BE1030495B1 - Een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering omvattende de kabelverankering en een montagewerkwijze - Google Patents

Een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering omvattende de kabelverankering en een montagewerkwijze Download PDF

Info

Publication number
BE1030495B1
BE1030495B1 BE20225328A BE202205328A BE1030495B1 BE 1030495 B1 BE1030495 B1 BE 1030495B1 BE 20225328 A BE20225328 A BE 20225328A BE 202205328 A BE202205328 A BE 202205328A BE 1030495 B1 BE1030495 B1 BE 1030495B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
cable
worm gear
pulley
bobbin
motorized non
Prior art date
Application number
BE20225328A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1030495A1 (nl
Inventor
John Urbain Houfflyn
Sofie Rumbaut
John Peter Meinster
Original Assignee
Renson Sunprotection Screens
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Renson Sunprotection Screens filed Critical Renson Sunprotection Screens
Priority to BE20225328A priority Critical patent/BE1030495B1/nl
Priority to PCT/IB2023/054423 priority patent/WO2023214268A1/en
Publication of BE1030495A1 publication Critical patent/BE1030495A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1030495B1 publication Critical patent/BE1030495B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B9/00Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
    • E06B9/56Operating, guiding or securing devices or arrangements for roll-type closures; Spring drums; Tape drums; Counterweighting arrangements therefor
    • E06B9/62Counterweighting arrangements
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F10/00Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins
    • E04F10/02Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins
    • E04F10/06Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building
    • E04F10/0644Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building with mechanisms for unrolling or balancing the blind
    • E04F10/0655Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building with mechanisms for unrolling or balancing the blind acting on the movable end, e.g. front bar
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F10/00Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins
    • E04F10/02Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins
    • E04F10/06Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building
    • E04F10/0607Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building with guiding-sections for supporting the movable end of the blind

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Operating, Guiding And Securing Of Roll- Type Closing Members (AREA)
  • Blinds (AREA)

Abstract

Een kabelverankering voor een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering. De kabelverankering omvat: een frame (52) met een ingangsopening (54) voor het ontvangen van een kabeluiteinde; een bobijn (56) voor het daarop winden van het kabeluiteinde; een wormwiel (58) vast bevestigd aan de bobijn; en een worm (60) bevestigd op het frame en aangrijpend in het wormwiel, waarbij de worm en het wormwiel samen een zelfremmende wormwielreductor vormen. Een zelfremmende wormwielreductor is slechts minimaal verdraaibaar onder belasting. Door het kabeluiteinde op een bobijn te winden, die zelf vast bevestigd is aan het wormwiel, is het kabeluiteinde vast verbonden met de zelfremmende wormwielreductor. Een dynamische belasting (bv. tijdens het oprollen of afrollen) op de spankabel heeft, door de zelfremmende wormwielreductor, geen gevolg voor de bobijn. De kabelverankering volgens de onderhavige uitvinding heeft derhalve geen of slechts een minimale slijtage op de spankabel.

Description

4 BE2022/5328
Een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering omvattende de kabelverankering en een montagewerkwijze.
Technisch vakgebied
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering omvattende een kabelverankering. De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het monteren van een kabelverankering in een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering en op een werkwijze voor het vervangen van een bestaande dergelijke kabelverankering in een gemotoriseerde niet- verticale doekzonnewering.
Stand der techniek
Gemotoriseerde niet-verticale doekzonneweringen worden doorgaans opgesteld om een specifieke plaats af te schermen van zonlicht. Zo worden dergelijke doekzonneweringen vaak opgesteld bij woningen, restaurants, winkels, etc. om een raam, dakraam, veranda, terras, of dergelijke af te schermen van zonnestralen. Dergelijke doekzonneweringen omvatten een doek (ook aangeduid met de term “scherm”) dat aan zijn onderzijde voorzien is van een onderlat. Bij een verticaal opgestelde doekzonnewering zorgt een bijkomende verzwaring van de onderlat (typisch minstens 10 kg per 3 meter schermbreedte), als gevolg van de zwaartekracht, voor een spanning op het doek.
Echter, bij niet-verticale doekzonneweringen, is een doekspanning via zwaartekracht niet mogelijk en wordt er gebruik gemaakt van een afzonderlijk spansysteem. Als een scherm niet in een in wezen verticaal vlak kan worden opgerold en naar beneden kan worden gerold, zorgt zo'n spansysteem er ook voor dat de onderste lat naar buiten kan worden geduwd. Een dergelijk spansysteem helpt om te voorkomen dat een scherm overmatig beweegt of klappert of beschadigd raakt door wind.
Bovendien voorkomt een dergelijk spansysteem dat een scherm, dat
D BE2022/5328 bijvoorbeeld op een helling naar een raam is gemonteerd of dat als dak van een terrasoverkapping zonder beglazing is aangebracht, onder zijn eigen gewicht verzakt en tegen het raam of in de terrasoverkapping komt.
Een schematisch voorbeeld van een bekend spansysteem in een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering is getoond in figuur 1. De doekzonnewering omvat een onderlat 1 verbonden met een scherm (niet getoond), welke onderlat 1 aan weerszijden geleid is in een zijgeleider 2.
Het spansysteem omvat een spankabel 3 (ook aangeduid met de term “spanstrip”). Het ene uiteinde van de spankabel 3 van een dergelijk spansysteem loopt op een wiel (ook aangeduid met de term “bobijn”) dat aan het uiteinde van de schermrol is gemonteerd. Wanneer het scherm wordt opgerold, rolt de spankabel 3 op dit wiel. Wanneer het scherm naar beneden wordt gerold, wordt de spankabel 3 afgerold. De spankabel 3 wordt vervolgens geleid via geleidingswielen 4 (ook aangeduid met de term “katrol”) tot nabij een uiteinde van de onderlat 1 waar een kabelverankering 5 is voorzien waarin het ander uiteinde van de spankabel 3 verankerd is door dit uiteinde vast te klemmen in de kabelverankering 5. De spankabel 3 wordt verder onder spanning gehouden door middel van bijvoorbeeld een veersysteem 6. Op deze manier houdt zo'n spansysteem het scherm gespannen in zowel de oprolrichting als de afrolrichting.
Op heden wordt gebruikt gemaakt van een specifiek type spankabel, namelijk een kabel omvattende een kern van vooraf uitgerokken parallelle Dyneema strengen omgeven door een geweven mantel. Zo’n kabel is flexibel genoeg zodat de scherpe bochten van de katrollen mogelijk zijn en tevens voldoende sterk om niet uit te rekken bij een langdurige belasting.
Een probleem met het huidige spansysteem is de kabelverankering in de onderlat. Tijdens het oprollen en het afrollen is er namelijk een dynamische belasting van de spankabel 3, onder meer als gevolg van het veersysteem 6. Deze dynamische belasting zorgt voor kleine, maar frequente, heen en weer verschuivingen van het kabeluiteinde dat
3 BE2022/5328 geklemd zit in de kabelverankering 5. Hierdoor treedt er slijtage op van de geweven mantel. Na verloop van tijd ontrafelt de geweven mantel lokaal bij de kabelverankering waardoor de spankabel 3 breekt en het spansysteem niet meer operationeel is.
Beschrijving van de uitvinding
Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een verbeterde kabelverankering voor een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering te voorzien.
Dit doel wordt bereikt door een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering omvattende: een frame voorzien van een behuizing, een eerste zijgeleider en een tweede zijgeleider; een doekrol die draaibaar bevestigd is in de behuizing; een doek die aan één uiteinde vast bevestigd is aan de doekrol, waarbij het doek oprolbaar en afrolbaar is van de doekrol; een onderlat vast bevestigd aan een tweede uiteinde van het doek, welk tweede uiteinde zich tegenover genoemd eerste uiteinde bevindt, waarbij de onderlat een eerste uiteinde en een tweede uiteinde heeft die elk geleid zijn in één van genoemde zijgeleiders; en een spansysteem voor het onder spanning houden van het doek, welk spansysteem omvat: een eerste kabel die zich uitstrekt tussen een eerste uiteinde en een tweede uiteinde; een eerste bobijn gepositioneerd in de behuizing en waaraan het eerste uiteinde van de eerste kabel bevestigd is, waarbij de eerste kabel oprolbaar en afrolbaar is van de eerste bobijn; een eerste kabelverankering vast bevestigd binnenin de onderlat en waarmee het tweede uiteinde van de eerste kabel verankerd is; een tweede kabel die zich uitstrekt tussen een eerste uiteinde en een tweede uiteinde; een tweede bobijn gepositioneerd in de behuizing tegenover de eerste bobijn en waaraan het eerste uiteinde van de tweede kabel bevestigd is, waarbij de tweede kabel oprolbaar en afrolbaar is van de tweede bobijn; en een tweede kabelverankering vast bevestigd binnenin de onderlat en waarmee het tweede uiteinde van de tweede kabel
4 BE2022/5328 verankerd is, waarbij elke kabelverankering omvat: een frame geplaatst in de onderlat van de gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering, welk frame een ingangsopening heeft geconfigureerd voor het ontvangen van een kabeluiteinde van een respectieve van genoemde kabels; een bobijn draaibaar bevestigd op het frame en geconfigureerd voor het daarop winden van genoemd kabeluiteinde; een wormwiel vast bevestigd aan de bobijn; en een worm bevestigd op het frame en aangrijpend in het wormwiel, waarbij de worm en het wormwiel samen een zelfremmende wormwielreductor vormen.
Een zelfremmende wormwielreductor is niet (of slechts minimaal) verdraaibaar onder een belasting. Of een wormwielreductor zelfremmend is of niet is afhankelijk, o.a., van de hellingshoek van een schroefdraad, de wrijvingscoëfficiënt van de vertanding en de wrijvingshoek. De vakman is verondersteld vertrouwd te zijn met een wormwielreductor en het al dan niet zelfremmend zijn. Door het kabeluiteinde op een bobijn te winden, die zelf vast bevestigd is aan het wormwiel, is het kabeluiteinde vast verbonden met de zelfremmende wormwielreductor. Een dynamische belasting (bv. tijdens het oprollen of afrollen) op de kabel heeft, door de zelfremmende wormwielreductor, geen gevolg voor de bobijn. Met andere woorden, de bobijn ondergaat geen draaiing door de dynamische belasting en er is dus geen slijtage mogelijk van de spankabel. Daarenboven, zelfs bij een kleine verdraaiing van de bobijn, bv. door een minimale draaiing van de wormwielreductor, is het enige gevolg het deels oprollen of afrollen van de kabel op de bobijn. Een dergelijke beweging heeft ook geen of slechts minimale slijtage op de spankabel. De kabelverankering volgens de onderhavige uitvinding heeft derhalve geen of slechts een minimale slijtage op de spankabel hetgeen een verbetering is ten opzichte van de huidige kabelverankering op basis van het klemmen van een kabeldeel.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding heeft de worm een schroefdraad met een hellingshoek die ten hoogste 3°, bij voorkeur ten hoogste 2°, en meer bij voorkeur ten hoogste 1°, bedraagt.
Een dergelijke hellingshoek resulteert in een statisch en dynamisch zelfrfemmende wormwielreductor waardoor tijdens het oprollen en afrollen van het scherm er geen draaiing is van de bobijn. Een hellingshoek die ten hoogste 1° bedraagt is verder voordelig omdat de wormwielreductor dan 5 volledig zelfremmend is zelfs in aanwezigheid van trillingen.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding heeft het wormwiel een steekcirkeldiameter die hoogstens 25 mm, in het bijzonder hoogstens 20 mm, meer in het bijzonder hoogstens 17 mm, en meest in het bijzonder hoogstens 13 mm, bedraagt. Dit laat toe om de kabelverankering te plaatsen in de standaardmaten van een onderlat.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding heeft het wormwiel een buitendiameter die hoogstens 35 mm, in het bijzonder hoogstens 30 mm, meer in het bijzonder hoogstens 25 mm, en meest in het bijzonder hoogstens 22 mm, bedraagt. Dit laat toe om de kabelverankering te plaatsen in de standaardmaten van een onderlat.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding heeft de worm een schroefdraad met een buitendiameter die hoogstens 25 mm, in het bijzonder hoogstens 20 mm, meer in het bijzonder hoogstens 17 mm, en meest in het bijzonder hoogstens 14 mm, bedraagt. Dit laat toe om de kabelverankering te plaatsen in de standaardmaten van een onderlat.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat het spansysteem verder: een eerste geleiding voor het geleiden van de eerste kabel vanuit de behuizing naar de onderlat doorheen de eerste zijgeleider via het eerste uiteinde van de onderlat; en een tweede geleiding voor het geleiden van de tweede kabel vanuit de behuizing naar de onderlat doorheen de tweede zijgeleider via het tweede uiteinde van de onderlat.
Bij voorkeur omvat elke geleiding: een eerste katrol binnenin de respectieve zijgeleider nabij een uiteinde daarvan, welk uiteinde zich tegenover de behuizing bevindt; een tweede katrol binnenin de onderlat nabij een respectief uiteinde daarvan; en een derde katrol binnenin de onderlat. Bij verdere voorkeur omvat het spansysteem verder één of
6 BE2022/5328 meerdere spanelementen die de derde katrol van de eerste geleiding wegtrekt van het eerste uiteinde van de onderlat en die de derde katrol van de tweede geleiding wegtrekt van het tweede uiteinde van de onderlat. In het bijzonder zijn genoemde één of meerdere spanelementen gevormd door een veerelement, in het bijzonder een trekveer, dat de derde katrol van de eerste geleiding en de derde katrol van de tweede geleiding met elkaar verbindt. Bij voorkeur bevindt de eerste kabelverankering zich tussen de tweede katrol en de derde katrol van de eerste geleiding en de tweede kabelverankering tussen de tweede katrol en de derde katrol van de tweede geleiding.
Dergelijke geleidingen laten toe om de spankabels geheel aan het zicht te onttrekken. Het gebruik van drie katrollen in de beschreven posities laat toe om elke positie tussen de zijgeleiders in te stellen als eindpositie voor het scherm in zijn geopende toestand. Daarenboven zorgt de spanning op de kabels voor het onderling naar elkaar trekken van de eerste en tweede katrollen zodat de onderlat weg wordt getrokken van de behuizing. Het gebruik van veerelementen om de derde katrollen met elkaar te verbinden is daarenboven een efficiënte manier om beide spankabels onder dezelfde spanning te houden. Het plaatsen van de kabelverankeringen tussen de tweede en derde katrol van hun respectieve geleiding is verder voordelig omdat de kabeluiteinden op die manier zich aan een andere kant bevinden van de derde katrol dan de spanelementen die typisch centraal in de onderlat zitten.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat elke kabel een kern die omgeven is door een geweven mantel. De kern is bij voorkeur gevormd door een veelheid aan parallelle strengen die bij verdere voorkeur vooraf uitgerekt zijn. De strengen zijn bij voorkeur vervaardigd uit een kunststofvezel, in het bijzonder een kunststofvezel op basis van polyetheen, meer in het bijzonder ultra hoog moleculair gewicht polyetheen. Dergelijke kabels zijn op zichzelf bekend en blijken uitermate geschikt voor de huidige toepassing gezien hun flexibiliteit enerzijds, wat
7 BE2022/5328 toelaat om deze doorheen de zijgeleiders en onderlat te plaatsen, en hun sterkte waardoor deze niet uitrekken onder langdurige statische en frequente dynamische belasting.
Het doel van de uitvinding wordt tevens bereikt door een werkwijze voor het monteren van een kabelverankering zoals hierboven beschreven in een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering, de werkwijze omvattende: het vastzetten van het frame in een onderlat van de gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering; het steken van een kabeluiteinde van een kabel doorheen de ingangsopening en het vastmaken daarvan aan de bobijn; en het draaien van de worm voor het aanspannen van de kabel.
De werkwijze resulteert in een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering voorzien van de hierboven beschreven kabelverankeringen en bereikt derhalve dezelfde voordelen, in het bijzonder de geringe of niet-bestaande slijtage van de (span)kabels in de kabelverankering. Daarenboven is het mogelijk om deze werkwijze door één persoon te laten uitvoeren, hetgeen niet mogelijk is bij de bestaande systemen. Daar is namelijk altijd een tweede persoon nodig om de zware onderlat te ondersteunen, in het bijzonder nabij de gewenste eindpositie, terwijl de eerste persoon het systeem onder spanning plaatst. De huidige kabelverankering laat toe om de onderlat onderaan de geleiders te laten steunen en door het verdraaien van de worm zowel de gewenste eindpositie van de onderlat te bepalen als het spansysteem op te spannen.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat de werkwijze voorafgaand: het ontspannen van een kabel in de gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering; het losmaken van een kabeluiteinde van de kabel uit een bestaande kabelverankering; en het verwijderen van de bestaande kabelverankering uit een onderlat van de gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering. Dit laat toe om een bestaande kabelverankering in een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering te vervangen door een kabelverankering zoals
8 BE2022/5328 hierboven beschreven.
Korte beschrijving van de tekeningen
De uitvinding zal hierna verder in detail worden verklaard aan de hand van de volgende beschrijving en van de bijgevoegde tekeningen.
Figuur 1 toont een schematische weergave van een bekend spansysteem in een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering.
Figuur 2 toont een schematische weergave van een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering volgens de onderhavige uitvinding.
Figuur 3 toont een schematische weergave van een spansysteem volgens de onderhavige uitvinding.
Figuur 4 toont een perspectiefaanzicht van een kabelverankering volgens de onderhavige uitvinding.
Figuur 5 toont een uiteengenomen zicht van de kabelverankering van figuur 4.
Uitvoeringsvormen van de uitvinding
De onderhavige uitvinding zal hierna beschreven worden aan de hand van welbepaalde uitvoeringsvormen en onder verwijzing naar bepaalde tekeningen, doch de uitvinding is daar niet toe beperkt en wordt enkel gedefinieerd door de conclusies. De hier weergegeven tekeningen zijn enkel schematische weergaven en zijn niet beperkend. In de tekeningen kunnen de afmetingen van bepaalde onderdelen vergroot zijn weergegeven, wat betekent dat de onderdelen in kwestie dus niet op schaal zijn weergegeven, en dit enkel voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en de relatieve afmetingen komen niet noodzakelijkerwijze overeen met de werkelijke praktijkuitvoeringen van de uitvinding.
Daarenboven worden termen zoals “eerste”, “tweede”, “derde”, en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om een onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijkerwijze om een sequentiële of chronologische volgorde aan te
9 BE2022/5328 geven. De termen in kwestie zijn onderling verwisselbaar in de daarvoor geschikte omstandigheden, en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere volgorden werken dan deze die hier worden beschreven of geïllustreerd.
Bovendien worden termen zoals “top”, “bodem”, “boven”, “onder”, “inks”, “rechts”, en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt voor beschrijvende doeleinden. De aldus gebruikte termen zijn onderling verwisselbaar in de daarvoor geschikte omstandigheden, en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere oriëntaties werken dan deze die hier worden beschreven of geïllustreerd.
De term “omvattende” en afgeleide termen, zoals die gebruikt worden in de conclusies, moet of moeten niet geïnterpreteerd worden als beperkt zijnde tot de middelen die telkens daarna vermeld worden; de term sluit andere elementen of stappen niet uit. De term moet geïnterpreteerd worden als een specificatie van de vermelde eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten waarnaar wordt verwezen, zonder dat evenwel de aanwezigheid of het toevoegen wordt uitgesloten van een of meer bijkomende eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten, of groepen daarvan. De reikwijdte van een uitdrukking zoals “een inrichting omvattende de middelen A en B” is dan ook niet enkel beperkt tot inrichtingen die zuiver bestaan uit componenten A en B. Wat er daarentegen bedoeld wordt, is dat, voor wat betreft de onderhavige uitvinding, de enige relevante componenten A en B zijn.
De term “nagenoeg” omvat variaties van +/- 10% of minder, bij voorkeur +/-5% of minder, meer bij voorkeur +/-1% of minder, en meer nog bij voorkeur +/-0.1% of minder, van de gespecificeerde toestand, in zo ver de variaties van toepassing zijn om te functioneren in de onderhavige uitvinding. Het dient te worden verstaan dat de term “nagenoeg A” bedoeld is om ook “A” te omvatten.
Figuur 2 illustreert een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering 10 volgens de onderhavige uitvinding. De
10 BE2022/5328 doekzonnewering 10 omvat een frame gevormd door een behuizing 12, een linkse zijgeleider 14 en een rechtse zijgeleider 16. De zijgeleiders 14, 16 dienen, 0.4., voor het geleiden van een onderlat 18. Deze elementen (i.e. de behuizing 12, de zijgeleiders 14, 16 en de onderlat 18) zijn typisch vervaardigd uit een rigide materiaal. Dit kan bijvoorbeeld aluminium zijn.
Aluminium heeft veel voordelen als materiaal, het is namelijk tegelijk robuust en licht, goed bestand tegen slechte weersomstandigheden en vereist weinig onderhoud. Andere materialen zijn echter ook geschikt en de voor- of nadelen ervan zijn verondersteld gekend te zijn door de vakman. Deze verschillende elementen kunnen met behulp van verschillende technieken geproduceerd worden afhankelijk van het materiaal, waaronder extruderen, frezen, zetten, gieten, lassen, enzovoort.
De gepaste productietechniek wordt verondersteld gekend te zijn door de vakman. Bij voorkeur worden deze elementen vervaardigd door middel van een extrusieproces. Deze elementen zijn typisch hol uitgevoerd en later daardoor toe om verschillende andere componenten daarin te plaatsen en deze zo aan het zicht te onttrekken. Het frame is typisch geplaatst op een bestaande structuur, bijvoorbeeld aan de buitenzijde van een raam of als dakinvulling van een terrasoverkapping.
De gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering 10 omvat verder een scherm of doek 20 die zich uitstrekt tussen de zijgeleiders 14, 16. De linkse en rechtse zijde van het scherm 20 zijn bij voorkeur ook geleid in een overeenkomstige zijgeleider 14, 16 en daartussen gespannen, bijvoorbeeld door een ritssysteem. Het scherm 20 is oprolbaar en afrolbaar bevestigd op een schermrol (niet getoond) die zich binnenin de behuizing 12 bevindt. Aan het uiteinde van het scherm 20 tegenover de schermrol is de onderlat 18 bevestigd. Een motor (niet getoond) is tevens voorzien voor het aandrijven van de schermrol. In de opgerolde toestand van het scherm 20 bevindt dit zich nagenoeg geheel in de behuizing.
Figuur 2 illustreert de (gedeeltelijk) afgerolde toestand van het scherm 20.
Het scherm 6a doet voornamelijk dienst als zonnescherm. Het scherm 20
11 BE2022/5328 kan uit verschillende materialen worden gemaakt, zoals op basis kunststof, bijvoorbeeld polyester of polymethylmethacrylaat (PMMA) of glasvezel en kan vervaardigd worden door middel van verschillende technieken. De vakman is verondersteld vertrouwd te zijn met de mogelijke materialen en vervaardigingswijzen van schermen.
Voor het onder spanning houden van het scherm 20 is een spansysteem voorzien. In de getoonde uitvoering omvat dit spansysteem een linkse kabel 26 en een rechtse kabel 28. De kabels 26, 28 strekken zich uit tussen een eerste uiteinde 26a, 28a in de behuizing 12 en een tweede uiteinde 26b, 28b in de onderlat 18. Voor de geleiding van de kabels zijn verschillende elementen voorzien. Specifiek is een wiel (of bobijn) 22, 24 voorzien aan tegenoverliggende uiteinden van de behuizing 12 waarop het eerste uiteinde 26a, 28a is gewikkeld. Typisch zijn deze wielen 22, 24 vast bevestigd op de schermrol en dus ook aangedreven door de motor. In elke schermgeleider 14, 16 is een eerste katrol 30, 32 voorzien, in het bijzonder aan het uiteinde van de schermgeleiders 14, 16 dat zich tegenover de behuizing 12 bevindt. Er zijn verder twee katrollen 34, 36 voorzien aan tegenoverliggende uiteinden van de onderlat 18 die de kabel 26, 28 geleiden van de schermgeleider 14, 16 naar de onderlat 18. In de onderlat 18, in het bijzonder in een middelste gedeelte daarvan, zijn nog twee katrollen 38, 40 waarover de kabel 26, 28 loopt. Op deze manier strekt elke kabel 26, 28 zich uit vanaf hun wiel 22, 24 doorheen de schermgeleider 14, 16 over de eerste katrol 30, 32 tot in de onderlat 18 via de tweede katrol 34, 36 om via de derde katrol 38, 40 te eindigen bij een verankering 42, 44. De kabelverankering 42, 44 is verder onder verwijzing naar figuren 3 tot 5 in meer detail beschreven.
Het spansysteem omvat verder een spanelement 45 die elke kabel 26, 28 onder een gewenste spanning houdt. Door de kabels 26, 28 onder spanning te houden wordt de onderlat 18 weg geduwd van de behuizing 12. Dit komt in het bijzonder door de plaatsing van de verschillende katrollen 30, 32, 34, 36 die door de spanning op de kabels 26, 28 een naar
19 BE2022/5328 elkaar gerichte kracht ondergaan. Op deze manier is het doek 20 altijd strak gespannen. Algemeen dient het spanelement 45 te zorgen dat katrol 38 een kracht ondergaat die weg gericht is van katrol 34 en idem voor katrol 40 die een kracht ondergaat die weg gericht is van katrol 36. Dit kan op een eenvoudige manier worden bekomen door de katrollen 38, 40 door middel van één of meerdere trekveren met elkaar te verbinden. In de getoonde uitvoering is gebruik gemaakt van twee trekveren 46, 48 die verbonden zijn met elkaar via verbinding 50. Op deze manier zijn beide kabels 26, 28 ook aan éénzelfde spanning onderhevig. Het dient duidelijk te zijn dat ook gebruik kan maken van één trekveer die beide katrollen 38, 40 direct met elkaar verbindt. Het gebruik van een trekveer, het aantal veerelementen, hun sterkte, enz. zijn afhankelijk van de gewenste spanning op de kabels en is gekend verondersteld door de vakman.
Alhoewel er verschillende mogelijkheden zijn qua type kabels 26, 28, dient wel rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat de kabels 26, 28 bedoeld zijn om continu onder spanning te staan. Met andere woorden, de kabels 26, 28 zijn liefst vooraf uitgerokken om latere uitrekking te vermijden. Daarenboven dienen de kabels 26, 28 voldoende flexibel te zijn om de scherpe 180° bochten over de verschillende katrollen te maken.
In de getoonde uitvoering wordt gebruik gemaakt van kabels 26, 28 die een kern hebben omgeven door een gewoven mantel. De kern zorgt voor de nodige eigenschappen van de kabels 26, 28 en de gewoven mantel dient voor het samenhouden van de kern. De kern omvat typisch parallelle strengen die vooraf zijn uitgerokken. De strengen kunnen vervaardigd zijn uit een kunststofvezel, in het bijzonder een kunststofvezel op basis van polyetheen, meer in het bijzonder ultra hoog moleculair gewicht polyetheen, zoals Dyneema.
De kabelverankering 42, 44 volgens de onderhavige uitvinding zal worden beschreven onder verwijzing naar figuren 3 tot 5. Figuren 4 en 5 tonen de kabelverankering 42, 44 op zichzelf, terwijl figuur 3 de gemonteerde toestand in een onderlat 18 toont.
13 BE2022/5328
De kabelverankering 42, 44 volgens de onderhavige uitvinding omvat een frame 52 dat vast bevestigd is in de onderlat 18. In de getoonde uitvoering wordt dit gerealiseerd door bouten of schroeven die geplaatst zijn doorheen daartoe voorziene openingen 62, 64 en vast bevestigd zijn in de onderlat 18. Het frame 52 omvat verder een ingangsopening 54 waardoor het kabeluiteinde 26b, 28b wordt geplaatst. De kabelverankering 42, 44 omvat verder een bobijn 56 waarop het kabeluiteinde 26b, 28b vast bevestigd en gewikkeld zit. De kabelverankering 42, 44 omvat verder een zelfrfemmende wormwielreductor omvattende een wormwiel 58 en een worm 60. De bobijn 56 en het wormwiel 58 zitten vast op elkaar en zijn in de getoonde uitvoering integraal vervaardigd. De bobijn 56 en het wormwiel 58 zitten op éénzelfde as 57 die draaibaar op het frame 52 is bevestigd. In het bijzonder zitten de uiteinden van de as 57 in daartoe voorziene uitsparingen 68 in het frame 52. Natuurlijk dienen de bobijn 56 en het wormwiel 58 niet integraal vervaardigd te zijn of kunnen deze op verschillende assen geplaatst. Verder kunnen ook één of meerdere elementen voorzien zijn tussen de bobijn 56 en het wormwiel 58. Cruciaal is dat de bobijn 56 en het wormwiel 58 niet afzonderlijk van elkaar kunnen draaien. Het wormwiel 58 heeft een vertanding 74 die aangrijpt in een schroefdraad 72 voorzien op de worm 60. Door het gebruik van een zelfrfemmende wormwielreductor is er geen (of slechts minimale) draaiing van de bobijn 56 tijdens het oprollen en afrollen van het scherm 20, welke actie typisch een dynamische belasting op de kabels 26, 28 uitoefent.
Aangezien het kabeluiteinde 26b, 28b te gewonden zit op de bobijn 56 is er dus (nauwelijks) geen slijtage ten gevolge van de dynamische belasting.
In de getoonde uitvoeringsvorm is de wormwielreductor zelfrfemmend door de hellingshoek van de schroefdraad 72 (i.e. de hoek die de schroefdraad maakt en opzichte van een vlak loodrecht op de langsrichting van de worm 60; deze hoek is gelijk aan het complement van de helix hoek) voldoende klein te maken. Bij voorkeur is deze lager dan 3° zodat er zowel statische als dynamische zelfremmendheid en bij verdere
14 BE2022/5328 voorkeur is deze hoek kleiner dan 1° zodat er zelfs in de aanwezigheid van trilling sprake is van statische en dynamische zelfrfemmendheid. De vakman is bekend met andere manieren om een wormwielreductor zelfremmend te maken, bijvoorbeeld door de wrijvingshoek van de wormwielreductor voldoende klein te maken.
In de getoonde uitvoering bedraagt de buitendiameter van de vertanding 74 tussen 21 en 22 mm, bedraagt de buitendiameter van de schroefdraad 72 tussen 13 en 14 mm en bedraagt de steekcirkeldiameter van de schroefdraad 72 tussen 12 en 13 mm. Echter, zoals hierboven beschreven, zijn andere dimensies mogelijk zolang deze toelaten om de kabelverankering 42, 44 (wiens dimensie voornamelijk bepaald is door de wormwielreductor) te plaatsen in (de standaardmaten van) een onderlat 18.
Voor het plaatsen van een kabelverankering 42, 44 in de onderlat 18 van een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering 10 kan men als volgt te werk gaan. Het scherm 20 wordt volledig afgerold tot nabij de gewenste eindpositie van de onderlat 18 in de zijgeleiders 14, 16. Dit is typisch de onderzijde van de zijgeleiders 14, 16, maar dit is niet noodzakelijk zo en de stand getoond in figuur 2 kan tevens een eindpositie vormen. Vervolgens worden de kabelverankeringen 42, 44 geplaatst en vast bevestigd in de onderlat 18. Alternatief kan dit ook reeds gebeurd zijn voorafgaand. Vervolgens worden de kabeluiteinden 26b, 28b ingebracht in de kabelverankeringen 42, 44 en vast bevestigd aan de bobijn 56. In deze fase zijn bij voorkeur de kabels 26, 28 geheel afgerold van de wielen 22, 24 en kan overtollig materiaal worden afgeknipt nabij de kabeluiteinden 26b, 28b. Het systeem wordt vervolgens onder spanning gebracht door middel van de zelfremmende wormwielreductor. In het bijzonder kunnen de kabels 26, 28 worden opgerold op of afgerold van de bobijn 56 en dit om de kabelspanning te verhogen of te verlagen. Hiertoe is de worm 60 aan zijn binnenzijde voorzien van aangrijpmiddelen 70 voor gereedschap, bijvoorbeeld een zeskantige opening die kan worden bediend door een
15 BE2022/5328 inbussleutel. Overeenkomstig is een opening 68 voorzien in de frame 52 die toegang geeft tot de aangrijpmiddelen 70. Een draaiing van de worm 60 leidt namelijk tot een draaiing van de bobijn 56.
Alhoewel bepaalde aspecten van de onderhavige uitvinding zijn beschreven met betrekking tot specifieke uitvoeringsvormen, is het duidelijk dat deze aspecten in andere vormen kunnen worden geïmplementeerd binnen de beschermingsomvang zoals bepaald door de conclusies.

Claims (14)

16 BE2022/5328 Conclusies
1. Een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering (10) omvattende: - een frame voorzien van een behuizing (12), een eerste zijgeleider (14) en een tweede zijgeleider (16); - een doekrol die draaibaar bevestigd is in de behuizing; - een doek (20) die aan één uiteinde vast bevestigd is aan de doekrol, waarbij het doek oprolbaar en afrolbaar is van de doekrol; - een onderlat (18) vast bevestigd aan een tweede uiteinde van het doek, welk tweede uiteinde zich tegenover genoemd eerste uiteinde bevindt, waarbij de onderlat een eerste uiteinde en een tweede uiteinde heeft die elk geleid zijn in één van genoemde zijgeleiders; en - een spansysteem voor het onder spanning houden van het doek, welk spansysteem omvat: - een eerste kabel (26) die zich uitstrekt tussen een eerste uiteinde (26a) en een tweede uiteinde (26b); - een eerste bobijn (22) gepositioneerd in de behuizing en waaraan het eerste uiteinde van de eerste kabel bevestigd is, waarbij de eerste kabel oprolbaar en afrolbaar is van de eerste bobijn; - een eerste kabelverankering (42) vast bevestigd binnenin de onderlat en waarmee het tweede uiteinde van de eerste kabel verankerd is; - een tweede kabel (28) die zich uitstrekt tussen een eerste uiteinde (28a) en een tweede uiteinde (28b); - een tweede bobijn (24) gepositioneerd in de behuizing tegenover de eerste bobijn en waaraan het eerste uiteinde van de tweede kabel bevestigd is, waarbij de tweede kabel oprolbaar en afrolbaar is van de tweede bobijn; en - een tweede kabelverankering (44) vast bevestigd binnenin de onderlat en waarmee het tweede uiteinde van de tweede kabel verankerd is,
17 BE2022/5328 daardoor gekenmerkt dat elke kabelverankering omvat: - een frame (52) geplaatst in genoemde onderlat (18), welk frame een ingangsopening (54) heeft geconfigureerd voor het ontvangen van een kabeluiteinde (26b, 28b) van een respectieve van genoemde kabels (26, 28); - een bobijn (56) draaibaar bevestigd op het frame en geconfigureerd voor het daarop winden van genoemd kabeluiteinde; - een wormwiel (58) vast bevestigd aan de bobijn; en - een worm (60) bevestigd op het frame en aangrijpend in het wormwiel, waarbij de worm en het wormwiel samen een zelfrfemmende wormwielreductor vormen.
2. De gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de worm een schroefdraad (72) heeft met een hellingshoek die ten hoogste 3°, bij voorkeur ten hoogste 2°, en meer bij voorkeur ten hoogste 1°, bedraagt.
3. De gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het wormwiel een steekcirkeldiameter heeft die hoogstens 25 mm, in het bijzonder hoogstens 20 mm, meer in het bijzonder hoogstens 17 mm, en meest in het bijzonder hoogstens 13 mm, bedraagt.
4. De gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het wormwiel een buitendiameter heeft die hoogstens 35 mm, in het bijzonder hoogstens mm, meer in het bijzonder hoogstens 25 mm, en meest in het bijzonder hoogstens 22 mm, bedraagt. 30 5. De gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het spansysteem verder omvat:
18 BE2022/5328 - een eerste geleiding voor het geleiden van de eerste kabel vanuit de behuizing naar de onderlat doorheen de eerste zijgeleider via het eerste uiteinde van de onderlat; en - een tweede geleiding voor het geleiden van de tweede kabel vanuit de behuizing naar de onderlat doorheen de tweede zijgeleider via het tweede uiteinde van de onderlat.
6. De gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering volgens conclusie 5, waarbij de eerste geleiding omvat: - een eerste katrol (30) binnenin de eerste zijgeleider nabij een uiteinde daarvan, welk uiteinde zich tegenover de behuizing bevindt; - een tweede katrol (34) binnenin de onderlat nabij het eerste uiteinde daarvan; en - een derde katrol (38) binnenin de onderlat, en waarbij de tweede geleiding omvat: - een eerste katrol (32) binnenin de tweede zijgeleider nabij een uiteinde daarvan, welk uiteinde zich tegenover de behuizing bevindt; - een tweede katrol (36) binnenin de onderlat nabij het tweede uiteinde daarvan; en - een derde katrol (40) binnenin de onderlat.
7. De gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering volgens conclusie 6, waarbij het spansysteem verder één of meerdere spanelementen (45) omvat die de derde katrol van de eerste geleiding wegtrekt van het eerste uiteinde van de onderlat en die de derde katrol van de tweede geleiding wegtrekt van het tweede uiteinde van de onderlat.
8. De gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering volgens conclusie 7, waarbij genoemde één of meerdere spanelementen gevormd
19 BE2022/5328 zijn door een veerelement (46, 48), in het bijzonder een trekveer, dat de derde katrol van de eerste geleiding en de derde katrol van de tweede geleiding met elkaar verbindt.
9. De gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering volgens één van de conclusies 6 tot 8, waarbij de eerste kabelverankering zich bevindt tussen de tweede katrol en de derde katrol van de eerste geleiding en waarbij de tweede kabelverankering zich bevindt tussen de tweede katrol en de derde katrol van de tweede geleiding.
10. De gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij elke kabel een kern omvat die omgeven is door een geweven mantel.
11. De gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering volgens conclusie 10, waarbij de kern gevormd is door een veelheid aan parallelle strengen die bij voorkeur vooraf uitgerekt zijn.
12. De gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering volgens conclusie 11, waarbij de strengen vervaardigd zijn uit een kunststofvezel, in het bijzonder een kunststofvezel op basis van polyetheen, meer in het bijzonder ultra hoog moleculair gewicht polyetheen.
13. Een werkwijze voor het monteren van een kabelverankering (42, 44) in een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering (10), de werkwijze omvattende: - het voorzien van een kabelverankering omvattende: - een frame (52) geconfigureerd om geplaatst te worden in een onderlat (18) van de gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering, welk frame een ingangsopening (54) heeft geconfigureerd voor het ontvangen van een kabeluiteinde (26b,
20 BE2022/5328 28b) van een kabel (26, 28); - een bobijn (56) draaibaar bevestigd op het frame en geconfigureerd voor het daarop winden van genoemd kabeluiteinde; - een wormwiel (58) vast bevestigd aan de bobijn; en - een worm (60) bevestigd op het frame en aangrijpend in het wormwiel, waarbij de worm en het wormwiel samen een zelfremmende wormwielreductor vormen; - het vastzetten van het frame (52) in de onderlat (18) van de gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering; - het steken van een kabeluiteinde (26b, 28b) van een kabel (26, 28) doorheen de ingangsopening (54) en het vastmaken daarvan aan de bobijn (56); en - het draaien van de worm (60) voor het aanspannen van de kabel.
14. Een werkwijze voor het vervangen van een bestaande kabelverankering (5) in een gemotoriseerde — niet-verticale doekzonnewering (10), de werkwijze omvattende: - het ontspannen van een kabel (26, 28) in de gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering; - het losmaken van een kabeluiteinde (26b, 28b) van de kabel uit de bestaande kabelverankering; - het verwijderen van de bestaande kabelverankering uit een onderlat (18) van de gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering; en - het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 13.
BE20225328A 2022-05-02 2022-05-02 Een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering omvattende de kabelverankering en een montagewerkwijze BE1030495B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20225328A BE1030495B1 (nl) 2022-05-02 2022-05-02 Een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering omvattende de kabelverankering en een montagewerkwijze
PCT/IB2023/054423 WO2023214268A1 (en) 2022-05-02 2023-04-28 Motorized non-vertical sun protection screen comprising a cable anchoring and a mounting method thereof

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20225328A BE1030495B1 (nl) 2022-05-02 2022-05-02 Een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering omvattende de kabelverankering en een montagewerkwijze

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1030495A1 BE1030495A1 (nl) 2023-11-29
BE1030495B1 true BE1030495B1 (nl) 2023-12-04

Family

ID=81595689

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20225328A BE1030495B1 (nl) 2022-05-02 2022-05-02 Een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering omvattende de kabelverankering en een montagewerkwijze

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1030495B1 (nl)
WO (1) WO2023214268A1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0208103A1 (de) * 1985-07-08 1987-01-14 Ernst Zechmeister Pergola-Markise
DE29823091U1 (de) * 1998-12-28 1999-03-25 Paul Voss GmbH & Co, 57413 Finnentrop Spannvorrichtung für ein flexibles Zugelement einer Markise
CN105604471B (zh) * 2016-03-23 2017-04-05 浙江勇辉电器有限公司 一种家居电动升降装置

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0208103A1 (de) * 1985-07-08 1987-01-14 Ernst Zechmeister Pergola-Markise
DE29823091U1 (de) * 1998-12-28 1999-03-25 Paul Voss GmbH & Co, 57413 Finnentrop Spannvorrichtung für ein flexibles Zugelement einer Markise
CN105604471B (zh) * 2016-03-23 2017-04-05 浙江勇辉电器有限公司 一种家居电动升降装置

Also Published As

Publication number Publication date
BE1030495A1 (nl) 2023-11-29
WO2023214268A1 (en) 2023-11-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10294718B2 (en) Pull across roll up screen assembly
US6047759A (en) Cordless cellular shade
EP2021572B1 (en) A screen assembly for a window or door opening
US7059376B2 (en) Roller blind device
NL192046C (nl) Oprolbare zonwering.
MX2010012431A (es) Dispositivo de corredera desviado por resorte para tubo enrollador anticurvado.
CA2494013A1 (en) Retractable self rolling blind, awning or cover apparatus
EP0804675B1 (en) An operating arrangement for an electrically operated window screening device
EP3351719B1 (en) Screening arrangement with extensible screen and method for providing variable screening of a window
KR200445370Y1 (ko) 사면설치용 차양장치
CN108643810B (zh) 一种受牵引展开的外遮阳平面卷帘系统
BE1030495B1 (nl) Een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering omvattende de kabelverankering en een montagewerkwijze
NL1022103C2 (nl) Bedieningseenheid voor een raambedekking.
BE1000507A7 (nl) Zonnewering.
KR102296902B1 (ko) 전동 롤 블라인드
DE10216186A1 (de) Sonnenschutzrollo für ein Fahrzeugfenster
NL1021267C2 (nl) Inrichting voorzien van een af en op te rollen materiaalbaan, alsmede een samenstel van ten minste twee dergelijke inrichtingen.
NL1010485C2 (nl) Wikkelinrichting voor scherm.
BE898547A (nl) Hand of electrisch bediende dakzonnewering.
AU2022279480A1 (en) Motorised Retracting Awning
BE1019362A3 (nl) Scherminrichting.
BE456420A (nl)
CN1326529A (zh) 遮蔽装置
AU5053500A (en) Fabric tension system
NZ590432A (en) Awning with a flexible material connected to a windup roller at one end

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20231204