BE823086A - Semi-electronische netwerkvoorpost - Google Patents

Description

   <EMI ID=1.1> 

  
 <EMI ID=2.1> 

  
voorpost die gebruik maakt van relaiscontacten, met als bijzondere toepassing hermeti sch ingesloten contacten, voor de schakelpunten en oor el ectro-

  
 <EMI ID=3.1> 

  
expander.

  
In het navolgende wordt een beschrijving van een netwerkvoorpost gegeven

  
 <EMI ID=4.1> 

  
Inleiding

  
Een netwerkvoorpost (concentrator, synchronische reducttetrap) berust op het principe dat het aantal verbindingswegen niet groter behoef: te zijn dan

  
 <EMI ID=5.1> 

  
of telefoonkanalen in geval van het gebruik van telefoon multiplex systemen,

  
die nu zullen functioneren als verbindingswegen.

  
De toepassing van dit principe bestaat hierin dat de aangeslotenen worden verbonden aan een daartoe gunstig, op enige afstand van de telefooncentrale, gelegen voorpost (concentrator), welke de functie heeft de aangeslotenen

  
 <EMI ID=6.1> 

  
bindingswegen anderzijds aan de centrale worden verbonden via een "expandor", d. w. z. het spiegelbeeld van de "concentrator", welke de opdracht heeft de verbindingswegen te verbinden aan lijnstroomlopen, waar-

  
 <EMI ID=7.1> 

  
punten") en van electronische besturing van het schakelnetwerk, zowel in

  
de ''concentrator"(of "samentrekker") als in de "expandor" (of "uitspreider"). 

  
In het hiernavolgende zal In het bijzonder worden behandeld de opbouw en

  
 <EMI ID=8.1> 

  
schakelen, daar In elk multipel altijd slechts één contact op elk ogenblik gebruikt kan worden en dan de overige dus ongebruikt moeten blijven.

  
De kruispunten worden daarom verenigd tot kleine groepen die men zou

  
 <EMI ID=9.1> 

  
4 uitgangen is aangegeven in figuur la, terwijl het hiervoor gebruikte sym-

  
 <EMI ID=10.1> 

  
Ter verklaring van deze figuren het volgende:

  
De In figuur la getekende contacten genummerd 1-12 stel len elk een bladveer-

  
 <EMI ID=11.1> 

  
stangschakelaar, ook met de naam "schakelaar" betiteld. 

  
 <EMI ID=12.1> 

  
den gesloten.

  
Van de twaalf getekende kruispunten kunnen er dus nooit. eer dan drie

  
 <EMI ID=13.1> 

  
bij dat van grotere schakelaars.

  
"A" - schakelaars

  
De naam "A" schakelaar wordt gebruikt voor de schakelaars gebruikt in de

  
 <EMI ID=14.1> 

  
rechtstreeks verbonden zi jn.

  
Studies hebben uitgewezen dat de vorm van deze schakelaars zeer belangrijk Is, daar, zelfs bij een zeer goed en economisch uitgevoegd schakelnetwerk,

  
 <EMI ID=15.1> 

  
dan 60% bedraagt.

  
in de netwerkvoorpost T7300 worden de lijnstroomlopen gecombineerd in

  
 <EMI ID=16.1> 

  
verkeer der 10 lijnen zo veel mogelijk gelijkmatig over de zes uitgangen verdeeld en wordt het verkeersrendement verbeterd - zie figuur 2a. Een

  
 <EMI ID=17.1>  figuur 2b.

  
Er kan worden berekend dat de 6 uitgangen op deze wijze geschakeld, onge-

  
 <EMI ID=18.1> 

  
gewoonlijk vereist wordt, kan een verdere rendementsverbetering worden verkregen door samenbundeling van de uitgangen van een &#65533;anta! "A"-schakelaars, zoals verder zal worden beschreven. 

  
"A" - schakels

  
 <EMI ID=19.1> 

  
"A" schakelaar zijn dus aanwezig in de vorm van vaste steekcontacten voor  deze platen.

  
 <EMI ID=20.1> 

  
de "A" schakelaars met de volgende schakeltrap verbinden. Het aantal van deze "A" schakels wordt berekend volgens het aangeboden verkeer.

  
 <EMI ID=21.1> 

  
op de bouw van het gehele schakelnetwerk, zal hier op enkele details worden ingegaan.

  
In de eerste plaats kan worden opgemerkt dat de multipelbinding (grading) die in elke "A" schakelaar aanwezig is, verder wordt uitgebreid door de uitgangen van een aantal "A" schakelaars aan een beperkt aantal hiervoor

  
 <EMI ID=22.1> 

  
nen, waar bij de multipeling der "A" schakelaaruitgangen gebeurt volgens een multipelbinding met een toegankelijkheid van zes uitgangen voor iedere schakelaar.

  
Deze multipelbinding gebeurt cyclisch, zodat het resultaat een homogene cyclische multipelbinding is (of deze zo goed mogelijk benadert).

  
Het totaal aantal uitgangen der vier "A" schakelaars bedraagt 4 x 6 = 24 en daar deze aan 12 "A" schakels moeten worden verbonden, volgt hieruit dat (door toepassing van een z. g. homogene binding) elke "A" schakel aan twee "A" schakelaars moet worden verbonden.

  
Daar, zoals hierboven reeds vermeld, de tien aansluitingen van elke

  
"A" schakelaar verbonden zijn aan even zo vele verschillende combinaties van 4 "A" schakels, volgt uit het bovenstaande dat de combinaties van

  
 <EMI ID=23.1> 

  
"A" schakelaars verschillend zi jn, dus voor 40, 50 of 60 aangeslotenen naargelang het aantal "A" schakelaars dat aan een gemeenschappelijke bundel van "A" schakels is verbonden. 

  
 <EMI ID=24.1> 

  
zo uitgewerkt, dat elk van de zes "A" schakels die aan één "A" schakelaar zi jn verbonden, aan een ingang van zes verschillende "B" schakelaars kunnen worxen aangesloten.

  
Daar elke aangeslotene toegang heeft naar vier van de zes "A" schakels van de betreffende "A" schakelaar, volgt hieruit dat elke aangeslotene, via vier "A" schakels, toegang heeft naar vier "B" schakelaars, in een combinatie

  
die voor alle aangeslotenen in een groep van 40 - 60 verschillend is.

  
"B" - schakelaars

  
Daar het wenselijk Is dat de verkeersbelasting van de verschillende "B" schakelaars In een groep gelijk is, wordt het aantal Ingangen van alle "B" schakelaars gelijk gemaakt.

  
Alleen wanner het aantal "A" schakels deelbaar Is door drie, wordt het aan-

  
 <EMI ID=25.1> 

  
Het volgt hieruit logisch dat hierdoor eveneens het aantal "B" schakelaars in een groep wordt bepaald, daar het produkt van het aantal ingangen per

  
 <EMI ID=26.1> 

  
het totale aantal "B" ingangen, ofwel aan het aantal "A" schakels (dat gelijk is aan het aantal "B" ingangen).

  
Opgemerkt wordt dat het aantai "B" schakelaars nooit minder dan zes mag worden, daar de eis geldt dat elk van de zes uitgangen van een "A" schakelaar aan verschillende "B" schakelaars moet worden verbonden.

  
Verbindingswegen tussen hoofdcentrate en voorpost

  
 <EMI ID=27.1> 

  
bindingslijnen genoemd) wordt berekend op de basis dat deze een Ideale bundel vormen, hetgeen hun aantal tot het minimum reduceert. Dit stelt de eis dat voor elke oproep elke beschikbare verbindingslijn moet kunnen worden gebruikt en dat als een resultaat hiervan aan het schakelnetwerk de eis moet worden gesteld dat interne verbindingswegen in voldoende aantal aanwezig moeten zijn tussen elke verbindingslijn en elke aangeslotene (volledige toegankeli jkheid).

  
Opbouw van het interne netwerk nodig voor het verkrijgen van volledige toegankelijkheid

  
Bi j zeer kleine voorposten met laag verkeer (b. v. max. 40 aangeslotenen en max. 3,0 E totaal verkeer) kan volledige toegankelijkheid op economisch verantwoorde wijze worde verkregen met behulp van niet meer dan twee

  
 <EMI ID=28.1> 

  
aangeslotene = 160 en in de "B" schakeltrap het produkt van het aantal "A" schakels en het aanta! verbindingslijnen = 12 x 8 = 96. Het gebruik

  
 <EMI ID=29.1> 

  
overeenstemmende geval getoond in figuur 5, waarin drie schakeltrappen worden gebruikt.

  
 <EMI ID=30.1> 

  
pen met kleinere schakelaars (resp. de "B" en "C" schakelaars) die samen nog 24 kruispunten minder hebben dan de "B" schakelaars van figuur 4 , zij het ten koste van iets hogere stagnatiekansen. Deze stagnatiekansen kunnen

  
 <EMI ID=31.1> 

  
aantal kruispunten nog kleiner dan in figuur 4, terwijl bovendien de capaciteit is verhoogd van 8 tot 9 verbindingslijnen.

  
Beschouwen wij nu wat gebeurt als het aantal aangeslotenen groter wordt dan 40, b.v. het dubbele aantal.

  
Figuur 7 toont de mogelijkheid om twee "blokken" van elk 40 aangeslotenen <EMI ID=32.1> 

  
opzichte van fig. 6 zo veranderd dat de "A" en "B" schakelaars In aparte  "blokken" van elk 40 aangeslotenen worden getekend (nl. de z. g. A/B blokken); de "C'' schakelaars vormen een hiervoor gemeenschappelijk aangebrachte blok dat de opdracht heeft de verbindingen te bewerkstelligen tussen de eerstgenoemde blokken en de verbindingslijnen.

  
Fig. 8 toont deze zelfde inrichting in vereenvoudigde vorm, waarin van elk der <EMI ID=33.1> 

  
Het volgt uit fig. 7 dat reeds bij de aanwezigheid van twee A/B blokken,

  
 <EMI ID=34.1> 

  
(aannemend dat voor 80 aangeslotenen 12 verbindingslijnen nodig zijn). 

  
 <EMI ID=35.1> 

  
intotaal 16 verbindingslijnen worden aangesloten. (Er kan hierbij worden opgemerkt dat het wenselijk is om het aantal C/D blokken niet kleiner te

  
 <EMI ID=36.1> 

  
nu geri nger dan het geval zou zi j n i ndi en ana loog aan fi g. 7 er alleen "C" schakelaars waren voorzien, nl. 270 in plaats van 324.

  
De inrichting met A/B en C/D blokken is geschikt om voor aanmerkelijk

  
 <EMI ID=37.1> 

  
grote schakelaars. Figuren 10 en 11 1 laten bi j wi jze van voorbeeld beide eer netwerk z'en voor 200 aangeslotenen, waarbij fig.10 is opgebouwd met

  
 <EMI ID=38.1> 

  
Het is mogeli jk de A/B blokken van de figuren 10 en 11 in eenzelfde voorpos' te combineren, zodat daarmede boven de 120 elk gewenst aantal aansluitingen

  
 <EMI ID=39.1> 

  
Symmetrie van de netwerken van concentrator en expandor

  
De schakelnetwerken van concentrator en expandor zijn identiek en vormen elkaars spiegelbeeld, zodat dezelfde aantallen schakelaars en schakels in en tussen de verschillende schakeltrappen zi jn aangebracht.

  
De electronische besturing der schakelnetwerken zorgt ervoor dat voor elke verbinding in de concentrator en de expandor de verbindingsopbouw <EMI ID=40.1> 

  
Beschouwen wi j het netwerk waarin een oproep ontstaat, b. v. de concentrator, waarin één der aangeslotenen een oproep maakt. Het netwerk heeft nu de opdracht de oproeper te verbinden met een willekeurige vri je verbindings-
 <EMI ID=41.1> 
 <EMI ID=42.1> 

  
uit een zelfde aantal (n) uitgangen van de eerste schakeltrap ("A"-schakelaars) waaraan de lijnstroomlopen direct verbonden zi jn, zodat door

  
 <EMI ID=43.1>  meer volgende schakeltrappen ("B"-schakelaars, "C"-schakelaars,

  
 <EMI ID=44.1> 

  
enz. ).

  
Bij voorkeur, doch niet exclusief, zal de Identiteit van de "A"-scha-

  
 <EMI ID=45.1> 

  
2[deg.] De bekrachtiging der relais In de schakelpunten vindt plaats met behulp van een electronische poort (werkpoort), welke alleen tijdens de verbindingsopbouw het relais bekrachtigen zal Indien aan twee of meer der poortingangen gel i jkti jdig potentialen verschi jnen, en waarbij één der poortingangen correspondeert met de schakelaaringang en een andere poortingang correspondeert met de schakelaaruttgang welke door een relais onderling worden verbonden.

  
Een derde poortingang ontvangt een potentiaat die eveneens nodig is om de poort werkzaam te doen worden, welke potentiaal wordt aange-

  
 <EMI ID=46.1> 

  
de schakeltrap welke eveneens voor de beschouwde verbindingsopbouw werkzaam werd, zodat als gevolg hiervan de schakelaars welke in cascade in een verbindingsopbouw werkzaam worden, achtereenvolgens worden bekrachtigd, met als laatste in de reeks de "A" -schakelaar.

  
3[deg.] Voor elke schakel is een electronische poort aanwezig ("de bezet-

  
poort"), welke alleen ti jdens de verbindingsopbouw werkzaam kan worden, waarbi j elk dezer poorten tenminste één ingang heeft waarop bi j het in beslag nemen van de corresponderende schakel, een potentiaal verschi jnt welke het werkzaam worden van de poort verhindert.

  
Deze bezetpoorten zijn zodanig uitgevoerd dat na het werkzaam worden van een poort het aanleggen van de bezetpotentiaat aan deze poort de werktoestand van deze poort niet opheft.

  
De bezetpotentiaal wordt hieraan verbonden door het werkzaam worden van een relais in de schakelaar, waaraan genoemde schakel als u i tgang verbonden i s.

  
4[deg.] Wanneer voor de opbouw van een verbinding de keuze mogelijk is tussen gelijkwaardige schakels In een zelfde schakeltrap wordt aan een ingang van alle met deze schakels corresponderende bezetpoorten een potentiaal verbonden dat deze bezetpoorten zal werkzaam maken indien dat werkzaam worden niet wordt verhinderd door de aanwezigheid van bezetpotentiaal op een der andere ingangen. 

  
 <EMI ID=47.1> 

  
kels wordt er één uitgekozen die voor de verbinding In gebruik zal worden genomen, doordat deze potentialen worden verboden aan de

  
 <EMI ID=48.1> 

  
aanleggen van een werkpotentlaal aan de poortingangen van de werk-

  
 <EMI ID=49.1> 

  
schakel, corresponderend met de schakelaaruitgang, resp. de schakelaaringang waaraan deze schakel Is verbonden.

  
 <EMI ID=50.1> 

  
lijnstroomloop is toegevoegd, die kunnen worden bekrachtigd door bi jbehorende werkpoorten, waarvan één ingang een werkpotentlaal zal

  
 <EMI ID=51.1> 

  
bruikt kunnen worden, en waarbij de voor genoemde verbinding beschikbare "A"-schakels worden bepaald enerzijds doordat combinatie van
(b. v. 4) bezetpoorten van deze "A" - schakels aan één i ngang een werk-

  
 <EMI ID=52.1> 

  
danig dat voor elke lijnstroomloop in een groep ter groo'.te van

  
b. v. 40 - 60, een andere combinati e van (b.v. 4) "A" -schakels ter beschikking wordt gesteld. 

  
8[deg.] De bekrachtiging van een relais in de "A" schakelaar, die als laatste

  
 <EMI ID=53.1> 

  
dat de oproepconditie In deze stroomloop ongedaan wordt gemaakt of verhinderd wordt.

  
9[deg.] De signalen gebruikt voor het overseinen der Identiteit van de aan

  
één zijde opgebouwde verbinding naar de andere zijde, zijn toonfrequente code signalen, b.v. van het type waarin twee frequenties worden gebruikt met een aantal signaaleenheden per code groter dan één, of waarin een combinatie van b.v. twee frequenties uit een groter aantal wordt gebruikt voor één signaaleenheid per code, ofwel elke anderedaartoe geschikte toonfrequentsignaal methode.

  
Bij eik der beide schakelinrichtingen is een gemeenschappelijke toonfrequentcode zendapparatuur en een gemeenschappelijke toonfrequentcode ontvangst apparatuur aangebracht, welke telkens aan één der verbindingslijnen kan worden verbonden wanneer hiervoor toonfrequent code signalen moeten worden gezonden.

  
10[deg.] Per schakelaar is een "schakelaar - bezet - poort" aangebracht, met

  
een aantal Ingangen elk corresponderend met elk der uitgangen van deze schakelaar en waarop bezetpotentiaal wordt verbonden als de uitgang bezet is, zodanig dat de poort in werking treedt als alle uitgangen der schakelaar bezet zijn en dan aan de uitgang van deze poort een potentiaal ontstaat, waardoor bezetpotentiaal wordt verbonden aan de bezetpoorten van alle schakels welke aan de Ingangen van genoemde schakelaar zi jn verbonden.

  
 <EMI ID=54.1> 

  
het systeem gebruikt wordt, kan als volgt in het kort worden beschreven aan de hand van figuur 12:

  
 <EMI ID=55.1> 

  
cieerd is vrij is. B Is in toestand 0 als er op de Ingang van de poort, gemultipeld met de andere soortgelijke poorten, niet gezocht wordt naar een vrije verbinding. C is dan 0.

  
Wordt de zoekpotentiaal 1 op B aangelegd, komt C In 1 en wordt het relais geassocieerd met de verbinding bekrachtigd en vergrendeld door een eigen contact, terwijl een bezetpotentiaal A in de 0 toestand, brengt, waardoor C in 1 blijft. Als de verbinding aldus tot stand is  <EMI ID=56.1> 

  
Na het verbreken van de verbinding wordt A vrijgemaakt (1) er kom: de poort in de begintoestand terug.

Claims (1)

1. CONCLUSIES

   1. Teiecom-nunicatiestelsel, waarin een aantal aangeslotenen, onder gebruikmaking van een kleiner aantal verbindingslijnen aan een telecommunicattecentrale is verbonden, waarbij enerzijds de lijnstroomlopen der aangeslotenen met behulp van een schakelinrichting (reductietrap) aan de ver- <EMI ID=57.1>

   lijnen met behulp van een tweede schakelinrichting (expansietrap) kunnen

   worden verbonden met de li jnstroomlopen welke voor elk der aangeslotenen

   in de telecommunicatiecentrale zijn aangebracht en de beide schakelinrichtingen de verbindingen symmetrisch tot stand brengen, derwijze dat voor

   elke tot stand gebrachte verbinding een verbindingslijn aan beide einden

   met de lijnstroomlopen worden verbonden die bij eenzelfde aangeslotene behoren en deze verbindingslijnen voor verkeer in belde richtingen kunnen

   worden gebruikt, met het kenmerk dat beide schakelinrichtingen op symmetri sche wi jze elk uit twee of meer In cascade werkende schakelaars (schakel trappen) zijn opgebouwd.

   <EMI ID=58.1>

   laars zijn samengesteld uit relais, b.v. bladveerrelais, waarbij elk relais in

   het kruispunt van één ingang en één uitgang van een schakelaar is verbonden,

   <EMI ID=59.1>

   ponderend met één uitgang er niet meer dan één in werking wordt gesteld, en

   van de relais verbonden aan één ui tgang er eveneens ni et meer dan één op

   <EMI ID=60.1>

   3. Telecommunicatiestelsel volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk dat de

   in cascade werkende schakelaars onderling door interne verbindingswegen (schakels) zijn verbonden en de verbindingsopbouw derwijze geschiedt dat

   voor elke tot stand gebrachte verbinding op symmetrische wijze van schakel-

   <EMI ID=61.1>

   tot stand gebrachte verbinding eerst de schakelinrichting in werking treedt

   aan die zijde waar de oproep ontstaat, voor het tot stand brengen, via de

   daarin aanwezige schakeltrappen en schakels, van een verbinding lopende

   van da lijnstroomloop van de in de verbinding op te nemen aangeslotene, naar

   één vrije van de aanwezige verbindingslijnen, en dat vervolgens de andere

   <EMI ID=62.1> komt tussen de vastgenomen verbindingslijn en de lijnstroomloop van genoemde aangeslotene, met gebruikmaking van schakelaars en schakels welke het spiegelbeeld vormen van die gebruikt in eerstgenoemde schakelinrichting.

   5. Telecommunicatiestelsel volgens conclusie 4, met het kenmerk dat in elk der

   beide schakelinrichtingen het schakelnetwerk tussen de lijnstroomlopen der aangeslotenen enerzi jds en de verbindingslijnen anderzi jds zodanig is uitgevoerd dat tussen één bepaalde lijnstroomloop en één bepaalde verbindingslijn een aantal (n) verbindingsmogelijkheden is aangebracht waarvan de keuze wordt bepaald door de keuze van één uit een zelfde aantal (n) uitgangen van de eerste schakeltrap ("A" - schakelaars) waaraan de lijnstroomlopen direct verbonden zi jn, zodat door het aanwi jzen van een ui tgang aan de "A" -schakelaar, daardoor eveneens één enkele verbindingsmogelijkheid naar de in gebruik te nemen verbindingslijn voor gebruik wordt aangegeven, met inbegrip van de identiteit van de in deze verbindingsmogelijkheid aanwezige schakelaars in

   <EMI ID=63.1>

   6. Telecommunicatiestelsel volgens conclusies 4 en 5, met het kenmerk dat door-

   <EMI ID=64.1>

   king treedt, informatie betreffende de identiteit van de in deze schakelinrichting voor de verbinding gebruikte lijnstroomloop, schakelaars en schakels naar de andere schakelinrichting wordt geseind met behulp van signalen gezonden over de door eerstgenoemde schakelinrichting vastgenomen verbindingslijn en deze signalen in de andere schakelinrichting worden gebruikt voor het opbouwen van een schakeitechnisch analoge verbinding.

   7. Telecommunicatiestelsel volgens conclusies 5 en 6, met het kenmerk dat de

   overgezonden signálen alleen de identiteit van de lijnstroomloop en van één

   <EMI ID=65.1>

   welke aan een uitgang der "A" -schakelaar is verbonden).

   8. Telecommunicatiestelsel volgens conclusies 1 en 2, met het kenmerk dat elk

   relais wordt bestuurd door een electronische poort ("werkpoort"), welke alleen tijdens de verbindingsopbouw het relais bekrachtigen zal indien aan twee of meer der poortingangen gelijktijdigpotentialen verschijnen, en waarbi j één der poortingangen correspondeert met de schakelaaringang en een andere poortingang correspondeert met de schakelaaruitgang welke door een relais onderling worden verbonden. <EMI ID=66.1>

   worden, achtereenvolgens .vorden bekrachtigd, met als laatste in de reeks de "A" - schakelaar.

   10. Telecommunicatiestelsel volgens conclusie 9, met het kenmerk dat voor elke

   schakel een electronische poort aanwezig is (" de bezetpoort"), welke alleen tijdens de verbindingsopbouw werkzaam kan worden, waarbij elk dezer poorten tenminste één ingang heeft waarop bij het in beslag nemen van de corresponderende schakel, een potentiaal verschijnt welke het werkzaam worden van de poort verhindert.

   11. Telecommunicatiestelsel volgens conclusie 10, met het kenmerk dat wanneer

   voor de opbouw van een verbinding de keuze mogelijk is tussen gelijkwaardige schakels in een zelfde schakeltrap, aan een ingang van alle met deze schakels corresponderende bezetpoorten een potentiaal wordt verbonden dat deze bezetpoorten zal werkzaam maken indien dat werkzaam worden niet wordt verhinderd door de aanwezigheid van een bezetpotentiaal op een der andere i ngangen.

   <EMI ID=67.1>

   worden, aan hun uitgang een potentiaal afgeven, overeenkomend met alle vrije schakels in deze trap en dat van deze schakels er één wordt uitgekozen die voor de verbinding in gebruik za! worden genomen, doordat deze potentialen worden verbonden aan de corresponderende Ingangen van een electronische keuzeschakeling (lock-out circuit) welke slechts aan één der corresponderende uitgangen van deze schakeling een potentiaal doet verschijnen.

   13. Telecommunicatiestelsel volgens conclusies 8 en 12, met het kenmerk dat de

   potentiaal die aan een uitgang van een keuzeschakeling verschijnt, en correspondeert met de vri je schake: in een schakeltrap die voor de verbindingsopbouw moet worden gebruikt, gebruikt wordt voor het aanleggen van een werkpotentiaal aan de poortingangen van de werkpoorten in de schakeltrappen

   <EMI ID=68.1> <EMI ID=69.1> <EMI ID=70.1>

   kunnen worden, en waarbij de voor genoemde verbinding beschikbare "A"-schakels worden bepaald enerzijds doordat combinatie van (b. v. 4) bezetpoorten van deze "A" -schakels aan één ingang een werkpotentiaal krijgt afhankelijk van de te verbinden lijnstroomloop en elk daarvan aan een andere ingang een bezetpotentiaal kan kri jgen als de overeenstemmende "A" -schakel reeds in gebruik is, een en ander zodanig dat voor elke lijnstroomloop in een groep ter grootte van b.v. 40 - 60, een andere combinatie van (b.v. 4) "A" -schakets ter beschikking wordt gesteld.

   17. Telecommunicatiestelsel volgens een der voorgaande conclusies, waarin de

   bekrachtiging van een relais in een "A"- schakelaar, die als laatste functionerend in een rij van schakelaars in opeenvolgende schakeltrappen, een bezetpotentiaal verbindt aan de lijnstroomloop, zodanig dat de oproepconditie in deze stroomloop ongedaan wordt gemaakt of verhinderd wordt. <EMI ID=71.1>

   "schakelaar - bezet - poort" per schakelaar Is aangebracht, met een aantal ingangen elk corresponderend met elk der uitgangen van deze schakelaar en waarop bezetpotentiaal wordt verbonden als de uitgang bezet Is, zodanig dat

   <EMI ID=72.1>

   de ingangen van genoemde schakelaar zijn verbonden.

   20. Telecommunicatiestelsel volgens conclusies 6, 7 en 18, waarin bij elk der <EMI ID=73.1>

   apparatuur en een gemeenschappelijke toonfrequentcode ontvangst apparatuur is aangebracht, welke telkens aan één der verbindingslijnen kan worden

   <EMI ID=74.1>

   zonden.

   21. Telecommunicatiestelsel volgens conclusie 3, waarbi j een zodanige gradtng

   is ingevoerd op de verbindingen tussen de uitgangen van de groep schake-

   <EMI ID=75.1>

   <EMI ID=76.1>

   totaal aantal uitgangen van de "A" schakelaars en dus ook van het aantal ingangen op de "B" schakelaars en toch iedere uitgang van een "A" schakelaar

   <EMI ID=77.1>