<Desc/Clms Page number 1>
Het voorwerp der uitvinding betreft een reddingsinrichting voor de scheepvaart die uitermate gestabiliseerd is, en voorzien van een geslo- ten cabine.
Zoals algemeen geweten zijn de bestaande reddingsinrichtingen bij een onstuimige zee ondoelmatig, daar de meeste onder hen onstabiel en on- gerieflijk zijn terwijl de opbruisende watermassa zich vrij in de onbedek- te reddingsinrichting kan storten, hetgeen een groot nadeel betekent voor de gezondheid van de opgenomen geredde personen die soms geruime tijd in deze reddingsinrichting moeten verblijven.
Het voornaamste doel van de uitvinding is dan ook de inrichting een maximum stabiliteit en gerieflijkheid te geven. Dit laatste wordt be- komen door het afsluiten van de redingsinrichting door middel van een ca- bine. Het spreekt vanzelf dat men hierdoor een veiliger, meer betrouwbare en gerieflijker reddingsinrichting bekomt.
De reddingsinrichting, voorwerp der uitvinding, bestaat in hoofd- zaak uit een vlotter waarop een gesloten cabine met toebehoren is aange- bracht. De onderkant van de vlotter is voorzien van een lang diepgangor- gaan dat aan zijn uiteinde van een tegengewicht voorzien is. Beide elemen- ten verzekeren de maximum stabiliteit van de inrichting.
Als voorbeeld, zonder enig begrenzend karakter, is hieronder een uitvoeriger beschrijving gegeven aan de hand van bijgaande tekeningen in- dewelke : de figuur 1 een dwarsdoorsnede weergeeft van de inrichting, voor- werp der uitvinding; de figuur 2 een buitenzioht der inrichting weergeeft, met teles- copische diepgangas ; de figuur 3 een bovenzicht van een cirkelvormige inrichting weer- geeft ; de figuur 4 een bovenzicht van een langwerpige inrichting weer- geeft.
Bij deze figuren bemerkt men dat het voorwerp der uitvinding in hoofdzaak bestaat uit een holle vlotter 1 waarop enerzijds een cabine 2 en anderzijds een diepgangbrgaan 3 met aan zijn uiteinde een tegengewicht 4 aangebracht zijn. De vlotter kan aan zijn buitenomtrek voorzien worden van een bufferinrichting 2 ( in stippellijn aangegeven bij figuur 1), ten- einde beschadiging te vermijden bij het aanleggen. De cabine op de vlotter aangebracht, is voorzien van een hermetisch afsluitbare deur ¯6 en van vens- ters 7-8 die op een geschikte plaats, eveneens hermetisch, aangebracht zijn, teneinde de waarnemingen van binnenin zittende of staande te kunnen ver- richten.
Eveneens kan de cabine aan haar buitenmantel van een haak of hand- vat voorzien zijn om het bijtrekken of het vastleggen van de reddingsin- richting te vergemakkelijkeno Op de kap van de cabine is een luchttoe- voerorgaan 10 aangebracht van speciale uitvoering, zoals weergegeven door de tekeningen. Teneinde de aandacht te trekken gedurende het zwalpen is de cabine van een seininrichting 11 voorzien, bijvoorkeur bestaande uit een lichtbron, die met de hand door een handwiel of dergelijk orgaan 12 kan rondgedraaid worden. Het binnenste van de cabine kan voorzien worden van allerlei praktische toebehoorten, zoals een zitting 13, drink- en eet- voorraadbus 14, handvat 12, waterdichte vloerbekleding 16, enz...
Het diepgangorgaan 3 dat aan de bodem van de vlotter 1 stevig bevestigd wordt is bijvoorkeur gevormd uit een hol element teneinde het gewicht hiervan te verminderen en er een geschikte lengte en doormeter aan te kun- nen geven. Aan het uiteinde van dit diepgangorgaan is het tegengewicht voorzien van evenwichtsvleugels 17; bevestigd. Het is dank zij de ge-
<Desc/Clms Page number 2>
schikte lengte van het diepgangorgaann an het aangepaste tegengewicht, bij-
EMI2.1
voorkeur voorzien van evenwichtsvleugelsg dat de gehele recldinaïin:6èhing:in verticale stand zal gehouden blijven.
Zoals weergegeven bij figuur 2 kan het diepgangorgaan uit meerdere delen bestaan die bijvoorbeeld telescopisch in elkaar kunnen schuiven. De bevestiging van deze elementen gebeurt dan bijvoorbeeld door tussenkomst van openingen 18 en onder drukking staande drukorganen 19, die de montage van het diepgangorgaan op een minimum van tijd toelaten.
Het spreekt vanzelf dat de reddingsinrichting, alsmede de onder- delen iedere geschikte vorm kunnen aannemen, die b.v. afhankelijk kan zijn van het aantal te bergen personen. Eveneens kan de inrichting nog voorzien worden van allerlei toebehoorten die de inrichting nog gerieflijker kunnen maken.
E I S E N. l.- Reddingsinrichting voor de scheepvaart, daardoor gekenmerkt dat zij bestaat uit de combinatie van een geschikte vlotter, een cabine en een diepgangorgaan met tegengewicht.
2.- Reddingsinrichting volgens eis 1, daardoor gekenmerkt dat de cabine voorzien is van tenminste een hermetisch afgesloten deur en vens- ter, een luchttoevoerinrichting. een zitbank, een eet- en drinkvoorraad- houder en een c seininriohting.
3.- Reddingsinrichting volgens eis 1, daardoor gekenmerkt dat het diepgangorgaan uit tenminste één lang buisvormig element bestaat waar- van de lengte bijvoorkeur groter is dan de totale hoogte van de vlotter met cabine.
4.- Reddingsinrichting volgens eis 1, daardoor gekenmerkt-dát het diepgangorgaan uit meerdere delen bestaat die telesoopisch in elkaar schuiven en op de gewenste lengte kunnen geblokkeerd worden door blokkeer- elementen.
5.- Reddingsinrichting volgens eis 1, daardoor gekenmerkt dat aanchet uiteinde van het diepgangorgaan een tegengewicht bevestigd is dat voorzien is van evenwichtsvleugels.
6.- Reddingsinrichting volgens de eisen 1 en 2, daardoor geken- merkt dat de seininrichting op de cabine aangebracht, bestaat uit een licht- bron gemonteerd op een spil die kan aangedreven worden.
7.- Reddingsinrichting volgens de eisen 1 en 2, daardoor geken- merkt dat de luchttoevoerinrichting bijvoorkeur bovenop de kap van de cabine is aangebracht en bestaat uit een pijpvormig luchtkanaal waarover op zulke wijze een beschermkap is geschoven dat de luchttoevoer onrechtstreeks plaats vindt.
EMI2.2
8 .-Reddingsinrichting volgens de voorgaande eisen en zoals hier - **WAARSCHUWING** Einde van DESC veld kan begin van CLMS veld bevatten **.