<Desc/Clms Page number 1>
DEURSLOT VOOR RECHTS;- EN LINKS DRAAIENDE DEUREN.
De uitvinding heeft betrekking op een deurslot voor rechts- en links draaiende deuren., waarbij de schoot voor het omdraaien' in een stand kan worden gebracht,waarbij hij verder dans normaal uit de slot- plaat steekt en de tuimelaar steeds in onmiddellijke samenwerking is met een meenemer voor de schoot.
Zulke sloten zijn door aanvraagster reeds lang vervaardigd.
Bij een bekende constructie van aanvraagster rust de tuime- laar, die samenwerkt met een reen¯voor de schoot, tegen een nik,welke door middel, van een excenter van buiten af in twee standen kan worden gezeto Bij een andere bekende constructie is tussen de tuimelaar en de schootmeenemer een orgaan aanwezige dat tussen tuimelaar en schootmeester kan uitvallen en excentrisch uitzwaaibaar met de tuimelaar of de schoot- meenemer is verbonden.
De uitvinding beoogt een constructie te verschaffen, die belangrijk eenvoudiger is dan deze bekende constructies.
Volgens de uitvinding is een in een vaste geleiding beweeg- bare)) b.v. om een leger in de slotkast draaibaar orgaan aanwezig.!, dat normaal de tuimelaar in een stand houdt, waarbij,'de schoot niet omdraai- baar is, echter bij een zekere draaiing van de tuimelaar beweegbaar is naar een stand, waarbij de tuimelaar zover kan terugbewegen, dat de schoot omdraaibaar wordto Bij een practische uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is het orgaan met een of twee uitsteeksels in de slotkast geleid, zodat het van buiten af met behulp van die uitsteeksels kan worden bewogen.
Aan de hand van de getekende uitvoeringsvoorbeelden wordt de uitvinding nader toegelicht.
Figuren 1 et 2 tonen gedeelten van een slot in twee standen
<Desc/Clms Page number 2>
en wel alleen die gedeelten, die voor de uitvinding van belang zijn, waar- bij de dekplaat van de slotkast is afgenomen; figuur 3 toont een variant, waarbij het orgaan volgens de uit- vinding met behulp van uitsteeksels in gaten van de slotkast is geleid; de figuren 4, 5 en 6 geven zij-aanzichten van het orgaan, dat in het slot volgens de uitvinding de grootste rol speelt,terwijl figuur 6 een bovenaanzicht is van figuur 7.
Het slot volgens 'figuur 1, 2 en 3 heeft een slotkast 1, die normaal bestaat uit een boven- en onderdekplaat, een slotplaat 2, een dagschoot 3 en een schootkast 4, die bij 5 met behulp van schroefdraad is bevestigd aan een meenemer 6, welke tevens als geleider voor de schoot in de slotkast dient. Daartoe is de meenemer 6 met uitsteeksels geleid in sleuven 7 van de slotkasto De meenemer werkt steeds samen met een vlak aan de tuimelaar 8, die om de as 9 met behulp van een kruk, of indien geen kruk aanwezig is, met behulp van een in het vierkante gat 10 gestoken schroevendraaier draaibaar is en wel normaal in de richting p volgens de wijzers van de klok, zodat dan de schoot 3 in de slotkast naar binnen ge- trokken wordt.
Op de tuimelaar 8 werkt een veer 11, terwijl achter tegen de schoot 3 een uiteinde van een veer 12 werkzaam iso Een orgaan 14 is scharnierend ondersteund in een gat 13 van de slotkast. Dit orgaan 14 vindt een aanslag op een in de slotkast vastgezette ring 15. Volgens fi- guur 1 vindt de tuimelaar 8 bij 16'een aanslag tegen het orgaan 14. Wan- neer men nu de schoot in,het slot wil omdraaien, b.v. bij de montage van het slot in een deur, dan. beweegt men de tuimelaar 8 met een kruk of een schroevendraaier in de richting van de wijzers van de klok. Draait men dan het slot om, dan valt het orgaan 14 omlaag naar de in figuur 2 gete- kende stand. Wil men,het slot niet omdraaien, dan kan men het orgaan 14 van buiten af met de vingers naar die stand brengen.
Wanner het orgaan 14 in die stand staat, kan men, zoals blijkt uit figuur 2 de tuimelaar 8 te- rugbewegen tot aan de aanslag 159 Deze beweging geschiedt onder werking van de zware veer 11. De schoot 3 wordt dan door de veer 12 naar buiten gedrukt in de stand volgens figuur 2. De meenemer 6 komt dan te staan voor sleuven 17 in de slotkast, waarin de meenemer tezamen met de schoot- staart 4 en de schoot 3 kan draaien. Wanneer nu de schoot 3 weer in de slotkast wordt teruggedrukt naar de stand volgens figuur 1, kan de tuime- laar 8 weer onder spanning worden gebracht en valt het orgaan 16 weer op de aanslag 15. Het orgaan 14 volgens figuur 1 et 2 heeft eenvoudig de gedaante volgens figuur 4.
Het orgaan kan ook uitsteeksels 18 en 19 heb- ben, die geleid zijn in sleuven 20 (figuur 3) in de slotkast en kunnen dienen om met de vingers van buiten af een goed vat te krijgen op het orgaan 14. Het is gebleken, dat het aanbeveling verdient het orgaan 14 met behulp van een cylindrisch deel 21 (figuur 6 et 7) te legeren in ga- ten met afgeronde randen in de slotkast.
Figuur 1 toont dus het slot in de normale gebruiksstando Door de druk van de tuimelaar 8 wordt het orgaan 14 steeds met enige kracht op de aanslag 15 gedrukt., zodat er geen gevaar is,dat het orgaan in het gebruik omhoog springt. Met opzet ligt het orgaan in die gebruiksstand in dit verband, zoals in figuur 1 getekende enigszins schuin omlaag. Het om- draaien van de schoot kan bij dit slot door iedere leek gebeuren, zonder dat de slotkast geopend behoeft te worden.
Het nieuwe slot heeft ook voordelen bij de montages want men hoeft de tuimelaar 8 niet te monteren, terwijl de veer 11 gespannen is.
Men monteert de tuimelaar 8 eenvoudig in de stand volgens figuur 2 en zorgt er daarbij voordat het orgaan 14 ook in de stand volgens figuur 2 komt te liggen. Wanneer het slot dan is gemonteerd, kan nen de tuimelaar op spanning brengen en de onderligne ligging der organen volgens figuur 1 be- werkstelligen.