De uitvinding heeft betrekking op een middel ter
<EMI ID=1.1>
aan een golfplaat.
Gootklampen of gootbeugels worden normaal rechtstreeks bevestigd op de muur van een bouwwerk, juist onder de dakrand. Deze manier van doer. is evenwel niet altijd toepasbaar, b.v. wanneer de muur van betonplaten vervaardigd is. Constructies met dergelijke-muren zijn trouwens meestal bedekt door golfplaten
<EMI ID=2.1>
dat een dakgoot gedragen door gootklampen die rechtstreeks op de muur bevestigd zijn, in zoverre dit zou mogelijk zijn,niet onder de onderste rand van de golfplaten kan vallen.
De uitvinding heeft nu tot doel deze nadelen te verhelpen en een middel ter bevestiging van een gootklamp aan een dakplaat, in het bijzonder aan een golfplaat, te verschaffen die het mogelijk maakt de gootklamp en bijgevolg de dakgoot steeds op
de gewenste plaatsonder de rand van de dakplaat te brengen en dit ongeacht de aard van de muur waarbuiten deze dakplaat uitsteekt.
Tot dit doel bevat het middel een U-vormige beugel
die over de rand van de plaat kan geschoven worden, een klemschroef die door een been van de beugel steekt en de tussen de
<EMI ID=3.1>
duwen, en een draagbeen dat voorzien is van tenminste een uitsparing voor een bevestigingselement waarmee de klamp aan het been kan bevestigd worden, welk draagbeen met een einde scharnierend rond een as die dwars staat op het vlak waarin de beugel zich uitstrekt,maar in een aantal standen blokkeerbaar, aan het uiteinde van een been van de beugel bevestigd is.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding
is een van de elementen gevormd door het draagbeen en het ermee verbonden been van de beugel, op zijn naar het andere element gekeerde zijde van tenminste een uitsteeksel voorzien, terwijl het andere element, op zijn naar het eerstgenoemde element gekeerde zijde van meerdere openingen voorzien is waarin het uit-steeksel past, welk uitsteeksel trouwens in een opening steekt wanneer het draagbeen en de beugel ten opzichte van elkaar geblokkeerd zijn, terwijl de twee gedoelde elementen ten minste
<EMI ID=4.1>
afstand in de richting van de scharnieras van elkaar weg kunnen verschuiven om het uitsteeksel volledig uit de uitsparing te brengen en zo een rotatie van het draagbeen ten opzichte
van de beugel toe te laten.
In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van
de uitvinding is het draagbeen van e�n langwerpige gleuf voor-
<EMI ID=5.1>
voor het bevestigen van de klamp, welke bout,bij niet aangespannen stand van de moer,in de gleuf verschuifbaar is.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn zowel de beugej als het draagbeen volledig van kunststof vervaardigd.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding
<EMI ID=6.1>
ter bevestiging van een gootklamp aan een dakplaat, volgens
de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet; de verwijzingscijfers betreffen de hie raan toegevoegde tekeningen.
Figuur 1 is een zijaanzicht van een middel ter bevestiging van een gootklamp aan een golfplaat, volgens de uitvinding. Figuur 2 is een bovenaanzichc van het middel uit figuur 1. Figuur 3 is een vooraanzicht van het middel uit de vorige figuren. Figuur 4 is een zijaanzicht van het draagbeen uit het middel volgens de vorige figuren met gedeeltelijke wegsnijding. Figuur 5 stelt een doorsnede voor volgens de lijn V-V uit figuur 4. Figuur 6 is een zijaanzicht van de beugel uit het middel volgens de figuren 1 tot 3, met gedeeltelijke wegsnijding. <EMI ID=7.1>
VII-VII uit figuur 6.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.
Het middel ter bevestiging van een gootklamp aan een golfplaat volgens de figuren bevat in hoofdzaak een U-vormige beugel 1 en een draagbeen 2 dat met een einde aan het einde
van een been van de beugel 1 scharnierend,maar in verschillende standen blokkeerbaar,bevestigd is. De beugel 1 en het draagbeen 2 zijn van kunststof vervaardigd.
De beugel 1 bestaat uit een gootvormig deel,dat een bodem 3 en twee loodrecht erop staande randen 4 bezit en dat zelf in de vorm van een U loopt,en een afgerond einde 5 dat op het uiteinde van een been van het gootvormige deel 3,4 aansluit.
De bodem 3 loopt dus in de vorm van een U en is aan
de binnenkant van de U-vormige beugel 1 gelegen. De gedeelten van de, in U-vorm lopende, bodem 3 die met de rechte benen van
<EMI ID=8.1>
de binnenkant van de beugel 1, van dwars op het vlak, wanneer de beugel 1 zich uitstrekt, gerichte groeven 6 voorzien.
De randen 4 staan loodrecht op de bodem 3 en nemen van de bodem weg een weinig in dikte af. De hoogte van de randen 4 neemt, vanaf het einde van het kortste been van de beugel 1, behalve ter plaatse van de afgeronde bodem van de U-vormige beugel 1, geleidelijk toe tot aan het einde 5. Dit einde 5 vormt een platte schijf die zich evenwijdig aan het vlak van de beugel 1 uitstrekt, volledig aan de ene zijde van het symmetrievlak van het gootvormig deel 3,4 gelegen is en een dikte bezit die gelijk is aan de helft van de breedte van dit gootvormig deel 3,4 ter plaatse van de bodem 3. Dit einde 5 sluit rechtstreeks aan op de ene rand 4 van het gootvormig deel 3,4 terwijl tegenover dit einde 5 de andere rand 4 van het deel 3,4 afgeschuind is en enkel tegen de bodem 3 met de andere rand 4 verbonden is.
Het been van de beugel l,dat het einde 5 draagt,is langer dan het andere been van de beugel 1 en aan dit einde 5
is het draagbeen 2 scharnierend maar in bepaalde standen blokkeerbaar,vastgemaakt. Hiertoe loopt dwars door het schijfvormige einde 5 een ronde opening 7 voor een bout 8 waarop een moer 9
<EMI ID=9.1>
cirkelvormige afronding van het einde 5 welke dus tevens het afgeronde einde van het langste been van de beugel 1 vormt.
<EMI ID=10.1>
10 die allen uitgeven op de binnenzijde van het einde 5, dit
is de ter plaatse van het symmetrievlak gelegen zijde. Aan de andere zijde van het einde 5 is de ronde opening omringd door
een zeskantige uitsparing 11 waarin de moer 9 past.
Het draagbeen 2 bevat eveneens een gootvormig deel:
dat uit een bodem 12, twee loodrecht erop staande randen 13
en een wand 14 die een einde van het gootvormig deel afsluit, bestaat,alsmede een afgerond einde 15 dat op het gootvormige deel
12, 13, 14 aansluit. De bodem 12 is langwerpig en is van �en in zijn langsrichting�opende gleuf 16 voorzien. De twee randen
13 staan loodrecht op de bodem 12 en nemen in hoogte af van praktisch nul op een einde van de bodem 12 tot maximale hoogte even voorbij het aan de zijde van het einde 15 gelegen einde van
de bodem 12. De twee randen 13 hebben in feite de vorm van
een stompe driehoek waarvan een zijde op de bodem 12 gelegen is, een tweede zijde samenloopt met de wand 14 en de derde zijde
de bovenste, van de bodem 12 verwijderde uiterste rand vormt.
De wand 14 is dus schuin op de bodem 12 gericht. Het afgeronde einde 15 sluit rechtstreeks op de wand 14 aan en ligt in het verlengde van het gootvormige deel 12, 13, 14.Een zijde van
<EMI ID=11.1> afronding als het einde 5 en bezit eveneens in het centrum van de afronding een opening 17 voor de bout 8. Met behulp van de bout 8 en de erop geschroefde moer 9 zijn de einden 5 en 15 trouwens aan elkaar vastgemaakt,scharnierend rond de meetkundige as van de bout 8. De afgeronde buitenomtrek van het einde 15 valt hierbij dan gedeeltelijk samen met de afronding van het einde 5 en de afschuining op een uiteinde van de
ene rand 4 van het ene been van de beugel sluit vloeiend aan
<EMI ID=12.1>
het einde 5. Normaal gezien kunnen de beugel 1 en het draagbeen 2 evenwel niet ten opzichte van elkaar scharnieren. Op de zijde van het einde 15 die naar het einde 5 gericht is zijn, concentrisch rond de opening 17,een aantal pennen 18 aangebracht die op een cirkel liggen met dezelfde diameter als de cirkel waarop de ronde openingen 10 in het einde 5 gelegen zijn en die juist in een dergelijke opening 10 passen. Wanneer de einden 5 en 15 tegen elkaar gebracht zijn, steken al de pennen 18 op het einde 15 ineen opening
<EMI ID=13.1>
ten opzichte van elkaar geblokkeerd zijn. Men kan evenwel de einden 15 en 5 in zoveel standen tegen elkaar brengen als er openingen 10 en dus ook pennen 18 aanwezig zijn. Met andere woorden de helling van het draagbeen 5 ten opzichte van de beugel 1 kan in een zeer groot aantal standen ingesteld worden.
Om een gootklamp aan een golfplaat te bevestigen, plaatst men eerst de beugel 1 op deze plaat. Men schuift deze beugel 1 met zijn twee benen over de rand van de golfplaat,
<EMI ID=14.1>
onderaan gelegen is. Men plaatst de beugel 1 bij voorkeur ter plaatse van de top van een golf omdat deze beugel het afvloeien van het water van de golfplaat niet zou hinderen.
<EMI ID=15.1> <EMI ID=16.1> klemschroef 19 een bout die niet rechtstreeks in het gedoelde been geschroefd is, maar wel in een moer 20 die vastzit in
<EMI ID=17.1>
het gootvormige deel 3,4 van de beugel 1, loopt een randje
21 tussen de randen 4, evenwijdig aan de bodem 3. De gleuf 23 die tussen de bodem 3 en het randje 21 gevormd wordt, is aan de van het vrije uiteinde van het hogerqedoelde been van het gootvormige deel 3,4 afgekeerde zijde afgesloten door een wandje 22 dat loodrecht op de bodem 3 staat. De breedte van deze gleuf, dit is dus de afstand tussen de binnenzijden van de randen 4, vanaf de bodem 3 tot het wandje 2l,is juist gelijk aan de afstand tussen twee tegenover elkaar liggende zijden van de zeskantige moer 20. De moer 20 kan dus langs
<EMI ID=18.1>
3,4 in de gevormde gleuf 23 geschoven worden maar kan in deze gleuf niet draaien. Tegenover deze gleuf 23 is in de bodem
3 en in het wandje 21 een ronde opening 24 aangebracht voor de bout 19, en wel op zulkdanige plaats dat deze opening 24 tegenover de opening van de moer 20 gelege:: is wanneer deze volledig in de gleuf 23 geschoven is. De bout 19 welke door
<EMI ID=19.1>
zijn vrij uiteinde loodrecht op de rechte gedeelten van de bodem 3 van het deel 3, 4 gericht. Met zijn aan de binnenkant van dit in U-vorm lopende deel 3, 4 gelegen einde duwt de bout 19 bij het aanschroeven de golfplaat tegen de ger�bde bodem 3 van het langste been van het deel 3, 4. Op deze manier kan de beugel 1 geklemd worden op de golfplaat.
Men bevestigt vervolgens het draagbeen 2 door midüel van de bout 8 en de moer 9 aan de beugel 1 waarbij men de stand van het draagbeen 2 zd kiest dat de van de gleuf 16 voorziene bodem 12 van dit draagbeen 2 nagenoeg verticaal gelegen is. De hoek tussen het draagbeen 2 en de beugel 1 hangt dan af van de helling van de golfplaat. De einden
<EMI ID=20.1>
de beugel 1 gelegen is, dit is dus van de van de golfplaat afgekeerde zijde wanneer de beugel 1 op de golfplaat bevestigd is.
Ten slotte bevestigt men nu nog de gootklamp aan het draagbeen met behulp van een bout 25 en een moer 26. Deze bout 25 en deze moer 26 behoren niet noodzakelijk bij het hiervoor beschreven middel. Ze kunnen ook behoren bij de klamp zelf welke van een op zichzelf bekende constructie is. We? is de grootte van de moer 26 aangepast aan het draagbeen 2. De af&tand tussen de randen 13, nabij de bodem l2,is immers juist gelijk aan de afstand tussen de twee tegenover elkaar liggende zijden van de zeskantige moer 26. Men brengt de
moer 26 dan tussen de randen 13 aan, zodat ze niet meer kan draaien. Zolang de bout 25 niet volledig aangespannen is,
kan men deze bout 25 in de gleuf 16 verschuiven, hetgeen dus
<EMI ID=21.1>
van het draagbeen 2.
Het hiervoor beschreven middel kan zeer vlug op een golfplaat gemonteerd worden. De gootklamp en dus ook de
goot zelf kunnen steeds in de goede positie voor het opvangen van het hemelwater gebracht worden bij zeer uiteenlopende hellingen van de golfplaat en bij zeer uiteenlopende modellen van gootklampen en ongeacht de afstand waarmee de golfplaat met haar onderste rand buiten een muur uitsteekt.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm, en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvorm vele veranderingen aangebracht worden, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruik t worden.
The invention relates to an agent
<EMI ID = 1.1>
on a corrugated sheet.
Gutter cleats or gutter brackets are normally mounted directly on a building wall, just below the eaves. This way of doing. is not always applicable, e.g. when the wall is made of concrete slabs. Structures with such walls are usually covered by corrugated iron
<EMI ID = 2.1>
that a gutter supported by gutter cleats mounted directly to the wall, to the extent possible, cannot fall below the lower edge of the corrugated sheets.
The object of the invention is now to remedy these drawbacks and to provide a means for attaching a guttering clamp to a roofing sheet, in particular to a corrugated sheet, which makes it possible to always install the guttering clamp and, consequently, the guttering.
the desired place under the edge of the roofing sheet, regardless of the type of wall beyond which this roofing sheet protrudes.
For this purpose, the means contains a U-shaped bracket
which can be slid over the edge of the plate, a clamping screw that protrudes through one leg of the bracket and the
<EMI ID = 3.1>
pushing, and a wishbone provided with at least one recess for a fastening element for attaching the cleat to the leg, said wishbone hinged with one end about an axis transverse to the plane in which the bracket extends, but in a number of positions can be locked, is attached to the end of one leg of the bracket.
In a special embodiment of the invention
one of the elements formed by the carrying leg and the associated leg of the bracket is provided with at least one projection on its side facing the other element, while the other element is provided with several openings on its side facing the first element into which the protrusion fits, which protrusion also protrudes into an opening when the carrying leg and the bracket are blocked relative to each other, while the two intended elements are at least
<EMI ID = 4.1>
distance away from each other in the direction of the pivot axis to fully extend the projection out of the recess and thereby rotate the wishbone relative to the
from the bracket.
In a preferred embodiment of
the invention is the carrying leg of an elongated slit for
<EMI ID = 5.1>
for fastening the clamp, which bolt can be slid into the slot when the nut is not tightened.
In an advantageous embodiment of the invention, both the stirrup and the carrying leg are made entirely of plastic.
Other details and advantages of the invention
<EMI ID = 6.1>
to fix a guttering clamp to a roofing sheet, according to
the invention; this description is given by way of example only and does not limit the invention; the reference numbers relate to the drawings added here.
Figure 1 is a side view of a means for attaching a guttering clamp to a corrugated sheet according to the invention. Figure 2 is a top view of the agent of Figure 1. Figure 3 is a front view of the agent of the previous figures. Figure 4 is a side view of the waistbars of the waist of the previous figures with partial cutaway. Figure 5 represents a section along line V-V of Figure 4. Figure 6 is a side view of the waist bracket of Figures 1 to 3 with partial cutaway. <EMI ID = 7.1>
VII-VII from figure 6.
In the different figures, like reference numerals refer to like elements.
The means for attaching a gutter clamp to a corrugated sheet according to the figures mainly comprises a U-shaped bracket 1 and a carrying leg 2 which has an end at the end
of one leg of the bracket 1 is hinged, but can be locked in different positions. The bracket 1 and the carrying leg 2 are made of plastic.
The bracket 1 consists of a gutter-shaped part, which has a bottom 3 and two perpendicular edges 4 and which itself runs in the form of a U, and a rounded end 5 which is attached to the end of a leg of the gutter-shaped part 3, 4.
The bottom 3 thus runs in the form of a U and is on
located on the inside of the U-shaped bracket 1. The parts of the bottom, running in U-shape, 3 that with the straight legs of
<EMI ID = 8.1>
the inside of the bracket 1, with transverse grooves 6 provided transversely to the plane, when the bracket 1 extends.
The edges 4 are perpendicular to the bottom 3 and slightly decrease in thickness away from the bottom. The height of the edges 4 gradually increases from the end of the shortest leg of the bracket 1 except at the rounded bottom of the U-shaped bracket 1 to the end 5. This end 5 forms a flat disc which extends parallel to the plane of the bracket 1, is located entirely on one side of the plane of symmetry of the trough-shaped part 3,4 and has a thickness equal to half the width of this trough-shaped part 3,4b location of the bottom 3. This end 5 connects directly to one edge 4 of the gutter-shaped part 3,4, while opposite this end 5 the other edge 4 of the part 3,4 is chamfered and only against the bottom 3 with the other edge 4 is connected.
The leg of the bracket 1, which carries the end 5, is longer than the other leg of the bracket 1 and at this end 5
the carrying leg 2 is hinged, but can be locked in certain positions. To this end, a round opening 7 for a bolt 8 on which a nut 9 extends runs through the disc-shaped end 5
<EMI ID = 9.1>
circular rounding of the end 5, which thus also forms the rounded end of the longest leg of the bracket 1.
<EMI ID = 10.1>
10 all of which spend on the inside of the end 5, this
is the side situated at the location of the plane of symmetry. On the other side of the end 5, the round opening is surrounded by
a hexagonal recess 11 in which the nut 9 fits.
The carrying leg 2 also contains a gutter-shaped part:
that from a bottom 12, two perpendicular edges 13
and a wall 14 which closes off one end of the trough-shaped part, as well as a rounded end 15 on the trough-shaped part
12, 13, 14. The bottom 12 is elongated and is provided with � and slot 16 opening in its longitudinal direction. The two edges
13 are perpendicular to the bottom 12 and decrease in height from practically zero at one end of the bottom 12 to maximum height just beyond the end of the end 15
the bottom 12. The two edges 13 are actually in the form of
a blunt triangle, one side of which is located on the bottom 12, a second side coincides with the wall 14 and the third side
the top outer edge removed from the bottom 12.
The wall 14 is thus directed obliquely to the bottom 12. The rounded end 15 connects directly to the wall 14 and is an extension of the gutter-shaped part 12, 13, 14.
<EMI ID = 11.1> rounding as the end 5 and also has an opening 17 in the center of the rounding for the bolt 8. Using the bolt 8 and the screwed nut 9, the ends 5 and 15 are fastened together , hinged about the geometric axis of the bolt 8. The rounded outer circumference of the end 15 then coincides partly with the rounding of the end 5 and the bevel on one end of the
one edge 4 of one leg of the bracket connects smoothly
<EMI ID = 12.1>
the end 5. Normally, the bracket 1 and the carrying leg 2 cannot pivot with respect to each other. On the side of the end 15 which faces the end 5, concentrically around the opening 17, a number of pins 18 are arranged which lie on a circle with the same diameter as the circle on which the round openings 10 are located in the end 5 and which just fit in such an opening 10. When the ends 5 and 15 are brought together, all the pins 18 on the end 15 protrude into an opening
<EMI ID = 13.1>
are blocked from each other. However, the ends 15 and 5 can be brought together in as many positions as there are openings 10 and thus also pins 18. In other words, the inclination of the carrying leg 5 relative to the bracket 1 can be adjusted in a very large number of positions.
To fix a gutter clamp to a corrugated sheet, first place the bracket 1 on this sheet. This bracket 1 is slid with its two legs over the edge of the corrugated sheet,
<EMI ID = 14.1>
is located at the bottom. The bracket 1 is preferably placed at the location of the top of a wave, because this bracket would not hinder the run-off of the water from the wave plate.
<EMI ID = 15.1> <EMI ID = 16.1> clamping screw 19 a bolt that is not screwed directly into the target leg, but into a nut 20 that is stuck in
<EMI ID = 17.1>
the trough-shaped part 3,4 of the bracket 1 runs an edge
21 between the edges 4, parallel to the bottom 3. The groove 23 formed between the bottom 3 and the edge 21 is closed on the side remote from the free end of the above-mentioned leg of the trough-shaped part 3,4 by a wall 22 that is perpendicular to the bottom 3. The width of this slot, i.e. the distance between the inner sides of the edges 4, from the bottom 3 to the wall 2l, is exactly equal to the distance between two opposite sides of the hexagonal nut 20. The nut 20 can so along
<EMI ID = 18.1>
3,4 are slid into the formed slot 23 but cannot rotate in this slot. Opposite this slot 23 is in the bottom
3 and in the wall 21 a round opening 24 is provided for the bolt 19, in such a position that this opening 24 is positioned opposite the opening of the nut 20 when it is completely slid into the slot 23. The bolt 19 which passes through
<EMI ID = 19.1>
its free end is perpendicular to the straight parts of the bottom 3 of the part 3, 4. With its end located on the inside of this U-shaped part 3, 4, the bolt 19 pushes the corrugated sheet against the ribbed bottom 3 of the longest leg of the part 3, 4 when screwed on. the bracket 1 can be clamped on the corrugated sheet.
The carrying leg 2 is then attached to the bracket 1 by means of the bolt 8 and the nut 9, whereby the position of the carrying leg 2 is chosen so that the bottom 12 provided with the slot 16 of this carrying leg 2 is substantially vertical. The angle between the carrying leg 2 and the bracket 1 then depends on the slope of the corrugated sheet. The ends
<EMI ID = 20.1>
the bracket 1 is located, so this is from the side remote from the corrugated sheet when the bracket 1 is mounted on the corrugated sheet.
Finally, the gutter clamp is now attached to the supporting leg with the aid of a bolt 25 and a nut 26. This bolt 25 and this nut 26 do not necessarily belong to the means described above. They can also belong to the cleat itself which is of a construction known per se. We? after all, the size of the nut 26 is adapted to the carrying leg 2. The distance between the edges 13, near the bottom 12, is exactly the same as the distance between the two opposite sides of the hexagonal nut 26.
nut 26 between the edges 13 so that it can no longer rotate. As long as the bolt 25 is not fully tightened,
this bolt 25 can be slid into the slot 16, so that
<EMI ID = 21.1>
of the wishbone 2.
The means described above can be mounted very quickly on a corrugated sheet. The gutter clamp and therefore also the
gutter itself can always be placed in the correct position for collecting the rainwater on very different slopes of the corrugated sheet and on very different models of gutter cleats and regardless of the distance with which the corrugated sheet with its bottom edge protrudes outside a wall.
The invention is by no means limited to the above-described embodiment, and within the scope of the patent application many changes can be made to the described embodiment, including as regards the shape, the composition, the arrangement and the number of the parts which are to be realized. of the invention.