BE1028853A9 - Ventilatie-unit met omkasting - Google Patents

Ventilatie-unit met omkasting Download PDF

Info

Publication number
BE1028853A9
BE1028853A9 BE20205879A BE202005879A BE1028853A9 BE 1028853 A9 BE1028853 A9 BE 1028853A9 BE 20205879 A BE20205879 A BE 20205879A BE 202005879 A BE202005879 A BE 202005879A BE 1028853 A9 BE1028853 A9 BE 1028853A9
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
ventilation unit
casing
wall
air
opening
Prior art date
Application number
BE20205879A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1028853A1 (nl
BE1028853B1 (nl
Inventor
Erik Albert Elisa Wilms
Original Assignee
Wilms Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wilms Nv filed Critical Wilms Nv
Priority to BE20205879A priority Critical patent/BE1028853A9/nl
Priority to EP21211985.3A priority patent/EP4008977A1/en
Publication of BE1028853A1 publication Critical patent/BE1028853A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028853B1 publication Critical patent/BE1028853B1/nl
Publication of BE1028853A9 publication Critical patent/BE1028853A9/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F12/00Use of energy recovery systems in air conditioning, ventilation or screening
    • F24F12/001Use of energy recovery systems in air conditioning, ventilation or screening with heat-exchange between supplied and exhausted air
    • F24F12/006Use of energy recovery systems in air conditioning, ventilation or screening with heat-exchange between supplied and exhausted air using an air-to-air heat exchanger
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F2221/00Details or features not otherwise provided for
    • F24F2221/36Modules, e.g. for an easy mounting or transport

Abstract

Ventilatie-unit voorzien om ingebouwd te worden in een muur van een gebouw, de ventilatie-unit bevattende één of meerdere functionele modules en een omkasting, welke omkasting een eerste zijde heeft die minstens gedeeltelijk open is zodanig dat de één of meerdere functionele modules monteerbaar in en demonteerbaar uit de omkasting zijn via de eerste zijde, welke omkasting een tweede zijde heeft die voorzien is om nagenoeg evenwijdig te liggen met de muur, waarbij de eerste zijde nagenoeg haaks staat op de tweede zijde en voorzien is om nagenoeg evenwijdig te liggen met een dagkant van een opening in de muur, waarbij de eerste zijde een deksel bevat voor het afdekken van de opening nagenoeg in lijn met de dagkant.

Description

Ventilatie-unit met omkasting De uitvinding heeft betrekking op een ventilatie-unit. Ventilatie in woningen wordt meer en meer belangrijk. Vroeger werden woningen voornamelijk passief geventileerd. Hiertoe werden ventilatieopeningen typisch voorzien bij ramen om verse lucht in een ruimte te laten stromen. De ventilatieopening kan daarbij een klep bevatten die manueel of automatisch kan bediend worden om de hoeveelheid lucht die door het ventilatiekanaal kan stromen te beïnvloeden. Zo bestaan zelfregelende kleppen die, afhankelijk van het verschil tussen de luchtdruk buiten en de luchtdruk binnen, bijvoorbeeld ten gevolge van wind, meer of minder open staat. Een bekend nadeel van dergelijke ventilatieopeningen is dat warmte niet gerecupereerd wordt.
Andere ventilatiesystemen zijn bedacht, zoals een balansventilatiesysteem, waarbij de ventilatie actief gestuurd wordt door het op gecontroleerde wijze laten instromen en uitstromen van lucht, waarbij de instroom en uitstroom in balans wordt gehouden door het balansventilatiesysteem. Een dergelijk balansventilatiesysteem bevat typisch warmtewisselaars die cen uitwisseling van warmte tussen de ingaande lucht en de uitgaande lucht toelaat om zo energie- efficiënt te ventileren. Een nadeel van een dergelijk systeem is dat een aangepast buizennetwerk moet voorzien worden doorheen het hele gebouw om elke ruimte correct te ventileren. Dit is omslachtig en duur, en bij renovatie vaak om praktische redenen onmogelijk.
EP1488175 beschrijft een decentrale ventilatie-unit. Met deze ventilatie-unit kan de luchtstroom geregeld worden, kan warmte gerecupereerd worden en is het niet meer nodig om cen aangepast buizennetwerk doorheen het hele gebouw te voorzien. Een nadeel is dat deze ventilatie-unit als opbouw-unit wordt voorzien en daardoor steeds zichtbaar zal zijn in een ruimte. Om esthetische redenen is dit vaak ongewenst.
EP17171461 beschrijft een decentrale ventilatie-unit die ingebouwd kan worden in cen spouw. Via drie openingen wordt toegang gegeven tot filters die zich in de ventilatie-unit bevinden. De ventilatie-unit wordt onder een venstertablet voorzien. . Met deze ventilatie-unit kan de luchtstroom geregeld worden, kan warmte gerecupereerd worden en is het niet meer nodig om cen aangepast buizennetwerk doorheen het hele gebouw te voorzien. Een verder voordeel is dat deze ventilatie-unit volledig weggewerkt wordt in de muur en daardoor geen esthetische verstoring zal veroorzaken in de ruimte. Een nadeel van deze opbouw is gerelateerd aan onderhoud en herstellingen. Het is omslachtig om de ventilatie-unit te demonteren uit de spouw.
Het is een doel van de uitvinding om een decentrale ventilatie-unit te voorzien die weggewerkt kan worden en waar onderhoud en herstellingen eenvoudiger op kan uitgevoerd worden.
Hiertoe voorziet de uitvinding in een ventilatie-unit voorzien om ingebouwd te worden in een muur van cen gebouw, de ventilatie-unit bevattende één of meerdere functionele modules en een omkasting, welke omkasting een eerste zijde heeft die minstens gedeeltelijk open is zodanig dat de één of meerdere functionele modules monteerbaar in en demonteerbaar uit de omkasting zijn via de eerste zijde, welke omkasting een tweede zijde heeft die voorzien is om nagenoeg evenwijdig te liggen met de muur, waarbij de eerste zijde nagenoeg haaks staat op de tweede zijde en voorzien is om nagenoeg evenwijdig te liggen met een dagkant van een opening in de muur, waarbij de eerste zijde een deksel bevat voor het afdekken van de opening nagenoeg in lijn met de dagkant.
De ventilatie-unit volgens de uitvinding voorziet functionele modules die verwijderbaar zijn uit een omkasting. Dit laat toe de omkasting nagenoeg vast te monteren in een muur. De functionele modules die de werking van de ventilatie-unit verzekeren, kunnen in en uit de omkasting gemonteerd worden. Dit verhoogt sterk de flexibiliteit bij onderhoud en herstellingen. De omkasting is daarbij speciaal voorzien om ter plaatse van een opening in een gebouw voorzien te zijn. Een opening is bijvoorbeeld een raamopening of een deuropening of een poortopening. In moderne woningen wordt de dikte van de spouw, dit is de afstand tussen de buitenste schil of buitenmuur en de binnenste schil of binnenmuur van een gebouw, noemenswaardig groter gemaakt dan 10 of 20 jaar geleden. De spouw wordt voorzien van een isolerende laag en zorgt voor het vertragen van de warmteoverdracht van binnen naar buiten en omgekeerd. Het gebruik van de spouw om technische elementen op een demonteerbare manier in te bouwen en daarmee aan het zicht te onttrekken is reeds toegepast voor zonnewering en rolluiken. Om een ventilatie-unit op betrouwbare en duurzame manier in te bouwen, voorziet de huidige uitvinding in een omkasting die een open zijde heeft die naar de dagkant van de opening in de muur ligt. Hier wordt een deksel voorzien die in lijn ligt met de dagkant om de dagkant visueel af te werken. Door het deksel te verwijderen, kunnen de functionele modules gemonteerd en gedemonteerd worden zonder dat verdere openingen moeten voorzien worden in de muur.
Bij voorkeur bevat de één of meerdere functionele modules minstens: - een eerste kanaal voor het laten stromen van lucht van buiten het gebouw naar binnen; - een tweede kanaal voor het laten stromen van lucht van binnen het gebouw naar buiten; en - een warmtewisselaar voorzien voor het laten kruisen van het eerste kanaal en het tweede kanaal.
Verder bij voorkeur bevatten de één of meerdere functionele modules verder een eerste luchtpomp in het eerste kanaal en een tweede luchtpomp in het tweede kanaal. Via de kanalen kan lucht ververst worden in de ruimte en via de warmtewisselaar kan warmte uitgewisseld worden tussen instromende verse lucht en uitstromende vuile lucht. Hierdoor kan aan energierecuperatie worden gedaan teneinde de ventilatie-unit energie-efficiënt te maken. Een dergelijke ventilatie-unit wordt daarom ook balansventilatie-unit genoemd. Via de luchtpompen kan de hoeveelheid instromende lucht geregeld worden en kan de hoeveelheid afgevoerde lucht geregeld worden. Door deze hoeveelheden in een vooraf bepaalde verhouding te regelen kan een lichte overdruk of een lichte onderdruk in de ruimte verkregen worden, hetgeen op basis van omstandigheden, type ruimte en veiligheid gewenst kan zijn.
Bij voorkeur opent een aanzuigopening van het eerste kanaal ter plaatse van de eerste zijde en opent een uitblaasopening van het tweede kanaal ter plaatse van de eerste zijde. Verder bij voorkeur opent een aanzuigopening van het tweede kanaal ter plaatse van de tweede zijde en opent een uitblaasopening van het eerste kanaal ter plaatse van de tweede zijde. De eerste zijde is parallel met de dagkant. Dit wil zeggen dat de openingen ter plaatse van de eerste zijde lucht in en uit de dagkant laten stromen. In een moderne woning wordt een raam eerder op de binnenmuur geplaatst. Hierdoor is een opening ter plaatse van de dagkant buiten gelegen. In een dergelijke situatie zal de tweede zijde de zijde zijn die aanligt tegen de binnenmuur, en zullen openingen in deze zijde typisch via verlengstukken, bijvoorbeeld stukken buis, lucht doorheen de binnenmuur voeren om zo lucht in en uit de ruimte te laten stromen. In een eerder traditionele woning wordt cen raam op de buitenmuur geplaatst. Hierdoor is een opening ter plaatse van de dagkant binnen gelegen. Deze openingen laten toe lucht in en uit de ruimte te voeren. In een dergelijke situatie zal de tweede zijde de zijde zijn die aanligt tegen de buitenmuur, en zullen openingen in deze zijde typisch via verlengstukken, bijvoorbeeld stukken buis, lucht doorheen de buitenmuur voeren om zo lucht van en naar buiten te laten stromen.
Bij voorkeur heeft de dagkantafwerking perforaties om een luchtstroom van en naar het eerste en tweede kanaal toe te laten. Perforaties verhinderen of bemoeilijken dat vuil, water en/of ongedierte de open eerste zijde binnenkomt.
Bij voorkeur bevat de één of meerdere functionele modules verder een eerste filter in het eerste kanaal en een tweede filter bevat in het tweede kanaal. Via de filter kan lucht gezuiverd worden. Ook kan verhinderd worden dat vuil en/of ongedierte via de lucht mee de ruimte wordt binnengezogen. Verder bij voorkeur is de eerste filter en de tweede filter vervangbaar via de tweede zijde. De tweede zijde, zoals hierboven toegelicht, kan tegen de binnenmuur liggen. Deze zijde is daarom makkelijk toegankelijk, en kan gebruikt worden om filters periodiek te vervangen. Hierdoor is het niet nodig om de dagkant minstens gedeeltelijk te verwijderen om toegang tot de eerste zijde te verschaffen. Echter omdat functionele modules via de eerste zijde monteerbaar en demonteerbaar zijn, zullen de openingen in de tweede zijde beperkt kunnen blijven in grootte.
Bij voorkeur zijn de tweede zijde openingen bevat met randen die elk voorzien om met een externe buis te verbinden. De externe buis vormt een verlenging van het kanaal doorheen de muur die aan de tweede zijde aanligt. Bij voorkeur zijn de eerste filter en de tweede filter voorzien ter plaatse van de openingen in de tweede zijde.
Bij voorkeur heeft de omkasting een derde zijde die voorzien is om de bodemzijde van de ventilatie-unit te vormen, welke derde zijde een afwateringsopening heeft. Via een warmtewisselaar, met name wanneer lucht afgekoeld wordt, is condensvorming mogelijk. Omdat de uitvinding in een omkasting voorziet die in de praktijk typisch gesloten is, kan condens zich ophopen en daarmee problemen veroorzaken wanneer dit niet adequaat kan afgevoerd worden.
Door het voorzien van een afwateropening in een bodemzijde, kan condens en ander instromend water afgevoerd worden.
Bij voorkeur is de omkasting gevormd als een hoofdzakelijk balkvormig omhulsel voor de functionele modules, welk balkvormig omhulsel drie keer twee zijdes met nagenoeg gelijke oppervlaktegroottes heeft, waarbij de oppervlaktegrootte van de tweede zijde groter is dan de oppervlaktegrootte van de eerste zijde. Bij voorkeur is de oppervlaktegrootte van de tweede zijde groter dan de oppervlaktegrootte van de derde zijde. Bij voorkeur is de omkasting uit één stuk gevormd. Bij voorkeur is de omkasting gevormd door één van spuitgieten en rotatiegieten, bij voorkeur door rotatiegieten. Deze opbouw van de omkasting blijkt eenvoudig te maken en eenvoudig in te bouwen in een spouw. Verder blijkt deze opbouw optimaal om functionele modules in te monteren.
Bij voorkeur is een bovenzijde van de omkasting voorzien voor aansluiting van een extern luchtkanaal. Via dit luchtkanaal kan afvoer van lucht uit een ruimte die niet aan een buitenmuur grenst, bijvoorbeeld een badkamer of een toiletruimte, mogelijk gemaakt worden.
Bij voorkeur vormt de omkasting, met uitzondering van de eerste zijde, tweede zijde en optioneel de derde zijde, en verder optioneel de bovenzijde, een waterdichte buitenschil van de ventilatie-unit. Door een waterdichte buitenschil te vormen, worden functionele elementen afgeschermd van de omgeving zoals die zich in de spouw manifesteert.
Bij voorkeur is het deksel geïntegreerd in, en vormt het deksel een segment van de dagkantafwerking. De dagkantafwerking is bij voorkeur voorzien in één stuk per dagkantzijde. De ventilatie-unit bestrijkt in de praktijk zelden een volledige gehele dagkantzijde. Door de dagkantzijde alsnog als één stuk af te werken, waarbij het deksel functioneel gevormd is door een segment van de ene afwerking, wordt een visueel strak geheel verkregen. Daarbij zal bij voorkeur het deksel een rooster bevatten om een luchtstroom van en naar de meerdere functionele modules toe te laten en om slagregen te verhinderen om rechtstreeks in de omkasting te komen.
Bij voorkeur zijn de eerste zijde en de tweede zijde voorzien om zich in de muur opwaarts uit te strekken. De opwaartse oriëntatie blijkt meerdere voordelen te bieden waaronder dat het monteren van functionele modules eenvoudiger is dan bij andere oriëntaties, regen en ander potentieel indringend water kan eenvoudiger uit de omkasting geweerd worden dan bij andere 5 oriëntaties, en afwerking kan eenvoudiger voorzien worden dan bij andere oriëntaties.
De uitvinding heeft verder betrekking op een samenstel van een scherminrichting en een ventilatie-unit volgens de uitvinding, waarbij de scherminrichting een schermrol en een op deze schermrol op- en afrolbaar scherm bevat dat aan één van zijn zijden aan de schermrol bevestigd is, waarbij de scherminrichting ten minste een afschermkast en twee laterale geleiders bevat, waarbij de eerste zijde van de omkasting verbonden is met een eerste laterale geleider van de twee laterale geleiders. De ventilatie-unit kan geïntegreerd worden in een scherminrichting door één van de laterale geleiders te verbinden met de omkasting. Daarbij zal duidelijk zijn dat één van de laterale geleiders niet beperkend moet geïnterpreteerd worden, en dat een ventilatie-unit ook aan beide laterale geleiders kan voorzien worden. Door de ventilatie-unit te verbinden met een laterale geleider, worden enkele zaken zoals voorzien van een afwerking, montage, onderhoud en herstelling eenvoudiger. In dit kader zal duidelijk zijn dat bovenstaande ook omvat dat twee ventilatie-units kunnen verbonden worden met een scherminrichting, een eerste aan de eerste laterale geleider en een tweede aan de tweede laterale geleider.
Bij voorkeur bevat de eerste laterale geleider minstens één achterste rugprofiel, waarbij de eerste zijde van de omkasting nagenoeg in lijn licht met een achterwand van het achterste rugprofiel en daarmee verbonden is. Bij voorkeur bevat de eerste laterale geleider minstens één voorste afwerkprofiel, waarbij het deksel gevormd is door minstens een segment van het voorste afwerkprofiel. Bij voorkeur bevat de ventilatie-unit luchtgeleiders die voorzien zijn om lucht te geleiden in de eerste laterale geleider. Bij voorkeur overbruggen de luchtgeleiders een afstand tussen het minstens één achterste rugprofiel en het minstens één voorste afwerkprofiel. De ventilatie-unit en de scherminrichting kunnen beide onafhankelijk van elkaar werken. Hiertoe is de omkasting verbonden met een rugprofiel en is het deksel gevormd door een frontaal of voorste afwerkprofiel van de schermgeleider. Tussen rugprofiel en voorste afwerkprofiel wordt bij voorkeur een luchtgeleider voorzien om te verhinderen dat lucht rechtstreeks van de luchtuitlaat naar de luchtinlaat stroomt via de schermgeleider. De luchtgeleider vormt een kanaal om lucht van de luchtuitlaat naar openingen in het voorste profiel te brengen, en om lucht van verdere openingen in het voorste profiel naar de luchtinlaat te brengen. Daarbij zal de luchtgeleider verder bij voorkeur een polariserende vorm hebben wat wil zeggen dat het de plaats waar de lucht via het voorste afwerkprofiel naar buiten geblazen wordt op een afstand ligt van de plaats waar de lucht via het voorste afwerkprofiel aangezogen wordt. Ook kan de luchtgeleider de oppervlakte vergroten waarover lucht doorheen het voorste afwerkprofiel kan aangezogen of afgeblazen worden.
Bij voorkeur heeft de eerste laterale geleider een breedte die nagenoeg gelijk is aan de diepte van de afschermkast.
Ook de breedte van de eerste zijde, die nagenoeg gelijk is aan de één van de buitenafmetingen van de ventilatie-unit, is bij voorkeur nagenoeg gelijk aan de diepte van de afschermkast.
Daarmee vertonen schermgeleider met zijn afschermkast en zijn laterale geleiders, samen met de ventilatie-unit één nagenoeg constante dikte om in een spouw in te bouwen.
Dit vereenvoudigt het afwerken van de muur en de spouw.
De uitvinding heeft verder betrekking op een gebouw waarbij minstens één muur voorzien is van een opening die een dagkant vertoont, waarbij een ventilatie-unit volgens de uitvinding ingebouwd is in de muur met de eerste zijde nagenoeg evenwijdig met de dagkant.
De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.
In de tekening laat : figuur 1 een ploftekening zien van een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 2A en 2B een tussenstand en een ingebouwde stand zien van de uitvoeringsvorm uit figuur 2; figuur 3 een schematisch zicht zien van een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 4 een doorsnede zien van delen van de tweede uitvoeringsvorm; figuur 5 een zij- en vooraanzicht zien van de tweede uitvoeringsvorm; en figuur 6 een liggende dwarsdoorsnede zien van een muur ter plaatse van de ventilatie-unit.
In de tekening is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend.
Figuur 1 toont een muur 1 van een gebouw waarin een opening voorzien is voor montage van een raam.
Ramen worden typisch voorzien om licht in een gebouw te laten schijnen.
De ramen worden dan ook typisch in een muur 1 voorzien die een binnenmuur 2 hebben, grenzend aan een binnenzijde van het gebouw, en een buitenmuur 3 hebben, voorzien aan een buitenzijde van het gebouw.
Om warmteverlies te beperken wordt tussen de binnenmuur 2 en de buitenmuur 3 typisch een spouw 4 voorzien.
De spouw is gedefinieerd door een afstand tussen de binnenmuur 2 en de buitenmuur 3, welke afstand door lucht of door een isolatiemateriaal gevuld is.
Hierdoor wordt een thermische barrière gecreëerd tussen de binnenmuur 2 en de buitenmuur 3 zodat energie in het gebouw kan vastgehouden worden.
In deze beschrijving wordt van binnenmuur 2, buitenmuur 3 en spouw 4 gesproken, echter daarbij zal duidelijk zijn dat dit geen traditionele manier van bouwen impliceert. Een buitenmuur 3 is gedefinieerd als de buitenschil van een gebouw. De binnenmuur 2 is gedefinieerd als de elementen die een binnenschil van een gebouw vormen, waarbij de binnenschil thermisch geïsoleerd is van de buitenschil. De spouw 4 is gedefinieerd als de ruimte en/of de elementen die de binnenschil en de buitenschil minstens gedeeltelijk thermisch van elkaar scheiden. De buitenmuur kan gevormd zijn uit steen, metaal, hout, crepie of ander geschikt materiaal om een buitenschil van een gebouw mee te vormen. Spouw kan gevormd zijn door isolatieplaten of schuim die vast verbonden zijn met binnen- en/of buitenmuur. Alternatief kan de spouw gevormd worden door een luchtlaag. De buitenmuur 3 is niet noodzakelijk zelfdragend, en kan via de spouw 4 structureel met de binnenmuur verbonden zijn.
Recente regelgeving en moderne technieken gaan nog een stap verder dan het creëren van thermische onderbreking tussen de buitenmuur 3 en binnenmuur 2 en voorzien ook een luchtdichte folie in de muur 1 met als theoretisch doel om de binnenruimte luchtdicht in te pakken. Door deze luchtdichte folie kan lucht binnen in het gebouw niet noemenswaardig, of ten minste niet ongecontroleerd en noemenswaardig, uitwisselen met lucht buiten het gebouw. Hierdoor kan energieverlies verder beperkt worden. Deze luchtdichte folie dient aangesloten te worden aan het raam wanneer het raam in de opening geplaatst wordt.
Reeds jaren is bekend om ook raamprofielen, waarmee ramen opgebouwd worden, van een thermische onderbreking te voorzien zodanig dat de profielen een buitendeel en een binnendeel bevatten, waarbij het buitendeel voorzien is om aan de buitenzijde van het gebouw te liggen en het binnendeel voorzien is om aan de binnenzijde van het gebouw te liggen. Dergelijke raamprofielen worden dan gemonteerd ofwel met hun buitendeel tegen de buitenmuur 3, ofwel met hun binnendeel tegen de binnenmuur 2. Hierdoor kan de thermische onderbreking die tussen de buitenmuur 3 en binnenmuur 2 voorzien is doorgetrokken worden naar het raam. Op die manier kan de thermische onderbreking doorlopend gevormd zijn zodat geen koudebruggen ontstaan die energie-uitwisseling van buiten naar binnen in het gebouw en omgekeerd faciliteren. Daarbij zal voor de vakman duidelijk zijn dat als zowel binnendeel als buitendeel van een raam op één van een buitenmuur 3 of binnenmuur 2 geplaatst wordt, een ongewenste warmte-uitwisseling gefaciliteerd zou worden tussen ofwel buitenmuur en binnendeel van het raamprofiel ofwel binnenmuur en buitendeel van het raamprofiel zodat een koudebrug ontstaat. De luchtdichte folie die in de muur 1 voorzien is, wordt tegen een rand van het raamprofiel gekleefd om luchtdicht aan te sluiten tegen het raamprofiel. Door het voorzien van een raam in een opening van een gebouw rekening houdend met de aspecten die hierboven zijn beschreven, kan een gebouw met een raam energetisch geoptimaliseerd worden.
Wanneer een opening voorzien wordt in een muur 1, wordt ook een zogenaamde dagkant gevormd.
De dagkant is gedefinieerd als een rechte, afgeschuinde of geprofileerde binnenkant van een raamopening, poortopening of boogopening, welke binnenkant bij voorkeur dwars of nagenoeg dwars op de muur staat.
Bij voorkeur staat de dagkant steeds loodrecht op de muur.
De dagkant toont de dikte van de binnenmuur 2, de dikte van de spouw 4 en de dikte van de buitenmuur 3. Figuur 1 toont een gedeelte van de opstaande dagkant en een gedeelte van de bovenste dagkant van een raamopening.
Figuur 1 toont verder een ventilatie-unit 7. De ventilatie-unit maakt bij voorkeur deel uit van een ventilatiesysteem en laat toe om cen gecontroleerde luchtstroom van binnen naar buiten en van buiten naar binnen, doorheen de muur 1, te forceren.
Meerdere dergelijke ventilatie- units kunnen in meerdere respectievelijke kamers van een gebouw geplaatst worden om samen het ventilatiesysteem van het gebouw te vormen.
Omdat elke ventilatie-unit uit het ventilatiesysteem individueel opereert, kan het ventilatiesysteem uitgelegd worden in deze beschrijving door de werking van één ventilatie-unit te beschrijven.
Het zal daarbij duidelijk zijn dat meerdere ventilatie-units wel onafhankelijk kunnen werken, maar dat de vakman deze operationeel kan koppelen om een vooraf bepaalde werkingsinteractie te krijgen tussen de verschillende ventilatie- units in het ventilatiesysteem.
De ventilatie-unit uit het ventilatiesysteem is opgebouwd met een omkasting 5 en één of meerdere modules die voorzien zijn van een warmtewisselaar voor een energie-uitwisseling tussen de instromende en uitstromende lucht.
Het ventilatiesysteem kan beschouwd worden als een decentraal ventilatiesysteem.
Namelijk in een gebouw kunnen meerdere van dergelijke ventilatie- units 7 voorzien worden, bijvoorbeeld bij meerdere raamopeningen in meerdere kamers van het gebouw, waarvan de werking afzonderlijk van elkaar stuurbaar is.
Figuur 1 toont de omkasting 5 van de ventilatie-unit 7. De omkasting 5 is zo gevormd dat ze vast voorzien kan worden in de spouw van een gebouw.
Met vast voorzien wordt bedoeld dat de omkasting 5 niet kan verwijderd worden zonder ingrijpende werken uit te voeren.
Dergelijke ingrijpende werken zijn vaak minstens gedeeltelijk destructief en vereisen bijvoorbeeld het afbreken van een gedeelte van een muur.
De omkasting 5 heeft een eerste zijde 8 die bij voorkeur opstaand gericht is.
De eerste zijde 8 wordt in gemonteerde toestand evenwijdig met de dagkant georiënteerd.
In de praktijk ligt de eerste zijde 8 volgens een eerste uitvoeringsvorm zoals getoond in figuren 1 en 2 nagenoeg in lijn met de dagkant of ligt de eerste zijde 8 volgens een tweede uitvoeringsvorm zoals getoond in figuren 3-5 evenwijdig met, en op een afstand van de dagkant, waarbij de afstand bij voorkeur kleiner is dan 15cm, meer bij voorkeur kleiner is dan 10cm.
De eerste zijde 8 van de omkasting 5 is voorzien van een opening 9. In de getoonde uitvoering strekt de opening 9 zich uit over nagenoeg de gehele eerste zijde 8.
De omkasting 5 heeft een tweede zijde 5 die voorzien is om evenwijdig te liggen met de muur. De tweede zijde 5 heeft meerdere openingen 35’en 37’, hieronder verder toegelicht. De tweede zijde 5 ligt bij voorkeur aan tegen de binnenmuur wanneer het raam op of bij de binnenmuur gemonteerd is, en ligt bij voorkeur aan tegen de buitenmuur wanneer het raam op of bij de buitenmuur gemonteerd is. Hierdoor zal steeds één van de eerste zijde en tweede zijde naar buiten aanliggen en zal een andere van de eerste zijde en tweede zijde naar binnen aanliggen.
De omkasting 5 heeft verder een derde zijde 11 die bij voorkeur de bodemzijde van de omkasting 5 vormt. De derde zijde 11 heeft een afwateropening 12 om condens en ander water dat de omkasting 5 is binnengekomen af te voeren. Dit is hieronder verder besproken.
De omkasting 5 is bij voorkeur balkvormig. Dit wil zeggen dat tegenover de eerste zijde een verdere eerste zijde ligt met een oppervlakte die nagenoeg gelijk is aan die van de eerste zijde. Ook tegenover de tweede en de derde zijde liggen verdere tweede en verdere derde zijdes, respectievelijk, die nagenoeg gelijke oppervlaktes hebben aan die van de tweede en derde zijde, respectievelijk. Het aldus verkregen balkvormige omkasting is eenvoudig in te bouwen in een spouw 4. De eerste zijde 8 is bij voorkeur kleiner dan de tweede zijde 10. De eerste en de tweede zijde 8 en 10 staan bij voorkeur opwaarts. De derde zijde 11 is bij voorkeur kleiner dan de eerste zijde 8. Hierdoor is de inbouwdiepte voor functionele modules 6 kleiner dan de inbouwhoogte via de eerste zijde 8. De derde zijde 11 strekt zich bij voorkeur liggend uit als bodemvlak.
Figuur 1 toont schematisch één of meerdere functionele modules 6 van een ventilatie-unit 7. De functionele modules 6 kunnen ingebouwd worden in de omkasting 5 via de opening 9 in de eerste zijde 8. Ook kunnen de functionele modules 6 gedemonteerd worden uit de omkasting 5 via de opening 9 in de eerste zijde 8. In figuur 1 is voor de eenvoud één functionele module getoond die alle functies omvat.
De functionele modules 6 bevatten een warmtewisselaar 24, een eerste kanaal 40 en een tweede kanaal 33 voor het laten stromen van lucht van buiten naar binnen en van binnen naar buiten, respectievelijk, een eerste luchtpomp 41 en een tweede luchtpomp 34, die samen de functionele modules 6 van de ventilatie-unit 7 vormen. Het tweede kanaal 33 strekt zich uit tussen een eerste opening 29 en een tweede opening 35. De eerste opening 29 is gevormd in een zijde van de behuizing 23 die grenst, wanneer de behuizing in de muur ingebouwd is, aan een buitenzijde van de muur 1. De eerste opening 29 is voorzien voor het laten stromen van buitenlucht naar buiten, hetgeen in figuur 6 geïllustreerd is met pijl 30. In het eerste kanaal 40 is een filter 31 voorzien voor het filteren van de instromende buitenlucht, die bij voorkeur geplaatst is om de lucht te filteren voordat de instromende lucht 39 doorheen de warmtewisselaar 24 vloeit.
De warmtewisselaar 24 is van het type lucht-lucht, zodat een warmte-uitwisseling tussen een eerste en een tweede luchtstroom mogelijk is. Hiertoe is de warmtewisselaar 24 voorzien voor het kruislings laten vloeien van de luchtstromen ten opzichte van elkaar op zodanige wijze dat warmte-uitwisseling tussen de stromen geoptimaliseerd is. Lucht-lucht warmtewisselaars zijn bekend, en de details van deze warmtewisselaar en zijn daarom niet verder in detail beschreven in deze beschrijving. In de warmtewisselaar 24 wordt energie uitgewisseld tussen enerzijds de lucht die stroomt in het eerste kanaal 40 en anderzijds de lucht die stroomt in het tweede kanaal 33. Zo is warmte of koelte recupereerbaar. De warmtewisselaar kan voorzien zijn om enkel warmte uit te wisselen, maar kan ook een zogenaamde recuperator zijn. Met een recuperator wordt niet enkel warmte uitgewisseld, maar wordt ook vocht gerecupereerd. Dit wordt ook een enthalpiewarmtewisselaar genoemd.
De stroming van de lucht doorheen het tweede kanaal 33 wordt aangedreven door een eerste luchtpomp 34. De stroming van lucht doorheen het eerste kanaal 40 wordt aangedreven door een tweede luchtpomp 41. De eerste luchtpomp 34 en de tweede luchtpomp 41 zijn bij voorkeur identieke luchtpompen en kunnen synchroon of individueel aangedreven worden, afhankelijk van de werkingsvoorkeuren van de ventilatie-unit 7. Elke luchtpomp 34, 41 is bij voorkeur gevormd middels een luchtpomp die minimaal geluid produceert. Hiervoor is bij voorkeur een luchtpomp gekozen die aan een laag toerental draait. Daarbij is een laag toerental gedefinieerd als een toerental lager dan 1000 toeren per minuut (tr/min), bij voorkeur lager dan 500 tr/min, meer bij voorkeur lager dan 300 tr/min. Luchtpompen 34, 41 kunnen gekozen worden uit luchtpompen die lucht in een axiale richting beweging of in een radiale richting bewegen, axiaal en radiaal beschouwd ten opzichte van de primaire rotatie-as van de ventilator. Bij voorkeur zijn de luchtpompen 34, 41 voorzien voor het radiaal verplaatsen van lucht. Luchtpompen, waaronder ventilatoren met radiale of axiale schoepen zijn bekend en worden daarom niet verder in detail beschreven in deze beschrijving.
Het tweede kanaal 33 start ter plaatse van een tweede opening 35 die voorzien is in een tweede zijde van de ventilatie-unit die, wanneer de ventilatie-unit 7 in de muur ingebouwd is, grenst aan cen binnenzijde van het gebouw.
Het tweede kanaal 33 is analoog opgebouwd aan het eerste kanaal 40. Het eerste kanaal 40 strekt zich uit tussen derde opening 37 die bij voorkeur gevormd is in dezelfde wand van de behuizing 23 dan de tweede opening 35. Verder bij voorkeur is de derde opening gepositioneerd op een afstand ten opzichte van de tweede opening 35 die groter is dan de som van de diameters van de tweede opening 35 en de derde opening 37, meer bij voorkeur groter is dan tweemaal de som van de diameters van de tweede opening 35 en de derde opening 37.
De derde opening 37 is voorzien voor het laten uitstromen via het eerste kanaal 40 van lucht naar de ruimte van buiten naar binnen, hetgeen in figuur 1 aangeduid is met pijl 39. De tweede opening 35 is verder voorzien van een filter 38 voor het filteren van de in het tweede kanaal 33 instromende lucht.
Deze filter 38 is eenvoudig toegankelijk via de opening 35. De lucht die via de derde opening 37 het tweede kanaal 33 uitstroomt, stroomt eerst doorheen de warmtewisselaar 24 via de tweede luchtpomp 41, komende van een vierde opening 42. De vierde opening 42 is bij voorkeur geplaatst in een zelfde wand dan de eerste opening 29. Via de vierde opening 42 kan de lucht die van buiten komt naar binnen stromen.
De ventilatie-unit 7 bevat optioneel verder een vijfde opening 32 die bij voorkeur gevormd is in dezelfde zijde dan de tweede opening 35 en derde opening 37. Deze vijfde opening 32 is optioneel (niet getoond) gepositioneerd ter plaatse van de filter 31 voor het filteren van de instromende buitenlucht.
Een voordeel daarvan is dat deze filter 31 toegankelijk via de vijfde opening 32. De vijfde opening 32 is bij voorkeur gepositioneerd tussen de tweede opening 35 en de derde opening 37. Als gevolg van deze positionering van de openingen, in het bijzonder de positionering van de derde opening 37 en de vijfde opening 32, kunnen alle filters die in de ventilatie-unit 7 aanwezig zijn, meer bepaald de filter voor het filteren van de lucht die van binnen naar buiten stroomt, dit is filter 38, en de filter die voorzien is voor het filteren van de lucht die van buiten naar binnen stroomt, dit is filter 31, via de binnenmuur 2 vervangen worden.
Bij voorkeur bevat de filter 31 een koolstoffilter, meer bij voorkeur een actieve koolstoffilter, die inkomende lucht reinigt.
Dit maakt onderhoud van de ventilatie-unit 7 uiterst eenvoudig.
Figuur 1 toont hoe de eerste opening 29 en de vierde opening 42 zich ter plaatse van een eerste zijde van de omkasting 5 bevinden wanneer de functionele modules in de omkasting 5 ingebouwd zijn.
Alternatief kunnen deze openingen in een achterwand gevormd worden, de achterwand zijnde de wand die in de gemonteerde toestand van de ventilatie-unit parallel ligt aan, en grenst aan de buitenwand 3. Figuur 1 toont verder dat de omkasting een tweede zijde 10 heeft die openingen 35’ en 37’ heeft die overeenstemmen met de hierboven beschreven openingen 35 en 37 van de functionele module 6. Om esthetische redenen zijn de tweede 35, derde 37 en vijfde 32 opening bij voorkeur hoofdzakelijk symmetrisch gevormd rondom een opstaande symmetrieas.
Optioneel kunnen verdere aansluitingen 48 voorzien worden voor het aansluiten van bijvoorbeeld een extra te ventileren ruimte.
Bijvoorbeeld ruimtes die niet aan een buitenmuur grenzen, bijvoorbeeld een badkamer of berging, kunnen geventileerd worden door deze ruimtes aan te sluiten aan de verdere aansluitingen.
Het gebruik van deze extra aansluitingen 48 is optioneel en biedt de mogelijkheid om de functionaliteit van de ventilatie-unit 7 verder uit te breiden.
Via buizen in de spouwmuur kunnen ruimtes die niet rechtstreeks aan een buitenmuur grenzen alsnog geventileerd worden.
Figuur 1 toont verder de condensafvoer 49 die voorziet om condens dat uit de afgekoelde lucht die van binnen komst, af te voeren naar beneden in de omkasting 5, van waar de condens dan via de afwateropening 12 verder kan afgevoerd worden.
Figuur 1 toont verder een dagkantafwerking 13 voor de opstaande dagkant en een afwerking 14 voor de bovenste dagkant. Een segment van de dagkantafwerking 13 komt, wanneer de dagkantafwerking gemonteerd wordt, voor de opening 9 in de eerste zijde 8 van de omkasting 5 te liggen. Dit segment fungeert daarom als deksel 15 voor de opening 9 in de eerste zijde 8. In het bijzonder wanneer luchtstroomopeningen van de functionele modules 6 openen ter plaatse van de eerste zijde 8, is het deksel 15 voorzien van perforaties 160m de luchtstroom doorheen het deksel 15 toe te laten. figuur 2A toont een uitvoering analoog aan figuur 1, waarbij de omkasting 5 in de spouw 4 ingebouwd is. In de figuur wordt getoond hoe rond de omkasting 5 isolatiemateriaal 17 in de spouw kan voorzien worden. Wanneer de spouw dikker is dan de breedte van de omkasting 5, wordt typisch tussen de omkasting en de binnenmuur ook isolatiemateriaal voorzien. In figuur 2A is een raam (niet weergegeven) voorzien op de binnenmuur 2. Dit raam ligt, in de dwarsrichting van de muur beschouwd, naast de omkasting 5 met geen of slechts een minimale overlapping met de omkasting 5. Hierdoor vormt het raam geen blokkade bij de opening 9 van de omkasting 5, hetgeen toelaat om functionele modules 6 in en uit de omkasting 5 te monteren. In de uitvoering van figuur 2 is de tweede zijde van de omkasting 6 gelegen naar de binnenmuur 2, en zijn aldus de tweede opening 35 en derde opening 37 verborgen in het perspectief aanzicht. Deze openingen zijn gekoppeld met een extern buissegment dat zich uitstrekt doorheen de binnenwand om een luchtstroom van en naar de binnenruimte mogelijk te maken.
In figuur 2A bevindt de eerste zijde 8 van de omkasting 5, omdat het raam zich op de binnenmuur 2 bevindt, zich aan de buitenkant van het gebouw. De openingen die naar de eerste zijde 8 openen, dit zijn de eerste opening 29 en de vierde opening 42, laten aldus toe om buitenlucht naar binnen te trekken en om lucht naar buiten te blazen, respectievelijk. Figuur 2A illustreert verder de externe luchtaansluiting 48.
In figuur 2B is ten opzichte van de toestand zoals getoond in figuur 2A verder de dagkantafwerking 13 gemonteerd. De dagkantafwerking vormt minstens een afdekking van de spouw 4. Daarmee vormt de dagkantafwerking de visuele afwerking van de dagkant van het raam. De dagkantafwerking 13 integreert het deksel 15. Daarbij is niet noodzakelijk zichtbaar waar het deksel 15 begint en eindigt in de dagkantafwerking. Het segment van de dagkantafwerking 13 dat de functie heeft van het afdekken van de opening 9 van de eerste zijde & van de omkasting 5 wordt beschouwd als deksel 15. In het deksel 15 zijn perforaties 16 voorzien om luchtstroom toe te laten van en naar de functionele modules 6. Figuur 2 toont hoe een mooie strakke afwerking kan bekomen worden terwijl een complexe unit volledig in de spouw ingewerkt is. Deze complexe unit is volledig toegankelijk door het demonteren van de dagkantafwerking 13. Demonteren van de dagkantafwerking 13 wordt typisch gezien als kleine werkzaamheden die typisch niet destructief zijn. Dit laat toe om de functionele modules 6 uit de omkasting 5 te demonteren waardoor onderhoud kan uitgevoerd worden, functionele elementen kunnen vervangen worden, hardware en/of software updates kunnen uitgevoerd worden enzoverder.
Figuur 3 toont een tweede uitvoeringsvorm waarin een scherminrichting voorzien wordt om in de spouw 4 te monteren. Een scherminrichting die enerzijds volledig in een spouw kan ingebouwd worden en die anderzijds eenvoudig kan gemonteerd en gedemonteerd worden voor onderhoud, is beschreven in EP2725181, hierin geïncorporeerd door referentie voor het toelichten van de onderdelen en werking van de scherminrichting. Wanneer een dergelijke scherminrichting voorzien wordt bij een raam, zal minstens een gedeelte van de dagkantafwerking 13 gevormd worden door de scherminrichting.
Figuur 3 toont hoe de scherminrichting een afschermkast, een eerste laterale geleider 19 en een tweede laterale geleider 20 bevat. Elke laterale geleider heeft bij voorkeur minstens een achterste profiel en minstens één, bij voorkeur twee verdere profielen die het zichtbare gedeelte van de laterale geleider vormen en die de rail vormen voor het geleiden van de laterale zijden van het scherm wanneer het scherm wordt op- en afgerold. Het achterste profiel is voorzien van een kanaal dat toelaat om, via het kanaal, de schermrol uit de afschermkast te monteren.
Figuur 3 toont hoe de omkasting 5 verbonden is met de eerste laterale geleider 19. Daarmee ligt de opening 9 van de omkasting 5 niet in lijn met de dagkantafwerking, maar op een afstand daarvan die bepaald is door de inbouwdiepte van de laterale geleider 19. Het achterste profiel van een laterale geleider bevat typisch een rugwand en twee zijwanden. Dit profiel kan uit één stuk gevormd zijn of kan samengesteld zijn. Ter plaatse van de omkasting 5, is de rugwand van de laterale geleider onderbroken. De twee zijwanden van het achterste profiel strekken zich bij voorkeur in één stuk uit over de gehele lengte van de laterale geleider. Hierdoor wordt boven en/of onder de afschermkast een segment rugwand geplaatst. Figuur 3 toont een bovenste segment rugwand 21 en een onderste segment rugwand 22. De figuur toont eveneens een zijwand 23 die zich over de gehele lengte in één stuk uitstrekt. Figuur 3 toont hoe de bovenzijde van de omkasting 5 kan voorzien zijn van een opening 48 die een aansluiting vormt voor een extern luchtkanaal.
Figuur 4 toont een doorsnede van een uitvoeringsvorm van de onderdelen van de laterale geleider 19. Daarbij toont figuur 4 een rugwand 21, 22 dat verbindbaar is met zijwanden
23. Hiertoe zijn de rugwand 21, 22 en de zijwanden 23 voorzien van een complementaire tand- groef 25. In de praktijk zullen de zijwanden 23 typisch uit metaal vervaardigd zijn, omdat een gedeelte van de zijwanden zichtbaar is in het in de spouw 4 geplaatste geheel. De rugwand 21, 22 wordt typisch uit kunststof vervaardigd omdat de rugwand volledig aan het zicht onttrokken is in het in de spouw 4 geplaatste geheel. Daarom zullen de zijwanden 23 bij voorkeur van de tand voorzien worden en zal de rugwand 21, 22 bij voorkeur van de groef voorzien worden. De tand- groef verbinding kan zo ontworpen worden dat de rugwand 21, 22 over de tand kan geklikt worden of dat de rugwand 21, 22 met zijn groef over de tand van de zijwand kan geschoven worden. Figuur 4 toont onder de rugwand 21, 22 ook een sectie van de omkasting 5 ter plaatse van de eerste zijde 8. Randen van de eerste zijde 8 zijn voorzien van een overeenstemmende groef 25’ zodat deze groef ook over de tand van de zijwanden 23 geklikt en/of geschoven kan worden. Dit illustreert hoe zowel de rugwand 21, 22 alsook de omkasting 5 verbonden kan worden met de zijwanden 23 van de eerste laterale geleider 19. De groef 25’ kan rechtstreeks voorzien zijn in de omkasting (zoals weergegeven) of kan in een verbindingsstrook (niet weergegeven) voorzien zijn, welke verbindingsstrook met de omkasting verbonden is. De verbindingsstrook kan via lassen, lijmen, schroeven, bouten, klinknagels of andere technieken verbonden worden met de omkasting. Omdat de verbindingsstrook slechts de rand van de opening 9 ter plaatse van de eerste zijde 8 afwerkt, zal de omkasting 5 nog steeds beschouwd worden als vervaardigd uit één stuk, zelf met de daarop bevestigde verbindingsstrook. Namelijk de verbindingsstrook fungeert enkel voor het maken van de verbinding met de zijwanden 23 van de laterale geleider en heeft geen noemenswaardige omkastings- en/of begrenzingsfunctie voor de functionele modules 6. Figuur 4 toont verder hoe een eerste verder profiel 26 en een tweede verder profiel 27 minstens gedeeltelijk in het achterste profiel van de laterale geleider 19 kunnen gemonteerd worden. Meer bepaald worden de twee verdere profielen 26 en 27 nagenoeg geheel tussen de twee zijwanden 23 van de laterale geleider 19 gemonteerd. De twee verder profielen 26 en 27 vormen, samen met segmenten van de zijwanden 23, de frontale zichtbare zijde van de laterale geleider 19. De twee verdere profielen 26 en 27 vormen tevens, wanneer ze met de zijwanden 23 verbonden zijn, samen de geleider voor het geleiden van een laterale zijde van het scherm. Het scherm kan gevormd zijn door een zonwerende doek met een ritsgeleider, waarbij typisch een hulpprofiel in de geleider wordt voorzien. Alternatief kan het scherm gevormd zijn door rolluiklamellen. De twee verdere profielen 26 en 27 hebben bij voorkeur elk verbindingsmiddelen 28 waarmee de verdere profielen 26 en 27 kunnen vastgehouden worden tussen de twee zijwanden
23. De verbindingsmiddelen zijn getoond als klikverbindingsmiddelen die compatibel zijn met een bevestigingsbeugel (niet weergegeven) die op verschillende hoogtes in de geleider kan vastgezet worden. Eén of meerdere bevestigingsbeugels kunnen voorzien worden ter hoogte van het bovenste segment rugwand 21 en ter hoogte van het onderste segment rugwand 22. Het principe van bevestigingsbeugels is bekend en is daarom niet verder getoond en toegelicht in deze beschrijving. De verbindingsmiddelen 28 zijn bij voorkeur beide voorzien, in de breedterichting van de laterale geleider beschouwd, aan één kant van de geleider. Dit wil zeggen dat de verbindingsmiddelen 28 zich in één helft, bij voorkeur op één derde van de breedte, meest bij voorkeur op één vierde van de breedte en grenzend aan een zijwand 23 bevinden. Het gevolg is dat één van de twee verdere profielen, in de figuur het verdere profiel 27, zich grotendeels plaatvormig ter plaatse van de dagkant kan uitstrekken binnen de twee zijwanden 23. Het gevolg is dat een open ruimte 36 gevormd is tussen de rugwand 21 en 22 en het tweede verdere profiel 27, welke open ruimte 36 plaats biedt voor het monteren van een luchtgeleider, hieronder verder toegelicht. In de open ruimte 36 zitten geen elementen die het monteren van een luchtgeleider verhinderen of bemoeilijken.
Figuur SA toont een doorsnede in zijaanzicht van een laterale geleider 19, en illustreert hoe de luchtgeleider 43 voorzien is om een luchtstroom doorheen de laterale geleider 19 te geleiden. De luchtgeleider 43 overbrugt de afstand tussen de rugwand en de voorste profielen 26 en 27. Meer bepaald overbrugt de luchtgeleider 43 de afstand tussen de randen van de openingen 29 en 42 enerzijds en de perforaties 16 in het deksel, gevormd door het tweede verder profiel 27, anderzijds. Figuur 5B toont een vooraanzicht van de laterale geleider 19 van figuur 5A. Figuur 5 toont hoe boven de omkasting 5 een bovenste segment van de rugwand 21 voorzien is en onder de omkasting 5 een onderste segment van de rugwand 22 voorzien is. De open zijde 8 van de omkasting 5 is nagenoeg in lijn met de rugwand 21 en 22 gepositioneerd. Daarmee vormen de openingen 29 en 42 zich ook bij voorkeur ter hoogte van de rugwand 21. In de laterale geleider 19 is ter hoogte van de omkasting 5, in de open ruimte 36, een luchtgeleider 43 geplaatst. De luchtgeleider bevat twee luchtkanalen 44 en 45 voor het geleiden van de lucht die stroomt naar en van de openingen 29 en 42 tot bij de perforaties 16 in het tweede verdere profiel 27. Omdat de geleider 19 in de breedterichting asymmetrisch gevormd is, is ook de luchtgeleider 43 in de breedterichting asymmetrisch geplaatst in de geleider 19. De luchtgeleider 43 verhindert dat lucht van de vierde opening 42 kan stromen binnen de geleider 19 tot bij de eerste opening 29. Dit zou een goede werking van de ventilatie-unit onmogelijk maken. De luchtgeleider 43 is zo gevormd dat het de plaatsing van de verdere profielen 27 en 26 niet verhindert. De luchtkanalen 44 en 45 kunnen verder zo gevormd zijn dat ze de uitstroom- en instroomopening ter plaatse van het tweede verdere profiel vergroten om zo de luchtstroomsnelheid te verlagen. De luchtgeleider ligt bij voorkeur nagenoeg tegen het tweede verdere profiel 27, typisch ter plaatse van de perforaties 16. Figuur SA illustreert verder hoe een filter kan voorzien worden om niet enkel de lucht te filteren die rechtstreeks de opening 35 instroomt, maar ook om lucht die via het externe luchtkanaal 48 instroomt te filteren. Hiertoe is een filterelement 50 voorzien met een filterdoek 51 dat zich dwars op het externe luchtkanaal 48 uitstrekt zodat de lucht die instroomt via dit kanaal 48 de filterdoek 51 passeert. De filter voor het filteren van lucht die door de opening 35 stroomt (niet weergegeven in figuur 5A) kan ook geïntegreerd zijn in het filterelement 50. Deze filters kunnen beide via de opening 35 vervangen worden. Figuur 5B toont verder hoe ter plaatse van de derde opening 37 en de tweede opening 35 een externe buis 46 kan voorzien worden. De externe buis is bij voorkeur verbindbaar met de omkasting 5 ter plaatse van de openingen 37 en 35. De externe buis 46 vormt het luchtkanaal doorheen de binnenmuur (of de buitenmuur zoals hierboven beschreven). Binnen in de ruimte kan de externe buis visueel afgedekt worden door afwerkingsmiddelen die de luchtstroom van en naar de ventilatie-unit toelaten. In figuur 5 is de vijfde opening niet getoond omdat dit slechts een optionele opening is.
Figuur 5A toont verder hoe een waterafvoerslang 47 verbonden is enerzijds met de afwateropening 12 en anderzijds met de achterwand 22 van de laterale geleider. De laterale geleider is onderaan voorzien om water op een correcte manier, typisch via cen ventstertablet, af te voeren. Met een correcte manier wordt met name bedoeld dat het water niet rechtstreeks in de spouw 4 mag terecht komen omdat dit nadelig is voor de isolatie. Door de afwateropening 12 via een waterafvoerslang 47 met de laterale geleider te verbinden, kan water dat in de omkasting terechtkomt door insijpelen of door condens of op andere manieren, uit de omkasting 5 afgevoerd worden.
Figuur 6 toont een doorsnede van een muur ter plaatse van de ventilatie-unit. Daarmee toont figuur 6 de hierboven beschreven onderdelen waaronder de buitenmuur 3, de spouw 4 met isolatie 17, de binnenmuur 2, de omkasting 5 en de laterale geleider 19. De figuur 6 toont verder met name dat ter plaatse van de omkasting 5 een stuk isolatiemateriaal 17’ voorzien is tussen de binnenmuur 2’ en de omkasting 5. Het stuk isolatiemateriaal 17’ vormt een barrière tussen de omkasting 5 en de binnenmuur 2. Verder toont figuur 6 hoe een raam 53 voorzien is ter plaatse van een binnenmuur 2. Dit raam 53 is via een thermische plaat 52 verbonden met de binnenmuur om koudebruggen te vermijden.
Tussen de omkasting 5 en de binnenmuur 2 kan een stuk isolatiemateriaal 17’ voorzien worden op twee manieren. In de figuur is een uitvoering getoond waarbij de binnenmuur 2 smaller gemaakt is ter plaatse van de omkasting zodat het stuk isolatiemateriaal 17’ tussen de smallere binnenmuur en de omkasting 5 past (smaller beschouwd in een richting dwars op de muur). In deze uitvoering kan de omkasting 5 even breed uitgevoerd zijn dan de spouw 4, beschouwd in een richting dwars op de muur. In een alternatieve uitvoering is de omkasting 5 smaller dan de spouw 4 en wordt het verschil in breedte opgevuld met het stuk isolatiemateriaal 17’. In elk geval is er bij voorkeur een overlapping van het stuk isolatiemateriaal 17’ en isolatiemateriaal 17 om koudebruggen te vermijden en om een goede isolatie te bekomen. Een combinatie van de hierboven genoemde uitvoeringen is uiteraard ook mogelijk.
Op basis van de beschrijving hierboven zal de vakman begrijpen dat de uitvinding op verschillende manieren en op basis van verschillende principes kan uitgevoerd worden.
Daarbij is de uitvinding niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.
De hierboven beschreven uitvoeringsvormen, alsook de figuren zijn louter illustratief en dienen enkel om het begrip van de uitvinding te vergroten.
De uitvinding zal daarom niet beperkt zijn tot de uitvoeringsvormen die hierin beschreven zijn, maar wordt gedefinieerd in de conclusies.

Claims (27)

Conclusies
1. Ventilatie-unit voorzien om ingebouwd te worden in een muur van een gebouw, de ventilatie-unit bevattende één of meerdere functionele modules en cen omkasting, welke omkasting een eerste zijde heeft die minstens gedeeltelijk open is zodanig dat de één of meerdere functionele modules monteerbaar in en demonteerbaar uit de omkasting zijn via de eerste zijde, welke omkasting een tweede zijde heeft die voorzien is om nagenoeg evenwijdig te liggen met de muur, waarbij de eerste zijde nagenoeg haaks staat op de tweede zijde en voorzien is om nagenoeg evenwijdig te liggen met een dagkant van een opening in de muur, waarbij de eerste zijde een deksel bevat voor het afdekken van de opening nagenoeg in lijn met de dagkant.
2. Ventilatie-unit volgens conclusie 1, waarbij de één of meerdere functionele modules minstens bevat: - een eerste kanaal voor het laten stromen van lucht van buiten het gebouw naar binnen; - een tweede kanaal voor het laten stromen van lucht van binnen het gebouw naar buiten; en - een warmtewisselaar voorzien voor het laten kruisen van het eerste kanaal en het tweede kanaal.
3. Ventilatie-unit volgens de voorgaande conclusie, waarbij de één of meerdere functionele modules verder een eerste luchtpomp in het eerste kanaal en een tweede luchtpomp in het tweede kanaal bevatten.
4. Ventilatie-unit volgens één van de voorgaande conclusies 2-3, waarbij een aanzuigopening van het eerste kanaal opent ter plaatse van de eerste zijde en waarbij een uitblaasopening van het tweede kanaal opent ter plaatse van de eerste zijde.
5. Ventilatie-unit volgens de voorgaande conclusie, waarbij de dagkantafwerking perforaties heeft om een luchtstroom van en naar het eerste en tweede kanaal toe te laten.
6. Ventilatie-unit volgens één van de voorgaande conclusies 2-5, waarbij een aanzuigopening van het tweede kanaal opent ter plaatse van de tweede zijde en waarbij een uitblaasopening van het eerste kanaal opent ter plaatse van de tweede zijde.
7. Ventilatie-unit volgens één van de voorgaande conclusies 2-6, waarbij de één of meerdere functionele modules verder een eerste filter bevat in het eerste kanaal en een tweede filter bevat in het tweede kanaal.
8. Ventilatie-unit volgens de voorgaande conclusie, waarbij de eerste filter en de tweede filter vervangbaar is via de tweede zijde.
9. Ventilatie-unit volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de tweede zijde openingen bevat met randen die elk voorzien zijn om met een externe buis te verbinden.
10. Ventilatie-unit volgens conclusie 8 en conclusie 9, waarbij de eerste filter en de tweede filter voorzien zijn ter plaatse van de openingen in de tweede zijde.
11. Ventilatie-unit volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de omkasting een derde zijde heeft die voorzien is om de bodemzijde van de ventilatie-unit te vormen, welke derde zijde een afwateringsopening heeft.
12. Ventilatie-unit volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de omkasting gevormd is als een hoofdzakelijk balkvormig omhulsel voor de functionele modules, welk balkvormig omhulsel drie keer twee zijdes met nagenoeg gelijke oppervlaktegroottes heeft, waarbij de oppervlaktegrootte van de tweede zijde groter is dan de oppervlaktegrootte van de eerste zijde.
13. Ventilatie-unit volgens conclusie 11 en conclusie 12, waarbij de oppervlaktegrootte van de tweede zijde groter is dan de oppervlaktegrootte van de derde zijde.
14. Ventilatie-unit volgens de voorgaande conclusie, waarbij de omkasting uit één stuk gevormd is.
15. Ventilatie-unit volgens de voorgaande conclusie, waarbij de omkasting gevormd is door één van spuitgieten en rotatiegieten, bij voorkeur door rotatiegieten.
16. Ventilatie-unit volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een bovenzijde van de omkasting voorzien is voor aansluiting van een extern luchtkanaal.
17. Ventilatie-unit volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de omkasting, met uitzondering van de eerste zijde, tweede zijde en optioneel de derde zijde, en verder optioneel de bovenzijde, een waterdichte buitenschil van de ventilatie-unit vormt.
18. Ventilatie-unit volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het deksel geïntegreerd is in, en een segment vormt van de dagkantafwerking.
19. Ventilatie-unit volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het deksel een rooster bevat om een luchtstroom van en naar de meerdere functionele modules toe te laten en om slagregen te verhinderen om rechtstreeks in de omkasting te komen.
20. Ventilatie-unit volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste zijde en de tweede zijde voorzien zijn om zich in de muur opwaarts uit te strekken.
21. Samenstel van een scherminrichting en een ventilatie-unit volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de scherminrichting een schermrol en een op deze schermrol op- en afrolbaar scherm bevat dat aan één van zijn zijden aan de schermrol bevestigd is, waarbij de scherminrichting ten minste een afschermkast en twee laterale geleiders bevat, waarbij de eerste zijde van de omkasting verbonden is met een eerste laterale geleider van de twee laterale geleiders.
22. Samenstel volgens de voorgaande conclusie, waarbij de eerste laterale geleider minstens één achterste rugprofiel bevat, waarbij de eerste zijde van de omkasting nagenoeg in lijn licht met een achterwand van het achterste rugprofiel en daarmee verbonden is.
23. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies 21-22, waarbij de eerste laterale geleider minstens één voorste afwerkprofiel bevat, waarbij het deksel gevormd is door minstens een segment van het voorste afwerkprofiel.
24. Samenstel volgens één van de conclusies 21-23, waarbij de ventilatie-unit luchtgeleiders bevat die voorzien zijn om lucht te geleiden in de eerste laterale geleider.
25. Samenstel volgens conclusies 22, 23 en 24, waarbij de luchtgeleiders een afstand overbruggen tussen het minstens één achterste rugprofiel en het minstens één voorste afwerkprofiel.
26. Samenstel volgens één van de conclusies 21-25, waarbij de eerste laterale geleider een breedte heeft die nagenoeg gelijk is aan de diepte van de afschermkast.
27. Gebouw waarbij minstens één muur voorzien is van een opening die een dagkant vertoont, waarbij een ventilatie-unit volgens één van de conclusies 1-20 ingebouwd is in de muur met de eerste zijde nagenoeg evenwijdig met de dagkant.
BE20205879A 2020-12-03 2020-12-03 Ventilatie-unit met omkasting BE1028853A9 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205879A BE1028853A9 (nl) 2020-12-03 2020-12-03 Ventilatie-unit met omkasting
EP21211985.3A EP4008977A1 (en) 2020-12-03 2021-12-02 Ventilation unit with casing

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205879A BE1028853A9 (nl) 2020-12-03 2020-12-03 Ventilatie-unit met omkasting

Publications (3)

Publication Number Publication Date
BE1028853A1 BE1028853A1 (nl) 2022-06-28
BE1028853B1 BE1028853B1 (nl) 2022-07-05
BE1028853A9 true BE1028853A9 (nl) 2022-07-11

Family

ID=74068206

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20205879A BE1028853A9 (nl) 2020-12-03 2020-12-03 Ventilatie-unit met omkasting

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP4008977A1 (nl)
BE (1) BE1028853A9 (nl)

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6289974B1 (en) * 1997-07-11 2001-09-18 Elastek, Inc. Integrated heat recovery ventilator HEPA filter using a HEPA filter material regenerative heat exchanger
DE20203758U1 (de) 2002-03-08 2003-04-24 Meltem Waermerueckgewinnung Gm Luftaustauschsystem für die Belüftung eines Raums eines Gebäudes mit einem Wärmetauscher
EP1486637B1 (en) * 2003-06-12 2009-08-05 Lidartech Co., Ltd. Window having a ventilation equipment
KR101307645B1 (ko) * 2010-04-05 2013-09-12 (주)엘지하우시스 창호용 환기 장치의 창호틀 공기유로 차단부재
DE102012200571A1 (de) * 2011-01-14 2012-07-19 Profine Gmbh Montagegehäuse für ein Lüftungsmodul und Verfahren zur Montage eines Lüftungsmoduls
DE102012104198A1 (de) * 2012-05-14 2013-11-14 Hautau Gmbh Rahmenlüftungsgerät, Fensteranordnung und eingebautes Fenster mit Lüftungsgerät zum Lüften und zum Erhalt der regulären Verglasungsgröße und auch Rahmenmaße
BE1020618A3 (nl) 2012-10-23 2014-01-07 Wilms Erik Laterale geleiders.
ITTO20130635A1 (it) * 2013-07-26 2015-01-27 Thesan S P A Dispositivo di ventilazione
KR101434191B1 (ko) * 2013-10-08 2014-08-27 (주)센도리 공기순환기

Also Published As

Publication number Publication date
BE1028853A1 (nl) 2022-06-28
BE1028853B1 (nl) 2022-07-05
EP4008977A1 (en) 2022-06-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
AU2017315205B2 (en) Attachment profile member allowing the passage of air and ceiling assembly comprising such a profile member
US5906083A (en) Modular louver system
KR100540272B1 (ko) 공기조화기용 실외기
US11686096B2 (en) Roof window system with a ventilation unit mounted adjacent to the roof window, a roof structure including a roof window system, a method of providing a roof window system and a method of retrofitting a roof window system
KR100803315B1 (ko) 복사열 차단기능이 구비된 고층건물 환기시스템
BE1028853A9 (nl) Ventilatie-unit met omkasting
EA010557B1 (ru) Рама, в частности, для оконных, дверных или фасадных элементов
RU2559551C1 (ru) Вентиляционное устройство для окна
KR101884398B1 (ko) 열회수 환기장치
DK180879B1 (en) A roof window system with a ventilation unit mounted adjacent to the roof window, and a method of providing ventilation for a building
JP7337000B2 (ja)
JP6636763B2 (ja) カーテンウォール
BE1024295B1 (nl) Raam met ventilatie-unit
BE1030597B1 (nl) Ventilatie-unit met behuizing
BE1024294B1 (nl) Ventilatie-unit
BE1015475A5 (nl) Inrichting voor zonnewering en ventilatie.
KR102631967B1 (ko) 양축모터 듀얼팬을 적용한 에너지절감형 스탠드 공기순환기
EP4290151A1 (en) Wall passage
RU2335704C1 (ru) Приточное фильтровентиляционное устройство
BE1024296A1 (nl) Venstertablet
JP3908650B2 (ja) 建物の部屋の換気装置における排気装置
SU990990A1 (ru) Наружное ограждение здани
JP2022067048A (ja) 建具
FI112820B (fi) Tuloilmajärjestely lämpöpatterin yhteydessä
GB2463004A (en) Heat exchanger in a heat recovery ventilation system

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20220705