BE1029064B1 - Combinatie van schuifslot en draaislot - Google Patents

Abstract

Een slot voor montage in een deurblad, waarbij het slot selectief als draaislot of als schuifslot te gebruiken is. Het slot is daarbij voorzien van: een slotkast, een schoot, die verplaatsbaar is opgenomen in de slotkast, een cilinder, die draaibaar in de slotkast is opgenomen en in verbinding staat met de schoot, zodat een rotatie van de cilinder in een verplaatsing van de schoot resulteert; en een bedienelement, waarmee het slot kan worden bediend; waarbij de schoot is voorzien van een eerste verbindingselement, waarmee het bedienelement kan worden verbonden om het slot middels een schuiffunctie te bedienen, en waarbij de cilinder is voorzien van een tweede verbindingselement, waarmee het bedienelement kan worden verbonden om het slot middels een draaifunctie te bedienen.

Description

Combinatie van schuifslot en draaislot Technisch gebied De onderhavige uitvinding betreft een slot voor binnendeuren, ramen en poorten.

Stand van de Techniek In een reeks verschillende situaties is het wenselijk om de toegang tot een ruimte af te kunnen sluiten en accidenteel openen van de deur van de ruimte te voorkomen.

Voor deze doeleinden bestaan verschillende soorten vergrendelingsmechanismes of sloten, zoals haken, grendels, klinkstellen, schuif- en draaisloten.

Voor binnenruimtes worden tegenwoordig vaak schuifsloten en draaisloten gebruikt. Terwijl deze robuust, doelmatig en makkelijk in gebruik zijn, zijn er ook nadelen. Soms ontstaat de wens om een schuifslot in een deur te vervangen voor een draaislot, of andersom. Hiervoor moet niet alleen een nieuw slot worden aangeschaft, maar zijn ook aanpassingen in het deurblad nodig, zoals het boren of frezen van nieuwe gaten en/of openingen. Deze aanpassingen kunnen relatief arbeidsintensief zijn, en zijn in het algemeen ook na afloop zichtbaar.

Beschrijving van de uitvinding Het is een doel van de uitvinding om in een slot te voorzien, dat aan een of meer van boven genoemde nadelen verhelpt of in ieder geval tot een minimum brengt.

In een eerste aspect van de uitvinding wordt in een slot voorzien, dat zowel middels een draaifunctie als middels een schuiffunctie kan worden bediend.

Volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding is het slot zodanig geconstrueerd, dat gewisseld kan worden tussen de draaifunctie en de schuiffunctie zonder aanpassingen aan een deurblad waarin het slot is gemonteerd.

In het eerste aspect, is een slot voor montage in een deurblad voorzien, het slot omvattende: een slotkast; een schoot, die verplaatsbaar is opgenomen in de slotkast;

een cilinder, die draaibaar in de slotkast is opgenomen en in verbinding staat met de schoot, zodat een rotatie van de cilinder in een verplaatsing van de schoot resulteert, en een bedienelement, waarmee het slot kan worden bediend, waarbij de schoot is voorzien van een eerste verbindingselement, waarmee het bedienelement kan worden verbonden om het slot middels een schuiffunctie te bedienen, en waarbij de cilinder is voorzien van een tweede verbindingselement, waarmee het bedienelement kan worden verbonden om het slot middels een draaifunctie te bedienen.

Het slot is dus aanpasbaar, zodat de bediening ofwel middels een draaifunctie of middels een schuiffunctie kan worden uitgevoerd. De bediening kan selectief als een draaibediening of als een schuifbediening worden voorzien. Indien de voorkeur van het type slot verandert, hoeft geen nieuw slot te worden aangeschaft. Het slot kan eenvoudig van een draaislot in een schuifslot, of andersom, worden veranderd, door het verplaatsen en/of vervangen van het bedienelement waarmee het slot wordt bediend. Het bedienelement kan zodanig zijn gevormd, dat het zowel als bedienelement van een schuifslot als bedienelement van een draaislot kan worden gebruikt. Alternatief kan het bedienelement een eerste en een tweede bedienelement omvatten, waarbij het eerste bedienelement in een bedienelement voor een schuifslot voorziet, en het tweede bedienelement in een bedienelement voor een draaislot voorziet.

Volgens een uitvoeringsvorm is de slotkast zodanig vormgegeven, dat het wisselen tussen de bediening middels de draaifunctie voor de schuiffunctie, door een verplaatsing van de slotkast het bedienelement op eenzelfde bedieningspositie blijft wanneer gemonteerd in het deurblad. Hierdoor zijn geen veranderingen of aanpassingen aan het deurblad vereist, wanneer het slot wordt aangepast van een draaifunctie naar een schuiffunctie, of andersom. In een voorkeursuitvoering omvat de verplaatsing een rotatie van de slotkast. Het slot kan makkelijk van een draaislot in een schuifslot, of andersom, worden veranderd, door het slot uit het deurblad te halen, om te draaien, en vervolgens in het deurblad terug te zetten. Alternatief of in toevoeging hierop, kan de verplaatsing een longitudinale verplaatsing omvatten.

Volgens uitvoeringsvormen omvat de slotkast een voorplaat, die van een eerste bevestigingsopening en een tweede bevestigingsopening is voorzien, die zich aan weerzijden van de schoot bevinden, waarbij de eerste bevestigingsopening op een eerste afstand van een centraal deel van de slotkast is gepositioneerd en de tweede bevestigingsopening op een tweede afstand van het centrale deel van de slotkast is gepositioneerd, waarbij de eerste afstand verschillend is van de tweede afstand. Volgens voorkeursuitvoeringen worden de eerste afstand, de tweede afstand, en het centrale deel van de slotkast zodanig gedimensioneerd, dat bij het wisselen van de bediening door de verplaatsing van de slotkast, wanneer gemonteerd in een deurblad, de eerste bevestigingsopening een positie inneemt dat vóór de verplaatsing door de tweede bevestigingsopening werd ingenomen, en andersom. Daardoor hoeven ook in de rand of zijkant van het deurblad geen nieuwe gaten te worden geboord, wanneer het slot wordt omgedraaid of omgekeerd om diens functie te veranderen.

Volgens uitvoeringsvormen omvat het bedienelement een schuifslotstaafje, dat met het eerste verbindingselement is verbonden. Hierdoor wordt het slot middels de schuiffunctie bediend. In een uitvoeringsvorm kan de verbinding middels schroefdraad worden gerealiseerd.

Volgens andere uitvoeringsvormen omvat het bedienelement een sleutel, die vormsluitend met de cilinder is verbonden. De sleutel kan zodoende een rotatie van cilinder bewerkstelligen, waardoor middels draaien van de sleutel een verplaatsing van de schoot wordt gerealiseerd. Hierdoor wordt het slot middels de draaifunctie bediend. Bij voorkeur wordt de sleutel gefixeerd, of losneembaar vastgezet, om te voorkomen dat de sleutel uit het slot valt.

Volgens uitvoeringsvormen omvat het slot voorts een positioneerveer, en is de schoot van een eerste uitsparing en een tweede uitsparing voorzien, zodanig dat de positioneerveer in de eerste uitsparing grijpt wanneer het slot in een open positie is en in de tweede uitsparing grijpt wanneer het slot in een gesloten positie is. Daardoor blijft het slot in de open of in de gesloten positie tot dat een gebruiker het slot bediend.

Volgens uitvoeringsvormen vormt de slotkast een eerste behuizingsdeel en omvat het slot voorts een tweede behuizingsdeel, dat op de slotkast vormsluitend wordt bevestigd. Daardoor ontstaat een gesloten slotkast, waarin de binnenmechanisme van het slot is opgenomen. Met name worden de cilinder, de positioneerveer, en ten minste gedeeltelijk de schoot in de slotkast opgenomen. Door de hierin beschreven constructie ontstaat een compact slot dat eenvoudig kan worden samengebouwd. De slotkast kan als een geheel in een deurblad worden gemonteerd. Bij voorkeur kan het tweede behuizingsdeel weer worden losgekoppeld van het eerste behuizingsdeel, waardoor b.v. reparaties kan worden uitgevoerd aan het slot en/of onderdelen worden vervangen.

In een tweede aspect is een deurblad voorzien, omvattend een open ruimte waarin de slotkast volgens het eerste aspect kan worden opgenomen, en voorts voorzien van een bedieningsopening, wiens positie overeenkomt met een positie van het bedienelement van het slot; en een eerste en een tweede bevestigingsgat, wiens positie overeenkomen met de eerste en de tweede bevestigingsopening, wanneer de slotkast in het deurblad 1s opgenomen. Volgens uitvoeringsvormen omvat het deurblad voorts een eerste afdekkapje en een tweede afdekkapje, voorzien om in de bedieningsopening te worden gemonteerd. De afdekkapjes en de bedieningsopening zijn bij voorkeur zodanig uitgevoerd, dat de afdekkapjes op een vormsluitende manier, b.v. middels een klikfunctie, in de bedieningsopening kunnen worden gemonteerd. Volgens voorkeursuitvoeringsvormen is het eerste afdekkapje gesloten en heeft het tweede afdekkapje een opening voor de bediening. Indien het deurblad aan beide kanten van een bedieningsopening is voorzien, kan de bedieningsopening aan de kant waar het slot niet moet worden bediend, middels het eerste afdekkapje worden gesloten. Door de tweede afdekkapjes kan de bedieningsopening worden aangepast aan de gebruikte type bediening (schuifslotstaafje of sleutel). Zo kan, bij het gebruiken van het slot in de draaifunctie, de lengte van de bedieningsopening die niet wordt benut, worden overdekt, en een eventuele gleuf tussen de bedieningsopening in het deurblad en het slot worden overdekt. Bij het gebruiken van het slot in de schuiffunctie, kan de volledige lengte van de bedieningsopening worden benut, terwijl de eventuele gleuf tussen de bedieningsopening in het deurblad en het slot worden overdekt. Daardoor kan worden voorkomen, dat stof of andere vreemde voorwerpen in het slot of in een holte in het deurblad terecht komen. Volgens uitvoeringsvormen omvat het deurblad volgens het tweede aspect het slot 5 volgens het eerste aspect.

Volgens uitvoeringsvormen kunnen het tweede afdekkapje en de sleutel middels een klik- of snapfunctie aan elkaar worden bevestigd. Daardoor kan rotatie van de sleutel ten opzichte van het deurblad worden gewaarborgd, terwijl wordt voorkomen dat de sleutel uit het slot valt.

De hierboven genoemde aspecten en uitvoeringsvormen kunnen worden gecombineerd.

Ofwel hierboven het slot wordt beschreven met betrekking tot een deurblad, kan het slot eveneens en met dezelfde of vergelijkbare voordelen en technische effecten in andere sluitbare elementen, zoals ramen en poorten, worden gebruikt. Korte beschrijving van de figuren De uitvinding zal hieronder nader toegelicht worden aan de hand van in de tekeningen afgebeelde uitvoeringsvoorbeelden volgens de uitvinding.

Figuur 1A en 1B tonen een deurblad voorzien van een slot volgens een aspect van de uitvinding.

Figuur 2 toont het slot uitgevoerd als draaislot.

Figuur 3 toont het slot uitgevoerd als schuifslot.

Figuur 4 toont het slot volgens figuur 2 vanuit een ander perspectief.

Figuur 5 toont het slot volgens figuur 3 vanuit een ander perspectief.

Figuur 6 toont een vergelijking van het slot ten opzichte van het deurblad wanneer in schuiffunctie en wanneer in draaifunctie.

Figuur 7 toont een opengewerkte tekening van een het slot en een deurblad wanneer het slot wordt gemonteerd in de draaifunctie.

Figuur 8 toont een opengewerkte tekening van een het slot en een deurblad wanneer het slot wordt gemonteerd in de schuiffunctie.

Figuur 9 toont een detailaanzicht van een sleutel en het deurblad.

Uitgebreide beschrijving van de figuren De onderhavige uitvinding zal worden beschreven met betrekking tot bepaalde uitvoeringsvormen en met verwijzing naar bepaalde tekeningen maar de uitvinding is daartoe niet beperkt en wordt enkel door de conclusies bepaald. De beschreven tekeningen zijn enkel schematisch en niet-beperkend. In de tekeningen kan de grootte van bepaalde elementen overdreven en niet op schaal getekend zijn voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en de relatieve afmetingen stemmen niet noodzakelijk overeen met werkelijke praktijkuitvoeringen van de uitvinding.

Bovendien worden de termen eerste, tweede, derde en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijkerwijze om een sequentiële of chronologische volgorde te beschrijven. De termen zijn onder passende omstandigheden onderling uitwisselbaar en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere sequenties dan hierin beschreven of geïllustreerd toegepast worden.

Daarenboven worden de termen bovenaan, onderaan, over, onder en dergelijke in de beschrijving en de conclusies gebruikt voor illustratieve doeleinden en niet noodzakelijkerwijze om relatieve posities te beschrijven. De aldus gebruikte termen zijn onder passende omstandigheden onderling uitwisselbaar en de hierin beschreven uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere oriënteringen dan hierin beschreven of geïllustreerd worden toegepast.

Verder dienen de verschillende uitvoeringsvormen, hoewel genoemd als “voorkeursvormen”, eerder te worden opgevat als wijze van voorbeeld waarop de uitvinding kan uitgevoerd worden dan als een beperking van de reikwijdte van de uitvinding.

De term “omvattend”, gebruikt in de conclusies, dient niet geïnterpreteerd te worden als zijnde beperkt tot de erna vermelde middelen of stappen; de term sluit andere elementen of stappen niet uit. De term dient geïnterpreteerd te worden als specificerend voor de aanwezigheid van de genoemde kenmerken, elementen, stappen of componenten waarnaar wordt verwezen, maar sluit de aanwezigheid of de toevoeging van één of meerdere andere kenmerken, elementen, stappen of componenten, of groepen daarvan niet uit. De draagwijdte van de uitdrukking “een inrichting omvattende middelen A en B” dient dus niet te worden beperkt tot inrichtingen die enkel uit de componenten A en

B bestaan. De betekenis is dat met betrekking tot de onderhavige uitvinding alleen de componenten A en B van de inrichting opgesomd worden, en de conclusie dient verder zo geïnterpreteerd te worden dat ze ook equivalenten van deze componenten bevat.

Figuur 1A toont een deel van een deurblad 20 voorzien van een draaislot, waarvan de sleutel 6a te zien is, waarmee het slot wordt bediend. Figuur 1B toont een deel van een deurblad 20 voorzien van een schuifslot, waarvan het schuitslotstaafje 6b te zien is, waarmee het slot wordt bediend. Tot nu toe werden deze twee type sloten als twee verschillende sloten voorzien. Indien een gebruiker de bediening van het slot wenst veranderen, d.w.z. de sleutel 64, of een draaiknop, door een schuifslotstaafje 6b wenst te vervangen, of andersom, moet het hele slot worden vervangen. Daarbij moet vaak ook een nieuw opening worden gemaakt in het deurblad voor de nieuwe bediening. De onderhavige uitvinding voorziet in een slot, dat aanpasbaar is en selectief als draaislot of als schuifslot kan worden gebruikt. Zoals hieronder zal worden beschreven, kan de manier waarop het slot wordt bediend worden veranderd zonder aanpassingen aan het deurblad.

Figuur 2 toont het slot 1 in de draaifunctie. Het slot 1 omvat een slotkast 2, waarvan een eerste deel is getekend. In de slotkast is een schoot 4 verplaatsbaar opgenomen. De schoot 4 kan worden verplaatst tussen een eerste positie (in figuur 2 getoond), waarin het slot open is, en een tweede positie, waarin het slot “op slot” 1s, doordat de schoot 4 naar een tweede positie is verplaatst waar deze verder uitsteekt van de slotkast. De verplaatsing van de schoot 4 wordt bediend door een sleutel 6a. De sleutel 6a is verbonden met een cilinder 12, die draaibaar in de slotkast is opgenomen. De sleutel 64 is via een opening 11 (in figuur 3 te zien) vormsluitend en losneembaar verbonden met de cilinder 12. De cilinder 12 is voorzien van een uitsteeksel 13, dat in een sleuf 5 van de schoot 4 grijpt. Daardoor kan de schoot 4 worden verplaatst door te draaien aan de sleutel 6a. In een alternatieve uitvoeringsvorm zou, op analoge wijze, de cilinder 12 van een gleuf en de schoot 4 van een uitsteeksel kunnen zijn voorzien.

Het slot 1 omvat voorts een positioneerveer 14, die in een eerste gleuf 16a van de schoot 4 grijpt, wanneer het slot in de open positie is. Wanneer de schoot in de tweede positie is, grijpt de positioneerveer 14 in een tweede gleuf 16b. Daardoor wordt voorkomen, dat het slot uit zijn positie schiet. De positioneerveer is bij voorkeur als een bladveer voorzien, ook al zijn ook andere mogelijkheden voorzien.

Het slot kan voorts een stopelement 7 omvatten, dat ten opzichte van de slotkast 2 gefixeerd is en in een langwerpige gleuf 9 van de schoot is gepositioneerd, om de verplaatsing van de schoot 4 te beperken.

In de uitvoeringsvorm van figuur 2 omvat de slotkast 2 voorts een profielelement 3, waarmee de schoot 4, de cilinder 12, en de positioneerveer 14 op hun plaats worden gehouden. Het profielelement kan uit één of uit meerdere delen bestaan, en wordt bij voorkeur vast gemonteerd in, en/of verbonden met, de slotkast 2.

Zoals ook getoond in figuur 2, is de schoot 4 voorts voorzien van een eerste verbindingselement, in de vorm van een opening 15. Deze is bedoeld om een schuifslotstaafje 6b te monteren, zoals in figuur 3 getoond, in plaats van de sleutel 6a.

Het slot 1 kan in een deurblad 20 worden gemonteerd, zoals in Figuur 1A en Figuur 7 getoond.

De slotkast 2 omvat voorts een voorplaat 8. Aan de uiteinden van de voorplaat 8 zijn een eerste bevestigingsopening 10a en een tweede bevestigingsopening 10b voorzien. Hierin kunnen bevestigingsschroeven, of dergelijke bevestigingsmiddelen, worden opgenomen, waarmee de slotkast in een deurblad kan worden bevestigd. Het centrum van de eerste bevestigingsopening 10a is op een eerste afstand, dl van het centrale deel 2c van de slotkast gelokaliseerd, en de tweede bevestigingsopening 10b is op een tweede afstand, d2, gelokaliseerd, waarbij de afstand dl verschillend is van afstand d2. De eerste en de tweede afstanden zijn bij voorkeur zodanig gedimensioneerd, dat bij het omdraaien van de slotkast in het deurblad de bevestigingsschroeven steeds in dezelfde schroefgaten (bevestigingsgaten) in het deurblad komen.

Figuur 3 toont het slot 1 in de schuiffunctie. Dezelfde referentienummers tonen dezelfde onderdelen als in figuur 2. Zoals kan worden gezien, is in de schuiffunctie de sleutel 6a niet meer in de cilinder 12 geplaatst, maar is een schuifslotstaafje 6b in de opening 15 geplaatst. Het schuitslotstaafje 6b kan middels schroefdraad in de opening 15 worden gemonteerd.

Zoals uit figuren 2 en 3 naar voren komt, kunnen de sleutel 6a en het schuifslotstaafje 6b bij voorkeur allebei van één van beide kanten in het slot worden gemonteerd. Zoals met betrekking tot figuur 6 zal worden beschreven, is de slotkast in voorkeursuitvoeringsvormen zodanig gedimensioneerd en vormgegeven, dat deze kan worden omgedraaid, zodat bij wisselen tussen een draaifunctie en een schuiffunctie het bedienelement op dezelfde hoogte in het deurblad wordt gepositioneerd. In een zodanige toepassing kunnen de sleutel 6a en het schuifslotstaafje 6b van wederzijds verschillende kanten aan het slot gemonteerd worden.

Figuren 4 en 5 tonen het slot 1 in de draaifunctie en in de schuiffunctie, respectievelijk. Deze uitvoeringsvorm is dezelfde als in figuren 2 en 3, maar vanuit een ander perspectief getekend. Zoals in figuren 4 en 5 te zien is, omvat het slot voorts een tweede slotkastdeel 18, dat op het eerste slotkastdeel 2 kan worden bevestigd. Bij voorkeur wordt dit op een vormsluitende manier, zoals middels een klikfunctie, gerealiseerd.

Zoals in figuur 6 geïllustreerd, is het slot zodanig geconstrueerd en de verschillende onderdelen zodanig gedimensioneerd, dat het bedienelement (sleutel of staafje) van het slot op dezelfde bedieningshoogte h in het deurblad 20 uitkomt, wanneer gewisseld wordt tussen de draaifunctie en de schuiffunctie. De bedieningshoogte h is in figuur 6 overeenkomstig een centrale longitudinale as van een bedieningsopening 24 die in het deurblad 20 is voorzien. Helemaal rechts in figuur 6 wordt de deurrand getoond, die voorzien is van een open ruimte 22 waarin het centrale deel van de slotkast wordt opgenomen, een eerste bevestigingsgat 264 en een tweede beveligingsgat 26b, waarin de bevestigingsschroeven worden geschroefd om de slotkast 2 in het deurblad te bevestigen. Het eerste bevestigingsgat 264 ligt op een eerste hoogte hl en het tweede bevestigingsgat — 26b op een tweede hoogte h2.

Links is figuur 6 is het slot 1 getoond in de schuiffunctie, en is het schuitslotstaafje 6b op de bedieningshoogte h gepositioneerd. De tweede bevestigingsopening 10b is op de eerste hoogte hl gepositioneerd en de eerste bevestigingsopening 10a is op de tweede hoogte h2 gepositioneerd.

Rechts van de weergave van het deurblad 20 in figuur 6 is het slot 1 getoond in de draaifunctie, en is de sleutel 6a op de bedieningshoogte h gepositioneerd. De eerste bevestigingsopening 10a is op de eerste hoogte hl gepositioneerd, en de tweede bevestigingsopening 10b is op de tweede hoogte h2 gepositioneerd.

Zoals in figuur 6 kan worden gezien, is het slot in de draaifunctie omgedraaid, of omgekeerd, in een richting 180° rond een horizontale as in het vlak van het papier, ten opzichte van het slot in de schuiffunctie.

Zodoende kan het slot eenvoudig van een draaislot in een schuifslot worden aangepast, en andersom, terwijl de bevestigingsopeningen 10a, 10b van de voorplaat 8 steeds op de hoogte van de bevestigingsgaten 26a, 26b uitkomen.

Figuur 7 toont een opengewerkte weergave van het slot in de draaifunctie voor inbouw in het deurblad 20. Overeenkomstige verwijzingscijfers hebben dezelfde betekenis als hierboven reeds beschreven.

In toevoeging op de componenten die hierboven reeds zijn beschreven, omvat de combinatie van het slot 1 en het deurblad 20 voorts een gesloten afdekkapje 28a en een afdekkapje 28b met een opening 30b voor de sleutel 6a.

Opening 30b komt in wezen overeen met een doorsnee van de sleutel 6a, zodat de sleutel ten opzichte van het afdekkapje 28b kan draaien terwijl de bedieningsopening 24 voor de rest wordt afgedekt.

De voorplaat 8 kan door een afdekplaat 32 zijn afgedekt, die en een opening of sleuf omvat voor de schoot 4. Figuur 8 toont een opengewerkte weergave van het slot in de schuiffunctie voor inbouw in het deurblad 20. Deze omvat dezelfde onderdelen als in figuur 7 getoond, met uitzondering van het afdekkapje 28c voor het schuitslotstaafje 6b.

Afdekkapje 28c is voorzien van een langwerpige opening 30c, die de verplaatsing van het schuifslotstaafje 6b voor het bedienen van het slot mogelijk maakt.

Figuren 9A, 9B en 9C tonen details van de afdekkapjes 28a, 28b, 28c en de sleutel 6a, en hoe deze in het deurblad 20 of een profiel 23 van het deurblad worden bevestigd.

Figuur 9A toont het gesloten afdekkapje 28a, dat middels een klikmechanisme 34 aan de binnenkant van de profiel 23 klikt.

Figuur 9B toont het afdekkapje 28c voor het schuifslotstaafje 6b.

Analoog aan afdekkapje 28a is ook het afdekkapje 28c voorzien van een klikmechanisme 34. In de uitvoeringsvorm van figuur 9B klikt deze in een sleufje 36 voorzien in het deurblad 20. De uitvoeringsvormen van Figuur 9A en 9B zijn alternatieve uitvoeringsvormen, en kunnen elkaar vervangen.

Figuur 9C toont het afdekkapje 28b voor de sleutel 6a.

Net zoals de afdekkapjes 28a en 28c is ook dit voorzien van flexibele elementen met een uitstekend randje 34, dat in het deurblad 20 of in het profiel 23 van het deurblad kan klikken. Voorts is de opening 30b voorzien van flexibele elementen met een naar binnen gekeerd randje 36, dat in een groef 38 op de sleutel 6a kan klikken. Daardoor klikt de sleutel 6a lichtjes in het afdekkapje 28b, zodat de sleutel niet uit het slot valt maar wel ten opzichte van het afdekkapje kan draaien.

Derhalve wordt in een slot voorzien, dat eenvoudig kan worden aangepast van een draaifunctie naar en schuiffunctie en andersom, zonder dat aanpassingen aan het deurblad nodig zijn.

Het slot is hierboven beschreven met betrekking tot montage in een deur, met name een binnendeur. Het is echter eveneens te verstaan, dat het slot op analoge wijze in een raam of poort kan worden gemonteerd.

De in de uitgebreide beschrijving beschreven uitvoeringsvormen moeten niet als limitatief voor de onderhavige uitvinding worden geïnterpreteerd. De omvang van de onderhavige uitvinding wordt gedefinieerd door bijgesloten conclusies.

Claims (15)

Conclusies

1. Een slot (1) voor montage in een deurblad (20), het slot omvattende: een slotkast (2); een schoot (4), die verplaatsbaar is opgenomen in de slotkast; een cilinder (12), die draaibaar in de slotkast is opgenomen en in verbinding staat met de schoot, zodat een rotatie van de cilinder in een verplaatsing van de schoot resulteert; en een bedienelement (6a; 6b), waarmee het slot kan worden bediend; waarbij de schoot is voorzien van een eerste verbindingselement (15), waarmee het bedienelement (6b) kan worden verbonden om het slot middels een schuiffunctie te bedienen, en waarbij de cilinder is voorzien van een tweede verbindingselement (11), waarmee het bedienelement (6a) kan worden verbonden om het slot middels een draaifunctie te bedienen.

2. Het slot volgens conclusie 1, waarbij de slotkast zodanig is vormgegeven, dat bij wisselen tussen bediening middels de draaifunctie en bediening middels de schuiffunctie, door een verplaatsing van de slotkast het bedienelement op eenzelfde bedieningspositie blijft wanneer gemonteerd in een deurblad.

3. Het slot volgens conclusie 2, waarbij de verplaatsing van de slotkast een rotatie van de slotkast omvat.

4. Het slot volgens conclusie 2 of 3, waarbij de verplaatsing van de slotkast een longitudinale verplaatsing omvat.

5. Het slot volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de slotkast een voorplaat (8) omvat, die van een eerste bevestigingsopening (10a) en een tweede bevestigingsopening (10b) is voorzien, die zich aan weerzijden van de schoot (4) bevinden, waarbij de eerste bevestigingsopening op een eerste afstand (dl) van een centrale deel (2c) van de slotkast is gepositioneerd en de tweede bevestigingsopening op een tweede afstand (d2) van de centrale deel van de slotkast is gepositioneerd, waarbij de eerste afstand verschillend is van de tweede afstand.

6. Het slot volgens conclusie 5, wanneer afhankelijk van één van conclusies 2-4, waarbij de eerste afstand, de tweede afstand, en het centrale deel van de slotkast zodanig zijn gedimensioneerd, dat bij het wisselen van de bediening door de verplaatsing van de slotkast, wanneer gemonteerd in een deurblad, de eerste bevestigingsopening een positie inneemt dat vóór de verplaatsing door de tweede bevestigingsopening werd ingenomen, en andersom.

7. Het slot volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het bedienelement (6b) een schuifslotstaafje omvat, dat met het eerste verbindingselement is verbonden.

8. Het slot volgens één van conclusies 1-6, waarbij het bedienelement een sleutel (6a) omvat, die vormsluitend met de cilinder is verbonden.

9. Het slot volgens één van de voorgaande conclusies, voorts omvattende een positioneerveer (14), en waarbij de schoot van een eerste uitsparing (16a) en een tweede uitsparing (16b) is voorzien, zodanig dat de positioneerveer in de eerste uitsparing grijpt wanneer het slot in een open positie is en in de tweede uitsparing grijpt wanneer het slot in een gesloten positie is.

10. Het slot volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de slotkast een eerste behuizingsdeel vormt en het slot voorts een tweede behuizingsdeel (18) omvat, dat op de slotkast vormsluitend wordt bevestigd.

11. Een deurblad (20), omvattend een open ruimte (22) waarin de slotkast (2) kan worden opgenomen, en voorts voorzien van een bedieningsopening (24) wiens positie overeenkomt met een positie van het bedienelement (6a, 6b) van het slot; en een eerste en een tweede bevestigingsgat (26a, 26b), wiens positie overeenkomen met de eerste en de tweede bevestigingsopeningen (104, 10b) wanneer de slotkast in het deurblad is opgenomen.

12. Het deurblad volgens conclusie 11, voorts omvattend een eerste afdekkapje (28a) en een tweede afdekkapje (28b; 28c), ingericht om in de bedieningsopening (24) te worden gemonteerd.

13. Het deurblad volgens conclusie 12, waarbij het eerste afdekkapje (28a) gesloten is en het tweede afdekkapje (28b; 28c) een opening (30b, 30c) heeft voor het bedienelement (6a, 6b).

14. Het deurblad volgens een van conclusies 11-13, omvattend het slot volgens een van conclusies 1-13.

15. Het deurblad volgens conclusie 14, waarbij de opening (30b) van het tweede afdekkapje (28b) en de sleutel (6b) middels een klik- of snapfunctie aan elkaar kunnen worden bevestigd.