BE1030787A1 - MULTI-LAYER TISSUE FOR USE IN FISH AQUACULTURE - Google Patents

MULTI-LAYER TISSUE FOR USE IN FISH AQUACULTURE Download PDF

Info

Publication number
BE1030787A1
BE1030787A1 BE20225645A BE202205645A BE1030787A1 BE 1030787 A1 BE1030787 A1 BE 1030787A1 BE 20225645 A BE20225645 A BE 20225645A BE 202205645 A BE202205645 A BE 202205645A BE 1030787 A1 BE1030787 A1 BE 1030787A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
fabric
layers
interwoven
layer
pattern
Prior art date
Application number
BE20225645A
Other languages
Dutch (nl)
Other versions
BE1030787B1 (en
Inventor
Den Bossche Jan Van
Original Assignee
Sioen Ind Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sioen Ind Nv filed Critical Sioen Ind Nv
Priority to BE20225645A priority Critical patent/BE1030787B1/en
Publication of BE1030787A1 publication Critical patent/BE1030787A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1030787B1 publication Critical patent/BE1030787B1/en

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D11/00Double or multi-ply fabrics not otherwise provided for
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; CARE OF BIRDS, FISHES, INSECTS; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K61/00Culture of aquatic animals
    • A01K61/10Culture of aquatic animals of fish
    • A01K61/13Prevention or treatment of fish diseases
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D9/00Open-work fabrics
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; CARE OF BIRDS, FISHES, INSECTS; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K61/00Culture of aquatic animals
    • A01K61/60Floating cultivation devices, e.g. rafts or floating fish-farms
    • DTEXTILES; PAPER
    • D10INDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10BINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBLASSES OF SECTION D, RELATING TO TEXTILES
    • D10B2507/00Sport; Military
    • D10B2507/02Nets

Abstract

De onderhavige uitvinding betreft een meerlaags weefsel voor gebruik in de aquacultuur van vissen, in het bijzonder een weefsel voor luizenschorten. Het weefsel omvat ten minste twee weefsellagen, waarbij elke weefsellaag gevormd wordt door kettingdraden die in de lengterichting lopen verweven met inslagdraden die in de breedterichting lopen. Opeenvolgende weefsellagen zijn, door een in de breedterichting variërend bindingspatroon van het weefsel, afwisselend met elkaar verweven nabij een eerste zijde van het weefsel en los van elkaar zijn nabij een tweede, tegenoverliggende zijde van het weefsel. Zodanig kan het weefsel worden geconverteerd tussen een opgevouwen staat waarin de weefsellagen hoofdzakelijk in parallel vlakken liggen en een uitgevouwen staat waarin de weefsellagen hoofdzakelijk in hetzelfde vlak liggen.The present invention concerns a multi-layer fabric for use in fish aquaculture, in particular a fabric for lice aprons. The fabric comprises at least two fabric layers, wherein each fabric layer is formed by warp threads running in the longitudinal direction interwoven with weft threads running in the width direction. Successive fabric layers are, by a binding pattern of the fabric varying in the width direction, alternately interwoven with each other near a first side of the fabric and are separate from each other near a second, opposite side of the fabric. Thus, the tissue can be converted between a collapsed state in which the tissue layers lie essentially in parallel planes and an expanded state in which the tissue layers lie essentially in the same plane.

Description

1 BE2022/56451 BE2022/5645

MEERLAAGS WEEFSEL VOOR GEBRUIK IN DE AQUACULTUUR VANMULTI-LAYER TISSUE FOR USE IN AQUACULTURE

VISSENFISHING

De onderhavige uitvinding betreft een meerlaags weefsel voor gebruik in de aquacultuur van vissen, in het bijzonder een weefsel voor luizenschorten. De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijk meerlaags weefsel.The present invention concerns a multi-layer fabric for use in fish aquaculture, in particular a fabric for lice aprons. The present invention further relates to a method for manufacturing such a multi-layer fabric.

Stand van de TechniekState of the art

De aquacultuurindustrie is momenteel een van de snelst groeiende voedingsproductiesectoren in de wereld. Aquacultuurproductie omvat, maar is niet beperkt tot de kweek van: karpers en andere karperachtigen, oesters, mosselen, kokkels en tweekleppige dieren, schaaldieren en garnalen, zalm, forel en spiering, mosselen, tilapia en andere cichliden, en kammosselen en kamschelpen.The aquaculture industry is currently one of the fastest growing food production sectors in the world. Aquaculture production includes, but is not limited to, the farming of: carp and other cyprinids, oysters, mussels, clams and bivalves, crustaceans and shrimps, salmon, trout and smelt, mussels, tilapia and other cichlids, and scallops and scallops.

Kweekvis staat in voor bij benadering 50 % van alle geconsumeerde vis wereldwijd. Er wordt verwacht dat dit percentage zal stijgen, als gevolg van afnemende vangsten van de visserij in zowel zee- als verswateromgevingen en de toenemende consumptie van zeevruchten. Om te voldoen aan deze grote vraag naar vis, is de druk op de aquacultuur vandaag bijzonder hoog en wordt er hard gezocht naar nieuwe manieren om de groeiprestatie te optimaliseren. Bijvoorbeeld zalm is de afgelopen decennia een populair ingrediënt geworden. Maar wilde zalm is moeilijk te vangen, dus de stijgende populariteit van de vis gaat hand in hand met de groei van grote zalmkwekerijen. Die bevinden zich in gebieden waar genoeg ruimte is voor grote en diepe kooien, zoals deFarmed fish accounts for approximately 50% of all fish consumed worldwide. This percentage is expected to increase, due to declining catches from fisheries in both marine and freshwater environments and increasing seafood consumption. To meet this high demand for fish, the pressure on aquaculture is particularly high today and new ways to optimize growth performance are being sought. For example, salmon has become a popular ingredient in recent decades. But wild salmon is difficult to catch, so the fish's rising popularity goes hand in hand with the growth of large salmon farms. These are located in areas where there is enough space for large and deep cages, such as the

Noorse en Schotse fjorden.Norwegian and Scottish fjords.

Een van de belangrijkste bedreiging voor viskwekerijen ‚en dus ook zalmkwekerijen is de alomtegenwoordigheid van parasieten, in het bijzonder de zeeluis,.One of the most important threats to fish farms, including salmon farms, is the ubiquity of parasites, in particular sea lice.

De luizen hechten zich vast aan hun hoofd en lichaam en leven van het bloed, de huid en het slijm van de gastheer. Ze kunnen grote zweren veroorzaken en de vissen kwetsbaarder maken voor infecties. Uiteindelijk kunnen ze de vissen, bijvoorbeeld zalmen, doden of in ieder geval ongeschikt maken voor menselijke consumptie. Dit heeft geleid tot grote verliezen in vis- en zalmkwekerijen. Pogingen om het probleem in te dammen zijn onder meer het toevoegen van medicijnen aan het visvoer, het toevoegen van op de luizen grazende vissoorten, methoden om de zalmen machinaal te reinigen,The lice attach to their heads and bodies and feed on the blood, skin and mucus of the host. They can cause large sores and make the fish more vulnerable to infection. Ultimately, they can kill fish, such as salmon, or at least make them unfit for human consumption. This has led to major losses in fish and salmon farms. Efforts to contain the problem include adding medications to fish feed, adding fish species that graze on lice, methods of mechanically cleaning the salmon,

2 BE2022/5645 verbetering van de natuurlijke weerstand door het kweken en individueel vaccineren van vissen. Al deze oplossingen hebben hun nadelen.2 BE2022/5645 improvement of natural resistance through breeding and individual vaccination of fish. All these solutions have their disadvantages.

Bijvoorbeeld bij het gebruik van medicijnen zullen sommige luizen een behandeling altijd overleven en als een luizenpopulatie herhaaldelijk wordt behandeld, zal dit luizen opleveren die meer actieve stof kunnen weerstaan. Deze weerstand zal zich dus over de hele populatie verspreiden en de luizenpopulatie kan resistenter worden tegen het medicijn. In Noorwegen is er nu wijdverbreide resistentie tegen verschillende van de goedgekeurde geneesmiddelen tegen zalmluizen.For example, when using medications, some lice will always survive treatment and if a lice population is treated repeatedly, this will produce lice that can withstand more of the active substance. This resistance will therefore spread throughout the population and the lice population may become more resistant to the drug. In Norway there is now widespread resistance to several of the approved salmon lice drugs.

Er zijn veel verschillende niet-medicamenteuze maatregelen in ontwikkeling en sommige zijn in gebruik genomen. De meest voorkomende niet-medicamenteuze maatregel tegen zalmluizen is het gebruik van schonende vissen. Schonende vissen eten zalmluizen van de zalm, en verschillende soorten in het wild gevangen vis of gekweekte lipvis en snoekbaars worden gebruikt als schonende vis. Andere niet-medicamenteuze maatregelen zijn diverse preventieve maatregelen zoals afscherming tegen luizenlarven (rok, ondergedompeld net kooi, stroomrok), gezondheidsvoeder, fokken, gebruik van licht of laser en andere diverse mechanische maatregelen.Many different non-drug measures are in development and some have come into use. The most common non-medicinal measure against salmon lice is the use of cleaning fish. Cleaning fish eat salmon lice from salmon, and several species of wild-caught fish or farmed wrasse and pike-perch are used as cleaning fish. Other non-medicinal measures include various preventive measures such as shielding against lice larvae (skirt, submerged net cage, electric skirt), health feeding, breeding, use of light or laser and other various mechanical measures.

Het kweken van vis vindt hoofdzakelijk plaats in zogenaamde open kooien. Een open kooi omvat een gesloten omhulling die door een omringend drijvend lichaam drijvend wordt gehouden. Het gesloten omhulsel kan een net of een doek omvatten, zodat de vis in het omhulsel wordt opgesloten, en zodat water met opgeloste zuurstof door het omhulsel kan stromen. Het verblijf is gesloten in het verzonken deel en het verblijf steekt boven het wateroppervlak uit door een zogenaamd springnet om te voorkomen dat de vissen uit het verblijf ontsnappen. Het verblijf is open voor lucht, maar het verblijf kan worden afgedekt met een zogenaamd vogelnet. De kooi is voorzien van een afmeersysteem en van een voersysteem.Fish farming mainly takes place in so-called open cages. An open cage comprises a closed enclosure kept afloat by a surrounding floating body. The closed enclosure may include a net or cloth to enclose the fish within the enclosure and allow water containing dissolved oxygen to flow through the enclosure. The enclosure is closed in the sunken part and the enclosure protrudes above the water surface through a so-called spring net to prevent the fish from escaping from the enclosure. The enclosure is open to air, but the enclosure can be covered with a so-called bird net. The cage is equipped with a mooring system and a feeding system.

Het kweken kan ook plaatsvinden in zogenaamde gesloten kooien. Een gesloten kooi bestaat uit een vloeistofdichte wand en een vloeistofdichte bodem. Het vloeistofdichte materiaal in de wand en bodem kan een materiaal in doekvorm of een stijf materiaal zijn.Breeding can also take place in so-called closed cages. A closed cage consists of a liquid-tight wall and a liquid-tight bottom. The liquid-tight material in the wall and bottom can be a material in cloth form or a rigid material.

Het stijve materiaal kan bestaan uit glasvezel, een meerlaags materiaal, beton of een metaal, zoals staal. Een gesloten systeem wordt van water voorzien door water uit de omgeving in de gesloten kooi te pompen. De gesloten kooi kan zijn voorzien van een uitlaat in een bodemdeel of in de wand.The rigid material can consist of fiberglass, a multi-layer material, concrete or a metal, such as steel. A closed system is supplied with water by pumping water from the environment into the closed cage. The closed cage can be provided with an outlet in a bottom part or in the wall.

3 BE2022/56453 BE2022/5645

Een nadeel van open kooien is dat organismen die ziekten kunnen veroorzaken bij de vissen samen met het water in de kooi drijven. Dit is met name het geval bij larven van de parasiet zalmluis. Het is bekend om open kooien te voorzien van zogenaamde luizenschorten. Dit kan een fijnmazig doek zijn dat de kooi aan de buitenzijde van het drijflichaam omgeeft en zich in de waterkolom naar beneden uitstrekt tot een diepte waarop het aantal zalmluislarven gering is of zalmluislarven geheel afwezig zijn. Ook is het bekend om luizenschorten te gebruiken van een vloeistofdicht materiaal zoals een dekzeil.A disadvantage of open cages is that organisms that can cause disease in the fish float in the cage with the water. This is particularly the case with larvae of the salmon louse parasite. It is known to provide open cages with so-called lice aprons. This may be a fine-mesh cloth that surrounds the cage on the outside of the floating body and extends downwards into the water column to a depth at which the number of salmon louse larvae is small or salmon louse larvae are completely absent. It is also known to use lice aprons made of a liquid-tight material such as a tarpaulin.

Noors octrooi nr. NO 165901 openbaart een inrichting voor het kweken van vis in een doos die is ondergedompeld in water. De doos bestaat uit een bovendeel van waterdicht materiaal en een onderdeel met een uitlaatdeel. In het bovenste gedeelte van de bak wordt vers water ingebracht, zodat een relatief langzame neerwaartse waterstroom in de bak ontstaat. Noors octrooi nr. NO 167543 B heeft betrekking op een inrichting voor het isoleren van de inhoud van een kwekerijkooi in een drijvende viskwekerij, waarbij de inrichting een naar boven open zakvormige buitenste kwekerijkooi omvat waarvan het bovenste kooigedeelte van een gewoon netmateriaal is, terwijl een onderste kooigedeelte is van een vast materiaal zoals een versterkte stof of soortgelijk materiaal.Norwegian Patent No. NO 165901 discloses a device for growing fish in a box immersed in water. The box consists of an upper part made of waterproof material and a part with an exhaust part. Fresh water is introduced into the upper part of the tank, creating a relatively slow downward flow of water in the tank. Norwegian Patent No. NO 167543 B relates to a device for isolating the contents of a nursery cage in a floating fish farm, the device comprising an upwardly open bag-shaped outer nursery cage, the upper cage part of which is of a common net material, while a lower cage part is made of a solid material such as a reinforced fabric or similar material.

Internationale octrooiaanvraag nr. WO 2013117773 A2 heeft betrekking op een inrichting voor het isoleren van kwekerijkooien voor vissen tegen ongewenste organismen, welke inrichting omsluitend de kwekerijkooi is aangebracht, waarbij de inrichting een fijnmazig vloeistofdoorlatend net omvat dat naar boven en beneden open is wanneer aangebracht om de kwekerijkooi, waarbij het vloeistofdoorlatende net zich over een afstand naar beneden zal uitstrekken in de diepterichting van de kwekerijkooi, om daardoor een rok rond de kwekerijkooi te vormen. Internationale octrooiaanvraag nr.International patent application No. WO 2013117773 A2 relates to a device for insulating nursery cages for fish against unwanted organisms, which device is arranged surrounding the nursery cage, wherein the device comprises a fine-meshed liquid-permeable net that is open upwards and downwards when arranged around the nursery cage, wherein the liquid-permeable net will extend downwards over a distance in the depth direction of the nursery cage, thereby forming a skirt around the nursery cage. International Patent Application No.

WO 2017155414 Al openbaart een kooi met een omhulling gevormd uit een net. Een rok omgeeft de kooi aan de buitenkant van het net en de rok strekt zich uit tot een gebied boven een bodemring. Internationale octrooiaanvraag nr. WO 2019022615 A1 beschrijft een waterdicht scherm dat aan de binnenzijde van een netwand in een viskweekkooi wordt bevestigd. Internationale octrooiaanvraag nr. WO 2019034694 Al heeft betrekking op een inrichting voor het beschermen van een kwekerijkooi tegen ongewenste waterorganismen, waarbij de inrichting bijvoorbeeld de vorm heeft van een luizenschort, waarbij de luizenschort een in hoofdzaak rechthoekige vorm kan hebben met een lengte en een hoogte en waarbij de luizenschort, wanneer het in gebruik is, tenWO 2017155414 A1 discloses a cage with an enclosure formed from a net. A skirt surrounds the cage on the outside of the net and the skirt extends to an area above a bottom ring. International Patent Application No. WO 2019022615 A1 describes a waterproof screen that is attached to the inside of a net wall in a fish farming cage. International patent application no. WO 2019034694 A1 relates to a device for protecting a nursery cage against unwanted aquatic organisms, wherein the device is for example in the form of a lice apron, wherein the lice apron can have a substantially rectangular shape with a length and a height and whereby the lice apron, when in use, is ten

4 BE2022/5645 minste rond een gehele buitenomtrek van de kwekerijkooi is geplaatst en waar de luizenschort zich over een bepaalde diepte naar beneden uitstrekt in een watermassa waarin de inrichting van de luizenschort ten minste één bovenste gebied zal afschermen van de kwekerijkooi. Internationale octrooiaanvraag nr. WO 2019045573 A1 openbaart een kooi die in een bovenste gedeelte is omgeven door een luizenmantel voor de vorming van een halfgesloten kooi.4 BE2022/5645 is placed at least around an entire outer perimeter of the nursery cage and where the lice apron extends downwards over a certain depth into a body of water in which the arrangement of the lice apron will shield at least one upper area from the nursery cage. International Patent Application No. WO 2019045573 A1 discloses a cage surrounded in an upper portion by a louse sheath to form a semi-closed cage.

Aangezien wordt aangenomen dat de zalmluizen leven tussen het wateroppervlak en tien meter diepte, worden de luizenschorten ontworpen met een hoogte (of diepte) van minstens twaalf meter. De grotere zalmkwekerijen kunnen kooien hebben met een diameter van wel 24 meter tot 100 meter, waaraan luizenschorten worden opgehangen die een diepte van 15-18 meter kunnen bereiken en watervolumes van duizenden kubieke meters kunnen omsluiten.Since salmon lice are believed to live between the water surface and ten meters of depth, the lice aprons are designed with a height (or depth) of at least twelve meters. The larger salmon farms may have cages as large as 24 meters to 100 meters in diameter, from which are hung lice aprons that can reach a depth of 15-18 meters and enclose water volumes of thousands of cubic meters.

Maar dergelijk grote luizenschorten kunnen niet vervaardigd worden met conventionele weefmachines die een beperkte breedte hebben. Daarom zijn er meerdere luizenschorten nodig om de gewenste diepte en de gehele omtrek van de kwekerijkooi te bedekken.But such large lice aprons cannot be produced with conventional weaving machines that have a limited width. Therefore, multiple aphid aprons are needed to cover the desired depth and entire perimeter of the nursery cage.

Wanneer de luizenschorten rond de kwekerijkooi zijn aangebracht, zal elke luizenschort de kwekerijkooi gedeeltelijk bedekken en zullen de uiteinden van de luizenschorten dan met of zonder overlap met elkaar verbonden zijn.When the lice aprons are placed around the nursery cage, each lice apron will partially cover the nursery cage and the ends of the lice aprons will then be connected together with or without overlap.

Doel van de uitvindingPurpose of the invention

De uitvinding beoogt ten minste één van de nadelen van de stand van de techniek te verhelpen of te verminderen of althans een bruikbaar alternatief voor de stand van de techniek te verschaffen. Een doel van de uitvinding kan zijn om een weefsel voor een luizenschort met een breedte van minstens 10 meter te voorzien dat met een weefmachine met een breedte van 3 tot 5 meter kan vervaardigd worden.The invention aims to remedy or reduce at least one of the disadvantages of the prior art or at least to provide a useful alternative to the prior art. An aim of the invention may be to provide a fabric for a lice apron with a width of at least 10 meters that can be produced with a weaving machine with a width of 3 to 5 meters.

Beschrijving van de uitvindingDescription of the invention

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een weefsel dat de technische kenmerken van een van de onafhankelijke conclusies vertoont. Hiertoe betreft de huidige uitvinding een meerlaags weefsel voor luizenschorten van een zalmkwekerij. In het bijzonder voorziet de uitvinding een meerlaags weefsel waarbij opeenvolgende weefsellagen met elkaar verweven zijn nabij het ene eind van de kettingdraden en los van elkaar zijn nabij het andere, tegenoverliggende eind van de kettingdraden. De uitvinding heeft verder ook betrekking op een werkwijze voor het weven van een dergelijk weefsel.This aim is achieved according to the invention with a fabric that exhibits the technical characteristics of one of the independent claims. To this end, the present invention concerns a multi-layer fabric for lice aprons from a salmon farm. In particular, the invention provides a multi-layer fabric in which successive fabric layers are interwoven near one end of the warp threads and are separate near the other, opposite end of the warp threads. The invention also relates to a method for weaving such a fabric.

In een eerste aspect van de uitvinding, welke kan optreden in combinatie met de 5 andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, omvat de uitvinding een meerlaags weefsel voor luizenschorten. Het weefsel omvat ten minste twee opeenvolgende weefsellagen in een diepterichting van het weefsel, waarbij elke weefsellaag gevormd wordt door kettingdraden die in de lengterichting lopen verweven met inslagdraden die in de breedterichting lopen. De inslagdraden en/of de kettingdraden kunnen ten minste deels gevormd zijn uit polyester, polypropeen, PP, polyvinylalcohol, nylon, aramide, glasvezel of polyethyleennaftalaat. De inslagdraden en/of de kettingdraden kunnen een garentiter hebben van ongeveer 140 tot 6600 dtex.In a first aspect of the invention, which may occur in combination with the other aspects and embodiments of the invention described herein, the invention includes a multi-layer fabric for lice aprons. The fabric comprises at least two consecutive fabric layers in a depth direction of the fabric, each fabric layer being formed by warp threads running in the longitudinal direction interwoven with weft threads running in the width direction. The weft threads and/or the warp threads can be at least partly formed from polyester, polypropylene, PP, polyvinyl alcohol, nylon, aramid, glass fiber or polyethylene naphthalate. The weft threads and/or the warp threads can have a yarn titer of approximately 140 to 6600 dtex.

De opeenvolgende weefsellagen zijn, door een in de breedterichting B variërend bindingspatroon van het weefsel, afwisselend met elkaar verweven nabij een eerste zijde van het weefsel en zijn vrij van elkaar nabij een tweede, tegenoverliggende eind van de kettingdraden. Zodanig kan het weefsel worden geconverteerd tussen een opgevouwen staat waarin de weefsellagen hoofdzakelijk in parallel vlakken liggen, d.w.z. dat in dwarsdoorsnede de weefsellagen minste gedeeltelijk overlappen in de diepterichting en de hoek tussen de weefsellagen minder dan 5° bedraagt, en een uitgevouwen staat waarin de weefsellagen hoofdzakelijk in hetzelfde vlak liggen, d.w.z. waarin de niet aan een andere weefsellaag verweven gebieden van de weefsellagen in hetzelfde vlak liggen.The successive fabric layers are, by a binding pattern of the fabric varying in the width direction B, alternately interwoven with each other near a first side of the fabric and are free from each other near a second, opposite end of the warp threads. Thus, the tissue can be converted between a folded state in which the tissue layers lie essentially in parallel planes, i.e. in cross-section the tissue layers overlap at least partially in the depth direction and the angle between the tissue layers is less than 5°, and an expanded state in which the tissue layers lie essentially in the same plane, i.e. in which the areas of the tissue layers that are not interwoven with another tissue layer lie in the same plane.

Een eerste uitvoeringsvorm, welke kan optreden in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, betreft een voornoemd weefsel, waarbij het in de breedterichting B variërend bindingspatroon omvat: een eerste bindingspatroon dat zich uitstrekt vanaf de eerste zijde van het weefsel en waarin de ketting- en inslagdraden van opeenvolgende weefsellagen met elkaar verweven zijn, en voor elke weefsellaag, bindingspatronen die zich uitstrekken tot het eerste bindingspatroon en waarin enkel de ketting- en inslagdraden van de respectieve weefsellaag met elkaar verweven zijn.A first embodiment, which may occur in combination with the other aspects and embodiments of the invention described herein, concerns said fabric, wherein the bond pattern varying in the width direction B comprises: a first bond pattern extending from the first side of the fabric and in which the warp and weft threads of successive fabric layers are interwoven, and for each fabric layer, binding patterns extending to the first binding pattern and in which only the warp and weft threads of the respective fabric layer are interwoven.

Een tweede uitvoeringsvorm, welke kan optreden in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, betreftA second embodiment, which may occur in combination with the other aspects and embodiments of the invention described herein, concerns

6 BE2022/5645 een voornoemd weefsel, waarbij het meerlaags weefsel ten minste drie opeenvolgende weefsellagen omvat, waarbij opeenvolgende eerste en tweede weefsellagen, door een eerste bindingspatroon, met elkaar verweven zijn nabij de eerste zijde van het weefsel en waarbij opeenvolgende eerste en tweede weefsellagen los van elkaar zijn nabij de tweede zijde van het weefsel, en waarbij opeenvolgende tweede en derde weefsellagen, door een tweede bindingspatroon, met elkaar verweven zijn nabij de tweede zijde van het weefsel en waarbij opeenvolgende tweede en derde weefsellagen los van elkaar zijn nabij de eerste zijde van het weefsel. Het eerste bindingspatroon, waarin de ketting- en inslagdraden van eerste en tweede weefsellagen met elkaar verweven zijn, kan zich uitstrekken vanaf de eerste zijde van het weefsel. Het tweede bindingspatroon, waarin de ketting- en inslagdraden van tweede en derde weefsellagen met elkaar verweven zijn, kan zich uitstrekken vanaf de tweede zijde van het weefsel. Andere bindingspatronen, waarin enkel de ketting- en inslagdraden van de respectieve weefsellaag met elkaar verweven zijn, kunnen zich uitstrekken tussen het vrije eind van de respectieve weefsellaag en het eerste of tweede bindingspatroon of zich uitstrekken tussen het eerste bindingspatroon en het tweede bindingspatroon.6 BE2022/5645 an aforesaid fabric, wherein the multi-layer fabric comprises at least three consecutive fabric layers, wherein successive first and second fabric layers are interwoven with each other near the first side of the fabric by a first binding pattern and where successive first and second fabric layers are loose apart near the second side of the fabric, and wherein successive second and third fabric layers are, by a second bonding pattern, interwoven near the second side of the fabric and wherein successive second and third fabric layers are separate from each other near the first side of the tissue. The first binding pattern, in which the warp and weft threads of first and second fabric layers are interwoven, can extend from the first side of the fabric. The second binding pattern, in which the warp and weft threads of second and third fabric layers are interwoven, can extend from the second side of the fabric. Other binding patterns, in which only the warp and weft threads of the respective fabric layer are interwoven, may extend between the free end of the respective fabric layer and the first or second binding pattern or extend between the first binding pattern and the second binding pattern.

Een derde uitvoeringsvorm, welke kan optreden in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, betreft een voornoemd weefsel, waarbij het meerlaags weefsel ten minste vier weefsellagen omvat, waarbij opeenvolgende derde en vierde weefsellagen, door een derde bindingspatroon, met elkaar verweven zijn nabij de eerste zijde van het weefsel en waarbij opeenvolgende derde en vierde weefsellagen los van elkaar zijn nabij de tweede zijde van het weefsel. Zodanig kan het weefsel in de opgevouwen staat in een harmonicapatroon gevouwen worden. Het eerste bindingspatroon en het derde bindingspatroon kunnen gevormd worden door hetzelfde weefselpatroon.A third embodiment, which may occur in combination with the other aspects and embodiments of the invention described herein, concerns a aforementioned fabric, wherein the multi-layer fabric comprises at least four fabric layers, wherein successive third and fourth fabric layers are, by a third bonding pattern, interwoven near the first side of the fabric and with successive third and fourth fabric layers being separate from each other near the second side of the fabric. Thus, in the folded state, the fabric can be folded into an accordion pattern. The first bonding pattern and the third bonding pattern can be formed by the same weave pattern.

Een vierde uitvoeringsvorm, welke kan optreden in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, betreft een voornoemd weefsel, waarbij het eerste, tweede en/of derde bindingspatroon minstens 50 keer, bij voorkeur minstens 75 keer, herhaald is in de breedterichting.A fourth embodiment, which may occur in combination with the other aspects and embodiments of the invention described herein, involves said fabric wherein the first, second and/or third bonding pattern is repeated at least 50 times, preferably at least 75 times. in the width direction.

Een vijfde uitvoeringsvorm, welke kan optreden in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, betreft een voornoemd weefsel, waarbij elke weefsellaag gevormd wordt door kettingdraden verweven met inslagdraden in een patroon dat varieert in de breedterichting B. HetA fifth embodiment, which may occur in combination with the other aspects and embodiments of the invention described herein, concerns a aforementioned fabric, wherein each fabric layer is formed by warp threads interwoven with weft threads in a pattern varying in the width direction B. It

7 BE2022/5645 bindingspatroon kan een lijnwaadbinding, keperbinding of satijnbinding of afgeleide en variaties van deze zijn.7 BE2022/5645 weave pattern can be a linen weave, twill weave or satin weave or derivatives and variations of these.

Fen zesde uitvoeringsvorm, welke kan optreden in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, betreft een voornoemd weefsel, waarbij in de opgevouwen staat elke weefsellaag minimaal 90% overlapt met ten minste een andere weefsellaag van het weefsel.A sixth embodiment, which may occur in combination with the other aspects and embodiments of the invention described herein, involves a aforementioned fabric wherein in the folded state each fabric layer overlaps at least 90% with at least one other fabric layer of the fabric.

Een zevende uitvoeringsvorm, welke kan optreden in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, betreft een voornoemd weefsel, waarbij in de uitgevouwen staat elke weefsellaag maximaal 10% overlapt met ten minste een andere weefsellaag van het weefsel.A seventh embodiment, which may occur in combination with the other aspects and embodiments of the invention described herein, involves said fabric wherein in the expanded state each fabric layer overlaps by a maximum of 10% with at least one other fabric layer of the fabric.

Een achtste uitvoeringsvorm, welke kan optreden in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, betreft een voornoemd weefsel, waarbij in de uitgevouwen staat de breedte van het weefsel (b) groter is dan de helft van de som van de breedtes (bl, b2, ...) van de lagen van het weefsel, bij voorkeur groter is dan 70% van de som van de breedtes (bl, b2, … ) van de lagen van het weefsel, meer bij voorkeur groter is dan 90% van de som van de breedtes (bl, b2, … ) van de lagen van het weefsel.An eighth embodiment, which may occur in combination with the other aspects and embodiments of the invention described herein, concerns a aforementioned fabric, wherein in the expanded state the width of the fabric (b) is greater than half the sum of the widths (bl, b2, ...) of the layers of the fabric, preferably greater than 70% of the sum of the widths (bl, b2, ...) of the layers of the fabric, more preferably greater than 90% of the sum of the widths (bl, b2, ...) of the layers of the fabric.

In een tweede aspect van de uitvinding, welke kan optreden in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, omvat de uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van een meerlaags weefsel voor luizenschorten, bij voorkeur zoals hierboven beschreven. De werkwijze omvat het gelijktijdig weven van een eerste weefsellaag gevormd door eerste kettingdraden die in de lengterichting lopen te verweven met eerste inslagdraden die in de breedterichting lopen, en een tweede weefsellaag gevormd door tweede kettingdraden die in de lengterichting lopen te verweven met tweede inslagdraden die in de breedterichting lopen. De eerste en tweede weefsellagen worden, door een in de breedterichting B variërend bindingspatroon van het weefsel, afwisselend met elkaar verweven nabij een eerste zijde van het weefsel en worden vrij gelaten nabij een tweede, tegenoverliggende zijde van het weefsel. Zodanig kan het weefsel worden geconverteerd tussen een opgevouwen staat waarin de weefsellagen hoofdzakelijk in parallel vlakken liggen, d.w.z. dat in dwarsdoorsnede de weefsellagen minste gedeeltelijk overlappen in de diepterichting en de hoek tussen de weefsellagen minder dan 5° bedraagt, en een uitgevouwen staat waarin de weefsellagen hoofdzakelijk in hetzelfde vlak liggen, d.w.z.In a second aspect of the invention, which may occur in combination with the other aspects and embodiments of the invention described herein, the invention includes a method of manufacturing a multi-layer fabric for lice aprons, preferably as described above. The method comprises simultaneously weaving a first fabric layer formed by interweaving first warp threads running in the longitudinal direction with first weft threads running in the width direction, and a second fabric layer formed by interweaving second warp threads running in the longitudinal direction with second weft threads running in the width direction. run in the width direction. The first and second fabric layers are alternately interwoven with each other near a first side of the fabric by a binding pattern of the fabric varying in the width direction B and are left free near a second, opposite side of the fabric. Thus, the tissue can be converted between a folded state in which the tissue layers lie essentially in parallel planes, i.e. in cross-section the tissue layers overlap at least partially in the depth direction and the angle between the tissue layers is less than 5°, and an expanded state in which the tissue layers lie essentially in the same plane, i.e.

8 BE2022/5645 waarin de niet aan een andere weefsellaag verweven gebieden van de weefsellagen in hetzelfde vlak liggen.8 BE2022/5645 in which the areas of the tissue layers that are not interwoven with another tissue layer lie in the same plane.

In een derde aspect van de uitvinding, welke kan optreden in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, omvat de uitvinding een luizenschort voor een zalmkwekerij, omvattende een voornoemd meerlaags weefsel, waarbij het meerlaags weefsel zich in een uitgevouwen staat voorzien wordt waarin de weefsellagen hoofdzakelijk in hetzelfde vlak liggen.In a third aspect of the invention, which may occur in combination with the other aspects and embodiments of the invention described herein, the invention includes a lice apron for a salmon farm comprising a said multi-layer fabric, the multi-layer fabric folding into an expanded condition is provided in which the tissue layers lie essentially in the same plane.

9 BE2022/56459 BE2022/5645

Korte beschrijving van de figurenBrief description of the figures

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden.The invention will be explained in more detail below with reference to an exemplary embodiment shown in the drawing.

Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede doorheen een meerlaags weefsel voor een luizenschort volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding in een opgevouwen staat;Figure 1 shows a cross-section through a multi-layer fabric for a lice apron according to an embodiment of the present invention in a folded state;

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede doorheen het in Figuur 1 getoonde weefsel in een uitgevouwen staat;Figure 2 shows a cross-section through the tissue shown in Figure 1 in an expanded state;

Figuren 3A, 3B en 3C tonen een bovenaanzicht van de structuur van een bindingspatroon volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding; enFigures 3A, 3B and 3C show a top view of the structure of a bonding pattern according to an embodiment of the present invention; and

Figuur 4 toont een perspectief aanzicht van een luizenschort volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding.Figure 4 shows a perspective view of a lice apron according to an embodiment of the present invention.

Uitgebreide beschrijving van de figurenExtensive description of the figures

De onderhavige uitvinding zal worden beschreven met betrekking tot bepaalde uitvoeringsvormen en met verwijzing naar bepaalde tekeningen maar de uitvinding is daartoe niet beperkt en wordt enkel door de conclusies bepaald. De beschreven tekeningen zijn enkel schematisch en niet-beperkend. In de tekeningen kan de grootte van bepaalde elementen overdreven en niet op schaal getekend zijn voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en de relatieve afmetingen stemmen niet noodzakelijk overeen met werkelijke praktijkuitvoeringen van de uitvinding.The present invention will be described with respect to certain embodiments and with reference to certain drawings, but the invention is not limited thereto and is determined only by the claims. The drawings described are only schematic and non-limiting. In the drawings, the size of certain elements may be exaggerated and not drawn to scale for illustrative purposes. The dimensions and relative dimensions do not necessarily correspond to actual practical embodiments of the invention.

Bovendien worden de termen eerste, tweede, derde en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijkerwijze om een sequentiële of chronologische volgorde te beschrijven.Furthermore, the terms first, second, third and the like are used in the description and in the claims to distinguish between similar elements and not necessarily to describe a sequential or chronological order.

De termen zijn onder passende omstandigheden onderling uitwisselbaar en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere sequenties dan hierin beschreven of geïllustreerd toegepast worden.The terms are interchangeable under appropriate circumstances and the embodiments of the invention may be practiced in sequences other than those described or illustrated herein.

Daarenboven worden de termen bovenaan, onderaan, over, onder en dergelijke in de beschrijving en de conclusies gebruikt voor illustratieve doeleinden en niet noodzakelijkerwijze om relatieve posities te beschrijven. De aldus gebruikte termen zijn onder passende omstandigheden onderling uitwisselbaar en de hierin beschrevenIn addition, the terms above, below, over, below and the like in the description and claims are used for illustrative purposes and not necessarily to describe relative positions. The terms so used are interchangeable under appropriate circumstances and those described herein

10 BE2022/5645 uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere oriënteringen dan hierin beschreven of geïllustreerd worden toegepast.BE2022/5645 embodiments of the invention may be applied in other orientations than described or illustrated herein.

Verder dienen de verschillende uitvoeringsvormen, hoewel genoemd als “voorkeursvormen”, eerder te worden opgevat als wijze van voorbeeld waarop de uitvinding kan uitgevoerd worden dan als een beperking van de reikwijdte van de uitvinding.Furthermore, the various embodiments, although referred to as “preferred embodiments,” are to be construed as exemplary modes of embodiment of the invention rather than as a limitation on the scope of the invention.

De term “omvattend”, gebruikt in de conclusies, dient niet geïnterpreteerd te worden als zijnde beperkt tot de erna vermelde middelen of stappen; de term sluit andere elementen of stappen niet uit. De term dient geïnterpreteerd te worden als specificerend voor de aanwezigheid van de genoemde kenmerken, elementen, stappen of componenten waarnaar wordt verwezen, maar sluit de aanwezigheid of de toevoeging van één of meerdere andere kenmerken, elementen, stappen of componenten, of groepen daarvan niet uit. De draagwijdte van de uitdrukking “een inrichting omvattende middelen A enThe term “comprising” used in the claims should not be construed as being limited to the means or steps set forth below; the term does not exclude other elements or steps. The term should be interpreted as specifying the presence of the mentioned features, elements, steps or components referred to, but does not exclude the presence or addition of one or more other features, elements, steps or components, or groups thereof . The scope of the expression “a device comprising means A and

B” dient dus niet te worden beperkt tot inrichtingen die enkel uit de componenten A enB” should therefore not be limited to devices that only consist of components A and

B bestaan. De betekenis is dat met betrekking tot de onderhavige uitvinding alleen de componenten A en B van de inrichting opgesomd worden, en de conclusie dient verder zo geïnterpreteerd te worden dat ze ook equivalenten van deze componenten bevat.B exist. The meaning is that with respect to the present invention only components A and B of the device are listed, and the claim is further construed to also include equivalents of these components.

De in de figuren getoonde weefsels zijn weefsels, of elementen daarvoor, voor gebruik als luizenschort.The fabrics shown in the figures are fabrics, or elements thereof, for use as a lice apron.

Figuren 1 en 2 tonen dwarsdoorsneden doorheen een meerlaags weefsel geschikt voor het vormen van een luizenschort respectievelijk in een opgevouwen staat en een uitgevouwen staat. Het getoonde weefsel strekt zich uit een lengterichting L en een breedterichting B en omvat vier weefsellagen 100, 200, 300, 400 opeenvolgend voorzien in een diepterichting D van het weefsel.Figures 1 and 2 show cross-sections through a multi-layer fabric suitable for forming a lice apron in a folded state and an unfolded state, respectively. The shown fabric extends in a longitudinal direction L and a width direction B and comprises four fabric layers 100, 200, 300, 400 successively provided in a depth direction D of the fabric.

De eerste weefsellaag 100 omvat eerste kettingdraden 110, 110’ die in de lengterichting L lopen en eerste inslagdraden 120, 120’ die in de breedterichting B lopen.The first fabric layer 100 comprises first warp threads 110, 110' running in the longitudinal direction L and first weft threads 120, 120' running in the width direction B.

De inslagdraden 120, 120’ strekken zich in de breedterichting B uit van een vrij eind 130 naar een tegenoverliggend verweven eind 140. De eerste kettingdraden 110, 110° zijn verweven met de eerste inslagdraden 120, 120’ in een patroon dat varieert in de breedterichting B.The weft threads 120, 120' extend in the width direction B from a free end 130 to an opposite interwoven end 140. The first warp threads 110, 110° are interwoven with the first weft threads 120, 120' in a pattern that varies in the width direction b.

Nabij het vrije eind 130 zijn de eerste kettingdraden 110, 110’ en de eerste inslagdraden 120, 120” verweven in een eerste bindingspatroon, bijvoorbeeld een lijnwaadbinding,Near the free end 130, the first warp threads 110, 110' and the first weft threads 120, 120' are interwoven in a first binding pattern, for example a linen wading weave,

11 BE2022/5645 keperbinding of satijnbinding. Nabij het verweven eind 140 zijn de eerste kettingdraden 110, 110’ en de eerste inslagdraden 120, 120’ verweven met kettingdraden en inslagdraden van de tweede weefsellaag 200 in een vijfde bindingspatroon om een eerste verweven gebied 500 te vormen.11 BE2022/5645 twill weave or satin weave. Near the interwoven end 140, the first warp threads 110, 110' and the first weft threads 120, 120' are interwoven with warp threads and weft threads of the second fabric layer 200 in a fifth weave pattern to form a first interwoven region 500.

De laatste weefsellaag, hier de vierde weefsellaag 400, omvat vierde kettingdraden 410, 410’ die in de lengterichting L lopen en vierde inslagdraden 420, 420’ die in de breedterichting B lopen. De inslagdraden 420, 420’ strekken zich in de breedterichtingThe last fabric layer, here the fourth fabric layer 400, comprises fourth warp threads 410, 410' running in the longitudinal direction L and fourth weft threads 420, 420' running in the width direction B. The weft threads 420, 420' extend in the width direction

B uit van een verweven eind 440 naar een tegenoverliggend vrij eind 430. De vierde kettingdraden 410, 410’ zijn verweven met de vierde inslagdraden 420, 420’ in een patroon dat varieert in de breedterichting B. Nabij het verweven eind 130 zijn de vierde kettingdraden 410, 410’ en de vierde inslagdraden 420, 420’ verweven met kettingdraden en inslagdraden van de derde weefsellaag 300 in een zevende bindingspatroon om een derde verweven gebied 700 te vormen. Nabij het vrije eind 430 zijn de vierde kettingdraden 410, 410’ en de vierde inslagdraden 420, 420’ verweven in een vierde bindingspatroon, bijvoorbeeld een lijnwaadbinding, keperbinding of satijnbinding.B extends from an interwoven end 440 to an opposite free end 430. The fourth warp threads 410, 410' are interwoven with the fourth weft threads 420, 420' in a pattern that varies in the width direction B. Near the interwoven end 130 the fourth warp threads are 410, 410' and the fourth weft threads 420, 420' interwoven with warp threads and weft threads of the third fabric layer 300 in a seventh weave pattern to form a third interwoven region 700. Near the free end 430, the fourth warp threads 410, 410' and the fourth weft threads 420, 420' are interwoven in a fourth binding pattern, for example a linen weave, twill weave or satin weave.

De tussenliggende weefsellagen 200, 300 zullen worden beschreven met betrekking tot de in figuren 2 en 3 getoonde uitvoeringsvormen maar de uitvinding is daartoe niet beperkt. Het is denkbaar dat de alternatieve uitvoeringsvormen geen, één of meer dan twee tussenliggende weefsellagen omvat. De tussenliggende weefsellagen zullen hieronder besproken worden aan de hand van de tweede weefsellaag 200 en de derde weefsellaag.The intermediate fabric layers 200, 300 will be described with respect to the embodiments shown in Figures 2 and 3, but the invention is not limited thereto. It is conceivable that the alternative embodiments comprise none, one or more than two intermediate tissue layers. The intermediate fabric layers will be discussed below with reference to the second fabric layer 200 and the third fabric layer.

De tweede weefsellaag 200 omvat tweede kettingdraden 210, 210’ die in de lengterichting L lopen en tweede inslagdraden 220, 220’ die in de breedterichting B lopen. De inslagdraden 220, 220’ strekken zich in de breedterichting B uit van een verweven eind 230 naar een tegenoverliggend ander verweven eind 240. De tweede kettingdraden 210, 210’ zijn verweven met de tweede inslagdraden 220, 220’ in een patroon dat varieert in de breedterichting B.The second fabric layer 200 comprises second warp threads 210, 210' running in the longitudinal direction L and second weft threads 220, 220' running in the width direction B. The weft threads 220, 220' extend in the width direction B from one interwoven end 230 to an opposite other interwoven end 240. The second warp threads 210, 210' are interwoven with the second weft threads 220, 220' in a pattern that varies in the width direction B.

Nabij het ene eind 230 zijn de tweede kettingdraden 210, 210’ en de tweede inslagdraden 220, 220’ verweven met kettingdraden en inslagdraden van de eerste weefsellaag 100 in de vijfde bindingspatroon om een eerste verweven gebied 500 te vormen. Nabij het andere verweven eind 240 zijn de tweede kettingdraden 210, 210’ en de tweede inslagdraden 220, 220’ verweven met kettingdraden en inslagdraden van de derde weefsellaag 200 in een zesde bindingspatroon om een tweede verweven gebied 600 teNear one end 230, the second warp threads 210, 210' and the second weft threads 220, 220' are interwoven with warp threads and weft threads of the first fabric layer 100 in the fifth weave pattern to form a first interwoven region 500. Near the other interwoven end 240, the second warp threads 210, 210' and the second weft threads 220, 220' are interwoven with warp threads and weft threads of the third fabric layer 200 in a sixth weave pattern to form a second interwoven area 600.

12 BE2022/5645 vormen. Tussen de verweven einden 230, 240, zijn de tweede kettingdraden 210, 210’ en de tweede inslagdraden 220, 220’ verweven in een tweede bindingspatroon, bijvoorbeeld een lijnwaadbinding, keperbinding of satijnbinding.12 BE2022/5645. Between the interwoven ends 230, 240, the second warp threads 210, 210' and the second weft threads 220, 220' are interwoven in a second weave pattern, for example a linen weave, twill weave or satin weave.

De derde weefsellaag 300 omvat derde kettingdraden 310, 310’ die in de lengterichtingThe third fabric layer 300 comprises third warp threads 310, 310' running in the longitudinal direction

L lopen en derde inslagdraden 320, 320’ die in de breedterichting B lopen. De inslagdraden 320, 320’ strekken zich in de breedterichting B uit van een verweven eind 330 naar een tegenoverliggend ander verweven eind 340. De derde kettingdraden 310, 310’ zijn verweven met de derde inslagdraden 320, 320’ in een patroon dat varieert in de breedterichting B.L and third weft threads 320, 320' that run in the width direction B. The weft threads 320, 320' extend in the width direction B from one interwoven end 330 to an opposite other interwoven end 340. The third warp threads 310, 310' are interwoven with the third weft threads 320, 320' in a pattern that varies in the width direction B.

Nabij het ene eind 330 zijn de derde kettingdraden 310, 310’ en de derde inslagdraden 320, 320’ verweven met kettingdraden en inslagdraden van de tweede weefsellaag 200 in de zesde bindingspatroon om een tweede verweven gebied 600 te vormen. Nabij het andere verweven eind 340 zijn de derde kettingdraden 310, 310” en de derde inslagdraden 320, 320” verweven met kettingdraden en inslagdraden van de laatste, vierde weefsellaag 300 in een zevende bindingspatroon om een derde verweven gebied 700 te vormen.Near one end 330, the third warp threads 310, 310' and the third weft threads 320, 320' are interwoven with warp threads and weft threads of the second fabric layer 200 in the sixth weave pattern to form a second interwoven region 600. Near the other interwoven end 340, the third warp threads 310, 310" and the third weft threads 320, 320" are interwoven with warp threads and weft threads from the last, fourth fabric layer 300 in a seventh weave pattern to form a third interwoven region 700.

Tussen de verweven einden 330, 340, zijn de derde kettingdraden 310, 310’ en de derde inslagdraden 320, 320’ verweven in een derde bindingspatroon, bijvoorbeeld een lijnwaadbinding, keperbinding of satijnbinding.Between the interwoven ends 330, 340, the third warp threads 310, 310' and the third weft threads 320, 320' are interwoven in a third weave pattern, for example a linen weave, twill weave or satin weave.

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede doorheen het in Figuur 1 getoonde weefsel in een uitgevouwen staat. Het weefsel kan worden geconverteerd tussen een opgevouwen staat waarin de weefsellagen hoofdzakelijk in parallel vlakken liggen en een uitgevouwen staat waarin de weefsellagen hoofdzakelijk in hetzelfde vlak liggen.Figure 2 shows a cross-section through the tissue shown in Figure 1 in an expanded state. The tissue can be converted between a collapsed state in which the tissue layers lie essentially in parallel planes and an expanded state in which the tissue layers lie essentially in the same plane.

Figuren 3A, 3B en 3C tonen een bovenaanzicht van de structuur van een bindingspatroon. Een bindingspatroon bestaat uit een rapport van 8 draden, i.e. een raster bestaande uit 64 velden. De acht verticale kolommen vertegenwoordigen acht aparte kettingdraden naast elkaar en de acht horizontale rijen vertegenwoordigen acht aparte inslagdraden naast elkaar. Een gekleurd veld vertegenwoordigd dat de kettingdraad kruist over de inslagdraad. Een blanco veld vertegenwoordigd dat de inslagdraad kruist over de kettingdraad.Figures 3A, 3B and 3C show a top view of the structure of a bonding pattern. A binding pattern consists of a report of 8 threads, i.e. a grid consisting of 64 fields. The eight vertical columns represent eight separate warp threads next to each other and the eight horizontal rows represent eight separate weft threads next to each other. A colored field represented crossing the warp thread over the weft thread. A blank field represented that crosses the weft thread over the warp thread.

Figuur 3A toont een bindingspatroon P1 dat geschikt is om opeenvolgende weefsellagen 200, 300 aan een links eind 230, 330 met elkaar te verbinden tijdens hetFigure 3A shows a bonding pattern P1 that is suitable for connecting successive tissue layers 200, 300 at a left end 230, 330 during the

13 BE2022/5645 verweven van den ketting- en inslagdraden van de respectieve weefsellagen. Figuur 3C toont een bindingspatroon P3 dat geschikt is om opeenvolgende weefsellagen 100, 200; 300, 400 aan een rechts eind 140, 240; 340, 440 met elkaar te verbinden tijdens het verweven van den ketting- en inslagdraden van de respectieve weefsellagen. Figuur 3C toont een bindingspatroon P2 dat geschikt is als bindingspatroon tussen de verweven einden 230, 240; 330, 340 binnen één enkele weefsellaag. Deze patronen worden herhaald in het weefsel om tot de gewenste breedte b te komen.13 BE2022/5645 interweaving of the warp and weft threads of the respective fabric layers. Figure 3C shows a bonding pattern P3 suitable for connecting successive tissue layers 100, 200; 300, 400 at a right end 140, 240; 340, 440 to each other during interweaving of the warp and weft threads of the respective fabric layers. Figure 3C shows a bonding pattern P2 that is suitable as a bonding pattern between the interwoven ends 230, 240; 330, 340 within a single fabric layer. These patterns are repeated in the fabric to achieve the desired width b.

Figuur 4 toont een perspectief aanzicht van een luizenschort 10 in een zalmkwekerij 1. Onder luizenschort 10 wordt verstaan een rok of afdekking die een bovendeel van het net 30 omringt en sluit om doorstroming van water te voorkomen, of waarbij de luizenschort 10 een gesloten bovendeel van het net 30 vormt om doorstroming van water. De luizenschort kan vloeistofondoorlatend worden gemaakt, waarbij de luizenschort dan kan bestaan uit een strak dekzeil of doek, maar het kan ook zijn dat de luizenschort minstens gedeeltelijk vloeistofdoorlatend kan worden gemaakt, waarbij de luizenschort kan dan een planktonnet of iets dergelijks zijn dat wat water door de luizenmantel laat ontsnappen.Figure 4 shows a perspective view of a lice apron 10 in a salmon farm 1. A lice apron 10 is defined as a skirt or cover that surrounds and closes an upper part of the net 30 to prevent the flow of water, or where the lice apron 10 forms a closed upper part of the net 30. the net 30 forms to allow the flow of water. The lice apron can be made liquid-impermeable, whereby the lice apron can consist of a tight tarpaulin or cloth, but it is also possible that the lice apron can be made at least partially liquid-permeable, whereby the lice apron can then be a plankton net or something similar that allows some water to pass through. allows the lice mantle to escape.

De zalmkwekerij 1 omvat een vlotterkraag 20, waaraan een net 30 is opgehangen voor het kweken van bij voorkeur zalm. Om een bovendeel van het net 30 is een luizenschort 10 aangebracht om doorstroming van water met water dat luizen kan bevatten te voorkomen. Het net 30 kan aan het onderste deel worden voorzien van een bodemring 40 en een gesloten trechtervorm 50 die een uitlaat heeft voor het verwerken van afval.The salmon farm 1 comprises a float collar 20, from which a net 30 is suspended for farming preferably salmon. A lice apron 10 is fitted around an upper part of the net 30 to prevent the flow of water containing water that may contain lice. The net 30 can be provided at the lower part with a bottom ring 40 and a closed funnel shape 50 which has an outlet for processing waste.

De zalmkwekerij 1 steekt boven het wateroppervlak uit en kan door een zogenaamd springnet voorkomen dat de zalm 2 uit de kwekerij ontsnappen. Het verblijf is open voor lucht, maar het verblijf kan worden afgedekt met een zogenaamd vogelnet. De zalmkwekerij kan verder voorzien zijn van een afmeermiddelen en van een zalmvoedersysteem. De zalmkwekerij kan ook voorzien zijn van een luchttoevoerapparaat om perslucht toe te voeren zodanig dat onderin lucht wordt toegevoerd die een opstijgende waterstroom genereert. Het water wordt dan aan de zijkant onder de typische luizenschort binnengelaten, eventueel in de bodem als de vaste bodem niet wordt meegeleverd en het water wordt via de bovenzijde afgevoerd. De luizenschort genereert een pijpeffect dat de waterstroom activeert en voorkomt dat de luizen aan de boven- en zijkant binnendringen.The salmon farm 1 protrudes above the water surface and can prevent the salmon 2 from escaping from the farm using a so-called jumping net. The enclosure is open to air, but the enclosure can be covered with a so-called bird net. The salmon farm can also be equipped with mooring equipment and a salmon feeding system. The salmon farm can also be equipped with an air supply device to supply compressed air in such a way that air is supplied at the bottom that generates a rising water flow. The water is then let in on the side under the typical lice apron, possibly in the bottom if the solid bottom is not included, and the water is drained through the top. The lice apron generates a pipe effect that activates the water flow and prevents the lice from entering from the top and sides.

14 BE2022/564514 BE2022/5645

Lijst met verwijzingstekens 1. Zalmkwekerij 2. Zalm 10. Luizenschort 20. Vlotterkraag 20 30. Net 40. Bodemring 50. Trechtervorm 100, 200, 300, 400. Weefsellagen 110, 210, 310, 410. Kettingdraad 120, 220, 320, 420. Inslagdraad 120”, 220’, 320°, 420’. Inslagdraad 500, 600, 700. Verweven gebieden van de weefsellagenList of reference marks 1. Salmon farm 2. Salmon 10. Lice apron 20. Float collar 20 30. Net 40. Bottom ring 50. Funnel shape 100, 200, 300, 400. Fabric layers 110, 210, 310, 410. Warp thread 120, 220, 320, 420 .Weft thread 120”, 220', 320°, 420'. Weft thread 500, 600, 700. Interwoven areas of the fabric layers

L. LengterichtingL. Longitudinal direction

B. BreedterichtingB. Latitude

D. DiepterichtingD. Depth direction

Claims (12)

15 BE2022/5645 Conclusies15 BE2022/5645 Conclusions 1. Meerlaags weefsel voor gebruik in de aquacultuur van vissen, in het bijzonder voor luizenschorten, omvattende: ten minste twee weefsellagen (100, 200, 300, 400) in een diepterichting (D) van het weefsel, waarbij elke weefsellaag (100, 200, 300, 400) gevormd wordt door kettingdraden (110, 210, 310, 410) die in de lengterichting (L) lopen verweven met inslagdraden (120, 220, 320, 420, 120’, 220°, 320’, 420’die in de breedterichting (B) lopen, waarbij opeenvolgende weefsellagen, door een in de breedterichting B variërend bindingspatroon van het weefsel, afwisselend met elkaar verweven zijn nabij een eerste zijde van het weefsel en los van elkaar zijn nabij een tweede, tegenoverliggende zijde van het weefsel zodanig dat het weefsel kan worden geconverteerd tussen een opgevouwen staat waarin de weefsellagen hoofdzakelijk in parallel vlakken liggen en een uitgevouwen staat waarin de weefsellagen hoofdzakelijk 1n hetzelfde vlak liggen.1. Multi-layer fabric for use in fish aquaculture, in particular for lice skirts, comprising: at least two fabric layers (100, 200, 300, 400) in a depth direction (D) of the fabric, each fabric layer (100, 200 , 300, 400) is formed by warp threads (110, 210, 310, 410) running in the longitudinal direction (L) interwoven with weft threads (120, 220, 320, 420, 120', 220°, 320', 420'which run in the width direction (B), whereby successive fabric layers, through a binding pattern of the fabric varying in the width direction B, are alternately interwoven with each other near a first side of the fabric and are separate from each other near a second, opposite side of the fabric such that the tissue can be converted between a collapsed state in which the tissue layers lie essentially in parallel planes and an expanded state in which the tissue layers lie essentially in the same plane. 2. Weefsel volgens conclusie 1, het in de breedterichting B variërend bindingspatroon omvattende: een eerste bindingspatroon (P1, P3) dat zich uitstrekt vanaf de eerste zijde van het weefsel en waarin de ketting- en inslagdraden van opeenvolgende weefsellagen met elkaar verweven zijn, en voor elke weefsellaag, bindingspatronen (P2) die zich uitstrekken tot het eerste bindingspatroon (P1, P3) en waarin enkel de ketting- en inslagdraden van de respectieve weefsellaag met elkaar verweven zijn.2. Fabric according to claim 1, the binding pattern varying in the width direction B, comprising: a first binding pattern (P1, P3) extending from the first side of the fabric and in which the warp and weft threads of successive fabric layers are interwoven, and for each fabric layer, binding patterns (P2) that extend to the first binding pattern (P1, P3) and in which only the warp and weft threads of the respective fabric layer are interwoven. 3. Weefsel volgens conclusie 1, waarbij het meerlaags weefsel ten minste drie opeenvolgende weefsellagen omvat, waarbij opeenvolgende eerste en tweede weefsellagen, door een eerste bindingspatroon (Pl; P3), met elkaar verweven zijn nabij de eerste zijde van het weefsel en waarbij opeenvolgende eerste en tweede weefsellagen los van elkaar zijn nabij de tweede zijde van het weefsel, en3. Fabric according to claim 1, wherein the multi-layer fabric comprises at least three consecutive fabric layers, wherein successive first and second fabric layers are, by a first bonding pattern (P1; P3), interwoven near the first side of the fabric and wherein successive first and second fabric layers are separate from each other near the second side of the fabric, and 16 BE2022/5645 waarbij opeenvolgende tweede en derde weefsellagen, door een tweede bindingspatroon (P3; Pl, met elkaar verweven zijn nabij de tweede zijde van het weefsel en waarbij opeenvolgende tweede en derde weefsellagen los van elkaar zijn nabij de eerste zijde van het weefsel.16 BE2022/5645 wherein successive second and third fabric layers are interwoven with each other near the second side of the fabric by a second binding pattern (P3; P1) and wherein successive second and third fabric layers are separate from each other near the first side of the fabric. 4. Weefsel volgens conclusie 3, waarbij het eerste bindingspatroon (P1; P3) zich uitstrekt vanaf de eerste zijde van het weefsel en waarin de ketting- en inslagdraden van eerste en tweede weefsellagen met elkaar verweven zijn, waarbij het tweede bindingspatroon (P3; P1) zich uitstrekt vanaf de tweede zijde van het weefsel, en waarin de ketting- en inslagdraden van tweede en derde weefsellagen met elkaar verweven zijn, en waarbij, voor elke weefsellaag, bindingspatronen (P2) zich uitstrekken tussen het vrije eind van de respectieve weefsellaag en het eerste of tweede bindingspatroon (P1, P3) of zich uitstrekken tussen het eerste bindingspatroon (Pl; P3) en het tweede bindingspatroon (P3, P1); en waarin enkel de ketting- en inslagdraden van de respectieve weefsellaag met elkaar verweven zijn.Fabric according to claim 3, wherein the first binding pattern (P1; P3) extends from the first side of the fabric and in which the warp and weft threads of first and second fabric layers are interwoven, wherein the second binding pattern (P3; P1 ) extending from the second side of the fabric, and in which the warp and weft threads of second and third fabric layers are interwoven, and in which, for each fabric layer, bond patterns (P2) extend between the free end of the respective fabric layer and the first or second bonding pattern (P1, P3) or extending between the first bonding pattern (P1; P3) and the second bonding pattern (P3, P1); and in which only the warp and weft threads of the respective fabric layer are interwoven. 5. Weefsel volgens conclusie 3 of conclusie 4, waarbij het meerlaags weefsel ten minste vier weefsellagen omvat, waarbij opeenvolgende derde en vierde weefsellagen, door een derde bindingspatroon (P1; P3), met elkaar verweven zijn nabij de eerste zijde van het weefsel en waarbij opeenvolgende derde en vierde weefsellagen los van elkaar zijn nabij de tweede zijde van het weefsel zodanig dat het weefsel in de opgevouwen staat in een harmonicapatroon gevouwen zijn.5. Fabric according to claim 3 or claim 4, wherein the multi-layer fabric comprises at least four fabric layers, wherein successive third and fourth fabric layers, by a third bonding pattern (P1; P3), are interwoven near the first side of the fabric and wherein successive third and fourth fabric layers are separated from each other near the second side of the fabric such that the fabric in the folded state is folded in an accordion pattern. 6. Weefsel volgens conclusie 5, waarbij het eerste bindingspatroon en het derde bindingspatroon gevormd worden door hetzelfde weefselpatroon.6. Fabric according to claim 5, wherein the first bonding pattern and the third bonding pattern are formed by the same fabric pattern. 7. Weefsel volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij het eerste, tweede en/of derde bindingspatroon minstens 50 keer herhaald is in de breedterichting.Fabric according to any of the preceding claims, wherein the first, second and/or third bonding pattern is repeated at least 50 times in the width direction. 17 BE2022/564517 BE2022/5645 8. Weefsel volgens een van de volgende conclusies, waarbij in de opgevouwen staat elke weefsellaag minimaal 90% overlapt met ten minste een andere weefsellaag van het weefsel.Fabric according to any one of the following claims, wherein in the folded state each fabric layer overlaps at least 90% with at least one other fabric layer of the fabric. 9. Weefsel volgens een van de volgende conclusies, waarbij in de uitgevouwen staat elke weefsellaag maximaal 10% overlapt met ten minste een andere weefsellaag van het weefsel.Fabric according to any one of the following claims, wherein in the unfolded state each fabric layer overlaps a maximum of 10% with at least one other fabric layer of the fabric. 10. Weefsel volgens een van de volgende conclusies, waarbij in de uitgevouwen staat de breedte van het weefsel (b) groter is dan de helft van de som van de breedtes van de lagen van het weefsel, bij voorkeur groter is dan 70% van de som van de breedtes van de lagen van het weefsel, meer bij voorkeur groter is dan 90% van de som van de breedtes van de lagen van het weefsel.Fabric according to any one of the following claims, wherein in the unfolded state the width of the fabric (b) is greater than half of the sum of the widths of the layers of the fabric, preferably greater than 70% of the sum of the widths of the layers of the fabric, more preferably greater than 90% of the sum of the widths of the layers of the fabric. 11. Werkwijze voor het vervaardigen van een meerlaags weefsel voor luizenschorten, bij voorkeur volgens een van de voorafgaande conclusies, omvattende de stappen van: het gelijktijdig weven van: =" een eerste weefsellaag (100) gevormd door eerste kettingdraden (110) die in de lengterichting (L) lopen te verweven met eerste inslagdraden (120, 120”) die in de breedterichting (B) lopen, en =" een tweede weefsellaag (200) gevormd door tweede kettingdraden (210) die in de lengterichting lopen te verweven met tweede inslagdraden (220, 220”) die in de breedterichting lopen, waarbij de eerste en tweede weefsellagen (100, 200), door een in de breedterichting B variërend bindingspatroon van het weefsel, afwisselend met elkaar verweven worden nabij een eerste zijde van het weefsel en vrij gelaten worden nabij een tweede, tegenoverliggende zijde van het weefsel zodanig dat het weefsel kan worden geconverteerd tussen een opgevouwen staat waarin de weefsellagen hoofdzakelijk in parallel vlakken liggen en een uitgevouwen staat waarin de weefsellagen hoofdzakelijk in hetzelfde vlak liggen.Method for manufacturing a multi-layer fabric for lice aprons, preferably according to any one of the preceding claims, comprising the steps of: simultaneously weaving: =" a first fabric layer (100) formed by first warp threads (110) arranged in the lengthwise (L) to be interwoven with first weft threads (120, 120”) running in the widthwise direction (B), and = = a second fabric layer (200) formed by interweaving second warp threads (210) running in the longitudinal direction with second weft threads (220, 220") running in the width direction, whereby the first and second fabric layers (100, 200), by a binding pattern of the fabric varying in the width direction B, are alternately interwoven near a first side of the fabric and are left free near a second, opposite side of the tissue such that the tissue can be converted between a folded state in which the tissue layers lie essentially in parallel planes and an unfolded state in which the tissue layers lie essentially in the same plane. 12. Luizenschort voor een viskwekerij (1), omvattende een meerlaags weefsel volgens een van de volgende conclusies 1-9 of vervaardigd volgens conclusie 10,A lice apron for a fish farm (1), comprising a multi-layer fabric according to any one of the following claims 1-9 or made according to claim 10, 18 BE2022/5645 waarbij het meerlaags weefsel zich in een uitgevouwen staat voorzien wordt waarin de weefsellagen hoofdzakelijk in hetzelfde vlak liggen.18 BE2022/5645 wherein the multi-layer fabric is provided in an expanded state in which the fabric layers lie essentially in the same plane.
BE20225645A 2022-08-18 2022-08-18 MULTI-LAYER TISSUE FOR USE IN FISH AQUACULTURE BE1030787B1 (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20225645A BE1030787B1 (en) 2022-08-18 2022-08-18 MULTI-LAYER TISSUE FOR USE IN FISH AQUACULTURE

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20225645A BE1030787B1 (en) 2022-08-18 2022-08-18 MULTI-LAYER TISSUE FOR USE IN FISH AQUACULTURE

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1030787A1 true BE1030787A1 (en) 2024-03-12
BE1030787B1 BE1030787B1 (en) 2024-03-18

Family

ID=83115491

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20225645A BE1030787B1 (en) 2022-08-18 2022-08-18 MULTI-LAYER TISSUE FOR USE IN FISH AQUACULTURE

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1030787B1 (en)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NO167543B (en) 1989-05-30 1991-08-12 Torstein Hole PROCEDURE AND APPARATUS FOR AA INSULATE THE CONTENT OF A MERE.
WO2013117773A2 (en) 2012-02-09 2013-08-15 Calanus As Device for fish farm cage
WO2017155414A1 (en) 2016-03-07 2017-09-14 Kyrkjebø Jan Erik Fish farm, and method for delousing in a fish farm
WO2019022615A1 (en) 2017-07-24 2019-01-31 Selstad As Fish farm enclosure
WO2019034694A1 (en) 2017-08-15 2019-02-21 Brisk Safety As Device for a farm cage for fish
WO2019045573A1 (en) 2017-09-04 2019-03-07 Mohn Drilling A/S Fish farm and method for supply of air and circulation of water in a fish farm

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2041841A (en) * 1934-05-26 1936-05-26 Lanz Adolf Method of producing fabrics of multiple loom width
JPH04185736A (en) * 1990-11-10 1992-07-02 Atsusato Kitamura Production of extremely wide woven fabric
KR102102049B1 (en) * 2018-09-14 2020-04-20 서용교 Fabric connect width to wide and manufacturing method thereof
GB202020631D0 (en) * 2020-12-24 2021-02-10 Bett Andrew Gordon Towgood Aquaculture System

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NO167543B (en) 1989-05-30 1991-08-12 Torstein Hole PROCEDURE AND APPARATUS FOR AA INSULATE THE CONTENT OF A MERE.
WO2013117773A2 (en) 2012-02-09 2013-08-15 Calanus As Device for fish farm cage
WO2017155414A1 (en) 2016-03-07 2017-09-14 Kyrkjebø Jan Erik Fish farm, and method for delousing in a fish farm
WO2019022615A1 (en) 2017-07-24 2019-01-31 Selstad As Fish farm enclosure
WO2019034694A1 (en) 2017-08-15 2019-02-21 Brisk Safety As Device for a farm cage for fish
WO2019045573A1 (en) 2017-09-04 2019-03-07 Mohn Drilling A/S Fish farm and method for supply of air and circulation of water in a fish farm

Also Published As

Publication number Publication date
BE1030787B1 (en) 2024-03-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP6902030B2 (en) Floating and underwater hermetically-contained aquaculture farming and methods for raising fish
Hagen Destructive grazing of kelp beds by sea urchins in Vestfjorden, northern Norway
KR101921386B1 (en) the Young of fishes protective device for Inverted fish trap
CA2853658C (en) Device for a fish farming net cage and a method of reducing exposure of farmed fish to pathogenic plankton upon use thereof
RU2399202C2 (en) Method for breeding aquatic animals
KR101947328B1 (en) Storage device for free-floating eggs
CN109220904A (en) The breeding of oriental cherry Thailand lion goldfish and selection
JP2007236359A (en) Oviposition container for mosquito
James Hatchery and culture technology for the sea cucumber Holothuria scabra Jaeger, in India
BE1030787B1 (en) MULTI-LAYER TISSUE FOR USE IN FISH AQUACULTURE
Arockiaraj et al. Early development of a threatened freshwater catfish Mystus montanus (Jerdon)
KR101750976B1 (en) Breeding and Farming cage for superior live crabs
CN101692795A (en) Method for culturing crabs in seawater by using breeding cage
DK178704B1 (en) Trawl
JP3669968B2 (en) Aquaculture equipment and method of use
Sahavacharin et al. Hatchery techniques for tropical bivalve molluscs
CN105850942A (en) Trapping device of cladoceran insects in crab pond and method of trapping device
JP2011055767A (en) Laying material for larvae bed
KR102662888B1 (en) Automatic hatching device for salmon fertilized eggs
KR102475512B1 (en) Method for Stimulating Maturation of Cardina denticulata
JP3875195B2 (en) Blue squid spawn
KR200317180Y1 (en) turnnel-like artificial reef constructed as circular cylinder with hole in side of it
Akatsu et al. Spawning behavior and development of eggs and larvae of the Striped Fingerfish, Monodactylus sebae
JPH01225428A (en) Fish reef having mesh of three-dimensional net
NO20180546A1 (en) Artificial hiding place for cleaner fish

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20240318