BE1027314B1 - Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting bij het plaatsen van een rioolkader - Google Patents

Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting bij het plaatsen van een rioolkader Download PDF

Info

Publication number
BE1027314B1
BE1027314B1 BE20196015A BE201906015A BE1027314B1 BE 1027314 B1 BE1027314 B1 BE 1027314B1 BE 20196015 A BE20196015 A BE 20196015A BE 201906015 A BE201906015 A BE 201906015A BE 1027314 B1 BE1027314 B1 BE 1027314B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
sewer
frame
reusable
road surface
cavity
Prior art date
Application number
BE20196015A
Other languages
English (en)
Inventor
Norbert Willems
Original Assignee
Viabuild Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Viabuild Nv filed Critical Viabuild Nv
Priority to BE20196015A priority Critical patent/BE1027314B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1027314B1 publication Critical patent/BE1027314B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D29/00Independent underground or underwater structures; Retaining walls
    • E02D29/12Manhole shafts; Other inspection or access chambers; Accessories therefor
    • E02D29/14Covers for manholes or the like; Frames for covers
    • E02D29/1409Covers for manholes or the like; Frames for covers adjustable in height or inclination
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D29/00Independent underground or underwater structures; Retaining walls
    • E02D29/12Manhole shafts; Other inspection or access chambers; Accessories therefor
    • E02D29/14Covers for manholes or the like; Frames for covers
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D29/00Independent underground or underwater structures; Retaining walls
    • E02D29/12Manhole shafts; Other inspection or access chambers; Accessories therefor
    • E02D29/14Covers for manholes or the like; Frames for covers
    • E02D29/1445Tools for positioning or removing cover frames

Abstract

Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting bij het plaatsen van een rioolkader in een zich tussen een gewenste wegoppervlak en een rioolschacht uitstrekkende holte zodat een op het rioolkader geplaatst riooldeksel in hoofdzaak coplanair ligt met het gewenste wegoppervlak, waarbij het gebruik resulteert in een meer nauwkeurige en minder tijdrovend plaatsing, doordat het rioolkader met behulp van een bevestigingsmiddel in de holte wordt bevestigd alvorens een aanvullingsmateriaal zoals beton in de holte omheen het rioolkader wordt gegoten.

Description

GEBRUIK VAN EEN HERBRUIKBARE PLAATSINGSINRICHTING BI HET PLAATSEN
VAN EEN RIOOLKADER Technisch veld De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting bij het plaatsen van een rioolkader in een zich tussen een gewenste wegoppervlak en een rioolschacht uitstrekkende holte zodat een uiteindelijk op het rioolkader geplaatst riooldeksel, d.i. het bovenvlak van dat riooldeksel, in hoofdzaak coplanair ligt met het gewenste wegoppervlak.
Stand der Techniek In de wegenbouw wordt het steeds belangrijker geacht dat een wegdek zo weinig mogelijk oneffenheden bevat die merkbaar zijn voor het overgaand verkeer. Voertuigen en hun lading worden steeds gevoeliger, en ook de gebruiker wordt steeds meer veeleisend met betrekking tot het comfort tijdens het gebruik van de weg, zowel openbare als privaatweg. Zo schrijft de Vlaamse overheid voor dat een riooldeksel maximum 10 mm lager en niet hoger mag komen dan het omringende wegdek. De Franstalige overheid in België heeft nog strengere eisen: voor wegverkeer maximum 4 mm lager en niet hoger, voor fietspaden is het maximum 7 mm lager en ook niet hoger. Onder een weg wordt doorgaans een uit rioolleidingen opgebouwde rioolsysteem voorzien, al was het maar om het regenwater op te vangen dat meestal zo snel mogelijk moet afgevoerd worden van het wegoppervlak om verstoring van het wegverkeer, zoals door opspatten of aquaplaning, te vermijden. Men vangt dit regenwater doorgaans op in collectoren langs de weg en voert het af via het rioolsysteem onder de weg. Deze regenwaterafvoer wordt tegenwoordig meestal als een apart rioolsysteem uitgewerkt, afzonderlijk van het zogenaamde “droog water afvoer” rioolsysteem waarin meer vervuild water wordt opgevangen en dat een andere uitvoering vergt met betrekking tot verluchting en afvalwaterbehandeling. Om bovenstaande reden van snelle waterafvoer wordt een wegoppervlak steeds zo aangelegd dat die vanuit het midden van de weg afloopt naar de rand van de rijweg toe. Het wegoppervlak is dus bijna altijd afhellend naar de rand van de weg toe, typisch met een helling van ten minste 2% (een helling van 20m over een lengte van 100cm), en het wegoppervlak is dus zelden of nooit horizontaal vlak. Het uit rioolleidingen opgebouwde rioolsysteem voorziet men daarbij liefst onder de weg zelf, voor een aantal redenen, niet in het minst omdat ze dan beter toegankelijk kan gehouden worden voor inspectie of onderhoud. Zoals getoond in figuur 1, uit de stand der techniek US3847339, voorziet men daarvoor op regelmatige afstanden inspectieputten of rioolputten 4 die vanuit het rioolsysteem 3 omhoog komen doorheen de ondergrond 5, doorheen de onderlagen 10, bijvoorbeeld een fundering/onderfundering en/of bijvoorbeeld een of meerdere lagen asfalt, en uiteindelijk doorheen het voor het verkeer betreedbare wegdek 11, bijvoorbeeld de bovenste laag asfalt, in het bijzonder tot aan het wegoppervlak 12 van het wegdek 11. Veiligheidshalve worden zulke inspectieputten 4 altijd afgesloten met een deksel 6, riooldeksel of rijwegdeksel genoemd. Mits de nodige veiligheidsvoorzieningen en signalisatie kan op die manier bevoegd personeel het in het wegdek 11 liggende riooldeksel 6 openen en door het rioolkader 1 tot in de onderliggende rioolschacht 2 afdalen en dan verder tot op het niveau van het rioolsysteem 3. De riooldeksels 6 zijn bijna altijd rond en bieden doorgaans een door de autoriteiten voorgeschreven standaard opening, in België van 700 mm en in Frankrijk van 600 mm. Het riooldeksel 6 alleen heeft gewoonlijk een gewicht in het bereik van 60-80 kg.
Het riooldeksel 6 is op verwijderbare wijze verbonden met het rioolkader 1, bij voorbeeld met behulp van een scharnierverbinding dat zodanig is ingericht dat het deksel bij het openen naar het aankomend verkeer toe omhoog wordt geroteerd. Het rioolkader 1 zelf is een zich tussen een onderste 8 en een bovenste 7 rand uitstrekkende holle buis doorgaans vervaardigd uit metaal zoals staal of gietijzer. Het rioolkader 1 is nabij de bovenste rand 7 doorgaans voorzien van een naar binnen gerichte bovenste flens 9 voorzien voor het ondersteunen van het riooldeksel 6. De bovenste flens 9 is doorgaans zodanig gepositioneerd ten opzichte van de bovenste rand 7 dat een bovenvlak van het riooldeksel 6 in hoofdzaak coplanair ligt met de bovenste rand 7. Het riooldeksel 6 en het rioolkader 1 wegen samen al gauw 126 kg hetgeen de manipulatie van het rioolkader 1 en het daaraan verbonden riooldeksel 6 moeilijk maakt. De rioolschacht 2 is doorgaans een rigide structuur welke ten minste een koker omvat bijvoorbeeld een uit prefab beton vervaardigde koker, en welke verder eventueel een of meerdere met de koker verbonden pasringen omvat ter vorming van een nagenoeg cilindrisch verlengstuk van de rioolschacht. De rioolschacht 2 komt nagenoeg verticaal naar boven vanuit het rioolsysteem 3. De rioolschacht, in het bijzonder de koker van de rioolschacht, wordt doorgaans bovenaan cilindervorming uitgevoerd en begrensd door een afdekplaat met excentrische opening. Door de afdekplaat met een excentrische opening te draaien, kan men nog enigszins de uiteindelijke positie van het rioolkader en bijhorend riooldeksel in het wegdek aanpassen aan plaatselijke omstandigheden. Tevens komt het voor dat de rioolschacht 2, in het bijzonder de koker van de rioolschacht 2, bovenaan conisch is uitgevoerd rondom een nagenoeg verticale as, zoals getoond in figuur 1. Zoals hierboven besproken, dienen het rioolkader 1 en het bijhorende riooldeksel 6 vrij nauwkeurig de helling van het wegoppervlak 12 te volgen, en zijn zij dus doorgaans niet nagenoeg verticaal gepositioneerd zoals de rioolschacht 2. Daartoe worden de rioolschacht 2 en het rioolkader 1 met elkaar verbonden doormiddel van een aanvullingsmateriaal 13, zoals beton, dat ter plaatse wordt gegoten.
Dit laat toe om het rioolkader 1 en het bijhorende riooldeksel 6 op een zodanige hoogte en inclinatie te houden dat de bovenste rand 7 van het rioolkader 1 en het riooldeksel 6 in hoofdzaak coplanair liggen met het gewenste wegoppervlak, en om vervolgens aanvullingsmateriaal 13 te gieten omheen het rioolkader 1, d.i. omheen en niet in de holle buis, ten einde het rioolkader 1 en de rioolschacht 2 in verschillende inclinaties ten opzichte van elkaar te houden.
Gezien de steeds hogere eisen hierboven besproken wordt het steeds belangrijker om de riooldeksels, d.i. diens bovenvlak, zo precies mogelijk, in het bijzonder in hoofdzaak coplanair, te plaatsen ten opzichte van het wegoppervlak van het wegdek, d.i. op de correcte hoogte, maar ook zodanig dat het riooldeksel bij elke rioolschacht de helling van het wegoppervlak errond zo nauwkeurig mogelijk volgt.
Het zodanig correct plaatsen van het zwaarwegende rioolkader met bijhorend riooldeksel dat de weghelling nauwkeurig volgt, en dit bovenop een rioolschacht die verticaal omhoog komt, vergt dus heel wat meet en paswerk.
Wegens de steeds hogere eisen met betrekking tot de precisie van het geleverde werk is het correct plaatsen van een rioolkader en een bijhorend riooldeksel voor de werkploeg een tijdrovende oefening geworden.
Ten einde het plaatsingsproces te versnellen is daartoe in de stand der techniek een plaatsingsinrichting ontwikkeld welk verschillende malen kan worden hergebruikt bij het correct plaatsen van een veelheid aan rioolkaders en bijnorende riooldeksels.
De herbruikbare plaatsingsinrichting helpt de werkploeg bij het plaatsen van een rioolkader in een zich tussen een gewenste wegoppervlak en een rioolschacht uitstrekkende holte zodat het uiteindelijk op het rioolkader geplaatste riooldeksel, d.i. het bovenvlak van dat riooldeksel, in hoofdzaak coplanair ligt met het gewenste wegoppervlak.
Het gewenste wegoppervlak is daarbij het bovenvlak van een gewenst wegdek dat omheen en aanliggend aan het rioolkader dient te worden aangelegd.
Zulke herbruikbare plaatsingsinrichting zijn gekend uit de stand der techniek zoals bijvoorbeeld uit octrooipublicatie US3847339 zoals tevens getoond in figuur 2, alsmede uit octrooipublicaties CN109629605, US5328294, US5492658, US9127430 of KR200316568. Deze herbruikbare plaatsingsinrichtingen 14 omvatten een bevestigingsmechanisme 16 voor het tijdelijk bevestigen van het rioolkader 1 aan de plaatsingsinrichting 14, en een met het bevestigingsmechanisme 16 verbonden vakwerk 15 ingericht voor het zodanig overspannen van de holte dat het bevestigingsmechanisme 16 en het daaraan bevestigde rioolkader 1 in de holte worden gehouden, en waarbij het bevestigingsmechanisme 16 en het vakwerk 15 zodanig zijn ingericht dat bij het plaatsen van het rioolkader 1 in de holte, een op het rioolkader te plaatsen riooldeksel, d.i. diens bovenvlak, in hoofdzaak coplanair ligt met het gewenste wegoppervlak. Het gebruik van de herbruikbare plaatsingsinrichting 14 bij het plaatsen van een rioolkader 1 in een zich tussen een gewenste wegoppervlak en een rioolschacht uitstrekkende holte, omvat doorgaans de volgende stappen (verwijzend naar de figuren 2-4 ontleend aan US3847339): a zoals getoond in figuur 2, het voorzien van het rioolkader 1, bijvoorbeeld het leveren van een rioolkader 1 aan de werf waar (Zie figuur 3) de rioolschacht 2 reeds met het rioolsysteem 3 werd verbonden en werd bedolven in ondergrond 5, en waar zich nu een holte 18 uitstrekt tussen de rioolschacht 2 en het gewenste wegoppervlak 19, b zoals getoond in figuur 2, het voorzien van de herbruikbare plaatsingsinrichting 14, bijvoorbeeld het leveren van de herbruikbare plaatsingsinrichting 14 aan de wert, c. zoals getoond in figuur 2, het na de stappen a en b tijdelijk bevestigen van het rioolkader 1 aan de plaatsingsinrichting 14 door middel van het bevestigingsmechanisme 16, d. zoals getoond in figuur 3, het na de stap c plaatsen van de plaatsingsinrichting 14 boven de holte 18, zodanig dat het vakwerk 15 de holte 18 overspant en dat het bevestigingsmechanisme 16 en het daaraan bevestigde rioolkader 1 op zodanige wijze in de holte 18 worden gehouden dat een op het rioolkader 1 te plaatsen riooldeksel 6, d.i. diens bovenvlak, in hoofdzaak coplanair ligt met het gewenste wegoppervlak 19, en e. zoals getoond in figuur 4, het na de stap d gieten van een aanvullingsmateriaal 13, zoals beton, in de ruimte omheen het rioolkader 1, d.i. omheen en niet in de holle buis, doorgaans na het plaatsen van een mal 17 tussen de onderste rand 8 van het rioolkader 1 en de rioolschacht 2.
De uitvinders van onderhavige uitvinding hebben echter gevonden dat het gebruik uit de stand der techniek van de herbruikbare plaatsingsinrichtingen bij het plaatsen van een rioolkader in een zich tussen een gewenste wegoppervlak en een rioolschacht uitstrekkende holte, verschillende problemen met zich meebrengt waardoor de plaatsing van de het rioolkaders en bijgevolg riooldeksels alsnog tijdrovend en onnauwkeurig zijn. In het bijzonder hebben de uitvinders gevonden dat bij het gieten van het aanvullingsmateriaal omheen het rioolkader, het aanvullingsmateriaal zodanig inslaat op het rioolkader dat deze onder invloed van de impulsoverdracht beweegt. De beweging van het rioolkader resulteert in een onnauwkeurige positionering, d.i. hoogte en inclinatie, van het rioolkader ten opzichte van het gewenste wegoppervlak, alsmede ten opzichte van de onderliggende rioolschacht. Zelfs indien de impulsoverdracht van het aanvullingsmateriaal op het rioolkader wordt beperkt, bijvoorbeeld door het zeer traag gieten van het aanvullingsmateriaal, is enige beweging van het rioolkader nagenoeg onvermijdelijk ten gevolge van de opwaartse stuwkracht die op het rioolkader wordt uitgeoefend door het wijzigen van het medium omheen het rioolkader.
Verder hebben de uitvinders gevonden dat bij het gieten van het aanvullingsmateriaal in de ruimte omheen 5 het rioolkader, het aanvullingsmateriaal vaak op de herbruikbare plaatsingsinrichting terecht komt, onder andere omdat men per ongeluk op de herbruikbare plaatsingsinrichting giet, en/of omdat het aanvullingsmateriaal bij het gieten omhoog spettert en/of omhoog wordt geklotst.
Dit heeft als nadeel dat na het plaatsen van het rioolkader en het distantiëren van de herbruikbare plaatsingsinrichting ten opzichte van het rioolkader, de herbruikbare plaatsingsinrichting grondig dient te worden gereinigd ten einde het aan de verplaatsingsinrichting klevend aanvullingsmateriaal te verwijderen.
Dit reinigingsproces is niet enkel tijdrovend, het vergt vaak ook het gebruik van reinigings- chemicaliën die het risico verhogen dat de verplaatsingsinrichting wordt beschadigd, in het bijzonder kromtrekt, waardoor de nauwkeurige positionering van het rioolkader en bijhorend riooldeksel bij het hergebruik van de plaatsingsinrichting niet kan worden gegarandeerd.
Indien men daarentegen afziet van het reinigen van de plaatsingsinrichting, verhoogt het risico dat bij het hergebruik van de plaatsingsinrichting de nauwkeurige positionering van het rioolkader en bijgevolg riooldeksel niet kan worden gegarandeerd, bijvoorbeeld omdat het aanvullingsmateriaal zich aan het ondervlak van het vakwerk bevestigd.
Beschrijving van de uitvinding Een doel van de onderhavige uitvinding is te voorzien in een gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting bij het plaatsen van een rioolkader in een zich tussen een gewenste wegoppervlak en een rioolschacht uitstrekkende holte zodat een op het rioolkader te plaatsen riooldeksel, d.i. diens bovenvlak, in hoofdzaak coplanair ligt met het gewenste wegoppervlak, waarbij het probleem met het gebruik uit de stand der techniek van de herbruikbare plaatsingsinrichtingen uit de stand der techniek, zoals in het bijzonder geopenbaard in US3847339, wordt vermeden.
Het is in het bijzonder een doel! van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting bij het plaatsen van een rioolkader in een zich tussen een gewenste wegoppervlak en een rioolschacht uitstrekkende holte, dat minder tijdrovend is en dat een nauwkeurigere plaatsing van het rioolkader en bijgevolg riooldeksel ten opzichte van het gewenste wegoppervlak teweeg brengt.
Dit doel wordt opgelost door het voorzien van het gebruik uit de eerste conclusie.
Het gebruik volgens de onderhavige uitvinding lost het bovenvermelde probleem op doordat het gebruik de volgende stappen omvat: a. het voorzien van het rioolkader, waarbij het rioolkader een zich tussen een onderste en bovenste rand uitstrekkende holle buis omvat, en waarbij het rioolkader nabij de bovenste rand is voorzien van een ontvangstmiddel voorzien voor het ontvangen van het riooldeksel ter afdichting van de holle buis, b. het voorzien van de herbruikbare plaatsingsinrichting omvattende een bevestigingsmechanisme voor het tijdelijk bevestigen van het rioolkader aan de plaatsingsinrichting, en een met het bevestigingsmechanisme verbonden vakwerk ingericht voor het zodanig overspannen van de holte dat het bevestigingsmechanisme en het daaraan bevestigde rioolkader in de holte worden gehouden, en waarbij het bevestigingsmechanisme en het vakwerk zodanig zijn ingericht dat bij het plaatsen van het rioolkader in de holte, het op het rioolkader te plaatsen riooldeksel, d.i. diens bovenvlak, in hoofdzaak coplanair ligt met het gewenste wegoppervlak, c. het na de stappen a en b tijdelijk bevestigen van het rioolkader aan de plaatsingsinrichting door middel van het bevestigingsmechanisme, d. het na de stap c plaatsen van de plaatsingsinrichting boven de holte, zodanig dat het vakwerk de holte overspant en dat het bevestigingsmechanisme en het daaraan bevestigde rioolkader op zodanige wijze in de holte worden gehouden dat het op het rioolkader te plaatsen riooldeksel, d.i. diens bovenvlak, in hoofdzaak coplanair ligt met het gewenste wegoppervlak, en e. het na de stap d gieten van een aanvullingsmateriaal in de ruimte omheen het rioolkader, d.i. omheen en niet in de holle buis, met het kenmerk dat het gebruik verder de volgende stappen omvat: f. het tussen de stappen d en e bevestigen van het rioolkader in de holte, zodanig dat bij het loskoppelen van de plaatsingsinrichting en het rioolkader, de hoogte en inclinatie van de bovenste rand van het rioolkader ten opzichte van het gewenste wegoppervlak behouden blijft, en g. het tussen de stappen f en e loskoppelen van de plaatsingsinrichting en het rioolkader door de tijdeliike bevestiging van het rioolkader aan het bevestigingsmechanisme ongedaan te maken, en het vervolgens distantiëren van de plaatsingsinrichting ten opzichte van het rioolkader d.i. het van elkaar verwijderen van de plaatsingsinrichting ten opzichte van het rioolkader.
Doordat in het gebruik volgens de onderhavige uitvinding de stap f wordt uitgevoerd tussen de stappen d en e, wordt vermeden dat bij het gieten van het aanvullingsmateriaal omheen het rioolkader, het rioolkader beweegt onder invloed van de impulsoverdracht of de opwaartse stuwkracht. Hierdoor wordt een meer nauwkeurige positionering van het rioolkader en bijgevolg riooldeksel verzekerd.
Doordat in het gebruik volgens de onderhavige uitvinding de stap f wordt uitgevoerd tussen de stappen d en e en doordat de stap g wordt uitgevoerd tussen de stappen f en e, wordt vermeden dat het aanvullingsmateriaal de plaatsingsinrichting vervuilt bij het gieten van het b aanvullingsmateriaal in de ruimte omheen het rioolkader.
Hierdoor wordt een meer nauwkeurige positionering van het rioolkader en bijgevolg riooldeksel verzekerd, zonder dat een tijdrovende en schadelijke reiniging van de plaatsingsinrichting dient te worden uitgevoerd.
Het gebruik volgens de onderhavige uitvinding heeft als bijkomend voordeel dat de plaatsingsinrichting reeds voor de stap e kan worden hergebruikt voor het plaatsen van een verder rioolkader.
In het gebruik uit de stand der techniek is het immers vereist dat de plaatsingsinrichting de holte blijft overspannen en het rioolkader in de holte blijft houden minstens tot na het gieten in stap e.
Indien het aanvullingsmateriaal beton of een andere uithardend materiaal omvat, dient de plaatsingsinrichting zelfs tot na het uitharden van het beton of uithardend materiaal ter plaatse te blijven.
Het gebruik uit de onderhavige uitvinding is bijgevolg beduidend minder tijdrovend dan het gebruik uit de stand der techniek.
Het gebruik uit de onderhavige uitvinding heeft als verder bijkomend voordeel dat eenzelfde herbruikbare plaatsingsinrichting kan worden gebruikt voor het bevestigen van een meerderheid aan rioolkaders in een meerderheid aan holtes, bijvoorbeeld door elk van de meerderheid aan rioolkaders te verbinden met een andere rioolschacht, en dit voordat het aanvullingsmateriaal in de meerderheid aan holtes omheen de rioolkaders wordt gegoten.
Dit heeft als voordeel dat de werkploeg zich in eerst instantie volledig kan richten op taak van het bevestigen van de rioolkaders in de holtes, bijvoorbeeld door het verbinden van elk van de meerderheid aan riooldaders aan een andere rioolschacht, met behulp van een enkele herbruikbare plaatsingsinrichting zonder dat enige hoeveelheid aanvullingsmateriaal zoals beton dient te worden gegoten, en om zich in tweede instantie volledig te richten op de taak van het gieten van het aanvullingsmateriaal zoals beton omheen de rioolkaders.
Dit heeft onder andere als gevolg dat slechts in tweede instantie het aanvullingsmateriaal dient te worden geleverd of geproduceerd op de werf, en dat het dusdanig geleverde of geproduceerde aanvullingsmateriaal niet al te lang op de wert moet verblijven voordat het kan worden gegoten.
Het aanvullingsmateriaal wordt immers vaak geleverd of geproduceerd met behulp van omvangrijke hulpmiddelen, bijvoorbeeld een vrachtwagen, een betonwagen of een stationaire betonmolen, welke hulpmiddelen onnodig plaats innemen op de werf.
Dit is bijvoorbeeld bijzonder omslachtig indien er tijdens het plaatsen van de rioolkaders tevens verkeer over een deel van het wegdek dient te rijden. De onderhavige uitvinding is des te voordeliger indien aanvullingsmaterialen worden gebruikt die in de tijd uitharden, bijvoorbeeld beton. Deze materialen vergen immers veel energie, bijvoorbeeld warmte en beweging, ten einde de kwaliteit van de materialen nagenoeg constant te houden na hun productie. Bovendien is het onvermijdelijk dat de kwaliteit van het aanvullingsmateriaal in meer of mindere mate wijzigt, waardoor niet elk rioolkader op dezelfde kwalitatieve wijze in het wegdek is geplaatst. In een bijzondere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat het gebruik dan ook het herhaaldelijk, bijvoorbeeld minstens twee maal, uitvoeren van de stappen a-d en f-g, voordat stap e wordt uitgevoerd.
Het gebruik uit de onderhavige uitvinding heeft als verder bijkomend voordeel dat het bevestigingsmechanisme het rioolkader langs buiten kan bevestigen, d.i. het rioolkader kan benaderen langsheen de ruimte omheen het rioolkader, en dat de plaatsingsinrichting op eenvoudige wijze kan worden losgekoppeld en gedistantieerd van het rioolkader. De plaatsingsinrichting, en dus ook het bevestigingsmechanisme worden in de onderhavige uitvinding immers van het rioolkader losgekoppeld en gedistantieerd vooraleer het aanvullingsmateriaal omheen het rioolkader wordt gegoten, waardoor er geen aanvullingsmateriaal terecht komt op het bevestigingsmechanisme. In de stand der techniek daarentegen wordt het bevestigingsmechanisme dat het rioolkader langs buiten bevestigd, bedolven onder aanvullingsmateriaal, hetgeen het losmaken en distantiëren van de plaatsingsinrichting en het rioolkader moeilijk maakt, in het bijzonder wanneer uithardend aanvullingsmateriaal wordt gebruikt.
In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding omvatten stappen a en b het respectievelijk leveren van een rioolkader en een herbruikbare plaatsingsinrichting aan de werf waar de rioolschacht reeds met een rioolsysteem werd verbonden en werd bedolven bijvoorbeeld in ondergrond, en waar zich nu een holte uitstrekt tussen de rioolschacht en het gewenste wegoppervlak. Bij voorkeur wordt de holte begrensd door opstaande wanden vervaardigd uit eerder geplaatst, of niet uitgegraven, ondergrond of wegmateriaal. De ondergrond omvat bijvoorbeeld voornamelijk aarde. Het wegmateriaal omvat bijvoorbeeld (a) een of meerdere onderlagen, d.i. een of meerdere lagen fundering/onderfundering of asfalt waarmee verkeersvoertuigen niet in contact komen, of bijvoorbeeld (b} het wegdek, d.i. de bovenste laag materiaal zoals asfalt eindigend in het wegoppervlak waarmee verkeersvoertuigen in contact komen. In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding reiken de opstaande wanden van de holte reeds tot aan het wegdek, d.i. eindigen zij aan het wegoppervlak. Het gewenste wegoppervlak ligt dan in het verlengde, bijvoorbeeld coplanair, met het reeds aanwezige wegoppervlak omheen de holte. In een alternatieve uitvoeringsvorm, reiken de opstaande wanden van de holte nog niet tot aan het wegdek, maar bijvoorbeeld slechts tot aan een onderlaag.
Het gewenste wegoppervlak ligt dan in het verlengde, bijvoorbeeld coplanair, met het nog aan te brengen wegdek omheen de holte.
Daartoe is het uiteraard vereist de werkploeg die het rioolkader moet plaatsen kennis heeft van de dikte van het nog aan te brengen wegdek.
In de huidige uitvinding omvat stap f het bevestigen van het rioolkader in de holte door het verbinden van het rioolkader met een van de wanden van de holte, bijvoorbeeld met een van de zijwanden of onderwand van de holte welke wanden bijvoorbeeld zijn vervaardigd uit ondergrond of een onderlaag, zodanig dat bij het loskoppelen van de plaatsingsinrichting en het rioolkader, de hoogte en inclinatie van de bovenste rand van het rioolkader ten opzichte van het gewenste wegoppervlak behouden blijft.
Bij voorkeur wordt het rioolkader niet verbonden met een reeds omheen de holte aangebracht wegdek, welk bijvoorbeeld deel uitmaakt van de zijwand van de holte, zodat de integriteit van het reeds aangebrachte wegdek behouden blijft.
In de huidige uitvinding omvat het verbinden van het rioolkader met een van de wanden van de holte bij voorkeur, het gebruiken van een prefab verbindingselement zoals ten minste een verbindingsstaaf, zodanig dat de verbinding ogenblikkelijk kan gebeuren.
Dit is in tegenstelling tot het bevestigen van het rioolkader in de holte door het ter plaatse gieten van een uithardend materiaal zoals beton, waarbij men dient te wachten tot dat het uithardend materiaal is uitgehard alvorens een degelijke bevestiging wordt bekomen.
Daarenboven biedt het gebruiken van een uithardend materiaal in stap f verdere nadelen. (a) Zo werd door de uitvinders ondervonden dat bij het gebruiken van een uithardend materiaal, de bevestiging van het rioolkader nagenoeg onwijzigbaar is, d.i. de hoogte en inclinatie van het dusdanig bevestigde rioolkader kunnen indien nodig niet meer worden bijgesteld door de gebruiker.
Het bevestigen van het rioolkader in de holte volgens de onderhavige Uitvoeringsvorm omvat bijgevolg het tijdelijk bevestigen van het rioolkader in de holte. (b) Tevens werd door de uitvinders ondervonden dat bij het gebruiken van een uithardend materiaal zoals beton in stap f, het later in stap e gegoten aanvullingsmateriaal minder stevige permanente bevestiging van het rioolkader teweegbrengt, met name ten gevolge van het feit dat minder aanvullingsmateriaal in de holte kan worden gegoten en/of ten gevolge van het feit dat het eerder gegoten uithardend materiaal en het later gegoten aanvullingsmateriaal niet optimaal aan elkaar zijn verbonden en daardoor een mechanische falingsbron, bijvoorbeeld een mogelijke scheurvormingsbron, vormen. (c) Tevens hebben de uitvinders ondervonden dat bij het gieten van het uithardend materiaal, en zelfs bij het gieten van een niet-uithardend materiaal (ter vorming van een verbindingselement, welk dus niet prefab is}, de nadelen uit de eerder genoemde stand der techniek niet volledig worden opgelost.
Zo kan ook het gegoten uithardend materiaal op de herbruikbare plaatsingsinrichting terecht komen en/of op het rioolkader inslaan waardoor dit beweegt.
In een Uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding omvat stap f het bevestigen van het rioolkader in de holte door het tussen de stappen d en e verbinden van het rioolkader met de rioolschacht, welk bijvoorbeeld onderdeel uitmaakt van de bodemwand van de holte, zodanig dat bij het loskoppelen van de plaatsingsinrichting en het rioolkader, de hoogte en inclinatie van de bovenste rand van het rioolkader ten opzichte van het gewenste wegoppervlak behouden blijft.
De rioolschacht omvat doorgaans een stevige structuur zoals een prefab betonnen koker eventueel gekoppeld aan een of meerdere pasringen, waarmee het rioolkader stevig kan worden verbonden.
In een Uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding wordt ten minste één verbindingsstaaf zodanig in de rioolschacht verankerd dat de positie van de ten minste één verbindingsstaaf ten opzichte van de rioolschacht nagenoeg onwijzigbaar is, en omvat stap f het bevestigen van het rioolkader in de holte door het tussen de stappen d en e verbinden van het rioolkader met de rioolschacht door het verbinden van de ten minste één verbindingsstaaf met het rioolkader, zodanig dat bij het loskoppelen van de plaatsingsinrichting en het rioolkader, de hoogte en inclinatie van de bovenste rand van het rioolkader ten opzichte van het gewenste wegoppervlak behouden blijft.
Het voorzien van ten minste een verbindingsstaaf voor het verbinden van het rioolkader met de rioolschacht biedt het voordeel dat een ogenblikkelijke bevestiging van het rioolkader in de holte wordt teweeggebracht, d.i. men dient niet te wachten op het uitharden van een uithardend materiaal vooraleer het rioolkader zodanig stevig is bevestigd in de holte dat bij het loskoppelen van de plaatsingsinrichting en het rioolkader, de hoogte en inclinatie van de bovenste rand van het rioolkader ten opzichte van het gewenste wegoppervlak behouden blijft.
In een Uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding wordt het rioolkader na de stap d in de holte bevestigd.
In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding wordt de ten minste één verbindingsstaaf na de stap d in de rioolschacht verankerd, d.i. de verbindingsstaaf wordt in de rioolschacht verankerd nadat de plaatsingsinrichting boven de holte is geplaatst en daarbij het rioolkader in de holte houdt.
Dit heeft als voorbeeld dat de verbindingsstaven op een juiste plaats in de rioolschacht worden bevestigd, aangezien deze juiste plaats sterk afhankelijk is van de positionering, bijvoorbeeld laterale positionering, van het rioolkader ten opzichte van de rioolschacht.
De onderhavige uitvoeringsvormen zijn bijzonder voordelig wanneer het rioolkader op vaste locaties is voorzien van connectiemiddelen bijvoorbeeld voorzien voor het verbinden van de verbindingsstaven met het rioolkader.
Indien de verbindingsstaven in dat geval voor de stap d in de rioolschacht worden aangebracht, bestaat het risico dat de verbindingsstaven niet uitkomen in de connectiemiddelen van het rioolkader. In een voorkeur Uitvoeringsvorm zijn de connectiemiddelen een veelheid aan doorlaatopeningen voorzien in het rioolkader, zoals hieronder verder besproken.
In een Uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding is het in stap a voorziene rioolkader nabij de onderste rand voorzien van een, bij voorkeur naar buiten gerichte, onderste flens. In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding omvat de onderste flens van het rioolkader ten minste één doorlaatopening elk voorzien voor het doorlaten van een van de ten minste één verbindingsstaaf. In deze uitvoeringsvorm omvat stap f bij voorkeur het inbrengen van de ten minste één verbindingsstaaf in de ten minste één doorlaatopening. Bij voorkeur wordt elke verbindingsstaaf in een aparte doorlaatopening ingebracht. Bij voorkeur zijn het aantal in de rioolschacht verankerde verbindingsstaven gelijk aan of kleiner dan het aantal doorlaatopeningen. In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding worden ten minste twee, bij voorkeur ten minste drie verbindingsstaven voorzien. Het voorzien van ten minste twee, en bij voorkeur ten minste drie verbindingsstaven, biedt het voordeel dat het rioolkader stevig in de holte kan worden bevestigd, bijvoorbeeld zonder groot risico dat het rioolkader weg kantelt. In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding omvat elke verbindingsstaaf een bout, en omvat stap f het met behulp van een moer verbinden van het rioolkader en de ten minste één verbindingsstaaf. In het bijzonder wordt ten minste een moer voorzien op elke bout voordat de bout in zijn overeenkomstige doorlaatopening het rioolkader wordt ingebracht. Het voorzien van de bout en moeren op de verbindingsstaaf biedt het voordeel dat het rioolkader tijdelijk kan worden bevestigd in de holte, waardoor een gebruiker indien nodig de hoogte en inclinatie van het rioolkader ten opzichte van het gewenste wegdek nog kan bijstellen.
In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding omvat elke verbindingsstaaf een inslaganker voor het in de rioolschacht verankeren van de verbindingsstaaf.
In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding omvat het gebruik verder het tussen de stappen d en e plaatsen van een bekistingsmal in de holte zodanig dat de bekistingsmal zich ten minste uitstrekt tussen de onderste rand van het rioolkader en de rioolschacht, en omvat stap e verder het gieten van het aanvullingsmateriaal in de ruimte omheen de bekistingsmal, d.i. omheen en niet in de bekistingsmal.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zijn het bevestigingsmechanisme en het vakwerk van de in stap b voorziene herbruikbare plaatsingsinrichting zodanig ingericht dat bij het plaatsen van het rioolkader in de holte, de bovenste rand van het riooldeksel in hoofdzaak coplanair ligt met het gewenste wegoppervlak, en omvat stap d het op zodanige wijze in de holte houden van het bevestigingsmechanisme en het daaraan bevestigde rioolkader, dat de bovenste rand van het rioolkader in hoofdzaak coplanair ligt met het gewenste wegoppervlak.
Deze uitvoeringsvorm verduidelijkt een werkingsmechanisme van de herbruikbare plaatsingsinrichting die in het bijzonder voordelig is wanneer het riooldeksel op de hieronder beschreven voorkeurswijze in het rioolkader wordt geplaatst, waarbij een coplanaire plaatsing van de bovenste rand van het riooldeksel tevens een coplanaire plaatsing van het riooldeksel, d.i. van diens bovenvlak, teweegbrengt.
In een Uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat het ontvangstmiddel van het in stap a voorziene rioolkader een naar binnen gerichte bovenste flens voor het ondersteunen van het riooldeksel.
In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding wordt na de stap e het riooldeksel op de bovenste flens van het rioolkader geplaats ter afdichting van het rioolkader, en is de bovenste flens van het ontvangstmiddel van het in stap a voorziene rioolkader zodanig gepositioneerd ten opzichte van de bovenste rand van het rioolkader dat een bovenvlak van het riooldeksel in hoofdzaak coplanair ligt met de bovenste rand van het rioolkader.
Deze uitvoeringsvorm is bijzonder voordelig in combinatie met het hierboven besproken werkingsmechanisme van de herbruikbare plaatsingsinrichting, d.i. waarbij de bovenste rand van het rioolkader nagenoeg coplanair met het gewenste wegoppervlak wordt gebracht, aangezien een coplanaire plaatsing van de bovenste rand van het riooldeksel nu tevens een coplanaire plaatsing van het riooldeksel, d.i. van diens bovenvlak, teweegbrengt.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat het vakwerk van de in stap b voorziene herbruikbare plaatsingsinrichting een centraal deel waaraan het bevestigingsmechanisme is verbonden.
Het bevestigingsmechanisme is voorzien voor het tijdelijk bevestigen van het rioolkader aan het centraal deel.
Verder omvat het vakwerk meerdere aan het centraal deel verbonden steunarmen ter overspanning van de holte.
Bij voorkeur vormen het centraal deel en de steunarmen een coplanair ondervlak van het vakwerk.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het bevestigingsmechanisme voorzien voor het zodanig bevestigen van het rioolkader aan het centraal deel dat de bovenste rand van het rioolkader aangrenzend ligt aan het ondervlak van het vakwerk.
Daartoe is in een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding het bevestigingsmechanisme voorzien van een instelmiddel voor het in hoogte kunnen aanpassen van het bevestigingsmiddel ten opzichte van het vakwerk, en omvat stap c daarbij verder het zodanig instellen van het instelmiddel dat de bovenste rand van het rioolkader aangrenzend ligt aan het ondervlak van het vakwerk.
Deze uitvoeringsvormen zijn bijzonder voordelig in combinatie met het hierboven besproken werkingsmechanisme van de herbruikbare plaatsingsinrichting en het hierboven besproken relatie tussen de bovenste rand van het rioolkader en het bovenvlak van het riooldeksel, d.i. waarbij de bovenste rand van het rioolkader nagenoeg coplanair met het gewenste wegoppervlak wordt gebracht waardoor tevens een coplanaire plaatsing van het riooldeksel, d.i. van diens bovenvlak, met het gewenste wegoppervlak wordt teweeggebracht.
In de onderhavige uitvinding is het gewenste wegoppervlak het bovenvlak van een gewenst wegdek, d.i. van een wegdek dat omheen en aanliggend aan het rioolkader dient te worden aangelegd. In een eerste implementatie van de huidige uitvinding is het wegdek reeds rondom de holte aangebracht. In deze eerste implementatie van de huidige uitvinding wordt in stap d de herbruikbare plaatsingsinrichting zodanig geplaatst dat ten minste een deel van het ondervlak van het vakwerk dat wordt gevormd door de steunarmen, op het wegdek rondom de holte steunt. In een alternatieve tweede implementatie van de huidige uitvinding is het wegdek nog niet aangelegd rondom de holte, d.i. rondom de holte is slechts een onderlaag of ondergrond aangebracht waarboven het wegdek nog dient te worden aangebracht. In deze tweede implementatie van de huidige uitvinding wordt in stap d de herbruikbare plaatsingsinrichting zodanig geplaatst dat ten minste een deel van het ondervlak van het vakwerk dat wordt gevormd door de steunarmen steunt op een of meerdere afstandselementen geplaatst op de onderlaag of ondergrond rondom de holte. In deze tweede implementatie zijn de een of meerdere afstandselementen zodanig ingericht dat het ondervlak van het vakwerk in hoofdzaak coplanair is met het gewenste wegoppervlak. In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat het aanvullingsmateriaal uit stap e, beton. Bij voorkeur omvat het aanvullingsmateriaal in hoofdzaak beton.
Figuren Figuur 1 toont een rioolput zoals gekend in de stand der techniek.
Figuur 2 toont een herbruikbare plaatsingsinrichting uit de stand der techniek waarmee een rioolkader wordt gedragen.
Figuren 3-4 tonen het gebruik uit de stand der techniek van de herbruikbare plaatsingsinrichting uit de stand der techniek.
Figuur 5 toont een rioolkader en riooldeksel zoals gebruikt in onderhavige uitvinding, waarbij het rioolkader en het riooldeksel in figuren 5a en 5b respectievelijk niet en wel met elkaar zijn verbonden.
Figuur 5 komt overeen met stap a uit het gebruik volgens de onderhavige uitvinding.
Figuur 6 toont een herbruikbare plaatsingsinrichting zoals gebruikt in onderhavige uitvinding.
Figuur 6 komt overeen met stap b uit het gebruik volgens de onderhavige uitvinding.
Figuren 7a-7c tonen opeenvolgende stappen voor het tijdelijk bevestigen van het rioolkader en de herbruikbare plaatsingsinrichting 14 overeenkomstig met stap c uit het gebruik volgens de onderhavige uitvinding.
Figuren 8a en 8b tonen twee alternatieve voorbeelden van een rioolput en holte zoals gebruikt in onderhavige uitvinding.
Figuur 9 toont het plaatsen van de herbruikbare plaatsingsinrichting met tijdelijk verbonden rioolkader in de holte overeenkomstig stap d uit het gebruik volgens de onderhavige uitvinding.
Figuur 9a toont de situatie waarbij het wegdek reeds is aangelegd rondom de holte.
Figuur 9b toont de situatie waarbij het wegdek nog niet werd aangelegd rondom de holte.
Figuur 10 toont het bevestigen van het rioolkader in de holte, overeenkomstig stap f uit het gebruik volgens onderhavige uitvinding.
Figuur 11 toont een uitvergroting van de regio 24 in figuur 10, waarbij in detail de verbinding tussen het rioolkader en een verbindingsstaaf wordt geïllustreerd.
Figuur 12 toont het loskoppelen en distantiëren van de herbruikbare plaatsingsinrichting ten opzichte van het rioolkader, overeenkomstig stap g uit het gebruik volgens de onderhavige uitvinding.
Figuur 13 toont het voorzien van een bekistingsmal tussen het rioolkader en de rioolschacht.
Figuur 14 toont het gieten van aanvullingsmateriaal, in het bijzonder beton, in de ruimte omheen het rioolkader en omheen de bekistingsmal, overeenkomstig stap e uit het gebruik volgens de onderhavige uitvinding. Figuur 14a toont de situatie waarbij het aanvullingsmateriaal, in het bijzonder beton, slechts tot onder het gewenste wegdek wordt gegoten zodanig dat de ruimte tussen het gegoten aanvullingsmateriaal en het gewenste wegoppervlak kan worden opgevuld met een afwerkingsmateriaal zoals asfalt. Figuur 14b toont de situatie waarbij het aanvullingsmateriaal, in het bijzonder beton, wordt gegoten tot aan het gewenste wegoppervlak. Figuur 15 toont de situatie van figuur 14b waarbij de bekistingsmal werd verwijderd.
Figuurbeschrijving De huidige uitvinding zal hierna beschreven worden aan de hand van welbepaalde uitvoeringsvormen en onder verwijzing naar bepaalde tekeningen, doch de uitvinding is daar niet toe beperkt en wordt enkel gedefinieerd door de conclusies. De hier weergegeven tekeningen zijn enkel schematische weergaven en zijn niet beperkend. In de tekeningen kunnen de afmetingen van bepaalde onderdelen vergroot zijn weergegeven, wat betekent dat de onderdelen in kwestie dus niet op schaal zijn weergegeven, en dit enkel voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en de relatieve afmetingen komen niet noodzakelijkerwijze overeen met de werkelijke praktijkuitvoeringen van de uitvinding.
Daarenboven worden termen zoals “eerste”, “tweede”, “derde”, en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om een onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijkerwijze om een sequentiële of chronologische volgorde aan te geven. De termen in kwestie zijn onderling verwisselbaar in de daarvoor geschikte omstandigheden, en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere volgorden werken dan deze die hier worden beschreven of geïllustreerd.
De term “omvattende” en afgeleide termen, zoals die gebruikt worden in de conclusies, moet of moeten niet geïnterpreteerd worden als beperkt zijnde tot de middelen die telkens daarna vermeld worden; de term sluit andere elementen of stappen niet uit. De term moet geïnterpreteerd worden als een specificatie van de vermelde eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten waarnaar wordt verwezen, zonder dat evenwel de aanwezigheid of het toevoegen wordt uitgesloten van een of meer bijkomende eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten, of groepen daarvan. De reikwijdte van een uitdrukking zoals “een inrichting omvattende de middelen A en B” is dan ook niet enkel beperkt tot inrichtingen die zuiver bestaan uit componenten A en B.
Wat er daarentegen bedoeld wordt, is dat, voor wat betreft de huidige uitvinding, de enige relevante componenten A en B zijn.
Figuur 5 toont een rioolkader 1 en riooldeksel 6 zoals gebruikt in onderhavige uitvinding, waarbij het rioolkader 1 en het riooldeksel 6 in figuren 5a en 5b respectievelijk niet en wel met elkaar zijn verbonden.
Figuur 5 komt overeen met stap a uit het gebruik volgens de onderhavige uitvinding.
Het rioolkader 1 en het riooldeksel 6 zijn doorgaans uit gietijzer vervaardigde elementen.
Het rioolkader 1 omvat een zich tussen een onderste 8 en bovenste rand 7 uitstrekkende holle buis.
De getoonde holle buis heeft een cirkelvormige doorsnede, maar kan tevens andere vormen zoals een rechthoekige vorm, aannemen.
Tevens kan de vorm en/of de dimensies van de vorm van de doorsnede van de holle buis veranderen ten opzichte van de axiale positie in de holle buis.
Nabij de bovenste rand 7 is het rioolkader 1 voorzien van een ontvangstmiddel 9 voor het ontvangen van het riooldeksel 6 ter afdichting van de holle buis zoals getoond in figuur 5b.
Het ontvangstmiddel 9 is een bovenste flens 9 die zich radiaal naar binnen uitstrekt.
De bovenste flens 9 is voorzien op een zodanige diepte ten opzichte van de bovenste rand 7 dat, wanneer het riooldeksel 6 op de bovenste flens 9 wordt geplaatst, het bovenvlak van het riooldeksel 6 nagenoeg coplanair ligt met de bovenste rand 7. Nabij de onderste rand 8, bijvoorbeeld op de onderste rand 8, is een onderste flens 21 voorzien.
Zoals getoond strekt de onderste flens 21 zich radiaal naar buiten toe uit, waardoor de toegang tot de rioolput zo min mogelijk wordt beperkt.
De verbinding tussen de onderste flens 21 en de holle buis is verstevigd door meerdere verstevigingselementen 22. In de onderste flens 21 zijn meerdere doorlaatopeningen 20 aangebracht die doorheen de gehele dikte van de onderste flens 21 lopen.
Figuur 6 toont een herbruikbare plaatsingsinrichting 14 zoals gebruikt in onderhavige uitvinding.
Figuur 6 komt overeen met stap b uit het gebruik volgens de onderhavige uitvinding.
De plaatsingsinrichting 14 wordt herbruikbaar genoemd, aangezien zij meerdere malen kan worden gebruikt voor het plaatsen van meerdere rioolkaders in meerdere holtes.
De plaatsingsinrichting 14 omvat een vakwerk 15, doorgaans vervaardigd van een stijf materiaal ter vorming van een rigide structuur, d.i. een structuur die niet wezenlijk, bijvoorbeeld minder dan 10, 5, 3, 2 of 1 millimeter, doorbuigt bijvoorbeeld bij het overspannen van een holte, bijvoorbeeld met een overspanning van maximaal 5, 4, 3, 2 of 1 meter, en het daarbij in de holte houden van het rioolkader met een gewicht van tussen de 50kg en 150 kg, bijvoorbeeld tussen 70kg en 120kg, bijvoorbeeld tussen 90 kg en 100kg.
In het bijzonder omvat het vakwerk longitudinale staven 42, in het bijzonder twee parallelle longitudinale staven 42 die onderling zijn verbonden door twee parallelle verstevigingsstaven 24. De longitudinale staven 42,
alsmede bij voorkeur de verstevigingsstaven 24, hebben coplanaire ondervlakken 23 ter vorming van het ondervlak van het vakwerk 15. Parallel aan het ondervlak 23 omvat het vakwerk 15 een bovenvlak 43 waarop meerdere handvaten 32 zijn aangebracht. Het vakwerk 15 wordt op functionele wijze opgedeeld in twee onderdelen, met name in een onderdeel dat steunarmen omvat, d.i. het deel van het vakwerk 15 nabij de extremiteiten van de longitudinale staven 42 waarop het vakwerk 15 steunt wanneer het vakwerk 15 de holte overspant, en een centraal onderdeel dat zich tussen de steunarmen bevindt. Aan het centraal onderdeel is een bevestigingsmechanisme 16 verbonden. Het bevestigingsmechanisme 16 omvat in onderhavig geval vier bevestigingselementen 16.
Elk bevestigingselement 16 omvat een bout 35 die zich doorheen het vakwerk 15, in het onderhavig geval doorheen de longitudinale staaf 42, uitstrekt. De bout 35 wordt op het bovenvlak 43 van de longitudinale staaf 42 ondersteund met behulp van een moer 34. De bout 35 kan met behulp van grijpdeel 33 omhoog of omlaag worden geschroefd ten opzichte van de op het bovenvlak 43 rustende moer 34. Hierdoor beweegt een aan het uiteinde van de moer 35 verbonden haak 37 respectievelijk naar het ondervlak 23 toe of van het ondervlak 23 weg. De haak 37 omvat een uitstekend deel 36 voorzien voor het ondersteunen van een te ondersteunen element. De haak 37 is roteerbaar bevestigd aan de moer 35 zodat de oriëntatie van het uitstekende deel 36 ten opzichte van de longitudinale staaf 42 kan worden aangepast, bijvoorbeeld vanuit een eerste positie waarbij het uitstekende deel 36 in hoofdzaak in de longitudinale richting wijst naar een tweede positie waarbij het uitstekende deel 36 in hoofdzaak in een loodrecht op de longitudinale richting liggende richting wijst. Het centraal deel van het vakwerk 15 kan worden gedefinieerd als het deel van het vakwerk 15 dat wordt begrensd tussen de verschillende bevestigingselementen 16 van het bevestigingsmechanisme 16.
Figuren 7a-7c tonen opeenvolgende stappen voor het tijdelijk bevestigen van het rioolkader 1 en de herbruikbare plaatsingsinrichting 14 overeenkomstig met stap c uit het gebruik volgens de onderhavige uitvinding. Hierbij wordt opgemerkt dat het losmaken van het rioolkader 1 en de herbruikbare plaatsingsinrichting 14 overeenkomstig stap g van het gebruik volgens de onderhavige uitvinding, simpelweg het omkeren van de hieronder beschreven stappen inhoudt. In elk van de figuren 7a-7c wordt een doorsnede getoond van de herbruikbare plaatsingsinrichting 14 volgens een vlak dat zich tussen de longitudinale staven 42 uitstrekt. Tevens wordt een overeenkomstige doorsnede van het rioolkader 1 getoond waarin de bovenste 7 en onderste 8 rand alsmede de bovenste 9 en onderste 21 flens duidelijk zichtbaar zijn. Zoals getoond in figuur 7a wordt de herbruikbare plaatsingsinrichting 14 boven het rioolkader 1 geplaatst zodanig dat alle vier de bevestigingselementen 16 zich in de holle buis van het rioolkader 1 bevinden en waarbij het uitstekend deel 36 (niet zichtbaar) zich onder de bovenste flens 9 van het rioolkader 1 bevindt.
Daartoe worden de haken 37 in eerste instantie in de hierboven beschreven tweede positie gebracht, en worden de bouten 35 met behulp van het grijpdeel 33 omlaag geschroefd ten opzichte de op het bovenvlak 43 rustende moeren 34 waardoor de haken 37 relatief verwijderd zijn ten opzichte van het ondervlak 23 van de longitudinale staven 42 van het vakwerk 15. De overgang van de situatie getoond in figuur 7a naar de situatie getoond in figuur 7b wordt teweeggebracht door het uitvoeren van de rotatiebeweging zoals weergeven met de pijlen 38 in figuur 7a.
De rotatiebeweging 38 houdt in dat de haken 37 worden geroteerd vanuit de hierboven vermelde tweede positie naar de hierboven vermelde eerste positie.
Zoals getoond in figuur 7b komen hierdoor de uitstekende delen 36 van de haken 37 onder de bovenste flens 9 van het rioolkader 1 terecht, waardoor de uitstekende delen 36 de bovenste flens 9 en bijgevolg het rioolkader 1 ondersteunen.
De overgang van de situatie getoond in figuur 7b naar de situatie getoond in figuur 7c wordt teweeggebracht door het uitvoeren van de rotatiebeweging zoals weergeven met de pijlen 39 in figuur 7b.
De rotatiebeweging 39 houdt in dat de bouten 35 met behulp van het grijpdeel 33 omhoog worden geschroefd ten opzichte van de op het bovenvlak 43 rustende moeren 34 waardoor de haken 37 zich relatief dicht bij het ondervlak 23 van de longitudinale staven 42 van het vakwerk 15 bevinden.
In het bijzonder worden de bouten opgeschroefd totdat de bovenste rand 7 van het rioolkader 1 aangrenzend ligt met het ondervlak 23 van de longitudinale staven 42 van het vakwerk 15. Figuren 8a en 8b tonen twee alternatieve voorbeelden van een rioolput 4 en holte 18 zoals gebruikt in onderhavige uitvinding.
In de onderhavige beschrijving worden het rioolkader en een herbruikbare plaatsingsinrichting geleverd aan een werf waar de rioolschacht 2 reeds met een rioolsysteem 3 di. een zich nagenoeg horizontaal uitstrekkend buizenstelsel, werd verbonden en werd bedolven in ondergrond 5 d.i. aarde.
Een holte 18 strekt zich uit tussen een onderwand en het gewenste wegoppervlak 19 d.i. het bovenvlak van een gewenst wegdek dat omheen en aanliggend aan het rioolkader dient te worden aangelegd.
In het bijzonder omvat de getoonde onderwand een oppervlak 29 van de ondergrond 5, alsmede de rioolschacht 2 en zijn omsloten opening.
In de figuren wordt de holte 18 begrensd door opstaande wanden 30, 31 vervaardigd uit eerder geplaatst, of niet uitgegraven, onderlagen 10, d.i. een of meerdere lagen fundering/onderfundering of asfalt waarmee verkeersvoertuigen niet in contact komen, en wegdek 11, d.i. de bovenste laag materiaal zoals asfalt eindigend in het wegoppervlak 12 waarmee verkeersvoertuigen in contact komen.
Het gewenste wegoppervlak 19 ligt in onderhavig geval dus in het verlengde, bijvoorbeeld coplanair, met het reeds aanwezige wegoppervlak 12 omheen de holte 18 (getoond in stippellijn}. In een alternatieve uitvoeringsvorm, getoond in figuur 9b, reiken de opstaande wanden 30 van de holte 18 nog niet tot aan het wegdek, maar slechts tot aan een onderlaag 10. Het gewenste wegoppervlak 19 ligt dan in het verlengde, bijvoorbeeld coplanair, met het nog aan te brengen wegdek omheen de holte.
Daartoe is het uiteraard vereist de werkploeg die het rioolkader moet plaatsen kennis heeft van de dikte van het nog aan te brengen wegdek.
De rioolputten 4 in figuren 8a en 8b verschillen met betrekking tot de constructie van hun rioolschacht 2. De rioolschacht 2 is een prefab rigide structuur die een schacht vormt die nagenoeg verticaal naar boven komt vanuit het rioolsysteem 3. De prefab rigide structuur van de rioolschacht 2 omvat doorgaans een prefab betonnen koker, zoals getoond in figuren 8a en 8b, alsmede eventueel een of meerdere met de koker verbonden pasringen 40 zoals getoond in figuur 8b.
In de uitvoeringsvorm getoond in figuur 8a is de prefab betonnen koker van de rioolschacht 2 bovenaan cilindervorming uitgevoerd en begrensd door een afdekplaat 41 met excentrische opening.
Door de afdekplaat 41 met een excentrische opening te draaien, kan men nog enigszins de uiteindelijke positie van het rioolkader en bijhorend riooldeksel in het wegdek aanpassen aan plaatselijke omstandigheden.
In de uitvoeringsvorm getoond in figuur 8b is de prefab betonnen koker van de rioolschacht 2 bovenaan conisch uitgevoerd rondom een nagenoeg verticale as.
In de verdere beschrijving van de onderhavige uitvinding wordt gebruik gemaakt van de rioolput 4 van figuur 8a.
Figuur 9 toont het plaatsen van de herbruikbare plaatsingsinrichting 14 met tijdelijk verbonden rioolkader 1 in de holte 18 overeenkomstig stap d uit het gebruik volgens de onderhavige uitvinding.
In het bijzonder wordt de herbruikbare plaatsingsinrichting 14 zodanig boven de holte 18 geplaatst dat het rioolkader 1 nagenoeg recht boven de door de rioolschacht 2 beschreven opening hangt.
Het plaatsen van de herbruikbare plaatsingsinrichting 14 over de holte 18 wordt vergemakkelijkt doordat men de plaatsingsinrichting kan heffen met behulp van de handvaten 32. Figuur 9a toont de situatie waarbij het wegdek 11 reeds is aangelegd rondom de holte 18. Figuur 9b toont de situatie waarbij het wegdek nog niet werd aangelegd rondom de holte 18. In de situatie van figuur 9b is de herbruikbare plaatsingsinrichting 14 zodanig geplaatst dat ten minste een deel van het ondervlak 23 van het vakwerk 15 dat wordt gevormd door de steunarmen steunt op een of meerdere afstandselementen 41 geplaatst op de onderlaag 10 rondom de holte 18. De een of meerdere afstandselementen 41 zijn zodanig ingericht dat het ondervlak 23 van het vakwerk 15 in hoofdzaak coplanair is met het gewenste wegoppervlak 19. In de situatie van figuur 9a wordt de herbruikbare plaatsingsinrichting 14 zodanig geplaatst dat ten minste een deel van het ondervlak 23 van het vakwerk 15 dat wordt gevormd door de steunarmen op het wegdek 11 rondom de holte 18 steunt, zodanig dat het ondervlak 23 van het vakwerk 15 in hoofdzaak coplanair is met het gewenste wegoppervlak 19. In beide figuren 9a en 9b overspand het vakwerk 15 de holte
18 zodanig dat het rioolkader 1 in de holte 18 wordt gehouden. Aangezien in beide figuren de bovenste rand 7 van het rioolkader 1 aangrenzend ligt aan het ondervlak 23 van het vakwerk 15, hetwelk coplanair ligt met het gewenste wegoppervlak 19, ligt tevens de bovenste putrand 7 coplanair met het gewenste wegoppervlak 19. Aangezien het riooldeksel, d.i. diens bovenvlak, uiteindelijk coplanair met de bovenste putrand 7 in het rioolkader 1 zal worden geplaatst, zal ook het riooldeksel coplanair liggen met het gewenste wegoppervlak 19. Figuur 10 toont het bevestigen van het rioolkader 1 in de holte 18, overeenkomstig stap f uit het gebruik volgens onderhavige uitvinding. Daartoe worden meerdere verbindingsstaven 25 doorheen de doorlaatopeningen in het rioolkader 1 gestoken (getoond in figuur 11), en worden de verbindingsstaven 25 vervolgens verbonden met de rioolschacht 2. In het bijzonder omvatten de verbindingsstaven 25 een inslaganker waarmee de verbindingsstaven 25 in de prefab betonnen koker van de rioolschacht 2 worden verankerd. Vervolgens worden de dusdanig verankerde verbindingsstaven 25 op dusdanige wijze verbonden met de onderste flens 21 van het rioolkader 1 dat de positie en inclinatie van de bovenste rand 7 van het rioolkader 1 ten opzichte van het gewenste wegdek 19 behouden blijft ook nadat het rioolkader 1 wordt losgemaakt van de herbruikbare plaatsingsinrichting 14. De verbinding van het rioolkader 1 en de verbindingsstaven 25 wordt geïllustreerd in figuur 11.
Figuur 11 toont een uitvergroting van de regio 24 in figuur 10, waarbij in detail de verbinding tussen het rioolkader 1 en een verbindingsstaaf 25 wordt geïllustreerd. Zoals getoond in figuur 11 omvat de onderste flens 21 van het rioolkader 1 een doorlaatopening 20 waardoor de verbindingsstaaf 25 werd ingebracht. Voor het inbrengen van de verbindingsstaaf 25 in de doorlaatopening 20, werd een moer 27a en rondsel 26a op de verbindingsstaaf 25 aangebracht. De verbindingsstaaf 25 is daartoe voorzien als een bout. Ten einde verschillende inclinaties van de onderste flens 21 te accommoderen, wordt de diameter van de doorlaatopening 20 groter uitgevoerd dan de diameter van de verbindingsstaaf 25, en wordt de moer 27a voorzien van een sferische kop. Ten einde de inclinatie en hoogte van de onderste flens 21 en bijgevolg van het rioolkader 1 vast te zetten o.a. ten opzichte van de verbindingsstaven 25, wordt vervolgens een verdere moer 27b en rondsel 27a aangebracht op de verbindingsstaaf 25.
Figuur 12 toont het loskoppelen en distantiëren van de herbruikbare plaatsingsinrichting ten opzichte van het rioolkader 1, overeenkomstig stap g uit het gebruik volgens de onderhavige uitvinding. Zoals eerder beschreven worden de stappen voor het tijdelijk bevestigen van de herbruikbare plaatsingsinrichting met het riooldeksel 1 daartoe omgekeerd. Bij het loskoppelen en distantiëren van de herbruikbare plaatsingsinrichting ten opzichte van het rioolkader 1 blijft de hoogte en inclinatie van de bovenste rand 7 van het rioolkader 1 ten opzichte van het gewenste wegoppervlak 19 behouden. Figuur 13 toont het voorzien van een bekistingsmal 17 tussen het rioolkader 1 en de rioolschacht 2. De bekistingsmal 17 sluit zodanig aan met de onderste rand 8 van het rioolkader en met de rioolschacht 2 dat er nagenoeg geen aanvullingsmateriaal dat omheen het rioolkader 1 wordt gegoten, in de rioolput 4 terechtkomt. Figuur 14 toont het gieten van aanvullingsmateriaal 13, in het bijzonder beton, in de ruimte omheen het rioolkader 1 en omheen de bekistingsmal 17, overeenkomstig stap e uit het gebruik volgens de onderhavige uitvinding. Figuur 14a toont de situatie waarbij het aanvullingsmateriaal 13, in het bijzonder beton, slechts tot onder het gewenste wegdek 11 wordt gegoten zodanig dat de ruimte tussen het gegoten aanvullingsmateriaal 13 en het gewenste wegoppervlak 19 kan worden opgevuld met een afwerkingsmateriaal zoals asfalt. Figuur 14b toont de situatie waarbij het aanvullingsmateriaal 13, in het bijzonder beton, wordt gegoten tot aan het gewenste wegoppervlak 19.
Figuur 15 toont ten slotte de situatie van figuur 14b waarbij de bekistingsmal werd verwijderd. De rioolput strekt zich nu uit tussen het rioolsysteem 3 en de bovenste rand 7 van het rioolkader 1. Het rioolkader 1 kan nu worden afgesloten met behulp van het riooldeksel (niet getoond).

Claims (20)

Conclusies
1. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting bij het plaatsen van een rioolkader in een zich tussen een gewenste wegoppervlak en een rioolschacht uitstrekkende holte zodat een op het rioolkader geplaatst riooldeksel in hoofdzaak coplanair ligt met het gewenste wegoppervlak, waarbij het gebruik de volgende stappen omvat: a. het voorzien van het rioolkader, waarbij het rioolkader een zich tussen een onderste en bovenste rand uitstrekkende holle buis omvat, en waarbij het rioolkader nabij de bovenste rand is voorzien van een ontvangstmiddel voorzien voor het ontvangen van het riooldeksel ter afdichting van de holle buis, b. het voorzien van de herbruikbare plaatsingsinrichting omvattende een bevestigingsmechanisme voor het tijdelijk bevestigen van het rioolkader aan de plaatsingsinrichting, en een met het bevestigingsmechanisme verbonden vakwerk ingericht voor het zodanig overspannen van de holte dat het bevestigingsmechanisme en het daaraan bevestigde rioolkader in de holte worden gehouden, en waarbij het bevestigingsmechanisme en het vakwerk zodanig zijn ingericht dat bij het plaatsen van het rioolkader in de holte, het op het rioolkader te plaatsen riooldeksel in hoofdzaak coplanair ligt met het gewenste wegoppervlak, c. het na de stappen a en b tijdelijk bevestigen van het rioolkader aan de plaatsingsinrichting door middel van het bevestigingsmechanisme, d. het na de stap c plaatsen van de plaatsingsinrichting boven de holte, zodanig dat het vakwerk de holte overspant en dat het bevestigingsmechanisme en het daaraan bevestigde rioolkader op zodanige wijze in de holte worden gehouden dat het op het rioolkader te plaatsen riooldeksel in hoofdzaak coplanair ligt met het gewenste wegoppervlak, en e. het na de stap d gieten van een aanvullingsmateriaal in de ruimte omheen het rioolkader, met het kenmerk dat het gebruik verder de volgende stappen omvat: f. het tussen de stappen d en e bevestigen van het rioolkader in de holte, zodanig dat bij het loskoppelen van de plaatsingsinrichting en het rioolkader, de hoogte en inclinatie van de bovenste rand van het rioolkader ten opzichte van het gewenste wegoppervlak behouden blijft, en g. het tussen de stappen f en e loskoppelen van de plaatsingsinrichting en het rioolkader door de tijdelijke bevestiging van het rioolkader aan het bevestigingsmechanisme ongedaan te maken, en het vervolgens distantiëren van de plaatsingsinrichting ten opzichte van het rioolkader.
2. Het gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij stap f omvat het tussen de stappen d en e verbinden van het rioolkader met de rioolschacht, zodanig dat bij het loskoppelen van de plaatsingsinrichting en het rioolkader, de hoogte en inclinatie van de bovenste rand van het rioolkader ten opzichte van het gewenste wegoppervlak behouden blijft.
3. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij ten minste één verbindingsstaaf zodanig in de rioolschacht wordt verankerd dat de positie van de ten minste één verbindingsstaaf ten opzichte van de rioolschacht nagenoeg onwijzigbaar is, en waarbij stap f het verbinden van de ten minste één verbindingsstaaf met het rioolkader omvat.
4. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij de ten minste één verbindingsstaaf na de stap d in de rioolschacht worden verankerd.
5. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies 3-4, waarbij het in stap a voorziene rioolkader nabij de onderste rand is voorzien van een, bij voorkeur naar buiten gerichte, onderste flens omvattende ten minste één doorlaatopening elk voorzien voor het doorlaten van een van de ten minste één verbindingsstaaf, en waarbij stap f het inbrengen van de ten minste één verbindingsstaaf in de ten minste één doorlaatopening omvat.
6. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij elke verbindingsstaaf een bout omvat, en waarbij stap f het met behulp van een moer verbinden van het rioolkader en de ten minste één verbindingsstaaf omvat.
7. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies 3-6, waarbij elke verbindingsstaaf een inslaganker omvat voor het in de rioolschacht verankeren van de verbindingsstaaf.
8. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies 3-7, waarbij ten minste twee, bij voorkeur ten minste drie verbindingsstaven worden voorzien.
9. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies waarbij tussen de stappen d en e een bekistingsmal in de holte wordt geplaatst zodanig dat de bekistingsmal zich ten minste uitstrekt tussen de onderste rand van het rioolkader en de rioolschacht, en waarbij stap e verder het gieten van het aanvullingsmateriaal in de ruimte omheen de bekistingsmal omvat.
10. Het gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het bevestigingsmechanisme en het vakwerk van de in stap b voorziene herbruikbare plaatsingsinrichting zodanig zijn ingericht dat bij het plaatsen van het rioolkader in de holte, de bovenste rand van het riooldeksel in hoofdzaak coplanair ligt met het gewenste wegoppervlak, en waarbij stap d omvat het bevestigingsmechanisme en het daaraan bevestigde rioolkader op zodanige wijze in de holte houden dat de bovenste rand van het rioolkader in hoofdzaak coplanair ligt met het gewenste wegoppervlak.
11. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het ontvangstmiddel van het in stap a voorziene rioolkader een naar binnen gerichte bovenste flens omvat voor het ondersteunen van het riooldeksel.
12. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens de voorgaande conclusie, bij voorkeur in combinatie met conclusie 10, waarbij na de stap e het riooldeksel op de bovenste flens wordt geplaats ter afdichting van het rioolkader, en waarbij de bovenste flens van het ontvangstmiddel van het in stap a voorziene rioolkader zodanig is gepositioneerd ten opzichte van de bovenste rand van het rioolkader dat een bovenvlak van het riooldeksel in hoofdzaak coplanair ligt met de bovenste rand van het rioolkader.
13. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies waarbij het vakwerk van de in stap b voorziene herbruikbare plaatsingsinrichting een centraal deel omvat waaraan het bevestigingsmechanisme is verbonden en waarbij het bevestigingsmechanisme is voorzien voor het tijdelijk bevestigen van het rioolkader aan de centraal deel, waarbij het vakwerk verder meerdere aan het centraal deel verbonden steunarmen omvat ter overspanning van de holte, en waarbij het centraal deel en de steunarmen een coplanair ondervlak van het vakwerk vormen.
14. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens de voorgaande conclusie, bij voorkeur in combinatie met conclusie 12, waarbij het bevestigingsmechanisme is voorzien voor het zodanig bevestigen van het rioolkader aan het centraal deel dat de bovenste rand van het rioolkader aangrenzend ligt aan het ondervlak van het vakwerk.
15. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens de voorgaande conclusie waarbij het bevestigingsmechanisme voorzien is van een instelmiddel voor het in hoogte kunnen aanpassen van het bevestigingsmiddel ten opzichte van het vakwerk, en waarbij stap c verder omvat het zodanig instellen van het instelmiddel dat de bovenste rand van het rioolkader aangrenzend ligt aan het ondervlak van het vakwerk.
16. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het gewenste wegoppervlak het bovenvlak is van een gewenst wegdek, en waarbij rondom de holte het wegdek reeds is aangebracht.
17. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens de voorgaande conclusie in combinatie met een der voorgaande conclusies 13-15, waarbij in stap d ten minste een deel van het ondervlak van het vakwerk dat wordt gevormd door de steunarmen steunt op het wegdek rondom de holte.
18. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het gewenste wegoppervlak het bovenvlak is van een gewenst wegdek, en waarbij rondom de holte slechts een onderlaag of ondergrond is aangebracht waarboven het wegdek nog dient te worden aangebracht.
19. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens de voorgaande conclusie in combinatie met een der voorgaande conclusies 13-15, waarbij in stap d ten minste een deel van het ondervlak van het vakwerk dat wordt gevormd door de steunarmen steunt op een of meerdere afstandselementen geplaatst op de onderlaag of de ondergrond rondom de holte, en waarbij de een of meerdere afstandselementen zodanig zijn ingericht dat het ondervlak van het vakwerk in hoofdzaak coplanair is met het gewenste wegoppervlak.
20. Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies waarbij het aanvullingsmateriaal uit stap e, beton omvat, en bij voorkeur in hoofdzaak beton omvat.
BE20196015A 2019-12-31 2019-12-31 Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting bij het plaatsen van een rioolkader BE1027314B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20196015A BE1027314B1 (nl) 2019-12-31 2019-12-31 Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting bij het plaatsen van een rioolkader

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20196015A BE1027314B1 (nl) 2019-12-31 2019-12-31 Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting bij het plaatsen van een rioolkader

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1027314B1 true BE1027314B1 (nl) 2020-12-21

Family

ID=69232699

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20196015A BE1027314B1 (nl) 2019-12-31 2019-12-31 Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting bij het plaatsen van een rioolkader

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1027314B1 (nl)

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3385011A (en) * 1966-11-10 1968-05-28 Norwood L. Sorrell Lift assembly for spacing ring
US3847339A (en) * 1972-09-25 1974-11-12 L Farrell Apparatus for installing manhole rings
US5328294A (en) * 1991-11-01 1994-07-12 Rex Miller Manhole casting setting fixture
US20100178106A1 (en) * 2009-01-13 2010-07-15 Mitchell Andrew C Method and apparatus for raising manhole castings
KR20130013835A (ko) * 2011-07-29 2013-02-06 태평림건설 주식회사 맨홀하우징지지장치를 사용한 맨홀보수방법
KR101309212B1 (ko) * 2012-12-28 2013-09-23 김길표 맨홀 수평 조절장치
CN105133655A (zh) * 2015-09-01 2015-12-09 深圳市建设(集团)有限公司 一种路面检查井的井盖施工方法及辅助安装装置
CN109629605A (zh) * 2019-01-16 2019-04-16 中交公局海威工程建设有限公司 道路检查井井盖施工设备以及施工工艺

Patent Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3385011A (en) * 1966-11-10 1968-05-28 Norwood L. Sorrell Lift assembly for spacing ring
US3847339A (en) * 1972-09-25 1974-11-12 L Farrell Apparatus for installing manhole rings
US5328294A (en) * 1991-11-01 1994-07-12 Rex Miller Manhole casting setting fixture
US20100178106A1 (en) * 2009-01-13 2010-07-15 Mitchell Andrew C Method and apparatus for raising manhole castings
KR20130013835A (ko) * 2011-07-29 2013-02-06 태평림건설 주식회사 맨홀하우징지지장치를 사용한 맨홀보수방법
KR101309212B1 (ko) * 2012-12-28 2013-09-23 김길표 맨홀 수평 조절장치
CN105133655A (zh) * 2015-09-01 2015-12-09 深圳市建设(集团)有限公司 一种路面检查井的井盖施工方法及辅助安装装置
CN109629605A (zh) * 2019-01-16 2019-04-16 中交公局海威工程建设有限公司 道路检查井井盖施工设备以及施工工艺

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6435764B1 (en) Nondestructive system for adjusting manhole and catch-basin elevations
US4536103A (en) Adjustable manhole frame and method of construction and installation
US5443327A (en) Method and apparatus for forming a lined trench
CN110409244B (zh) 一种复合承载预制路面板及预制路面施工方法
US3626648A (en) Bridge deck form hanger
BE1027314B1 (nl) Gebruik van een herbruikbare plaatsingsinrichting bij het plaatsen van een rioolkader
KR20050108867A (ko) 철도교량의 상부구조물 교체 및 이를 이용한 유도상화방법.
KR20040004819A (ko) 철도교의 강교를 콘크리트교로 치환시켜 유도상화하는공법
KR101701220B1 (ko) 도로 확장 구조 및 그 시공 방법
JP6340044B2 (ja) 張出歩道構成体と、これらを用いた張出歩道の建設方法
CN105908752B (zh) 一种用于侧墙混泥土浇筑的支模拆模系统及其工作过程
KR20090070852A (ko) 보차도 경계석 시공방법 및 장치
CA3008642C (en) Adapter frame for installing or renovating a basin
WO2017187461A1 (en) Slab track, arranged in an overlapping manner on a slab foundation
KR100966639B1 (ko) 맨홀보수공법
JP2007107234A (ja) 排水用側溝装置
KR102120857B1 (ko) 교량 바닥판의 시공 시스템
US20240011228A1 (en) Method for making a grated trench channel
CN219118327U (zh) 道路横向截水沟
JP6941761B1 (ja) グレーチング用受枠とその設置方法
JP3221066U (ja) 自由勾配兼用側溝
JPH0565736A (ja) 扛上補修可能なコンクリート舗装路用排水溝及びその補修方法
JP2578305B2 (ja) 非合成構造のrc床版の取替方法及び自走床版吊上装置
JPH0449268Y2 (nl)
JPS6332164Y2 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20201221

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20221231