van de conclusies 10- 13, m e t h e t k e n m e r k, dat tenminste een van de lagerblokken
    van een paar van in de asrichting gerichte uitsteeksels is voorzien, waarvan de lengte overeenkomt met de gewenste breedte van de tussen de lagerblokken begrensde opwikkelruimte voor
    de optrekband.
    15. Zonwering volgens conclusies 13 en 14, m e t h e t k e n m e r k, dat tenminste een deel van de uitsteeksels wordt gevormd door de in de asrichting verbrede benedengedeelten van een lagerblok.
    16. Zonwering volgens een van de conclusies 13 - 15. m e t h e t k e n m e r k, dat de klauwprofielen van de spanplaatjes zijn ingericht om de in de asrichting gerichte verbredingen van een lagerblok te omgrijpen.
    17. Zonwering volgens een van de conclusies 13 - 16, m e t h e t k e n m e r k, dat de beide lagerblokken van een paar
    aan elkaar gelijk zijn, en dat tenminste een deel van de uisteeksels zodanig aan een zijde van een blok zijn aangebracht, dat deze bij het naar elkaar toe keren van de van uitsteeksels voorziene zijden van twee blokken bij deze blokken onderling
    zijn versprongen.
    18. Zonwering volgens een van de conclusies 15 - 17, m e t h e t k e n m e r k, dat tenminste een uitsteeksel van een lagerblok is uitgevoerd als een geleiding voor de optrekband, waarmede deze band naar het middervlak van de lamellen wordt geleid. 19. Zonwering volgens een van de conclusies 15 - 18, m e t h e t k e n m e r k, dat de beide lagerblokken van een paar door middel van een schroef- of snapverbinding tot een samenhangende eenheid met elkaar kunnen worden gekoppeld.
    20. Zonwering volgens conclusies 5 en 19, m e t h e t k e n m e r k, dat tenminste een deel van de uitsteeksels wordt gevormd door op de verbindingsschroeven of -pennen aangebrachte bussen.
    21. Zonwering volgens conclusies 19 en 20, m e t h e t k e n m e r k, dat de bandgeleiding wordt gevormd door een op een verbindingsschroef of -pen draaibaar aangebrachte bus.
    22. Zonwering volgens een van de conclusies 10 - 21, g e k e nmerkt door een. op de as onverdraaibaar vast te zetten opwikkelbus met zijflenzen, die in een paar lagerblokken draaibaar is of kan worden gelagerd.
    23. Zonwering volgens conclusie 22, m e t h e t k e nm e r k, dat de opwikkelbus aan de uiteinden is voorzien van :
    <EMI ID=30.1>
    lageropening van het desbetreffende lagerblók zijn of kunnen worden vas-tgesnapt.
    24. Zonwering volgens conclusies 22 en 23, m e t h e t k e n m e r k, dat het tussen de flenzen van de opwikkelbus gelegen naafgedeelte is afgeplat, terwijl de flenzen daar
    ter plaatse van een opening voor een vastzetpen zijn voorzien, waarbij het uiteinde van de optrekband tussen deze pen en de afplatting kan worden vastgeklemd.
    25. Zonwering volgens conclusie 24, m e t h e t k e nm e r k , dat de openingen voor deze pen in de flenzen zodanig zijn uitgevoerd, dat de pen na het inleggen van de optrekband onder veerkrachtige vervorming van het flensmateriaal tegen
    <EMI ID=31.1>
    26. Zonwering volgens een van de conclusies 1 - 25, voorzien m e t h e t k e n m e r k, dat boven de opwikkelas ter plaatse van de ladderkoordwindingen een geleidingsonderdeel is aangebracht, dat een aantal dwars op de as gerichte schotten omvat, tussen welke schotten de afzonderlijke windingen van het ladderkoord onderling gescheiden kunnenworden geleid. 27. Zonwering volgens conclusie 26, m e t h e t k e nm e r k, dat het geleidingsonderdeel van verende beugels is voorzien, die in de haakprofielen van de balkranden passen, terwijl het bovengedeelte van de schotten tegen de binnenwand van de balk rust.
    28. Zonwering volgens conclusie 27, m e t h e t k e nm e r k, dat de beugels van sleutelgatopeningen zijn voorzien, waardoorheen een ladderkoord kan worden geleid, terwijl een op dit koord aangebrachte aanslag met deze beugel in aanraking kan komen.
    29. Zonwering volgens conclusie 26, m e t h e t k e nm e r k, dat het geleidingsonderdeel tegen een zijwand van een lagerblok is bevestigd.
    30. Zonwering volgens een van de conclusies 1 - 29, m e t h e t k e n m e r k, dat de ladderkoordgedeelten elk met een hulpkoord zijn verbonden, welke hulpkoorden zich elk tussen een punt van een ladderkoordgedeelte en een vast punt, in het bijzonder op een lagerblok uitstrekken, van welke hulpkoorden in elk van de uiterste standen van de lamellen er een gestrekt en het andere slap is.
    31. Zonwering volgens een van de conclusies 17 - 21, m e t
    <EMI ID=32.1>
    van de opwikkelbus van ribbels is voorzien, welk gedeelte met
    de ladderkoordwindingen samenwerkt.
    32. Zonwering volgens een van de conclusies 1 - 31, m e t h e t k e n m e r k, dat omgezette delen aan de buitenzijde
    van de bovenbalk zijn aangevormd, die vervolgens weer naar de binnenzijde zijn gericht voor het vormen van een aan de buitenzijde liggende groef, en dat de groef langs de vrije rand van
    de ene zijwand naar de groef langs de vrije rand van de andere zijwand is toegekeerd.
    33. Zonwering volgens conclusie 32, m e t h e t k e n m e r k, dat aan de vrije rand van elke zijwand een flens is aangevormd
    die zich in de richting evenwijdig aan de zijwand uitstrekt,
    en aan de buitenzijde van de zijwand een inham vormt, en,
    dat elke zijwand aan de buitenzijde op een afstand van de bij
    de vrije rand liggende flens een tweede flens bezit, die in dezelfde richting verloopt, en een inham nabij het zich voorbij
    de middenwand uitstrekkende deel van de zijwand vormt. 34 Koofplaat te gebruiken bij een zonwering volgens conclusie
    <EMI ID=33.1>
    zen bezit, waarvan de onderlinge afstand overeenkomt met de afstand tussen de beide flenzen aan de buitenzijde van de zijwand van de prof ielbalk, welke flenzen met hun vrije randen passen in de door de flenzen van de zijwanden van de profielbalk gevormde inhammen.
    <EMI ID=34.1>
    dat de tegen elkaar rustende vlakken van de haakvormige flenzen en van de flenzen aan de zijwanden van de profielbalk wigvlakken vormen.
    36. Koofplaat volgens conclusies 34 of 35, m e t h e t k e n m e r k, dat de met de flens langs de vrije rand van de zijwand van de profielbalk samenwerkende haakvormige flens een C-vormig kanaal bezit voor het opnemen van bevestigingsmiddelen voor een span teugel.
BE0/200075A 1979-04-03 1980-04-02 Uit lamellen samengestelde zonwering BE882585A (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL7902604A NL7902604A (nl) 1979-04-03 1979-04-03 Profielbalk en koofplaat te gebruiken bij deze profielbalk.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE882585A true BE882585A (nl) 1980-10-02

Family

ID=19832920

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE0/200075A BE882585A (nl) 1979-04-03 1980-04-02 Uit lamellen samengestelde zonwering

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE882585A (nl)
NL (1) NL7902604A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1002808C2 (nl) * 1996-04-09 1997-10-14 Verosol Nederland Bv Raambedekking en profieldeel.

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2673231B1 (fr) * 1991-02-22 1993-06-11 Somfy Dispositif d'entrainement pour store venitien.

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1002808C2 (nl) * 1996-04-09 1997-10-14 Verosol Nederland Bv Raambedekking en profieldeel.
EP0801205A1 (en) * 1996-04-09 1997-10-15 Verosol Fabrics B.V. Window covering and profile part

Also Published As

Publication number Publication date
NL7902604A (nl) 1980-10-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0167137B1 (de) Rolladenstab der sogenannten Mini-Grösse aus gerollformten Aluminiumband
HUT65031A (en) Blind
US20020124972A1 (en) Guidance device for a flexible curtain door
US20060225847A1 (en) Retractable screen system and improvements therefor
US11598144B2 (en) Bottom rail assembly for a covering for an architectural structure and related assembly methods
US7748430B1 (en) Window covering without needing a lift cord
EP0382172A2 (de) Jalousierbarer Rolladen
US4967824A (en) Cord equalizer
US6148895A (en) Hurricane panel
SK7295A3 (en) Louvre-type roller shutter
WO2007122506A2 (en) Roller shutter
US5458179A (en) Interlocking shutter curtain assembly
BE882585A (nl) Uit lamellen samengestelde zonwering
US8235087B2 (en) Roll-up closure
AT394880B (de) Rafflamellenstore
DE60120343T2 (de) Befestigung mit einer Sicherheitsvorrichtung gegen das Hochschieben von Rolladenpanzern
DE60037214T2 (de) Abschirmvorrichtung für ein Fenster und Bremseinrichtung hierfür
US5265837A (en) End support for window covering assembly
EP2281995B1 (de) Rollladen
DE19600949A1 (de) Rolladen für Fenster, Türen oder dergleichen
CH696275A5 (de) Raffstore mit Wendelager.
DE2653349B2 (de) Lamellenjalousie für Fenster o.dgl
ITRE980057A1 (it) Zanzariera ad installazione rapida.
NL8001461A (nl) Uit lamellen samengestelde optrekbare zonwering.
BE1028958B1 (nl) Zijgeleider voor een scherminrichting, scherminrichting en werkwijze om de scherminrichting te monteren