BE856089A

BE856089A - Werkwijze voor het voederen met kalvermeel van kalveren op stal, en inrichting hierbij gebruikt

Info

Publication number: BE856089A
Application number: BE178763A
Authority: BE
Original assignee: Wessanen N V
Priority date: 1977-06-24
Filing date: 1977-06-24
Publication date: 1977-10-17

Description

"Werkwijze voor het voederen met kalvermeel van kalveren op

stal, en inrichting hierbij gebruikt".

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het- voederen met kalvermeel van kalveren op stal, waarbij men het kalvermeel in een silo opstapelt en, wanneer gewenst, uit deze silo betrekt en langsten minste een leiding naar meerdere mengplaatsen brengt welke dichter bij de te voederen kalveren liggen dan de silo, men op elke mengplaats het meel mengt met vloeistof tot men een pap bekomt met de gewenste meelconcentratie, welke pap men vervolgens aan

de kalveren geeft.

Bij bekende werkwijzen van deze soort,transporteert men het kalvermeel in droge vorm naar de mengplaatsen. die meestal in of onmiddellijk nabij de stallen gelegen zijn en waarop. men het kalvermeel met vloeistof' mengt tot men een brij met gewenste samenstelling bekomt.

Bij deze bekende werkwijzen kan enkel gebruik gemaakt worden van het zogenoemde "Spray"-poeder dat men bekomt door magere melkpoeder eerst in water op te lossen, vervolgens in de oplossing vet fijn te verdelen en ten slotte de aangevette oplossing terug tot poeder te drogen. Dergelijk meel is uiteraard veel duurder dan het gewone, zogenoemde "droge", kalvermeel dat bestaat uit magere melkpoeder waaraan in droge toestand vet gemengd werd. Dit gewone meel is evenwel vrij kleverig en is daarom praktisch niet door leidingen met behulp van kettingen of schroeven van Archimedés te vervoeren. Met deze bekende inrichtingen kan dus dit goedkopere meel niet gebruikt worden.

De uitvinding heeft tot doel dit nadeel te verhelpen en een werkwijze voor het voederen te verschaffen waarbij zowel het gewone zogenoemde "droge" kalvermeel kan gebruikt worden als het "Spray"-poeder.

Tot dit doel mengt men reeds onmiddellijk bij

de silo het kalvermeel met vloeistof tot men een pap bekomt waarvan de concentratie aan meel groter is dan de uiteindelijk gewenste, pompt men van deze mengplaats bij de silo, hoofdmengplaats genoemd, de aldus vervaardigde, te geconcentreerde pap langs de leiding naar de andere mengplaatsen, hulpmengplaatsen genoemd, op welke hulpmengplaatsen men de te geconcentreerde pap opnieuw ten minste met vloeistof

mengt tot men een pap bekomt met de gewenste concentratie.

Het mengen gebeurt dus niet meer uitsluitend

op de mengplaatsen maar gedeeltelijk op de hoofdmengplaats

bij de silo en gedeeltelijk op de hulpmengplaats welke in

de onmiddellijke omgeving van de voedingsplaats gelegen kan zijn. Op deze hulpmengplaats kan al dan niet benevens de vloeistof een bijkomend produkt aan de pap toegevoegd worden.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding lengt men op de hulpmengplaatsen de pap aan door toevoeging van ten minste een verwarmde vloeistof zodat men een pap bekomt die niet alleen de gewenste concentratie maar ook de gewenste temperatuur bezit.

In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding pompt men de te geconcentreerde pap van de hoofdmenger naar hulpmengers welke in de stallen opgesteld zijn.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding mengt men onmiddellijk bij de silo het kalvermeel met behulp van een menger welke onder de meelvoorraadruimte van

de silo zelf opgesteld is.

De uitvinding heeft ook betrekking op een in-.. richting die bijzonder geschikt is voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een van de vorige uitvoeringsvormen.

De uitvinding heeft dus ook betrekking op een inrichting voor het voederen met kalvermeel van kalveren op stal, die een silo voor het kalvermeel bevat, ten minste een bron van vloeistof, mengers, welke op verschillende meng- plaatsen opgesteld zijn om het kalvermeel met vloeistof tot een pap te mengen, en ten minste een leiding vanaf de silo naar deze mengers.

Bekende inrichtingen van deze soort bevatten meerdere mengers die in de stallen, opgesteld zijn. De si-

langs de leiding door middel van schroeven van Archimedes naar de mengers gepompt. Bij deze inrichtingen kan enkel gebruik gemaakt worden van zogenoemd "Spray"-poeder en niet van het gewone, zogenoemde "droge" kalvermeel.

De uitvinding heeft dus tot doel dit nadeel te verhelpen en een inrichting voor het voederen van kalveren te verschaffen die niet alleen goedkoop is maar waarbij zowel het goedkopere "droge" kalvermeel als het duurdere "Spray"-poeder kan gebruikt worden.

Tot dit doel bevat de inrichting ten minste een hoofdmenger die in de onmiddellijke omgeving van de silo opgesteld is, en een aantal hulpmengers die op de mengplaatsen opgesteld zijn, terwijl de leiding de hoofdmenger met de hulpmengers in verbinding stelt en de middelen om meel door deze leiding te pompen middelen zijn om een pap gevormd van dit meel maar waarvan de meelconcentratie groter is dan uiteindelijk gewenst, door de leiding te pompen.

Doordat het meel nu onder vorm van pap gepompt wordt door de leiding, stelt dit pompen geen enkel probleem, welke ook het soort gebruikte kalvermeel is. Voor het pompen kan gebruik gemaakt worden van bekende middelen en de afstand waarover gepompt wordt kan vrij groot zijn. De meelconcentratie in de hoofdmenger is steeds dezelfde en de uiteindelijke meelconcentratie wordt in de hulpmenger bekomen, hetgeen vermijdt dat men bij verandering van deze concentratie zich naar de hoofdmenger moet verplaatsen of voor deze verandering &#65533;n kostelijke afstandsbesturing nodig heeft.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvin-ding bevat de silo een afvoeropening in de bodem van zijn voorraadruimte en is de hoofdmenger onder deze'voorraadruimte opgesteld.

In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de hulpmengers alle in een stal opgesteld.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de silo een gestel en ten minste een aan dit gestel opgehangen zak welke zijn voorraadruimte vormt.

Bij voorkeur bevat de inrichting aan de bovenkant een kader dat aan het gestel vastgemaakt is, een tweede kader dat los van het gestel is en uit ten minste twee losse delen bestaat en middelen om de delen van het tweede kader

bovenste open uiteinde van een verdikte rand voorzien is, en deze zak met zijn onder deze rand gelegen gedeelte tussen de twee kaders geklemd zit.

Bij voorkeur maakt het vaste kader deel uit van een deksel welke de zak aan de bovenkant ten minste gedeeltelijk afsluit.

Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een werkwijze voor het voederen met kalvermeel van kalveren op stal en van een inrichting hierbij gebruikt, volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld ge-

betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.

Figuur l is een schematische voorstelling van het grondplan van een inrichting voor het voederen van kalmeren volgens de uitvinding. <EMI ID=4.1>

In de twee figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.

De inrichting volgens de figuren is een inrichting bestemd om kalveren te voederen die in verschillende stallen 1 gestald zijn. In elke stal 1 staan dieren van verschillende leeftijden die weliswaar een nagenoeg zelfde kalvermeel moeten krijgen maar in verschillende concentraties.

De inrichting voor het voederen bevat één silo 2 welke buiten de stallen 1 opgesteld is. Deze silo 2 bevat twee compartimenten, zodat hij twee verschillende meelsoorten kan bevatten. In feite zijn de compartimenten gevormd door zakken 3 en 4 die aan het gestel van de silo opgehangen zijn. Dit gestel dat van metaal vervaardigd is, bestaat uit vier verticale poten 5 welke in de grond 6 verankerd zijn en uit'horizontale dwarsliggers 7 welke de poten verbinden.

Het gestel is bovenaan afgedekt door een dakconstructie 8.

De zakken 3 en 4 zijn elk aan het gestel 5, 7 opgehangen door middel van twee kaders 9 en 10 welke door middel van bouten 25 waarop moeren geschroefd zijn tegen el-

nenste kader 9 onwrikbaar vastgemaakt aan een deksel 11 dat zelf op het gestel 5, 7 vastgemaakt is en het bovenste einde van de zak afsluit, eventueel op een vulopening na. -Het andere kader 10 is van het gestel los en bestaat uit twee of meer van elkaar gescheiden delen. Door elk van de afzonder- lijke delen van het kader 10, welke het kader 9 omringt, steken bouten 25 die ook door het kader 9 steken. Aan zijn

<EMI ID=6.1> en 10 geklemd dat deze verdikte rand, die onmogelijk tussen de twee kader door kan, zich aan de bovenkant van de twee kaders bevindt.

Het onderste einde van de zakken 3 en 4 is trechtervormig en geeft uit op de afvoeropening 13. Op de afvoeropening 13 van elk van de zakken 3 en 4 is een trilgoot 14 vastgemaakt die door middel van een elektrische :
trilmotor 26 kan getrild worden.

De trilgoten 14 onder de twee zakken 3 en 4 geven uit op het open uiteinde van een menger 15 welke onder de zakken 3 en 4 op een weeginrichting 16 gemonteerd is. Deze menger 15 bevindt zich tussen de poten 4 van de silo 2 zodat, indien men door silo de volledige stokkeerconstructie bedoelt, men kan stellen dat de menger 15 in de silo zelf gemonteerd is. De menger 15 is van een bekende constructie en wordt hier niet verder in detail beschreven. De weeginrichting 16&#65533;staat op.de.grond 6 en weegt de inhoud van de mengkuip van de menger 15 op elk ogenblik. Met deze weeginrichting 16 kan dus zowel het kalvermeel uit de zak 3 als het kalvermeel uit de zak 4 als het eraan toe te voegen water juist afgemeten worden. Dit water wordt ook aan de kuip van de menger 15 toegevoerd langs een leiding 17 waarop een kraan 18 gemonteerd is.

Dit water kan al dan niet vooraf verwarmd worden in een verwarmingsinrichting welke eenvoudigheidshalve niet in de figuren voorgesteld is en bijvoorbeeld ook in de silo 2, naast de zakken 3 en 4 kan gemonteerd zijn.

In de menger 15 brengt men achtereenvolgens kal- - vermeel uit de twee zakken 3 en 4 en water uit de leiding 17 waarna men dit alles mengt tot men een pap bekomt die evenwel merkelijk meer geconcentreerd is aan meel dan uiteindelijk voor de kalveren vereist is. Deze aldus gevormde pap voert men langs de afvoerleiding 19 uit de menger 15 af. In deze afvoerleiding 19 is een pomp 20 gemonteerd. De pomp 20 bevindt zich evenals de weeginrichting 16 tussen de poten 4 en 5 van het gestel van de silo 2.

als gebruikelijk gevormd door metalen platen maar zijn gevormd door zeildoeken 21 die door middel van touwen 22 tussen de naburige poten 5 vastgebonden zijn. Deze touwen 22 lopen door openingetjes in twee naburige zijden van de in de silo gelegen zeildoeken 21. Elk van de zeildoeken kan op de buitenzijde van een bedrukking of beschildering voorzien worden. In een van de opstaande wanden reikt de zeildoek 21 niet tot onderaan om gemakkelijk toegang te verschaffen tot de menger 15 en de weeginrichting 16. Op deze manier zijn niet alleen de zakken 3 en 4 maar ook de menger 15, de weeginrichting 16 en de pomp 20 afgeschermd tegen regen. Het onderhoud van de silo is tot een minimum beperkt aangezien de zeilen kunnen weerstaan aan alle weersomstandigheden zonder te moeten geschilderd worden en ook niet kunnen roesten.

De leiding 19 verbindt de silo 2 met al de stallen 1. In de eerste stal welke door de leiding 19 bereikt wordt, is in deze leiding een wachtvat 23 gemonteerd waarin de te geconcentreerde pap welke in de hoofdmenger 15 vervaardigd werd, kan opgeslagen worden. Juist stroomafwaarts van dit wachtvat 23 maar nog steeds in de voorgenoemde stal, is nog een bijkomende pomp 24 gemonteerd. De leiding loopt dan verder over al de stallen 1 en bezit in elke stal 1 een aftakking die uitmondt op een hulpmenger 27. In de figuur

1 zijn slechts drie stallen 1 getekend maar het is vanzelfsprekend dat er meer of minder stallen kunnen zijn. Op elke aftakking is een kraan 23 gemonteerd. Door het openen van de kraan 28 kan in de hulpmenger 27 in elke stal 1 de gewenste hoeveelheid van de te geconcentreerde pap van de hoofdmenger 15 opgevangen worden. In deze hulpmenger 27 - wordt deze pap verder aangelengd met water dat langs leidingen 29 en 30, welke leidingen van een kraan 31 voorzien zijn, aangevoerd wordt. Langs een leiding 29 wordt koud water aangevoerd en langs de leiding 30 warm water, welk warm water bijvoorbeeld afkomstig kan zijn van dezelfde verwarminsinrichting die ook het warme water levert welk langs de leiding 17 aan de hoofdmenger 15 toegevoegd wordt.

Door de dosering van het warme water ten opzichte van het koude water, kan men in de hulpmenger 27 in elke stal een pap bekomen die niet alleen de gewenste concentratie bezit maar ook de gewenste temperatuur. Elke hulpmenger 27 kan op dezelfde manier als de hoofdmenger 15 gekoppeld zijn aan een weeginrichting om een nauwkeurige dosering toe te laten alhoewel, deze weeginrichting ook kan vervangen worden door een niveaumeter... Desgevallend kan bijvoorbeeld in een van de stallen aan de daarin opgestelde hulpmenger 27 nog bijkomend produkt toegevoegd worden.

een afvoerleiding 32 aan waarin een bijkomende pomp 33 gemonteerd is. Deze afvoerleiding 32 sluit dan aan op een soepele voederslang 34 die van een afsluitklep 35 voorzien is.

Met behulp van deze voederslang 34 en de pomp 33 kan men de klaargemaakte pap in de voederbakken van de dieren aanbrengen.

Het transport van het meel uit de silo naar de stallen biedt geen enkel probleem aangezien dit transport reeds gebeurt onder vorm van een pap.

In verschillende stallen kan door verschillende personen tegelijkertijd aan de kalveren voedsel gegeven wor-den niettegenstaande de concentratie in elke stal verschillend moet zijn. Indien in een zelfde stal groepen dieren aanwezig zijn die voeder met een verschillende meelconcen*tratie moeten krijgen, dan is het mogelijk in een zelfde stal meerdere hulpmengers 27 te plaatsen waarop de leiding
19 aansluit. Het is natuurlijk mogelijk in een zelfde hulpmenger 27 achtereenvolgens en steeds uitgaande van een geconcentreerde pap met zelfde concentratie, door op verschillende manieren aan te lengen, pap met verschillende concentraties te vervaardigen.

Enerzijds bezit de inrichting toch slechts een silo terwijl anderzijds pap met verschillende concentraties gelijktijdig kan vervaardigd worden..zonder dat een dure af-

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm, en binnen het raam van de octEooiaanvrage, kunnen aan de beschreven uitvoeringsvorm vele veranderingen aangebracht worden, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden.

In het bijzonder moet de inrichting niet noodzakelijk een wachtvat bezitten. Ook kan ze meerdere wachtvaten bezitten, bijvoorbeeld een in elke stal.

Claims

CONCLUSIES.

1. Werkwijze voor het voederen met kalvermeel van kalveren op stal, waarbij men het kalvermeel in,een silo opstapelt en, wanneer gewenst, uit deze silo betrekt en langs ten minste een leiding naar meerdere mengplaatsen brengt welke dichter bij de te voederen kalveren liggen dan de silo, men op elke mengplaats het meel mengt met vloeistof tot men een pap bekomt met de gewenste meelconcentratie, w elke pap

men vervolgens aan de kalveren geeft, met h e t k e nm e r k dat men reeds onmiddellijk bij de silo het kalvermeel mengt met vloeistof tot men een pap bekomt waarvan de concentratie aan meel groter is dan de uiteindelijk gewenste, men van deze mengplaats bij de silo, hoofdmengplaats genoemd,

de aldus vervaardigde, te geconcentreerde pap pompt langs

de leiding naar de andere mengplaatsen, hulpmengplaatsen genoemd, op welke hulpmengplaasten men de te geconcentreerde pap opnieuw ten minste met vloeistof mengt tot men een pap bekomt met de gewenste concentratie.

2. Werkwijze volgens vorige conclusie, m e t h e t k e n m e r k dat men op de hulpmengplaatsen de pap aanlengt door toevoeging van ten minste een verwarmde vloeistof zodat men een pap bekomt die niet alleen de gewenste concentratie maar ook de gewenste temperatuur bezit.

3. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, m e t h e t k e n m e r k dat men de te geconcentreerde pap van de hoofdmenger naar hulpmengers pompt welke

in de stallen opgesteld zijn.

4. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, m e t h e t k e n m e r k dat men onmiddellijk bij de silo het kalvermeel mengt met behulp van een menger welke

onder de meelvoorraadruimte van de silo zelf opgesteld is.

5. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, m e t. h e t k e n m e r k dat men op de hoofdmengplaats ten minste twee soorten meel met vloeistof mengt. - <EMI ID=10.1>

6. Werkwijze voor het voederen met kalvermeel van kalveren op stal, zoals hiervoor beschreven.

7. Inrichting voor het voederen met kalvermeel van kalveren op stal, die een silo voor het kalvermeel be--vat, ten minste een bron van vloeistof, mengers, welke op verschillende �engplaatsen opgest eld zijn om het kalvermeel met vloeistof tot een pap te mengen, en ten minste een leiding vanaf de silo naar deze mengers, m e t h e t k e nm e r k dat ze ten minste een hoofdmenger bevat die in de onmiddellijke omgeving van de silo opgesteld is, en een aantal hulpmengers die op de mengplaatsen opgesteld zijn, terwijl de leiding de hoofdmenger met de hulpmengers in verbinding stelt en de middelen om meel door deze leidingen te pompen middelen zijn om een pap gevormd van dit meel maar waarvan de meelconcentratie groter is dan uiteindelijk gewenst, door de leiding te pompen.

8. Inrichting volgens vorige conclusie, m e t h e t k e n m e r k dat de silo een afvoeropening bevat in de bodem van zijn voorraadruimte en de hoofdmenger onder deze voorraadruimte opgesteld is.'

9. Inrichting volgens vorige conclusie, m e t h e t k e n m e r k dat op de afvoeropening een trilgoot aansluit.

10. Inrichting volgens een van de conclusies 7 tot 9, m e t h e t k e n m e r k dat de silo ten minste twee gescheiden voorraadruimten bevat.

11. Inrichting volgens een van de conclusies 7 tot 10, m e t h e t kenmerk dat de hulpmengers alle

<EMI ID=11.1>

12. Inrichting volgens een van de conclusies 7 <EMI ID=12.1>

bevat en ten minste een aan dit gestel opgehangen zak welke zijn voorraadruimte vormt.

13. Inrichting volgens vorige conclusie; met

<EMI ID=13.1> dat aan het gestel vastgemaakt is, een tweede kader dat los van het gestel is en uit ten minste twee losse delen bestaat en middelen om de delen van het tweede kader tegen

het eerste kader aan te spannen, terwijl de zak op zijn bovenste open uiteinde van een verdikte rand voorzien is en deze zak met zijn onder deze rand gelegen gedeelte tussen

de twee kaders geklemd zit.

14. Inrichting volgens vorige conclusie, m e t h e t k e n m e r k dat het vast kader deel uitmaakt van een deksel welke de zak aan de bovenkant ten minste gedeeltelijk afsluit.

15. Inrichting volgens een van de conclusies

12 tot 14, m e t h e t k e n m e r k dat de silo zeilen bevat die aan het gestel vastgemaakt zijn en de zak omgeven.

16. Inrichting voor het voederen met kalvermeel van kalveren op stal zoals hiervoor beschreven of in de hieraan toegevoegde tekeningen voorgesteld.