BE1027520B1

BE1027520B1 - Inrichting voor het eenvoudig plaatsen en afsteunen van raam-en deurdorpels met een zelfdragende steun

Info

Publication number: BE1027520B1
Application number: BE20205090A
Authority: BE
Inventors: Erik Thijs
Original assignee: Erik Thijs
Priority date: 2020-02-14
Filing date: 2020-02-14
Publication date: 2021-03-19
Also published as: EP3865652A1; EP3865652B1

Abstract

De onderhavige vinding heeft betrekking op een inrichting voor het eenvoudig plaatsen en ondersteunen van raam- en deurdorpels in de horizontaal onderliggende opening van een buitenmuur. In tegenstelling tot de gebruikelijke plaatsingsmethoden, waarbij enkel een mortelbed wordt gebruikt omvat de huidige vinding een universele steun als steun voor de raam- of deurdorpel. Het gebruik van deze universele steun bij het plaatsen van een raam- of deurdorpel zorgt ervoor dat de raam- of deurdorpel niet meer naar beneden kantelt en/of bij belasting van het plaatsen van een raam of deur.

Description

_1- BE2020/5090

INRICHTING VOOR HET EENVOUDIG PLAATSEN EN AFSTEUNEN VAN RAAM- EN DEURDORPELS MET EEN ZELFDRAGENDE STEUN

TECHNISCH VELD VAN DE UITVINDING De onderhavige vinding heeft betrekking op een inrichting voor het eenvoudig plaatsen en ondersteunen van raam- en deurdorpels in de horizontaal onderliggende opening van een buitenmuur. In tegenstelling tot de gebruikelijke plaatsingsmethoden, waarbij enkel een mortelbed wordt gebruikt omvat de huidige vinding een universele steun als steun voor de raam- of deurdorpel. Het gebruik van deze universele steun bij het plaatsen van een raam- of deurdorpel zorgt ervoor dat de raam- of deurdorpel niet meer naar beneden kantelt en/of bij belasting van het plaatsen van een raam of deur.

ACHTERGROND VA DE UITVINDING De onderhavige vinding heeft betrekking op een inrichting voor het afsteunen van ramen- en raamdorpels ter ondersteuning in de spouwlijn, tussen binnen- en buitenmuur, ook wel façade genoemd. Zoals bekend bestaat een raam- of deurdorpel uit natuursteen, hout, metaal, beton of pvc. Bekende dorpels voor ramen en deuren bestaan typisch uit natuursteen met name blauwe steen en/of graniet.

Momenteel wordt een raam- of deurdorpel aangebracht op de horizontaal onderliggende zijde van een muuropening, ook buitenmuur genoemd. De raam- of deurdorpel wordt vastgelegd door middel van een mortelbed boven op het horizontaal onderliggend metselwerk van de buitenmuuropening. De raam- of deurdorpel ligt aan de rugzijde dieper achter de rugzijde van de gevelsteen voor het plaatsen van ramen of deuren. Als gevolg van het gewicht van het raam of de deur zal de raam- of deurdorpel naar beneden kantelen in de lijn van de spouw van de buitenmuur.

Het plaatsen van een reeks dorpels op eenzelfde diepte- afstand is dan ook niet evident. Een oplossing hiervoor werd gevonden in een universele steun volgens onderhavige vinding dewelke de dorpel en/of raam goed ondersteunt en eenvoudig op diepte- afstand kan geplaatst worden.

Hierbij wordt de universele steun eenvoudig in de bovenzijde van de spouwisolatie in gebracht waarbij de universele steun in verticale richting een vin heeft voor een goede insnijding (inbreng) in de isolatie van de spouw. Bovendien bevat onderhavige steun een horizontaal bovenblad haaks op de vin. In een specifieke uitvoeringsvorm heeft de vin aan beide zijden

-2- BE2020/5090 volledig of gedeeltelijk afgeschuinde vlakken in de richting van de schuine zijde zodat de insnijding in de isolatie van de spouw nog verbeterd wordt.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING De huidige vinding beschrijft een universele steun voor een goede afsteuning en gemakkelijke plaatsing van een raam- of deurdorpel op een horizontaal onderliggende zijde van een binnenmuur en onderliggende zijde van een buitenmuur. Deze universele steun is gekenmerkt dat de steun een bovenblad en een vin met horizontale zijde, verticale zijde en schuine zijde heeft, waarbij het bovenblad haaks op de vin georiënteerd 1s en waarbij de verticale zijde van de vin loodrecht op de horizontale zijde van de vin en op het bovenblad georiënteerd is. De vin van de universele steun heeft aan beide zijden een volledig of gedeeltelelijk afgeschuinde vlakken in de richting van de schuine zijde. In een specifieke uitvoeringsvorm heeft de vin gedeeltelijk afgeschuinde vlakken in de richting van de schuine zijde. In een verder aspect, is de schuine zijde van de vin van achter-onder naar voor-boven georiënteerd. In nog een andere uitvoeringsvorm van de universele steun volgens huidige vinding, is de lengte van het bovenblad groter dan de lengte van de horizontale zijde van de vin. Meer bepaald, zal het bovenblad verder naar achter en naar voor uitlopen dan de horizontale zijde van de vin. In een bepaalde uitvoeringsvorm, heeft de universele steun volgens huidige vinding een bovenblad waarvan de breedte groter is dan de dikte van de vin. Nog specifieker, zal de breedte van het bovenblad minstens twee keer; bij voorkeur minstens vijf keer, groter zijn dan de dikte van de vin. In nog een verdere uitvoeringsvorm, zal de dwarsdoorsnee van de universele steun ter hoogte van de vin T-vormig zijn.

De huidige vinding omschrijft eveneens het gebruik van meerdere universele steunen zoals hoger beschreven, voor een goede ondersteuning en gemakkelijke plaatsing van een raam- of deurdorpel op de horizontaal onderliggende zijde van een buitenmuur en onderliggende zijde van een binnenmuur. In een verder aspect van dit gebruik, zullen de universele steunen op de bovenste laag van de gevelstenen van de buitenmuur en de bovenste laag van de binnenmuur van de raamopening geplaatst worden. In nog een ander aspect van dit gebruik, zal bij het plaatsen van de universele steunen de verticale zijde van de vin aanleunen tegen de achterzijde van de binnenmuur. In nog een ander aspect, zullen de universele steunen op regelmatige afstand van elkaar geplaatst worden. In nog een verdere uitvoeringsvorm, zal bij het gebruik

-3- BE2020/5090 van de universele steunen bij het plaatsen van de steunen door inbreng van de vin in de spouwisolatie het bovenblad van de universele steun op de horizontaal onderliggende zijde van de buitenmuur en horizontaal onderliggende zijde van de binnenmuur geplaatst worden.

In een ander aspect omvat de huidige vinding een werkwijze voor een gemakkelijke plaatsing en goede afsluiting van een raam- of deurdorpel waarbij meerdere universele steunen volgens de huidige vinding gebruikt worden. Ook een werkwijze voor een gemakkelijke plaatsing van een universele steun in de spouwisolatie tussen een buitenmuur en een binnenmuur wordt omschreven waarbij een universele steun volgens alle mogelijke uitvoeringsvormen van de huidige vinding wordt gebruikt en waarbij de vin van deze universele steun in de spouwisolatie geplaatst wordt.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN Afbeelding 1 toont een zijaanzicht van een universele steun volgens één van de uitvoeringsvormen. Afbeelding 2 toont een schuin zijaanzicht van een universele steun volgens één van de uitvoeringsvormen. Afbeelding 3 toont de verschillende aspecten van een universele steun volgens één van de uitvoeringsvormen.

Afbeelding 4 toont de plaatsing van een universele steun in de spouw isolatie van een muur. Afbeelding 5 toont een universele steun volgens één van de uitvoeringsvormen waarbij de universele steun in de spouwisolatie is aangebracht en waarbij een raamdorpel en bijhorend raam op de universele steun geplaatst is.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING Hierna volgt een uitgebreide beschrijving van onderhavige vinding met verwijzen naar bijhorende tekeningen. Onder specifieke verwijzing naar de figuren, wordt benadrukt dat de getoonde bijzonderheden enkel bij wijze van voorbeeld dienen en enkel voor de illustratieve bespreking van de verschillende uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.

Afbeelding 1 toont het zijaanzicht van een inrichting volgens één van de uitvoeringsvormen van onderhavige vinding. De huidige vinding bestaat uit een universele steun (3) die dient als drager voor een raam- of deurdorpel (2) waarbij de raam- of deurdorpel (2) onder een hellingshoek schuin naar de buiten- liggende zijde (la) en op diepte- afstand verder

_4- BE2020/5090 achterliggend dan rugzijde (1b) van de buitenmuur geplaatst wordt en waarbij op de raam- of deurdorpel een raam of deur (4) geplaatst wordt aan de achterzijde (1b) van de buitenmuur (1) in de nabijheid van binnenmuur (6) en isolatie (5) in dezelfde lijn.

Afbeelding 1, 2 en 3 toont de schuine zijde (3e) van de vin (3a) dewelke onder een bepaalde hellingshoek loopt met verticale binnenzijde (6b) van de binnenmuur (6). Door de aanwezigheid van de vin kan de universele steun makkelijk in de spouw isolatie geplaatst worden, waarbij de vin als een soort mes in de spouw isolatie zal snijden. Meer in bijzonder is de vin (3a) aan beide zijden voorzien van volledig of gedeeltelijk afgeschuinde vlakken (3c) die in de richting van de schuine zijde (3e) aflopen. In een verdere uitvoeringsvorm heeft de vin aan beide zijden gedeeltelijk afgeschuinde vlakken (3c) die in de richting van de schuine zijde (3e) aflopen. De afgeschuinde vlakken bevinden zich bijvoorbeeld over de helft van de volledige zijde van de vin (3a). Specifiek hebben de afgeschuinde vlakken (3c) een vorm van een mes.

Afbeelding 1, 2 en 3 toont dat de universele steun (3) een horizontaal bovenblad (3d) heeft haaks op de vin (3a). Het horizontale bovenblad (3d) verzorgt het dragend karakter van de universele steun zodat een raam- of deurdorpel (2) hierop geplaatst kan worden.

Afbeelding 4 toont dat de universele steun (3) met vin (3a) verticaal ingebracht wordt in de bovenzijde (5a) van spouwisolatie (5).

In een specifieke uitvoeringsvorm en zoals zichtbaar in afbeelding 4 wordt de universele steun met de vin (3a), meer in bijzonder met de mes- vorm (3c), door druk op het bovenblad (3d) van universele steun (3) ingesneden in de bovenzijde (5a) van spouwisolatie (5). De universele steun (3) volgens onderhavige vinding dient vooral voor de gemakkelijke plaatsing en goede ondersteuning van een raam- of deurdorpel (2) op een horizontaal onderliggende zijde (1c) van een buitenmuur (1).

Zoals blijkt uit Afbeelding 1 en 2, is de universele steun (3) in een voorkeursvorm volgens onderhavige vinding gekenmerkt door het hebben van een bovenblad (3d) en een vin (3a) met horizontale zijde (3f), verticale zijde (3b) en schuine zijde (3e) waarbij het bovenblad (3d) aaks op de vin georiënteerd is, en waarbij de verticale zijde (3b) van de vin (3a) loodrecht op de horizontale zijde (3f) van de vin en op het bovenblad (3d) georiënteerd is. De verticale zijde (3b) en de schuine zijde (3e) van de vin vormen dus een hellingshoek; meer specifiek een hellingshoek tussen 0° en 90°; nog meer specifiek een hellingshoek tussen 10° en 80°. De vin (3a) heeft aan beide zijden volledig of gedeelelijk afgeschuinde vlakken (3c) die in de richting van de schuine zijde (3e) aflopen. In een verder voorkeursuitvoeringsvorm heeft de vin (3a) aan

5.

BE2020/5090 beide zijden gedeeltelijk afgeschuinde vlakken (3c) die in de richting van de schiune zijde (3e) aflopen. Deze gedeelelijk afgeschuinde vlakken bevinden zich bijvoorbeeld over minstens de helft van de zijden van de vin. De vin (3a) en in het bijzonder de afgeschuinde vlakken van de vin vormen vormen zo een mes dat in de spouw isolatie kan snijden wanneer de universele steun aangebracht wordt. Zoals aangetoond in Afbeelding 1, 2, 3 en 4 zijn de schuine vlakken (3c) voorzien van een bepaalde breedtemaat. Afbeelding 1, 2, 3 en 4 tonen een bovenblad (3d) dewelke haaks staat op vin (3a) van de universele steun (3). In een verdere uitvoeringsvorm, zal de lengte van het bovenblad (3d) groter zijn dan de lengte van de horizontale zijde (3f) van de vin (3a). In het bijzonder bevat het bovenblad (3d) in de lengterichting overstekende delen op vin (3a). Het bovenblad zal dus verder naar achter en naar voor uitlopen dan de horizontale zijde van de vin (3a).

In een specifieke uitvoeringsvorm en zoals tevens getoond in Afbeelding 1, 2, 3 en 4 loopt het bovenblad (3d) aan de voor- en achterzijde van vin (3a) langer door. In deze uitvoeringsvorm en zoals getoond in afbeelding 1, 2, 3 en 4 draagt het bovenblad (3d) van de universele steun (3) aan de achterzijde van vin (3a) op de bovenzijde (6a) van de binnenmuur (6).

Het bovenblad (3d) van de universele steun (3) loopt eveneens aan de voorzijde van vin (3a) over de bovenzijde (5a) van spouwisolatie (5) tot op de bovenzijde (1c) van buitenmuur (1). Ook in deze uitvoeringsvorm kan de raam- of deurdorpel aan de zijde aanliggend aan de binnenzijde (1b) van de muur (1) volledig op de universele steun (3) rusten.

De breedte van het bovenblad (3d) zal in een verdere uitvoeringsvorm ook groter zijn dan de dikte van de vin (3a). Nog specifieker, zal de breedte van het bovenblad minstens twee keer; bij voorkeur minstens vijf keer, groter zijn dan de dikte van de vin.

In een specifieke uitvoeringsvorm bestaat de universele steun (3) uit kunststof of glasvezel of een combinatie van deze stoffen. Bij voorkeur bestaat de universele steun (3) volgens onderhavige vinding uit kunststof. Gezien de toepassing als universele steun (3) van raam- en deurdorpels zal het voor de vakman duidelijk zijn dat de universele steun (3) uit voldoende sterke materialen moet bestaan. Zonder ons hiertoe te willen beperken, bestaat de universele steun bij voorkeur uit kunststofmateriaal.

Afbeelding 2 toont het perspectief van meerdere universele steunen (3) ter ondersteuning van de raam- of deurdorpel (2) volgens één van de uitvoeringsvormen van onderhavige uitvinding. De universele steun (3) volgens onderhavige vinding is gekenmerkt door een verticale vin (3a) van de universele steun (3) dewelke afgeschuind is in de lengte- richting. In een specifieke

-6- BE2020/5090 uitvoeringsvorm en zoals blijkt uit Afbeelding 1, 2 en 3 heeft de vin (3a) een verticale zijde (3b) dewelke aanleunt tegen de binnenkant (6b) van de binnenmuur (6). Deze verticale zijde (3b) van de vin (3a) zorgt voor een goede afsteuning van de universele steun (3) tegen de rugzijde (6b) van de binnenmuur (6). Zoals aangetoond in Afbeelding 1, 2 en 3 bevat de vin (3a) in de lengterichting en haaks op de verticale zijde (3b) een schuine zijde (3e). Meer in het bijzonder is de schuine zijde (3e) voorzien van afgeschuinde vlakken (3e) in het vlak van de vin (3a) en dit aan weerszijden van de vin (3a). Hoewel de vin zonder deze afgeschuinde vlakken ook in de spouw isolatie kan geplaatst worden, hebben de afgeschuinde vlakken (3c) als functie om de inbreng in bovenvlak (Sa) van spouwisolatie (5) zodanig te vergemakkelijken zodat de universele steun goed vast zit en haaks gepositioneerd wordt op de binnenmuur (6) en buitenmuur (1). Voor de vakman is het eveneens duidelijk dat de universele steunen (3) op geregelde afstanden van elkaar liggen, dit ten goede ondersteuning van de raam- en deurdorpels (2). Afbeelding 2 toont een boven- perspectiefaanzicht van de plaatsing van twee universele steunen (3) volgens onderhavige vinding op de horizontaal onderliggende zijde (6a) van binnenmuur (6) en onderliggende zijde (1c) van buitenmuur (1). Hierbij is het duidelijk dat de universele steunen volgens onderhavige vinding (3b) van de vin (3) tegen de verticale zijde (6b) van de binnenmuur (6) aanleunt.

De huidige vinding omvat tevens het gebruik van meer universele steunen (3) volgens één van de uitvoeringsvormen zoals hierboven beschreven, voor de gemakkelijke plaatsing van een raam- of deurdorpel bij inbreng van een vin (3a) in de bovenzijde (6a) van spouwisolatie (6) en op de horizontaal onderliggende zijde (6a) van binnenmuur (6) en onderliggende zijde (1c) van buitenmuur (1). Tevens leunt de schuine zijde (3b) van de vin (3a) van de universele steun (3) aan tegen binnenzijde (6b) van binnenmuur (6). In een specifieke uitvoeringsvorm van de huidige vinding worden de universele steunen (3) als eerste geplaatst op de horizontaal onderliggende zijde (6a) van binnenmuur (6) en onderliggende zijde (1c) van buitenmuur (1). De universele steunen (3) worden op regelmatige afstand van elkaar geplaatst op de horizontaal onderliggende zijde (6a) van binnenmuur (6) en onderliggende zijde (1c) van buitenmuur (1) en worden door middel van de vin (3a) en meer in het bijzonder de schuine vlakken (3c) van de vin (3a) ingebracht in de bovenzijde (5a) van spouwisolatie (5). Het gebruik van meerdere universele steunen (3) volgens onderhavige vinding voor de gemakkelijke plaatsing van een raam- of deurdorpel (2) op een horizontaal onderliggende zijde (lc) van de buitenmuur (1) heeft verscheidene voordelen.

De universele steunen kunnen eenvoudig gemonteerd op ieder moment na voltooiing ruwbouw. Hierna kunnen de raam- of deurdorpels eenvoudig en snel geplaatst worden door een mortelbed (7) te plaatsen op de onderliggende zijde (1c) van buitenmuur (1) en bovenblad (3d) van universele steun (3). Als gevolg kunnen deze raam- of deurdorpels dus met groot gemak en snelheid geplaatst worden zonder het risico dat de raam- of deurdorpels naar omlaag kantelen in lijn van de isolatie (5).

De bijgevoegde afbeeldingen tonen schematisch en bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm van een universele steun ter ondersteuning en ter montage van raam- en deurdorpels.

In de tekeningen: Afbeelding 1 en 2 tonen een zijaanzicht en perspectief van een universele steun volgens de vinding voor het eenvoudig afsteunen van een raam- en deurdorpel (2) door gebruik te maken van meerdere universele steunen (3) die op de horizontaal onderliggende zijde (6a) van binnenmuur (6) en onderliggende zijde (1c) van buitenmuur (1) geplaatst worden. Op de afbeelding is zichtbaar dat de universele steun (3) in deze uitvoeringsvorm een bovenblad (3d) en een vin (3a) met horizontale zijde (3f), verticale zijde (3b) en schuine zijde (3e) heeft waarbij het bovenblad (3d) haaks op de vin georiënteerd is en waarbij de verticale zijde (3b) van de vin (3a) loodrecht op de horizontale zijde (3f) van de vin en op het bovenblad (3d) georiënteerd is. Tevens specifiek voor deze uitvoeringsvorm is dat de vin (3a) aan beide zijden gedeeltelijk afgeschuinde vlakken (3c) heeft in de richting van de schuine zijde (3e).

Afbeelding 3 is een linkerzijaanzicht (3 A), een bovenaanzicht (3B), een vooraanzicht (3C), een rechterzijaanzicht (3D) en een perspectief (3E) van een uitvoeringsvorm van de universele steun (3).

In afbeelding 3A, 3D en 3E is tevens zichtbaar dat de verticale zijde (3b) van de vin (3a) voor een goede afsteuning zorgt tegen de rugzijde (6b) van de binnenmuur (6), waardoor de universele steun zijn zelfdragend karakter krijgt. Daarnaast is ook duidelijk te zien in afbeelding 3C dat de dwarsdoorsnede van de universele steun (3) ter hoogte van de vin (3a) T-vormig is. Ook zichtbaar in afbeelding 3C is dat de breedte van het bovenblad (3d) groter is dan de dikte van de vin (3a).

Eveneens zichtbaar in afbeeldingen 3 A, 3D en 3E is dat de lengte van het bovenblad (3d) groter is dan de lengte van de horizontale zijde van de vin (3a). Meer in het bijzonder, loopt het bovenblad verder naar achter en naar voor uit dan de horizontale zijde van de vin (3a). Afbeelding 4 toont een perspectief van werkwijze ‘plaatsing’ van universele steun. Het is duidelijk te zien dat de vin (3a), en meer in het bijzonder de afgeschuinde vlakken (3c) van de

_8- BE2020/5090 vin (3a) als een mes snijden in de bovenzijde (5a) van spouwisolatie (5). Ook is duidelijk te zien dat bij volledige inbreng van de vin (3a) in de spouwisolatie (5) de verlengde delen van bovenblad (3d) van universele steun (3) rusten op de onderliggende zijde (6a) van de binnenmuur (6) en de onderliggende zijde (1c) van de buitenmuur (1), waardoor de universele steun (3) een zelfdragend karakter vertoont.

Afbeelding 5 toont een perspectief van het buitenzicht (la) van de buitenmuur (1) met een horizontaal onderliggende zijde (1c) van de buitenmuur (1) met een geplaatst raamprofiel en aluminiumdorpel. Hier is duidelijk te zien dat een raam een goede afsteuning heeft in lijn van de spouw met isolatie (5).

Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat de voorgaande afbeeldingen louter illustratief zijn voor een uitvoeringsvorm volgens onderhavige vinding en dat deze laatste op geen enkel ogenblik tot de details van deze uitvoeringsvorm(en) gelimiteerd is, maar tevens recht tot andere equivalente uitvoeringsvormen dewelke de innovatieve bijdrage van de uitvinding belichamen.

De reikwijdte van de uitvinding wordt aangegeven door de bijgevoegde conclusies en alle veranderingen binnen de betekenis en het bereik van equivalentie van de conclusies omvat zijn.

Claims

-9- BE2020/5090 CONCLUSIES

1. Een universele steun (3) voor een goede afsteuning en gemakkelijke plaatsing van een raam- of deurdorpel (2) op een horizontaal onderliggende zijde (6a) van binnenmuur (6) en onderliggende zijde (1c) van buitenmuur (1), hierin gekenmerkt dat deze universele steun (3) een bovenblad (3d) en een vin (3a) met horizontale zijde (3f), verticale zijde (3b) en schuine zijde (3e) heeft, waarbij het bovenblad (3d) haaks op de vin georiënteerd is, waarbij de verticale zijde (3b) van de vin (3a) loodrecht op de horizontale zijde (3f) van de vin en op het bovenblad (3d) georiënteerd is, en gekenmerkt in dat de vin (3a) aan beide zijden volledig of gedeeltelijk afgeschuinde vlakken (3c) heeft in de richting van de schuine zijde (3e).

2. Een universele steun (3) volgens conclusie 1 waarbij de schuine zijde (3e) van de vin (3a) van achter-onder naar voor-boven georiënteerd is.

3. Een universele steun (3) volgens één der voorgaande conclusies waarbij de lengte van het bovenblad (3d) groter is dan de lengte van de horizontale zijde van de vin (3a).

4. Een universele steun (3) volgens conclusie 3 waarbij het bovenblad verder naar achter en naar voor uitloopt dan de horizontale zijde van de vin (3a).

5. Een universele steun (3) volgens één der voorgaande conclusies waarbij de breedte van het bovenblad (3d) groter is dan de dikte van de vin (3a).

6. Een universele steun (3) volgens conclusie 5 waarbij de breedte van het bovenblad (3d) minstens 2 keer groter, bij voorkeur minstens 5 keer groter, is dan de dikte van de vin (3a).

7. Een universele steun (3) volgens één der voorgaande conclusies waarbij de dwarsdoorsnede van de universele steun (3) ter hoogte van de vin (3a) T-vormig is.

8. Het gebruik van meerdere universele steunen (3) zoals beschreven in één der voorgaande conclusies voor een goede ondersteuning en gemakkelijke plaatsing van een raam- of deurdorpel (2) op de horizontaal onderliggende zijde (lc) van een buitenmuur (1) en onderliggende zijde (6a) van binnenmuur (6).

-10- BE2020/5090

9. Het gebruik van meerdere universele steunen (3) zoals beschreven in conclusie 8 waarbij de universele steunen op de bovenste laag van de gevelstenen van de buitenmuur en bovenste laag van de binnenmuur van de raamopening geplaatst worden.

10. Het gebruik van meerdere universele steunen (3) zoals beschreven in voorgaande conclusies 8 of 9 waarbij bij het plaatsen van de universele steunen (3) de verticale zijde (3b) van de vin (3a) aanleunt tegen de achterzijde (6b) van de binnenmuur (6).

11. Het gebruik van meerdere universele steunen (3) zoals beschreven in één der voorgaande conclusies 8 tot en met 10 waarbij de universele steunen (3) op regelmatige afstand van elkaar geplaatst worden.

12. Het gebruik van meerdere universele steunen zoals beschreven in één van de voorgaande conclusies 8 tot en met 11 waarbij bij het plaatsen door inbreng van de vin (3a) in de spouwisolatie (5) het bovenblad van de universele steun (3) op de horizontaal onderliggende zijde (1c) van de buitenmuur (1) en de horizontaal onderliggende zijde (6a) van binnenmuur (6) geplaatst worden.

13. Werkwijze voor een gemakkelijke plaatsing en goede afsteuning van een raam- of deurdorpel (2) waarbij meerdere universele steunen (3) zoals beschreven in één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 7 gebruikt worden.

14. Werkwijze voor een gemakkelijke plaatsing van een universele steun (3) in spouwisolatie tussen een buitenmuur en een binnenmuur waarbij een universele steun (3) zoals beschreven in één van voorgaande conclusies 1 tot en met 7 wordt gebruikt, en waarbij de vin (3a) van deze universele steun (3) in de spouwisolatie geplaatst wordt.