<Desc/Clms Page number 1>
De uitvinding heeft betrekking op een elektromagnetische transduc- tor of magnetische kop, welke bestemd is voor het registreren op een magne- tisch orgaan zoals een band of trommel, wanneer een relatieve beweging ver- kregen wordt tussen het orgaan en de kop en om het tevens mogelijk te maken, dat informatie, welke tevoren op dit orgaan is vastgelegd op dezelfde wijze kan worden afgelezen.
Vele inrichtingen van dergelijke magnetische koppen zijn reeds beschreven, vooral in octrooischriften.
De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op die magnetische koppen, welke een magnetische kern toepassen, welke gevormd wordt door een enkel magnetisch orgaan in bandvorm, tenminste in de nabijheid van het re- gistreermedium, en welke band daarbij omgebogen is in de vorm van een prac- tisch gesloten lus en de einden van deze band een niet-magnetische lucht- spleet vormen, terwijl verder een of meer spoelen op de band zijn gemonteerd en het gehele complex in een niet-magnetisch huis is ondergebracht.
Dergelijke magnetische koppen zijn reeds beschreven in de Ameri- kaanse octrooischriften 20469.444 en 2.674.031 alsook in het Belgisch oc- trooischrift 525.092.
Een der kenmerken van de uitvinding is het verschaffen van een magnetische kop van het bovenvermelde type, welke zich in het bijzonder leent in grote aantallen binnen passende toleranties te worden voortgebracht.
Bovendien beoogt de uitvinding het verschaffen van een dergelijke magnetische kopconstructie, waarvan de totale dikte zeer dicht ligt bij de breedte van de magnetische band.
Ook beoogt de uitvinding het verschaffen van een magnetische kop- constructie, welke zich leent voor het vormen van een uitwisselbare eenheid voor een multipelkopcomplex samengesteld uit dergelijke eenheden, die zeer dicht bij elkaar zijn opgestapeld.
Tenslotte beoogt de uitvinding ook het verschaffen van een con- structie voor een magnetische kop, welke een afzonderlijk ondercomplex be- vat voor eindstroken, die in het hoofdhuis moeten worden ondergebracht.
Bij de constructie volgens de uitvinding omvat een elektomagne- tische transductor of magnetische kop eveneens een magnetische kern zoals een dun band, welke tot een practisch gesloten lus is gebogen, waarvan de vlakke einden gescheiden zijn door een nauwe niet-magnetische luchtspleet en waarbij een of meer spoelen op deze band zijn gemonteerd, terwijl een niet magnetisch huis voor deze band of banden en spoel of spoelen deze band- vormige einden naar elkaar toe brengen en aarden en/of naast deze bandein- den overlapt zijn, zodat hun afstand op de gewenste waarde kan worden inge- steld.
Volgens de uitvinding is dit huis in de vorm van een niet-magnetisch blok en daarbij voorzien van een uitsparing, waarin de gehele band kan wor- den ondergebracht en welke langs een rand van dit blok eindigt in een nauwe sleuf, waarvan de diepte gelijk is aan de breedte van deze band en waarin de einden ervan kunnen worden ondergebracht, terwijl het centrale gedeelte van deze uitsparing de spoelen bevat, welke rond de band zijn gemonteerd en in dit blok zijn ondergebracht en dat verder het overblijvende deel van deze uitsparing langs de tegenovergestelde rand van het blok eindigt en een , geisoleerde vlakke klemmenstrook kan opnemen, waarvan de dikte gelijk is aan de breedte van deze band en daarbij bevestigd is aan dit huis en gevormd is uit twee lagen met inwendige uitsparingen, waarin de uitwendige elektri- sche klemmen, waaraan de dunnespoeldraden zijn bevestigd,
tussen de spoelen zijn omsloten, waarbij een geisoleerd kernvomend orgaan in deze lusketen zodanig wordt geforceerd, dat de einden van de lus tegen de binnenzijde van
<Desc/Clms Page number 2>
die nauwe spleet worden samengedrukt en aan het tegenovergestelde centrale gedeelte van deze lus tegen de binnenrand van deze klemstrook wordt gedrukt.
Opgemerkt wordt, dat terwijl het Amerikaanse octrooischrift '.
2.469.444 een huis beschrijft in de vorm van een komvormig opvangorgaan voor de band, welke de kern van de kop vormt, deze laatste slechts in het huis bevestigd is in de nabijheid van de niet-magnetische luchtspleet. Dit geldt ook voor de inrichting, welke beschreven is in het Belgische octrooischrift 525. 092. In het Amerikaanse octrooischrift 2.674.031 bevat het aldaar gebruik- te montageblok tevens het bandkernorgaan, doch slechts in de nabijheid van de niet-magnetische luchtspleet. In dit laatste octrooischrift zijn boven- dien middelen beschreven, welke de uitwendige elektrische klemmen vasthou- den, doch deze zijn bevestigd met behulp van de spoelvormers. In dit octrooi- schrift is bovendien een keramisch kernvormorgaan aan het blok bevestigd door middel van een keramische pen.
Tenslotte wordt in het nog nietgenoemde Ame- rikaanse octrooischrift 2.662.120, dat betrekking heeft op magnetische kop- pen, welke lamellen gebruiken, geen kernvormdeel gebruikt doch een veer, welke buiten de kernconfiguratie ligt en welke deze laatste in de juiste stand plaatst.
Volgens een ander kenmerk is bij een elektrómagnetische transdue- tor of magnetische kop van het bovenbeschreven type het deel van deze uit- sparing, dat bedoeld is voor het onderbrengen van deze spoelen, voorzien van uitsparingen welke over de volle lengte uit het blok zijn gesneden, waar- door de openingen niet alleen ligplaats bieden aan de spoelen van de kop, welke in dit blok gemonteerd is doch in het geval, dat een aantal koppen dicht bij elkaar is aangebracht met hun sleuven op één lijn, ook ligplaats aan het uitstekende deel van de spoelen van de kop, welke in het volgende blok zijn gemonteerd.
Opgemerkt wordt, dat multipel-magnetische koppen, speciaal geschikt voor gelijktijdige werking met meerdere kanalen, op zichzelf reeds bekend zijn uit het Amerikaanse octrooischrift 2.751.440, waar een constructie be- schreven is, bestaande uit een aantal van dunne op elkaar gestapelde enkel- voudige kanaaleenheden, welke in zichzelf compleet zijn en hun eigen klem- men dragen en voorts uitwisselbaar zijn binnen een bijzondere multipelkop.
De uitvinding wordt beschreven aan de hand der tekening, waarin
Fig. 1 een zijaanzicht voorstelt van een magnetische kern en van
EMI2.1
-der'spoeler', we1.ke in ake magnetische kop .volgens-, de- ui-tvind1.'ngJ.-wo:r,den - ge:- DORUIKT.
Fig. 2 is een ander zijaanzicht van de constructie, welke in Fig.
1 is afgebeeld.
In Fig. 3 zijn de onderdelen van de aansluitkleminrichting voor de magnetische kop volgens de uitvinding los van elkaar getekend.
Fig. 4 stelt een perspectivisch beeld voor van het hoofdmontage- blok, dat dient voor het opnemen van de constuctie volgens Fig. 1 en 2 en van Fig. 3.
Tenslotte geeft Fig. 5 een zijaanzicht van de volledige magnetische kopconstructie weer.
In Fig. 1 en 2 omvat het magnetisch circuit een magnetische kern 1, welke de vorm kan bezitten van een lint of band met'een dikte van de or- de van 0,2 mm en breedte van de orde van 1,2 mm. Deze band wordt gemaakt uit magnetisch materiaal, zoals permalloy met een hoge permeabiliteit. Zo- als afgebeeld, is de band 1 gebogen in de vorm van een gesloten lus, waarbij
<Desc/Clms Page number 3>
rechthoekige ombuigingen aanwezig zijn bij 2 en 2' ¯en schuine ombuigingen bij 3 en 3', terwijl de twee einden van de band samen bij 4 uitsteken en een staartorgaan 5 vormen. Deze staart 5 bevordert het monteren van het magnetisch circuit op de montageplaat, welke in Fig. 4 is afgebeeld en wel- ke later zal worden beschreven.
Ofschoon hier een band met een rechthoekige dwarsdoorsnede is afgebeeld, kan men ook gebuik maken van een andere door- snede, bijvoorbeeld een ronde, mits de einden van de magnetische kern af- geplat zijn in de zone, welke de niet-magnetische luchtspleet bepaalt.
Twee spoelen 6 en 6' kunnen tezamen met hun vormgevers over de respectieve delen van de band 1 zijn geschoven.
Het geheel van de spoelen en van de kern kan op verschillende ma- nieren worden vervaardigdo Zo kan de band in de aanvang slechts bij 2 en 2' worden gebogen, welke werking dan gevolgd wordt door het vormgeven van het staartvormig einde van de band, zoals bij Fig. 1 is afgebeeld.
Alternatief kan de band 1 in zijn aanvankelijk rechte vorm tegen zichzelf in het midden worden teruggevouwen, zodat de staart 5 ontstaat, welke werking gevolgd wordt door het scheiden van de benen bij 4 en door het ombuigen bij 3 en 3', terwijl daarna de gevormde spoelen over de res- pectieve benen worden geschoven en tenslotte bij 2 en 2' de ombuiging plaats vindt, waarbij de lengte van de band voldoende is om een overlapping van de beide einden tussen 2 en 2' te verschaffen. Deze overlappende einden kunnen dan samengeknepen worden met behulp van een klein verbindingsdeel, dat de overlappende einden van de band omsluit, teneinde een verbinding met lagere reluctantie te verzekeren.
Ook kan men beginnen met de hand in twee afzonderlijke delen te vormen, een voor het monteren van elke spoel, waarbij al de bochten, welke in Fig. 1 zijn afgebeeld, behalve die bij 2 en 2', worden aangebracht, voor- dat de gevormde spoelen over de respectieve benen worden geschoven. Deze werking wordt dan gevolgd door het ombuigen bij 2 en 2', waarbij de over- lappende delen, zoals boven is uiteengezet, aan elkaar kunnen worden ver- bonden. Indien gewenst kan men ook gebuik maken van deze laatste methode, welke de extra stap van het buigen bij 2 en 2' omvat voordat de montage van de spoelen plaats vindt, welke dan op de respectieve benen moeten worden . gewikkeld, terwijl een centrale las moet worden gemaakt, teneinde de ein- den van de band te verenigen.
Het aanbrengen van de ombuigingen voor de mon- tage van de spoelen heeft natuurlijk het voordeel, dat het ombuigen van de magnetische band na het uitgloeien vermeden wordt.
Nu de eerste ondercomplex van de kern en de spoelen is uiteenge- zet, dient het tweede ondercomplex gevormd door de aansluitklemmenstrook en afgebeeld in Fig. 3, te worden toegelichto Een benedenplaat 7 met een centrale opening 8 is voorzien van twee uitsparingen 9 en 9', welke de vorm bezitten zoals in de figuur is aangegeven. Een bovenplaat 10 is eveneens voorzien van een middengat 11 en van uitsparingen 12 en 12', welke practisch corresponderen met die in de benedenplaat. De beide platen zijn vervaardigd van isolatiemateriaal en beogen het insluiten van de uitwendige elektrische klemmen 13 en 13', welke uit stukken draad bestaan, die elk aan hun einde zijn omgebogen, waarbij deze gebogen einden bij 14 en 14' in zodanige vorm geplet zijn, dat zij passen in het centrale gedeelte van de uitsparingen 9 en 9'.
Door de groeven 15 respectievelijk 15', respectievelijk een deel van de uitsparingen 9 en 9', worden nu de einden 16 en 16' van de in Fig. 1 af- gebeelde spoelen gestoken. Op deze wijze kan de zeer dunne draad, die de spoelen vormt en die zeer breekbaar is, op passende wijze bevestigd worden aan de uitwendigaklemmen, daar na het verbinden van de einden van de spoe- len aan de einden 14 en 14' van de uitwendige klemmen, deze laatste aansluit-
<Desc/Clms Page number 4>
klemmen stevig binnen de klemmenstroken worden vastgeklemd, wanneer de be- neden- en bovenplaat op elkaar geperst worden met behulp van de schroef 17, die door de gaten 11 en 8 heensteekt en dient om het ondercomplex van de klemmenstrook aan de hoofdgrondplaat te bevestigen..
Deze hoofdgrondplaat is in Fig. 4 aangeduid door 18. Naast de bei- de gaten 19 en 19', welke bedoeld zijn voor het assembleren van verschillen- de grondplaten wanneer de kop- en klemmenplaatcomplexen daarop zijn gemon- teerd, is het middengedeelte voorzien van een uitsparing 20. Naast de rand 21 dient deze uitsparing 20 voor het onderbrengen van het ondercomplex van de klemmenstrook, waarbij een schroef in het schroefgat 22 wordt gestoken.
Deze grondplaat 18 is vervaardig van niet-magnetisch materiaal, zoals koper, en het vernauwde gedeelte 23 van de uitsparing, dat in de sleuf 24 eindigt, wordt gebruiktvoor het onderbrengen van de staart 5 (Fig. 1) van de magne- tische band, alsook van de schuine delen daarvan, welke tussen 4 en 3 en tussen 4' en 3' uitsteken. Bij 25 en 25' reikt de uitsparing door de gehe- le dikte van de grondplaat 18 voor het verschaffen van voldoende ruimte voor de gevormde spoelen, die over de benen van de magnetische kernband zijn ge- schoven, in geval meerdere magnetische kopcomplexen boven elkaar zijn aan- gebracht in een richting evenwijdig aan de as van het gat, zoals 19. Onaf- hankelijk van het gebruik van een of meer magnetische kopcomplexen kunnen de gaten, zoals 19, altijd dienen voor het monteren van het complex op een willekeurige passende steun.
Fig. 5 toont het complete complex van de delen, die reeds beschre- ven zijn aan de hand van de voorgaande figuren. Het gat 11, waardoor de schroef 17 reikt, zal natuurlijk zodanig geboord moeten worden, dat de kop van deze schroef gelijk komt met het bovenvlak van de grondplaat 18 tenein- de het mogelijk te maken, dat aangrenzende eenheden tegen elkaar kunnen wor- den gedrukt.
De bovenbeschreven constructie kan zich natuurlijk lenen voor een zeer nauwkeurige vervaardiging, welke van de orde van 0,005 mm kan zijn door gebruik te maken van precisie-mallen, indien een groot aantal kopeenheden en multipeleenheden ver-vaardigd moeten worden, terwijl de elektrische ei- genschappen daarvan binnen passende grenzen moeten worden gehouden.
Het monteren van de verschillende elementen kan bij voorkeur op de volgende wijze plaats vinden. Voordat men de kern en het complex met de spoelen zoals afgebeeld in Fig. 1 op de grondplaat 18 gaat aanbrengen, wordt dit complex eerst gecompleteerd door een kernmal 26, afgebeeld in Fig. 5, en deze kernmal 26 ligt nauw aan om de magnetisch band 1 en vooral tegen het centrale gedeelte daarvan. In Fig. 5 is de bandkern 1 afgebeeld vervaar- digd uit twee delen, waarbij de einden tussen de bochten 2 en 2' elkaar o- verlappen en omsloten worden door een verbindingsorgaan 27 in de vorm van een klein stukje bandmateriaal, dat tegen zichzelf is teruggebogen, zodat het de overlappende delen van de bandvormige kern overlapt.
Aan de tegeno- vergestelde einden is de kernvormer 26 bijgescherpt tot bij 28 en maakt zo- doende nauw contact met de delen van de magnetische band, welke eindigen in het staartstuk 5. De kernmal 26 is voorzien van een dunne groef 29, waardoor het deel van de wikkelingsdraad, welke de spoelen 6 en 6' verbindt, kan wor- den gestoken. Verder is de kermal 26 omgeven door een zeer dunne band van isolatiemateriaal 30, welke in een staart 31 eindigt, welke iets voorbij de staart 5 van de bandvormige kern doorloopt. Hierdoor wordt het mogelijk dat de dubbele dikte van dun isolatiemateriaal de evenwijdige delen van de mag- netische staart 5 scheidt.
Aldus voorzien van zijn vormmal kan de spoel en het kern-ondercomplex gebracht worden in de uitsparing, welke aanwezig is in de grondplaat 18, waarbij de staart 5 volledig in de sleuf 24 wordt ge- stokeno De klemmenstrook kan nu gemonteerd worden zoals aangegeven is en
<Desc/Clms Page number 5>
bepaalt dan precies de stand van de kern en van het ondercomplex van de spoe- len.
Indien een multipelkopconstructie moet worden verschaft, kunnen de eventuele eenheden goed gealigneerd op elkaar gestapeld worden met behulp van gaten 19 en 19'o Als gevolg van de openingen 25 en 25' zullen de spoe- len 6 en 6', welke enigszins boven het bovenvlak van de grondplaat 18 uit- steken als gevolg van de magnetische kernband, waarvan de breedte precies gelijk is aan de diepte van de hoofduitsparing inclusief de sleuf 24, nu in staat zijn om in de corresponderende openingen van de volgende kopeen- heid te passen, welke rechtstreeks bovenop de beschouwde kop ligt
Nadat op deze wijze een enkelvoudige of multipelmagnetische kop- eenheid is verkregen, kan men plastisch materiaal gebruiken om de vrije de- len van de centrale uitsparing 20 op te vullen door middel van de openingen 25 en 25', welke doorloopkanalen vormen in het geval van multipel-eenheid.
Van het enkelvoudige multipelcomplex kan dan de rechterrand 32 getranspo- neerd worden in de enigszins gebogen rand 32' door een afslijp- of overlap- pingsprooes, welke het tevens mogelijk maakt de breedte van de spleet 33 op de vereiste waarde in te stellen, waarbij de staart 5 in ditproces wordt afgesneden.
Een verbeterde verankering van de centrale klemmen 13 en 13' kan verkregen worden door een bekleding 34 aan te brengen van harde lijm in de zÎne, welke de openingen in het ondercomplex van de klemmenstrook omgeeft, waardoorheen deze uitwendige klemmen steken.