BE1028033A1 - Werkwijze en hijsjuk voor het opnemen van een langwerpig voorwerp - Google Patents

Abstract

Beschreven wordt een werkwijze voor het vanaf een ondergrond opnemen van een langwerpig voorwerp met een aan een hijsmiddel gekoppeld hijsjuk, waarin een balkvormig steunframe van het hijsjuk zich in een lengterichting van het voorwerp uitstrekt, en waarin aan eindgedeelten van het steunframe voorziene draagriemen het voorwerp opnemen. Het voorwerp wordt opgenomen in een draagriem door een eerste uiteinde van een draagriem vast te houden met een, aan een eindgedeelte van het steunframe voorzien eerste vasthoudmiddel, en aan het eerste vasthoudmiddel neerwaarts te laten hangen tot in de nabijheid van het voorwerp; een haallijn vanaf het eindgedeelte met een haallijnlier uit te geven, onderlangs het voorwerp te voeren en te koppelen met een tweede uiteinde van de aan het eerste vasthoudmiddel hangende draagriem; de haallijn in te halen zodat de draagriem onderlangs het voorwerp naar het betreffende eindgedeelte wordt gebracht; en het tweede uiteinde van de draagriem te koppelen met een, aan het eindgedeelte voorzien tweede vasthoudmiddel, aldus één van de draagriemen vormend voor het voorwerp.

Description

WERKWIJZE EN HIJSJUK VOOR HET OPNEMEN VAN EEN LANGWERPIG VOORWERP

TECHNISCH GEBIED VAN DE UITVINDING De uitvinding betreft een werkwijze voor het vanaf een ondergrond opnemen van een langwerpig voorwerp met een aan een hijsmiddel gekoppeld hijsjuk, waarin een steunframe van het hijsjuk zich in een lengterichting van het voorwerp uitstrekt, en waarin aan eindgedeelten van het steunframe voorziene draagriemen het voorwerp opnemen. De uitvinding betreft eveneens een hijsjuk dat wordt toegepast in de werkwijze, een van het hijsjuk voorziene hijskraan, en een vaartuig dat is voorzien van de hijskraan.

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING De uitvinding zal worden toegelicht onder verwijzing naar het plaatsen van (onderdelen van) een offshore windturbine. Deze verwijzing houdt echter niet in dat de uitvinding hiertoe is beperkt, en de werkwijze en overeenkomstig hijsjuk kunnen evengoed worden toegepast voor het hijsen en plaatsen van elke andere structuur. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk de uitvinding toe te passen in het kader van het hijsen van onderdelen voor andere offshore funderingsstructuren zoals jetties, radar- en andere torens, en ook voor onshore toepassingen.

Bij het op een onderwaterbodem plaatsen van een onderdeel van een windturbine, zoals een funderingspaal, wordt de funderingspaal vanaf een vaartuig met een hijskraan opgenomen. Voor het opnemen van een dergelijke funderingspaal wordt een hijsgereedschap, zoals een strop of een hijsjuk bijvoorbeeld aan de funderingspaal bevestigd. Een dergelijk hijsjuk wordt ten behoeve van het hijsen met een lasthaak van een hijskraan verbonden. De op deze wijze opgenomen funderingspaal kan vervolgens met behulp van een upending-tool of ander gereedschap in verticale positie worden gebracht en tot op of in de onderwaterbodem neer worden gelaten, waarna de fanderingspaal wordt ontkoppeld van de hijskraan.

Volgens de stand der techniek wordt het te hijsen langwerpige voorwerp op manuele wijze met het hijsjuk verbonden. Zo wordt het voorwerp grotendeels manueel in de draagriemen aangebracht. Op te nemen langwerpige objecten zoals de hierboven genoemde funderingspaal worden echter steeds zwaarder en groter, waardoor het niet langer verantwoord is de hierboven genoemde handelingen in hoofdzaak manueel uit te voeren. Bovendien kunnen door golf- en windwerking geïnduceerde schommelbewegingen van het hefgereedschap resulteren in nog meer onveilige situaties voor de dekbemanning en eventueel ook in schade aan het voorwerp.

Eris daarom nood aan ondersteunende strophijsen of ‘sling hoists’, hulpkranen, vorkliften of gelijkaardige hulpinrichtingen om het hijsgereedschap, zoals een hijsjuk, handelbaar te maken om er een voorwerp in te kunnen aanbrengen. De ruimte die een werkdek van een installatieschip biedt is vaak al ingenomen door te transporteren voorwerpen waardoor deze hulpinrichtingen niet eenvoudig zijn toe te passen.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING Een doel van onderhavige uitvinding is daarom te voorzien in een werkwijze voor het vanaf een ondergrond opnemen van een langwerpig voorwerp met een aan een hijsmiddel gekoppeld hijsjuk, waarbij bovengenoemde nadelen en risico’s althans gedeeltelijk worden ondervangen.

Volgens de uitvinding wordt hiertoe een werkwijze verschaft volgens conclusie 1. De werkwijze voor het vanaf een ondergrond opnemen van een langwerpig voorwerp met een aan een hijsmiddel gekoppeld hijsjuk, waarin een steunframe van het hijsjuk zich in een lengterichting van het voorwerp uitstrekt, en waarin aan eindgedeelten van het steunframe voorziene draagriemen het voorwerp opnemen, wordt gekenmerkt doordat het voorwerp wordt opgenomen in een draagriem door: a) een eerste uiteinde van een draagriem vast te houden met een, aan een eindgedeelte van het steunframe voorzien eerste vasthoudmiddel, en aan het eerste vasthoudmiddel neerwaarts te laten hangen tot in de nabijheid van het voorwerp, b) een haallijn vanaf het eindgedeelte met een haallijnlier uit te geven, onderlangs het voorwerp te voeren en te koppelen met een tweede uiteinde van de aan het eerste vasthoudmiddel hangende draagriem,

c) de haallijn in te halen zodat de draagriem onderlangs het voorwerp naar het betreffende eindgedeelte wordt gebracht, d) het tweede uiteinde van de draagriem te koppelen met een, aan het eindgedeelte voorzien tweede vasthoudmiddel, aldus één van de draagriemen vormend voor het voorwerp.

De uitgevonden werkwijze heeft in beginsel minder menselijke inbreng nodig, althans niet ter hoogte van het werkdek waar de risico’s op onvoorziene bewegingen kunnen ontstaan. De werkwijze is daardoor intrinsiek veilig, en bovendien toe te passen bij zwaarder weer. Hierdoor gaat minder tijd verloren bij het wachten op acceptabele weersomstandigheden. De steunbalk van het steunframe kan langwerpig zijn, en bijvoorbeeld balkvormig zijn uitgevoerd. Ook is het mogelijk het steunframe cilindrisch uit te voeren.

Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de stappen a) tot en met d) aan beide eindgedeelten van het steunframe worden uitgevoerd. Bijzonder efficiënt is een uitvoeringsvorm waarbij de stappen a) tot en met d) simultaan aan beide eindgedeelten van het steunframe worden uitgevoerd.

Een andere uitvoeringsvorm omvat een werkwijze waarin een hulplijn vanaf het eindgedeelte met een hulplijnlier wordt uitgegeven en voorafgaand aan stap a) wordt gekoppeld met het tweede uiteinde van de aan het eerste vasthoudmiddel hangende draagriem, stap a) wordt uitgevoerd, en voorafgaand aan stap b) de hulplijn wordt ontkoppeld van het tweede uiteinde. Nog een andere uitvoeringsvorm is gericht op een werkwijze waarin in stap a) de draagriem aan één zijde van het voorwerp wordt neergelaten, en in stap b) de haallijn aan een andere zijde van het voorwerp wordt neergelaten.

Een verdere uitvoeringsvorm omvat een werkwijze waarin in stap b) de haallijn onderlangs het voorwerp wordt gevoerd door deze te koppelen aan een uiteinde van een onder het voorwerp voorziene verbindingslijn.

In nog een andere uitvoeringsvorm heeft de werkwijze het kenmerk dat een ander uiteinde van de verbindingslijn wordt gekoppeld met het tweede uiteinde van de aan het eerste vasthoudmiddel hangende draagriem.

De werkwijze kan in beginsel worden toegepast voor het opnemen van een langwerpig voorwerp vanaf elke daarvoor geschikte ondergrond. Een uitvoeringsvorm waarin de voordelen van de werkwijze in het bijzonder tot uiting komen wordt gekenmerkt doordat de ondergrond een werkdek van een, eventueel drijvend, vaartuig omvat. De uitgevonden werkwijze wordt ook met voordeel toegepast in een uitvoeringsvorm van de werkwijze waarin het langwerpige voorwerp een windturbine of een onderdeel ervan omvat, of een funderingspaal voor een windturbine. Daarnaast is de werkwijze ook geschikt voor andere toepassingen, bijvoorbeeld in het kader van olie en gas platform installaties, of in het kader van het verwijderen van dergelijke platforms (decommisioning).

Een ander aspect van de uitvinding betreft een hijsjuk voor een langwerpig voorwerp, dat geschikt is voor toepassing in de uitgevonden werkwijze. Het hijsjuk omvat een steunframe dat is ingericht om zich uit te strekken in een lengterichting van het voorwerp en te worden gekoppeld met een hijsmiddel, en dat aan eindgedeelten is voorzien van draagriemen voor het opnemen van het voorwerp, waarbij elk eindgedeelte van het steunframe een eerste vasthoudmiddel omvat voor een eerste uiteinde van een draagriem en een tweede vasthoudmiddel voor een tweede uiteinde van de draagriem, en verder een haallijnlier die is ingericht om een haallijn uit te geven en te koppelen met het tweede uiteinde van de aan het eerste vasthoudmiddel hangende draagriem, en wel dusdanig dat bij inhalen van de haallijn de genoemde draagriem onderlangs het voorwerp naar het betreffende eindgedeelte wordt gebracht totdat het tweede uiteinde zich in een positie bevindt waarin het tweede uiteinde kan worden gekoppeld met het tweede vasthoudmiddel, aldus bij koppeling één van de draagriemen vormend voor het voorwerp.

Een verder verbeterd hijsjuk volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding is gekenmerkt doordat elk eindgedeelte van het steunframe verder een hulplijnlier omvat die is ingericht om een hulplijn vanaf het eindgedeelte uit te geven.

De haallijn- en/of de optionele hulplijnlier kunnen in beginsel op elke de vakman bekende wijze zijn ingericht en aangedreven. In een praktische uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat het hijsjuk ten minste één aandrijving, in het bijzonder een elektrische en/of hydraulische aandrijving, voor het aandrijven van de haallijnlier en/of de 5 optionele hulplijnlier. Het bedrijfsgemak wordt nog verhoogd in een uitvoeringsvorm waarin het hijsjuk is voorzien van cen aandrijving die op afstand bestuurbaar is.

Een uitvoeringsvorm van het hijsjuk waarbij de haallijnlier en/of de optionele hulplijnlier losneembaar zijn verbonden met het hijsjuk, levert een veelzijdige oplossing.

Het uitgevonden hijsjuk kan met voordeel op bekende wijze worden verbonden met de hijskabels van een hijskraan. Met een hijskraan voorzien van het uitgevonden hijsjuk kan in beginsel elk langwerpig voorwerp op veilige wijze worden opgenomen waarbij de hierboven geschetste voordelen voor de bevestiging van het voorwerp aan het hijsjuk althans gedeeltelijk kunnen optreden.

In beginsel kan elk type hijskraan worden voorzien van het hijsjuk volgens de uitvinding. De voordelen van het hijsjuk komen echter in het bijzonder tot uiting wanneer het hijsjuk wordt verbonden met de hijskabels van een vakwerkgiekkraan. Een dergelijke hijskraan gebruikt een rond een horizontale draaias roteerbare giek, waarbij de hijskraan zelf doorgaans ook kan worden geroteerd rond een door een kraanbasis verschafte verticale rotatie-as.

Het heeft extra voordelen wanneer de werkwijze en het hijsjuk worden ingezet op een vaartuig, waartoe het vaartuig is voorzien van de hierboven beschreven hijskraan. De uitvinding heeft het bijkomende voordeel dat geen of enkel relatief lichte haal- en hulplijnen hoeven gehanteerd te worden. Dit voordeel is van toenemend belang omdat langwerpige voorwerpen zwaarder en zwaarder worden, wat gevolg heeft dat het hijsmateriaal ook zwaarder en zwaarder dient te worden uitgevoerd, waardoor ze niet meer handmatig hanteerbaar zijn. Volgens de uitvinding kunnen enkel relatief lichte haal- en hulplijnen worden gehanteerd.

De in deze octrooiaanvrage beschreven uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen gecombineerd worden in elke mogelijke combinatie van deze uitvoeringsvormen, en elke uitvoeringsvorm afzonderlijk kan het voorwerp uit maken van een afgesplitste octrooiaanvrage.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren, zonder hiertoe overigens beperkt te zijn. In de figuren toont: Fig. 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een aan een hijskraan opgehangen hijsjuk volgens een uitvoeringsvorm de uitvinding; Fig. 2-1 tot en met 2-10 schematische perspectivische aanzichten van verschillende stappen van cen uitvoeringsvorm van een werkwijze waarin het uitgevonden hijsjuk wordt toegepast; Fig. 3-1 een schematisch perspectivisch opengewerkt aanzicht van een eindgedeelte van een hijsjuk volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding in een eerste toestand; Fig. 3-2 een schematisch perspectivisch opengewerkt aanzicht van een eindgedeelte van een hijsjuk volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding in een tweede toestand; Fig. 4-1 tot en met 4-3 schematische zijaanzichten van een vasthoudmiddel volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, en tenslotte Fig. 5-1 tot en met 5-3 schematische vooraanzichten van het in figuur 4 getoonde vasthoudmiddel volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.

BESCHRIJVING VAN UITVOERINGSVOORBEELDEN Onder verwijzing naar figuur 1 wordt een hijsjuk 1 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding getoond. Het hijsjuk 1 is ingericht om een langwerpig voorwerp zoals een getoonde funderingspaal 2 op te nemen. De op te nemen funderingspaal 2 bevindt zich samen met andere funderingspalen 2 op het werkdek 3 van een (verder niet getoond) vaartuig. De funderingspalen 2 kunnen zich bijvoorbeeld bevinden in een daartoe geschikt rek, dat voorgevormde steunen 4 omvat (zoals bijvoorbeeld getoond in figuur 2-10).

Het hijsjuk 1 omvat een balkvormig steunframe 10 dat in de getoonde uitvoeringsvorm is uitgevoerd als een vakwerkstructuur. Bij het opnemen van een funderingspaal 2 is het steunframe 10 ingericht om zich uit te strekken in een lengterichting 20 van de funderingspaal 2. Het hijsjuk omvat twee doosvormige eindgedeelten 11 die constructief met het steunframe 10 zijn verbonden, en die beide aan een bovenzijde zijn voorzien van een scharnierbaar koppelstuk 12. Elk koppelstuk 12 wordt ter koppeling met een (verder niet getoonde) hijskraan met kabels 51 opgehangen aan een hijshaak 5, zoals getoond in figuur 2. De hijshaak 5 is met hijskabels 50 opgehangen aan een giek van de hijskraan.

De eindgedeelten 11 zijn elk voorzien van een draagriem 6 voor het opnemen van een funderingspaal 2, zoals getoond in figuren 2-9 en 2-10. De uitvinding volgens de getoonde uitvoeringsvorm betreft de wijze waarop de funderingspaal 2 wordt opgehangen in de draagriemen 6. Hierbij is manuele manipulatie van onderdelen door op het werkdek 3 aanwezig personeel minder nodig. Zo kan worden volstaan met handmatige manipulatie van minder zware hulp- en hijslijnen.

Onder verwijzing naar figuren 3-1 en 3-2 wordt een hijsjuk 1 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding getoond, en meer in het bijzonder het inwendige van cen doosvormig eindgedeelte 11 van het hijsjuk 1. Het eindgedeelte 11 van het steunframe 10 omvat een eerste vasthoudmiddel 13-1 voor een eerste uiteinde 6-1 van een draagriem 6. Het eerste vasthoudmiddel 13-1 is constructief verbonden met een zijwand 11-1 van het doosvormige eindgedeelte 11, en omvat een zich vanaf de zijwand 11-1 in de richting van het inwendige van het eindgedeelte 11 uitstrekkende, cilindrische pin waaromheen het eerste uiteinde 6-1 van de draagriem 6 kan worden omgeslagen. Het uiteinde 6-1 kan een lus vormen van een twee-strengige draagriem 6, maar kan ook de vorm hebben van een oog. Met constructief verbonden wordt bedoeld dat de verbinding lasten kan overdragen, in het onderhavig geval van het eerste vasthoudmiddel 13 naar (wanden van) het eindgedeelte 11.

Het eindgedeelte 11 omvat verder een tweede vasthoudmiddel 13-2 voor een tweede uiteinde 6-2 van de draagriem 6. Het tweede vasthoudmiddel 13-2 is eveneens constructief verbonden met een onderdeel van het doosvormige eindgedeelte 11, en omvat een in de richting van het inwendige van het eindgedeelte 11 uitstrekkende, cilindrische pin 131 die met een hydraulische cilinder 130 beweegbaar is in de richting van een tegenover de zijwand 11-1 gelegen zijwand 11-2 tussen een open positie waarin de pin 131 van de zijwand 11-2 is verwijderd en een gesloten positie waarin de pin 131 zich uitstrekt tot in een in de zijwand 11-2 aangebrachte opening 11-3 (zie figuur 4-1). Het eindgedeelte 11 omvat verder twee haallijnlieren (14-1, 14-2) die zijn ingericht om twee haallijnen (15-1, 15-2) uit te geven. De haallijnen (15-1, 15-2) worden gekoppeld met het tweede uiteinde 6-2 van de aan het eerste vasthoudmiddel 13-1 hangende draagriem 6. Zoals hieronder verder zal worden toegelicht gebeurt dit dusdanig dat bij inhalen van de haallijnen (15-1, 15-2) de genoemde draagriem 6 onderlangs de fanderingspaal 2 naar het betreffende eindgedeelte 11 wordt gebracht totdat het tweede uiteinde 6-2 van de draagriem 6 zich in een positie bevindt waarin het tweede uiteinde 6-2 kan worden gekoppeld met het tweede vasthoudmiddel 13-2, aldus één van de draagriemen 6 vormend voor de funderingspaal 2. Ook de haallijnlieren (14-1, 14-2) zijn constructief verbonden met (de zijwand 11-1 van) het doosvormige eindgedeelte

11. Verder verlopen de haallijnen (15-1, 15-2) in de getoonde uitvoeringsvorm over tegen de zijwand 11-2 aangebrachte schijven (16-1, 16-2) om de haallijnen (15-1, 15-2) en een ermee gekoppeld tweede uiteinde 6-1 van de draagriem 6 in de nabijheid van het tweede vasthoudmiddel 13-2 te kunnen brengen. Het eindgedeelte 11 is ook nog voorzien van een hulplijnlier 17 die is ingericht om een hulplijn 18 vanaf het eindgedeelte 11 uit te geven. Ook de hulplijn 18 wordt in een stap van de werkwijze gekoppeld met het tweede uiteinde 6-2 van de aan het eerste vasthoudmiddel 13-1 hangende draagriem 6, zoals hieronder verder zal worden toegelicht. Verder is de hulplijnlier 17 constructief verbonden met (de zijwand 11-2 van) het doosvormige eindgedeelte 11. De hulplijn 18 verloopt in de getoonde uitvoeringsvorm over een constructief met het doosvormige eindgedeelte 11 verbonden schijf 19 om de hulplijn 18 in de nabijheid te kunnen brengen met een ermee te koppelen tweede uiteinde 6-2 van de draagriem 6.

De haallijnlieren (14-1, 14-2) en de hulplijnlier 17 kunnen eventueel losneembaar (constructief) zijn verbonden met een onderdeel van een eindgedeelte 11 van het hijsjuk

1. Verder is het hijsjuk 1 voorzien van ten minste één aandrijving, in het bijzonder een hydraulische en/of elektrische aandrijving, voor het aandrijven van de haallijnlieren (14- 1, 14-2) en de hulplijnlier 17, en tevens van de hydraulische cilinder 130 van het tweede vasthoudmiddel 13-2. Bij voorkeur is deze aandrijving op afstand bestuurbaar, bijvoorbeeld door een bediener van de hijskraan, of door ander personeel.

De wijze van verbinding van he tweede uiteinde 6-2 van de draagriem 6 met het tweede vasthoudmiddel 13-2 wordt geïllustreerd in figuren 4-1 tot en met 4-3, en, vanaf een vooraanzicht, in figuren 5-1 tot en met 5-3. In de open positie (zie figuur 4-1 en 5-1) kan het tweede uiteinde 6-2 van de draagriem 6 langs de pin 131 van het tweede vasthoudmiddel 13-2 worden gebracht door aantrekken van de haallijnen (15-1, 15-2). Vervolgens wordt de pin 131 in de richting van de zijwand 11-2 geschoven onder inwerking van de hydraulische cilinder 130 en in de gesloten positie gebracht, zoals getoond in figuren 14-2, 14-3, 15-2 en 15-3. In deze gesloten positie bevindt het lusvormige tweede uiteinde 6-2 zich in een boven de pin 131 gelegen positie. Door vervolgens de haallijnen (15-1, 15-2) uit te geven beweegt het lusvormige tweede uiteinde 6-2 zich in de richting van de pin 131 totdat dit uiteinde 6-2 zich rond de pin 131 heeft getrokken. Op deze wijze wordt het tweede uiteinde 6-2 gekoppeld met de tweede vasthoudmiddelen 13-2, en kan de aldus met het hijsjuk 1 gekoppelde draagriem 6 een last dragen, zoals de funderingspaal 2.

Onder verwijzing naar figuren 2-1 tot en met 2-10 worden verschillende stappen getoond van een werkwijze volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij het bovenbeschreven hijsjuk 1 wordt toegepast.

Figuur 2-1 laat een beginstap van een werkwijze zien voor het vanaf een werkdek 3 van cen vaartuig opnemen van een langwerpige funderingspaal 2. Hiertoe wordt een uitvoeringsvorm van het hierboven beschreven hijsjuk 1 gekoppeld met een niet getoonde hijskraan die zich op het werkdek 3 bevindt. Een zich op het werkdek 3 bevindende funderingspaal 2 wordt opgenomen in een draagriem 6 door een eerste uiteinde 6-1 van de draagriem 6 vast te houden met een aan een eindgedeelte 11 van het steunframe 10 van het hijsjuk 1 voorzien eerste vasthoudmiddel 13-1, zoals hierboven onder verwijzing naar figuren 3-1 en 3-2 werd beschreven. De draagriem 6 wordt aan het eerste vasthoudmiddel 13-1 gehangen zodat de draagriem 6 vrij neerwaarts aan het vasthoudmiddel 13-1 hangt tot in de nabijheid van de funderingspaal 2 of het werkdek 3 (figuren 1 en 2-1). Om te vermijden dat de aan één punt vrij hangende draagriem 6 gaat slingeren kan in een uitvoeringsvorm een hulplijn 18 vanaf het eindgedeelte 11 met de hulplijnlier 17 worden uitgegeven en worden gekoppeld met het tweede uiteinde 6-2 van de aan het eerste vasthoudmiddel 13-1 hangende draagriem 6 (figuur 2-1). Door vervolgens de hulplijn 18 met de hulpijnlier 17 in te trekken wordt het tweede uiteinde 6-2 tot tegen het hijsjuk 1 aangetrokken zoals is te zien in figuur 2-2. Hierdoor wordt de lengte van de draagriem 6 verkort zodat deze eenvoudiger met de hijskraan ten opzichte van het werkdek 3 kan worden verplaatst tot in de in figuur 2-2 getoonde positie boven cen op te nemen funderingspaal 2.

In een volgende stap (figuur 2-3) wordt de hulplijn 18 opnieuw uitgevoerd waarbij het tweede uiteinde 6-2 van de draagriem 6 onder zijn eigengewicht tot in de nabijheid van de op te nemen funderingspaal 2 wordt gebracht, desgewenst tot op het werkdek 3. De draagriem 6 met eraan gekoppelde hulplijn 18 bevindt zich hierbij aan één zijde van de op te nemen funderingspaal 18. In een volgende stap (figuur 2-4) worden per uiteinde 11 één of meerdere haallijnen 15 (15-1, 15-2) met de haallijnlier(en) 14 (14-1, 14-2) uitgegeven waarbij een vrij uiteinde van de haallijnen 15 (15-1, 15-2) zich in de nabijheid van de funderingspaal 2 bevindt. De haallijnen 15 (15-1, 15-2) hangen hierbij aan een andere zijde van de funderingspaal 2 dan de gekoppelde draagriem 6 en hulplijn

18. Het tweede uiteinde 6-2 van de draagriem wordt vervolgens ontkoppeld van de hulplijn 18 en de hulplijn wordt ingehaald met de hulplijn lier 17 (figuur 2-5). In een volgende stap worden de haallijnen 15 (15-1, 15-2) onderlangs de op te nemen funderingspaal 2 gevoerd. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door een vrij uiteinde van de haallijnen 15 (15-1, 15-2) te koppelen aan een uiteinde 19-1 van een onder de op te nemen funderingspaal 2 voorziene verbindingslijn 19. Deze verbindingslijn 19 kan bijvoorbeeld over een andere funderingspaal 2a zijn aangebracht, die zich onder de op te nemen funderingspaal 2 bevindt, zoals getoond in figuur 2-5.

In een volgende, in figuur 2-6 getoonde stap wordt de verbindingslijn 19 over de funderingspaal 2a heen getrokken en onderlangs de op te nemen funderingspaal 2. Hiermee brengt de verbindingslijn 19 het vrije uiteinde van de haallijnen 15 (15-1, 15- 2) onderlangs de funderingspaal 2 naar die zijde van de funderingspaal 2 waar zich ook het tweede uiteinde 6-2 van de draagriem 6 bevindt. Vervolgens worden de haallijnen 15 (15-1, 15-2) gekoppeld met het tweede uiteinde 6-2 van de nog altijd aan het eerste vasthoudmiddel 13-1 hangende draagriem 6 (figuur 2- 7).

Door nu de haallijnen 15 (15-1, 15-2) met de haallijnlieren 14 (14-1, 14-2) in te halen wordt de draagriem 6 onderlangs de funderingspaal 2 naar het betreffende eindgedeelte 11 gebracht, zoals getoond in figuur 2-8, totdat het tweede uiteinde 6-2 van de draagriem 6 kan worden gekoppeld met het tweede vasthoudmiddel 13-2, zoals hierboven werd uitgelegd onder verwijzing naar figuren 4 en 5.

Het zal duidelijk zijn dat de hierboven beschreven werkwijze-stappen bij voorkeur aan beide eindgedeelten 11 van het steunframe 10 van het hijsjuk 1 worden uitgevoerd, en liefst ook simultaan aan beide eindgedeelten 10 worden uitgevoerd.

De aldus gevormde draagriemen 6 zijn nu in staat de funderingspaal 2 met beide eindgedeelten 11 van het hijsjuk 1 op te nemen en te verplaatsen zoals getoond wordt in figuren 2-9 en 2-10.

Het zal duidelijk zijn dat de hierboven beschreven uitvoeringsvormen van het hijsjuk dienen te zijn voorzien van randapparatuur zoals bijvoorbeeld hydraulische en elektrische vermogensbronnen, toevoerleidingen daarvoor en dergelijke meer. Deze randapparatuur wordt verder niet in detail beschreven.

Claims (16)

CONCLUSIES

1. Werkwijze voor het vanaf een ondergrond opnemen van een langwerpig voorwerp met een aan een hijsmiddel gekoppeld hijsjuk, waarin een balkvormig steunframe van het hijsjuk zich in een lengterichting van het voorwerp uitstrekt, en waarin aan eindgedeelten van het steunframe voorziene draagriemen het voorwerp opnemen, waarbij het voorwerp wordt opgenomen in een draagriem door: a) een eerste uiteinde van een draagriem vast te houden met een, aan een eindgedeelte van het steunframe voorzien eerste vasthoudmiddel, en aan het eerste vasthoudmiddel neerwaarts te laten hangen tot in de nabijheid van het voorwerp, b) een haallijn vanaf het eindgedeelte met een haallijnlier uit te geven, onderlangs het voorwerp te voeren en te koppelen met een tweede uiteinde van de aan het eerste vasthoudmiddel hangende draagriem, c) de haallijn in te halen zodat de draagriem onderlangs het voorwerp naar het betreffende eindgedeelte wordt gebracht, d) het tweede uiteinde van de draagriem te koppelen met een, aan het eindgedeelte voorzien tweede vasthoudmiddel, aldus één van de draagriemen vormend voor het voorwerp.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarin de stappen a) tot en met d) aan beide eindgedeelten van het steunframe worden uitgevoerd.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarin de stappen a) tot en met d) simultaan aan beide eindgedeelten van het steunframe worden uitgevoerd.

4, Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarin een hulplijn vanaf het eindgedeelte met een hulplijnlier wordt uitgegeven en voorafgaand aan stap a) wordt gekoppeld met het tweede uiteinde van de aan het eerste vasthoudmiddel hangende draagriem, stap a) wordt uitgevoerd, en voorafgaand aan stap b) de hulplijn wordt ontkoppeld van het tweede uiteinde.

5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarin in stap a) de draagriem aan één zijde van het voorwerp wordt neergelaten, en in stap b) de haallijn aan een andere zijde van het voorwerp wordt neergelaten.

6. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarin in stap b) de haallijn onderlangs het voorwerp wordt gevoerd door deze te koppelen aan een uiteinde van een onder het voorwerp voorziene verbindingslijn.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarin een ander uiteinde van de verbindingslijn wordt gekoppeld met het tweede uiteinde van de aan het eerste vasthoudmiddel hangende draagriem.

8. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de ondergrond een werkdek van een vaartuig omvat.

9. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het langwerpige voorwerp een windturbine of onderdelen ervan omvat, of een funderingspaal voor een windturbine.

10. Hijsjuk voor een langwerpig voorwerp, omvattende een balkvormig steunframe dat is ingericht om zich uit te strekken in een lengterichting van het voorwerp en te worden gekoppeld met een hijsmiddel, en dat aan eindgedeelten is voorzien van draagriemen voor het opnemen van het voorwerp, waarbij elk eindgedeelte van het steunframe een eerste vasthoudmiddel omvat voor een eerste uiteinde van een draagriem en een tweede vasthoudmiddel voor een tweede uiteinde van de draagriem, en verder een haallijnlier die is ingericht om een haallijn uit te geven en te koppelen met het tweede uiteinde van de aan het eerste vasthoudmiddel hangende draagriem, en wel dusdanig dat bij inhalen van de haallijn de genoemde draagriem onderlangs het voorwerp naar het betreffende eindgedeelte wordt gebracht totdat het tweede uiteinde zich in een positie bevindt waarin het tweede uiteinde kan worden gekoppeld met het tweede vasthoudmiddel, aldus bij koppeling één van de draagriemen vormend voor het voorwerp.

11. Hijsjuk volgens conclusie 10, waarbij elk eindgedeelte van het steunframe verder een hulplijnlier omvat die is ingericht om een hulplijn vanaf het eindgedeelte uit te geven.

12. Hijsjuk volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het hijsjuk ten minste één aandrijving, in het bijzonder een elektrische aandrijving, omvat voor het aandrijven van de haallijnlier en/of de optionele hulplijnlier.

13. Hijsjuk volgens conclusie 12, waarbij de aandrijving op afstand bestuurbaar is.

14. Hijsjuk volgens één der conclusies 10-13, waarbij de haallijnlier en/of de optionele hulplijnlier losneembaar zijn verbonden met het hijsjuk.

15. Hijskraan voorzien van een hijsjuk volgens één der conclusies 10-14.

16. Vaartuig, voorzien van een hijskraan volgens conclusie 15.