<Desc/Clms Page number 1>
De uitvinding heeft betrekking op een elektromagnetische transduc- tor of magnetische kop, welke bestemd is voor het registreren op een magne- tisch orgaan zoals een band of trommel, wanneer een relatieve beweging ver- kregen wordt tussen het orgaan en de kop en om het tevens mogelijk te maken, dat informatie, welke tevoren op dit orgaan is vastgelegd op dezelfde wijze kan worden afgelezen.
Vele inrichtingen van dergelijke magnetische koppen zijn reeds beschreven, vooral in octrooischriften.
De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op die magnetische koppen, welke een magnetische kern toepassen, welke gevormd wordt door een enkel magnetisch orgaan in bandvorm, tenminste in de nabijheid van het re- gistreermedium, en welke band daarbij omgebogen is in de vorm van een prac- tisch gesloten lus en de einden van deze band een niet-magnetische lucht- spleet vormen, terwijl verder een of meer spoelen op de band zijn gemonteerd en het gehele complex in een niet-magnetisch huis is ondergebracht.
Dergelijke magnetische koppen zijn reeds beschreven in de Ameri- kaanse octrooischriften 20469.444 en 2.674.031 alsook in het Belgisch oc- trooischrift 525.092.
Een der kenmerken van de uitvinding is het verschaffen van een magnetische kop van het bovenvermelde type, welke zich in het bijzonder leent in grote aantallen binnen passende toleranties te worden voortgebracht.
Bovendien beoogt de uitvinding het verschaffen van een dergelijke magnetische kopconstructie, waarvan de totale dikte zeer dicht ligt bij de breedte van de magnetische band.
Ook beoogt de uitvinding het verschaffen van een magnetische kop- constructie, welke zich leent voor het vormen van een uitwisselbare eenheid voor een multipelkopcomplex samengesteld uit dergelijke eenheden, die zeer dicht bij elkaar zijn opgestapeld.
Tenslotte beoogt de uitvinding ook het verschaffen van een con- structie voor een magnetische kop, welke een afzonderlijk ondercomplex be- vat voor eindstroken, die in het hoofdhuis moeten worden ondergebracht.
Bij de constructie volgens de uitvinding omvat een elektomagne- tische transductor of magnetische kop eveneens een magnetische kern zoals een dun band, welke tot een practisch gesloten lus is gebogen, waarvan de vlakke einden gescheiden zijn door een nauwe niet-magnetische luchtspleet en waarbij een of meer spoelen op deze band zijn gemonteerd, terwijl een niet magnetisch huis voor deze band of banden en spoel of spoelen deze band- vormige einden naar elkaar toe brengen en aarden en/of naast deze bandein- den overlapt zijn, zodat hun afstand op de gewenste waarde kan worden inge- steld.
Volgens de uitvinding is dit huis in de vorm van een niet-magnetisch blok en daarbij voorzien van een uitsparing, waarin de gehele band kan wor- den ondergebracht en welke langs een rand van dit blok eindigt in een nauwe sleuf, waarvan de diepte gelijk is aan de breedte van deze band en waarin de einden ervan kunnen worden ondergebracht, terwijl het centrale gedeelte van deze uitsparing de spoelen bevat, welke rond de band zijn gemonteerd en in dit blok zijn ondergebracht en dat verder het overblijvende deel van deze uitsparing langs de tegenovergestelde rand van het blok eindigt en een , geisoleerde vlakke klemmenstrook kan opnemen, waarvan de dikte gelijk is aan de breedte van deze band en daarbij bevestigd is aan dit huis en gevormd is uit twee lagen met inwendige uitsparingen, waarin de uitwendige elektri- sche klemmen, waaraan de dunnespoeldraden zijn bevestigd,
tussen de spoelen zijn omsloten, waarbij een geisoleerd kernvomend orgaan in deze lusketen zodanig wordt geforceerd, dat de einden van de lus tegen de binnenzijde van
<Desc/Clms Page number 2>
die nauwe spleet worden samengedrukt en aan het tegenovergestelde centrale gedeelte van deze lus tegen de binnenrand van deze klemstrook wordt gedrukt.
Opgemerkt wordt, dat terwijl het Amerikaanse octrooischrift '.
2.469.444 een huis beschrijft in de vorm van een komvormig opvangorgaan voor de band, welke de kern van de kop vormt, deze laatste slechts in het huis bevestigd is in de nabijheid van de niet-magnetische luchtspleet. Dit geldt ook voor de inrichting, welke beschreven is in het Belgische octrooischrift 525. 092. In het Amerikaanse octrooischrift 2.674.031 bevat het aldaar gebruik- te montageblok tevens het bandkernorgaan, doch slechts in de nabijheid van de niet-magnetische luchtspleet. In dit laatste octrooischrift zijn boven- dien middelen beschreven, welke de uitwendige elektrische klemmen vasthou- den, doch deze zijn bevestigd met behulp van de spoelvormers. In dit octrooi- schrift is bovendien een keramisch kernvormorgaan aan het blok bevestigd door middel van een keramische pen.
Tenslotte wordt in het nog nietgenoemde Ame- rikaanse octrooischrift 2.662.120, dat betrekking heeft op magnetische kop- pen, welke lamellen gebruiken, geen kernvormdeel gebruikt doch een veer, welke buiten de kernconfiguratie ligt en welke deze laatste in de juiste stand plaatst.
Volgens een ander kenmerk is bij een elektrómagnetische transdue- tor of magnetische kop van het bovenbeschreven type het deel van deze uit- sparing, dat bedoeld is voor het onderbrengen van deze spoelen, voorzien van uitsparingen welke over de volle lengte uit het blok zijn gesneden, waar- door de openingen niet alleen ligplaats bieden aan de spoelen van de kop, welke in dit blok gemonteerd is doch in het geval, dat een aantal koppen dicht bij elkaar is aangebracht met hun sleuven op één lijn, ook ligplaats aan het uitstekende deel van de spoelen van de kop, welke in het volgende blok zijn gemonteerd.
Opgemerkt wordt, dat multipel-magnetische koppen, speciaal geschikt voor gelijktijdige werking met meerdere kanalen, op zichzelf reeds bekend zijn uit het Amerikaanse octrooischrift 2.751.440, waar een constructie be- schreven is, bestaande uit een aantal van dunne op elkaar gestapelde enkel- voudige kanaaleenheden, welke in zichzelf compleet zijn en hun eigen klem- men dragen en voorts uitwisselbaar zijn binnen een bijzondere multipelkop.
De uitvinding wordt beschreven aan de hand der tekening, waarin
Fig. 1 een zijaanzicht voorstelt van een magnetische kern en van
EMI2.1
-der'spoeler', we1.ke in ake magnetische kop .volgens-, de- ui-tvind1.'ngJ.-wo:r,den - ge:- DORUIKT.
Fig. 2 is een ander zijaanzicht van de constructie, welke in Fig.
1 is afgebeeld.
In Fig. 3 zijn de onderdelen van de aansluitkleminrichting voor de magnetische kop volgens de uitvinding los van elkaar getekend.
Fig. 4 stelt een perspectivisch beeld voor van het hoofdmontage- blok, dat dient voor het opnemen van de constuctie volgens Fig. 1 en 2 en van Fig. 3.
Tenslotte geeft Fig. 5 een zijaanzicht van de volledige magnetische kopconstructie weer.
In Fig. 1 en 2 omvat het magnetisch circuit een magnetische kern 1, welke de vorm kan bezitten van een lint of band met'een dikte van de or- de van 0,2 mm en breedte van de orde van 1,2 mm. Deze band wordt gemaakt uit magnetisch materiaal, zoals permalloy met een hoge permeabiliteit. Zo- als afgebeeld, is de band 1 gebogen in de vorm van een gesloten lus, waarbij
<Desc/Clms Page number 3>
rechthoekige ombuigingen aanwezig zijn bij 2 en 2' ¯en schuine ombuigingen bij 3 en 3', terwijl de twee einden van de band samen bij 4 uitsteken en een staartorgaan 5 vormen. Deze staart 5 bevordert het monteren van het magnetisch circuit op de montageplaat, welke in Fig. 4 is afgebeeld en wel- ke later zal worden beschreven.
Ofschoon hier een band met een rechthoekige dwarsdoorsnede is afgebeeld, kan men ook gebuik maken van een andere door- snede, bijvoorbeeld een ronde, mits de einden van de magnetische kern af- geplat zijn in de zone, welke de niet-magnetische luchtspleet bepaalt.
Twee spoelen 6 en 6' kunnen tezamen met hun vormgevers over de respectieve delen van de band 1 zijn geschoven.
Het geheel van de spoelen en van de kern kan op verschillende ma- nieren worden vervaardigdo Zo kan de band in de aanvang slechts bij 2 en 2' worden gebogen, welke werking dan gevolgd wordt door het vormgeven van het staartvormig einde van de band, zoals bij Fig. 1 is afgebeeld.
Alternatief kan de band 1 in zijn aanvankelijk rechte vorm tegen zichzelf in het midden worden teruggevouwen, zodat de staart 5 ontstaat, welke werking gevolgd wordt door het scheiden van de benen bij 4 en door het ombuigen bij 3 en 3', terwijl daarna de gevormde spoelen over de res- pectieve benen worden geschoven en tenslotte bij 2 en 2' de ombuiging plaats vindt, waarbij de lengte van de band voldoende is om een overlapping van de beide einden tussen 2 en 2' te verschaffen. Deze overlappende einden kunnen dan samengeknepen worden met behulp van een klein verbindingsdeel, dat de overlappende einden van de band omsluit, teneinde een verbinding met lagere reluctantie te verzekeren.
Ook kan men beginnen met de hand in twee afzonderlijke delen te vormen, een voor het monteren van elke spoel, waarbij al de bochten, welke in Fig. 1 zijn afgebeeld, behalve die bij 2 en 2', worden aangebracht, voor- dat de gevormde spoelen over de respectieve benen worden geschoven. Deze werking wordt dan gevolgd door het ombuigen bij 2 en 2', waarbij de over- lappende delen, zoals boven is uiteengezet, aan elkaar kunnen worden ver- bonden. Indien gewenst kan men ook gebuik maken van deze laatste methode, welke de extra stap van het buigen bij 2 en 2' omvat voordat de montage van de spoelen plaats vindt, welke dan op de respectieve benen moeten worden . gewikkeld, terwijl een centrale las moet worden gemaakt, teneinde de ein- den van de band te verenigen.
Het aanbrengen van de ombuigingen voor de mon- tage van de spoelen heeft natuurlijk het voordeel, dat het ombuigen van de magnetische band na het uitgloeien vermeden wordt.
Nu de eerste ondercomplex van de kern en de spoelen is uiteenge- zet, dient het tweede ondercomplex gevormd door de aansluitklemmenstrook en afgebeeld in Fig. 3, te worden toegelichto Een benedenplaat 7 met een centrale opening 8 is voorzien van twee uitsparingen 9 en 9', welke de vorm bezitten zoals in de figuur is aangegeven. Een bovenplaat 10 is eveneens voorzien van een middengat 11 en van uitsparingen 12 en 12', welke practisch corresponderen met die in de benedenplaat. De beide platen zijn vervaardigd van isolatiemateriaal en beogen het insluiten van de uitwendige elektrische klemmen 13 en 13', welke uit stukken draad bestaan, die elk aan hun einde zijn omgebogen, waarbij deze gebogen einden bij 14 en 14' in zodanige vorm geplet zijn, dat zij passen in het centrale gedeelte van de uitsparingen 9 en 9'.
Door de groeven 15 respectievelijk 15', respectievelijk een deel van de uitsparingen 9 en 9', worden nu de einden 16 en 16' van de in Fig. 1 af- gebeelde spoelen gestoken. Op deze wijze kan de zeer dunne draad, die de spoelen vormt en die zeer breekbaar is, op passende wijze bevestigd worden aan de uitwendigaklemmen, daar na het verbinden van de einden van de spoe- len aan de einden 14 en 14' van de uitwendige klemmen, deze laatste aansluit-
<Desc/Clms Page number 4>
klemmen stevig binnen de klemmenstroken worden vastgeklemd, wanneer de be- neden- en bovenplaat op elkaar geperst worden met behulp van de schroef 17, die door de gaten 11 en 8 heensteekt en dient om het ondercomplex van de klemmenstrook aan de hoofdgrondplaat te bevestigen..
Deze hoofdgrondplaat is in Fig. 4 aangeduid door 18. Naast de bei- de gaten 19 en 19', welke bedoeld zijn voor het assembleren van verschillen- de grondplaten wanneer de kop- en klemmenplaatcomplexen daarop zijn gemon- teerd, is het middengedeelte voorzien van een uitsparing 20. Naast de rand 21 dient deze uitsparing 20 voor het onderbrengen van het ondercomplex van de klemmenstrook, waarbij een schroef in het schroefgat 22 wordt gestoken.
Deze grondplaat 18 is vervaardig van niet-magnetisch materiaal, zoals koper, en het vernauwde gedeelte 23 van de uitsparing, dat in de sleuf 24 eindigt, wordt gebruiktvoor het onderbrengen van de staart 5 (Fig. 1) van de magne- tische band, alsook van de schuine delen daarvan, welke tussen 4 en 3 en tussen 4' en 3' uitsteken. Bij 25 en 25' reikt de uitsparing door de gehe- le dikte van de grondplaat 18 voor het verschaffen van voldoende ruimte voor de gevormde spoelen, die over de benen van de magnetische kernband zijn ge- schoven, in geval meerdere magnetische kopcomplexen boven elkaar zijn aan- gebracht in een richting evenwijdig aan de as van het gat, zoals 19. Onaf- hankelijk van het gebruik van een of meer magnetische kopcomplexen kunnen de gaten, zoals 19, altijd dienen voor het monteren van het complex op een willekeurige passende steun.
Fig. 5 toont het complete complex van de delen, die reeds beschre- ven zijn aan de hand van de voorgaande figuren. Het gat 11, waardoor de schroef 17 reikt, zal natuurlijk zodanig geboord moeten worden, dat de kop van deze schroef gelijk komt met het bovenvlak van de grondplaat 18 tenein- de het mogelijk te maken, dat aangrenzende eenheden tegen elkaar kunnen wor- den gedrukt.
De bovenbeschreven constructie kan zich natuurlijk lenen voor een zeer nauwkeurige vervaardiging, welke van de orde van 0,005 mm kan zijn door gebruik te maken van precisie-mallen, indien een groot aantal kopeenheden en multipeleenheden ver-vaardigd moeten worden, terwijl de elektrische ei- genschappen daarvan binnen passende grenzen moeten worden gehouden.
Het monteren van de verschillende elementen kan bij voorkeur op de volgende wijze plaats vinden. Voordat men de kern en het complex met de spoelen zoals afgebeeld in Fig. 1 op de grondplaat 18 gaat aanbrengen, wordt dit complex eerst gecompleteerd door een kernmal 26, afgebeeld in Fig. 5, en deze kernmal 26 ligt nauw aan om de magnetisch band 1 en vooral tegen het centrale gedeelte daarvan. In Fig. 5 is de bandkern 1 afgebeeld vervaar- digd uit twee delen, waarbij de einden tussen de bochten 2 en 2' elkaar o- verlappen en omsloten worden door een verbindingsorgaan 27 in de vorm van een klein stukje bandmateriaal, dat tegen zichzelf is teruggebogen, zodat het de overlappende delen van de bandvormige kern overlapt.
Aan de tegeno- vergestelde einden is de kernvormer 26 bijgescherpt tot bij 28 en maakt zo- doende nauw contact met de delen van de magnetische band, welke eindigen in het staartstuk 5. De kernmal 26 is voorzien van een dunne groef 29, waardoor het deel van de wikkelingsdraad, welke de spoelen 6 en 6' verbindt, kan wor- den gestoken. Verder is de kermal 26 omgeven door een zeer dunne band van isolatiemateriaal 30, welke in een staart 31 eindigt, welke iets voorbij de staart 5 van de bandvormige kern doorloopt. Hierdoor wordt het mogelijk dat de dubbele dikte van dun isolatiemateriaal de evenwijdige delen van de mag- netische staart 5 scheidt.
Aldus voorzien van zijn vormmal kan de spoel en het kern-ondercomplex gebracht worden in de uitsparing, welke aanwezig is in de grondplaat 18, waarbij de staart 5 volledig in de sleuf 24 wordt ge- stokeno De klemmenstrook kan nu gemonteerd worden zoals aangegeven is en
<Desc/Clms Page number 5>
bepaalt dan precies de stand van de kern en van het ondercomplex van de spoe- len.
Indien een multipelkopconstructie moet worden verschaft, kunnen de eventuele eenheden goed gealigneerd op elkaar gestapeld worden met behulp van gaten 19 en 19'o Als gevolg van de openingen 25 en 25' zullen de spoe- len 6 en 6', welke enigszins boven het bovenvlak van de grondplaat 18 uit- steken als gevolg van de magnetische kernband, waarvan de breedte precies gelijk is aan de diepte van de hoofduitsparing inclusief de sleuf 24, nu in staat zijn om in de corresponderende openingen van de volgende kopeen- heid te passen, welke rechtstreeks bovenop de beschouwde kop ligt
Nadat op deze wijze een enkelvoudige of multipelmagnetische kop- eenheid is verkregen, kan men plastisch materiaal gebruiken om de vrije de- len van de centrale uitsparing 20 op te vullen door middel van de openingen 25 en 25', welke doorloopkanalen vormen in het geval van multipel-eenheid.
Van het enkelvoudige multipelcomplex kan dan de rechterrand 32 getranspo- neerd worden in de enigszins gebogen rand 32' door een afslijp- of overlap- pingsprooes, welke het tevens mogelijk maakt de breedte van de spleet 33 op de vereiste waarde in te stellen, waarbij de staart 5 in ditproces wordt afgesneden.
Een verbeterde verankering van de centrale klemmen 13 en 13' kan verkregen worden door een bekleding 34 aan te brengen van harde lijm in de zÎne, welke de openingen in het ondercomplex van de klemmenstrook omgeeft, waardoorheen deze uitwendige klemmen steken.
<Desc / Clms Page number 1>
The invention relates to an electromagnetic transducer or magnetic head, which is for recording on a magnetic member such as a tape or drum when relative motion is obtained between the member and the head and also to enable information previously recorded on this device to be read in the same manner.
Many arrangements of such magnetic heads have already been described, especially in patents.
The invention relates in particular to those magnetic heads which employ a magnetic core formed by a single magnetic member in tape form at least in the vicinity of the recording medium, and which tape is thereby bent in the form of a tape. closed loop and the ends of this tape form a non-magnetic air gap, furthermore one or more coils are mounted on the tape and the entire complex is housed in a non-magnetic housing.
Such magnetic heads have already been described in US Pat. Nos. 20469,444 and 2,674,031 as well as in Belgian Patent Specification 525,092.
One of the features of the invention is to provide a magnetic head of the above-mentioned type, which is particularly suitable to be produced in large numbers within suitable tolerances.
In addition, it is an object of the invention to provide such a magnetic head structure, the total thickness of which is very close to the width of the magnetic tape.
It is also an object of the invention to provide a magnetic head construction that lends itself to forming an interchangeable unit for a multiple head complex composed of such units stacked very close together.
Finally, the invention also aims to provide a construction for a magnetic head that includes a separate sub-complex for end strips to be housed in the main housing.
In the construction of the invention, an electromagnetic transducer or magnetic head also includes a magnetic core such as a thin tape, which is bent into a substantially closed loop, the planar ends of which are separated by a narrow non-magnetic air gap and one or more more coils are mounted on this tape, while a non-magnetic housing for this tape or tapes and spool or spools bring these tape-like ends together and ground and / or are overlapped adjacent to these tape ends so that their spacing is at the desired value can be set.
According to the invention, this housing is in the form of a non-magnetic block and is provided with a recess in which the entire band can be accommodated and which ends along an edge of this block in a narrow slot, the depth of which is equal of the width of this tape and in which its ends can be accommodated, the central portion of this recess containing the coils mounted around the tape and housed in this block and further the remaining part of this recess along the opposite edge of the block and can receive an insulated flat terminal strip, the thickness of which is equal to the width of this band and thereby attached to this housing and is formed of two layers with internal recesses in which the external electrical terminals, to which the thin coil threads are attached,
are enclosed between the coils, forcing an insulated core-forming member in this loop circuit so that the ends of the loop are against the inside of the
<Desc / Clms Page number 2>
that narrow gap is compressed and pressed against the inner edge of this clamping strip at the opposite central portion of this loop.
It should be noted that while the U.S. Pat.
No. 2,469,444 discloses a housing in the form of a cup-shaped tape collecting member which forms the core of the head, the latter being mounted only in the housing in the vicinity of the non-magnetic air gap. This also applies to the apparatus described in Belgian Patent 525,092. In U.S. Patent 2,674,031, the mounting block used there also includes the tape core member, but only in the vicinity of the non-magnetic air gap. In the latter patent, furthermore, means are described which retain the external electrical terminals, but these are attached by means of the coil formers. In addition, in this patent, a ceramic core former is attached to the block by means of a ceramic pin.
Finally, U.S. Patent No. 2,662,120, not yet mentioned, which relates to magnetic heads using lamellae, does not use a core mold part but rather a spring which is outside of the core configuration and which positions the latter in the correct position.
According to another characteristic, in an electromagnetic transducer or magnetic head of the type described above, the part of this recess intended for housing these coils is provided with recesses cut from the block along the full length. whereby the openings not only provide berth for the coils of the head mounted in this block, but in the event that a plurality of heads are arranged close together with their slots aligned, also berth at the protruding portion of the coils of the head, which are mounted in the next block.
It should be noted that multiple magnetic heads, especially suitable for simultaneous multi-channel operation, are already known per se from U.S. Pat. No. 2,751,440, where a structure is disclosed consisting of a plurality of thin single-channel stacked heads. single channel units, which are complete in themselves and carry their own clamps and are further interchangeable within a particular multiple head.
The invention is described with reference to the drawing in which
FIG. 1 represents a side view of a magnetic core and of
EMI2.1
-der 'coiler', we1.ke in ake magnetic head. according to-, the- ui-tvind1.'ngJ.-wo: r, den - ge: - DORUIKT.
FIG. 2 is another side view of the structure shown in FIG.
1 is shown.
In fig. 3, the components of the magnetic head connection device according to the invention are shown separately from each other.
FIG. 4 represents a perspective view of the main mounting block, which serves to receive the construction of FIG. 1 and 2 and of Figs. 3.
Finally, Fig. 5 is a side view of the complete magnetic head assembly.
In fig. 1 and 2, the magnetic circuit comprises a magnetic core 1, which may be in the form of a ribbon or tape having a thickness of the order of 0.2 mm and width of the order of 1.2 mm. This tape is made of magnetic material such as high permeability permalloy. As shown, the band 1 is bent in the form of a closed loop, where
<Desc / Clms Page number 3>
rectangular bends are present at 2 and 2 'and oblique bends at 3 and 3', while the two ends of the strap project together at 4 to form a tail member 5. This tail 5 aids mounting the magnetic circuit on the mounting plate, which is shown in FIG. 4, which will be described later.
Although a tape of rectangular cross-section is shown here, one can also use another cross-section, for example a round, provided that the ends of the magnetic core are flattened in the area defining the non-magnetic air gap.
Two coils 6 and 6 'can be slid over the respective parts of the tape 1 together with their shapers.
The whole of the coils and of the core can be made in different ways. For example, the band can initially be bent only at 2 and 2 ', which action is then followed by shaping the tail-shaped end of the band, as at fig. 1 is shown.
Alternatively, the band 1 can be folded back against itself in the center in its initially straight shape to form the tail 5, which action is followed by the separation of the legs at 4 and by bending at 3 and 3 ', followed by the formed tail. coils are slid over the respective legs and finally at 2 and 2 'the bending takes place, the length of the tape being sufficient to provide an overlap of the two ends between 2 and 2'. These overlapping ends can then be pinched together with the aid of a small connecting member which encloses the overlapping ends of the tape to ensure a lower reluctance connection.
Alternatively, one can begin to form by hand into two separate parts, one for mounting each coil, with all the bends shown in FIG. 1, except for those at 2 and 2 ', are applied before the formed coils are slid over the respective legs. This action is then followed by the bending at 2 and 2 ', where the overlapping parts can be joined together as explained above. If desired, one can also use this latter method, which includes the additional step of bending at 2 and 2 'before mounting the coils, which then have to be on the respective legs. wrapped, while a central weld must be made to join the ends of the tape.
Providing the bends before mounting the coils naturally has the advantage that bending of the magnetic tape is avoided after annealing.
Now that the first sub-complex of the core and the coils has been explained, the second sub-complex formed by the terminal strip and shown in FIG. 3, to be explained. A bottom plate 7 with a central opening 8 is provided with two recesses 9 and 9 ', which have the shape as indicated in the figure. A top plate 10 is also provided with a center hole 11 and recesses 12 and 12 ', which practically correspond to those in the bottom plate. The two plates are made of insulating material and are intended to enclose the external electrical terminals 13 and 13 ', which consist of lengths of wire, each bent at their end, these bent ends being flattened at 14 and 14' into such a shape, that they fit into the central portion of the recesses 9 and 9 '.
Through the grooves 15 and 15 ', respectively a part of the recesses 9 and 9', the ends 16 and 16 'of the parts shown in Figs. 1 pictured coils inserted. In this way, the very thin wire which forms the coils and which is very fragile can be suitably attached to the outer clamps, since after connecting the ends of the coils to the ends 14 and 14 'of the outer terminals, the latter connecting
<Desc / Clms Page number 4>
clamps are clamped tightly within the terminal blocks when the bottom and top plates are pressed together using the screw 17, which protrudes through the holes 11 and 8 and serves to secure the bottom assembly of the terminal strip to the main base plate.
This main base plate is shown in Fig. 4 designated by 18. In addition to both holes 19 and 19 ', which are intended for assembling various base plates when the head and terminal plate complexes are mounted thereon, the center portion is provided with a recess 20. In addition to the edge 21, this recess 20 serves to accommodate the sub-assembly of the terminal strip, whereby a screw is inserted into the screw hole 22.
This base plate 18 is made of non-magnetic material, such as copper, and the narrowed portion 23 of the recess, which ends in the slot 24, is used to accommodate the tail 5 (Fig. 1) of the magnetic tape, as well as from the oblique parts thereof, which protrude between 4 and 3 and between 4 'and 3'. At 25 and 25 'the recess extends through the entire thickness of the base plate 18 to provide sufficient space for the formed coils, which are slid over the legs of the magnetic core tape, in case multiple magnetic head complexes are one above the other. arranged in a direction parallel to the axis of the hole, such as 19. Regardless of the use of one or more magnetic head complexes, the holes, such as 19, can always serve to mount the complex on any suitable support.
FIG. 5 shows the complete complex of the parts already described with reference to the preceding figures. The hole 11 through which the screw 17 reaches will of course have to be drilled so that the head of this screw is flush with the top surface of the base plate 18 in order to allow adjacent units to be pressed together. .
The construction described above can of course lend itself to a very precise fabrication, which can be of the order of 0.005 mm, by using precision molds, if a large number of head units and multiple units are to be manufactured, while the electrical properties should be kept within appropriate limits.
The mounting of the various elements can preferably take place in the following manner. Before the core and the complex with the coils as shown in Fig. 1 on the base plate 18, this complex is first completed by a core mold 26, shown in FIG. 5, and this core mold 26 closely abuts the magnetic band 1 and especially the central portion thereof. In fig. 5, the tape core 1 is shown made of two parts, with the ends between the bends 2 and 2 'overlapping each other and enclosed by a connector 27 in the form of a small piece of tape material bent back against itself so that it overlaps the overlapping parts of the band-shaped core.
At the opposite ends, the core former 26 is sharpened up to 28 and thus makes close contact with the parts of the magnetic tape terminating in the tailpiece 5. The core mold 26 is provided with a thin groove 29 through which the part of the winding wire connecting the coils 6 and 6 'can be inserted. Furthermore, the kermal 26 is surrounded by a very thin band of insulating material 30, which ends in a tail 31, which extends slightly beyond the tail 5 of the band-shaped core. This allows the double thickness of thin insulating material to separate the parallel parts of the magnetic tail 5.
Thus provided with its forming mold, the coil and core sub-complex can be inserted into the recess present in the base plate 18, the tail 5 being fully inserted into the slot 24. The terminal strip can now be mounted as shown and
<Desc / Clms Page number 5>
then precisely determines the position of the core and the lower complex of the coils.
If a multiple head construction is to be provided, the optional units can be stacked well aligned on top of each other using holes 19 and 19'o. Due to the openings 25 and 25 ', the coils 6 and 6', which are slightly above the top surface. protruding from the base plate 18 due to the magnetic core tape, the width of which is exactly equal to the depth of the main recess including the slot 24, are now able to fit into the corresponding openings of the next head unit, which directly on top of the head under consideration
Having obtained a single or multiple magnetic head unit in this manner, one can use plastic material to fill the free portions of the central recess 20 by means of the openings 25 and 25 ', which form passage channels in the case of multiple unit.
From the single multiple complex, the right edge 32 can then be transposed into the slightly curved edge 32 'by a grinding or overlapping process, which also allows the width of the slit 33 to be adjusted to the required value, whereby the tail 5 in this process is cut off.
Improved anchoring of the central clamps 13 and 13 'can be obtained by applying a coating 34 of hard glue in the zone surrounding the openings in the sub-complex of the terminal strip through which these external clamps extend.