BE1026897B1

BE1026897B1 - Systeem en werkwijze voor het beheren van een draadloos communicatiesysteem tussen een veelvoud van opleggers en een vast basisstation

Info

Publication number: BE1026897B1
Application number: BE20180160A
Authority: BE
Inventors: Erwin Kelchtermans; Stefan Roox; Jo Snijkers
Original assignee: H Essers Systems Company Nv
Priority date: 2018-12-21
Filing date: 2018-12-21
Publication date: 2020-07-22
Also published as: BE1026897A1

Abstract

Een systeem en werkwijze voor het beheren van een draadloos communicatiesysteem tussen een veelvoud van opleggers (1) en een vast basisstation (2), waarbij het draadloos communicatiesysteem een eerste communicatiekanaal (3) en een tweede communicatiekanaal (4) bevat, waarbij het vast basisstation een centrale gegevensverwerkingseenheid (8) en een centrale database bevat (6), waarbij elke oplegger (1) een telematica-eenheid (5) bevat voor het uitwisselen van gegevens met het vast basisstation (2), waarbij de gegevens een unieke oplegger identificatienummer bevatten en opgeslagen zijn in de centrale database (6), en waarbij het systeem een centraal systeem (11), een detectiesysteem (7) en een activatiesysteem (9) bevat, waarbij het systeem aangepast is voor het uitvoeren van een computer-geïmplementeerde werkwijze bevattende een detectiefase en een activatiefase, waarbij de detectiefase uitgevoerd wordt door het detectiesysteem (7) verbonden met het vast basisstation (2), en de activatiefase uitgevoerd wordt door het activatiesysteem (9) verbonden met het vast basisstation (2).

Description

Systeem en werkwijze voor het beheren van een draadloos communicatiesysteem tussen een veelvoud van opleggers en een vast basisstation

GEBIED VAN DE TECHNOLOGIE De huidige uitvinding heeft betrekking op het beheren van een mobiel of draadloos communicatiesysteem tussen mobiele eenheden, in het bijzonder een veelvoud van opleggers bevattende telematica-eenheden, en een vast basisstation, en in het bijzonder op een systeem en een werkwijze hiervoor.

STAND VAN DE TECHNIEK Aanbieders van logistieke diensten proberen de kwaliteit van hun dienstverlening continu te verbeteren, waarbij de kwaliteit van het transport van goederen tussen een magazijn (“Warehouse”) en een bestemming voor levering een essentiële rol speelt.

De kwaliteit van het transport kan afhangen van verschillende parameters, waaronder een continue monitoring van de status (e.g. temperatuur, vochtigheid, positie, snelheid) van de oplegger (“trailer”). Zo kan een oplegger vandaag-de-dag voorzien zijn van een telematica-eenheid voor het opslaan, eventueel verwerken, en versturen van telematica gegevens van de oplegger naar een vast basisstation. Het continu of op continue basis versturen van de gegevens vereist echter wel een stabiele draadloze communicatie tussen de oplegger en het vast basisstation. Bovendien kan deze draadloze communicatie toelaten dat een operator of een automatisch systeem kan ingrijpen vanop afstand.

Een technische uitdaging voor dit soort systemen is het continu in stand houden van de draadloze communicatie tussen de oplegger en het basisstation. Echter, doordat opleggers bijna voortdurend in beweging zijn, ookin gebieden waar er niet altijd draadloze communicatie met een vast basisstation mogelijk is, is dit niet steeds mogelijk. Een werkwijze gekend in de stand-der-techniek (e.g. US8,537,747), voorziet in een systeem en een werkwijze voor het tot stand brengen van een draadloos communicatiesysteem vanuit een telematica-eenheid naar een basisstation. Volgens een uitvoeringsvorm in US8,537,747 voorziet de werkwijze in een bepaling of er een verbinding mogelijk is vanaf de telematica- eenheid naar het vaste basisstation, waarbij de bepaling op een iteratieve wijze van het tot stand brengen van een tweede communicatiekanaal gebeurd.

Een nadelig aspect hiervan is dat de gekende systemen oplossingen voorzien die geïmplementeerd kunnen worden op de telematica eenheid, maar niet het basisstation, waardoor deze systemen niet of slechts beperkt schaalbaar zijn. Bovendien zijn deze systemen niet efficiënt aangezien ze iteratief testen om een verbinding tot stand te brengen.

Een bijkomend nadelig aspect is dat de opleggers moeilijk te monitoren zijn aangezien het activeren gebeurt vanuit de eenheid en niet vanuit het basisstation.

SAMENVATTING De huidige uitvinding heeft als doel voornoemde tekortkomingen te overwinnen en voorziet in een computer-geïmplementeerde werkwijze voor het beheren van een draadloos communicatiesysteem tussen een veelvoud van opleggers en een vast basisstation, waarbij het draadloos communicatiesysteem een eerste communicatiekanaal en een tweede communicatiekanaal bevat, waarbij het vast basisstation een centrale gegevensverwerkingseenheid en een centrale database bevat, waarbij elke oplegger een telematica-eenheid bevat voor het uitwisselen van gegevens met het vast basisstation, waarbij de gegevens een unieke oplegger identificatienummer bevatten en opgeslagen zijn in de centrale database, waarbij de werkwijze een detectiefase en eenactivatiefase bevat, waarbij de detectiefase uitgevoerd wordt door een detectiesysteem verbonden met het vast basisstation, waarbij de detectiefase voor elke oplegger van een vooraf bepaalde selectie van opleggers de volgende stappen bevat:

d1. het opvragen van de recentste gegevens in de centrale database, waarbij de gegevens een registratietijdstip bevatten; d2. het opslaan van de gegevens in een detectiesysteemdatabase; d3. het bepalen van een tijdsverschil tussen een gegeven tijdstip en het registratietijdstip;

d4. het verzenden, indien het bepaalde tijdsverschil groter is dan een vooraf bepaalde streefwaarde, van de unieke oplegger identificatienummer naar het activatiesysteem; d5. het herhalen van stappen d1 tot d4 voor een volgende oplegger uit de vooraf bepaalde selectie van opleggers;

en waarbij de activatiefase, uitgevoerd door het activatiesysteem verbonden met het vast basisstation, de stappen bevat: al. het ontvangen van de unieke opiegger identificatienummer uit stap d.; a2. het opslaan van de unieke oplegger identificatenummer in de activatiesysteemdatabase;

a3. het versturen van een activatiebericht naar de telematica-eenheid, gelinkt aan de unieke oplegger identificatienummer, voor het activeren van het tweede communicatiekanaal.

Een voordelig aspect van deze voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding is dat de werkwijze voorziet in een schaalbare, efficiënte en veilige werkwijzevoor het beheren van een communicatiesysteem tussen een vast basisstation en een veelvoud van opleggers.

Inderdaad, de werkwijze werkt immers, op basis van een unieke oplegger identificatienummer, in twee fases, i.e. een detectiefase en een activatiefase, wat een positieve impact heeft op de schaalbaarheid van de werkwijze.

Zo moet de beschikbaarheid van hetcommunicatiesysteem niet steeds rechtstreek actief getest worden, maar kan deze getest worden aan de hand van een tijdsverschil (indirect), wat minder belastend is voor het systeem in vergelijking met een iteratieve werkwijze, waarbij de her-activatie van het eerste communicatiekanaal gepusht wordt, en er pas wordt overgegeven naar een tweede communicatiekanaal indien deze her-activatie niet zou lukken.

Bovendien voorziet de werkwijze in een veilig systeem aangezien er een tweede communicatiekanaal geactiveerd wordt indien het eerste communicatiekanaal tijdelijk inactief is, wat resulteert in een continue monitoring.

De continuïteit van de monitoring is bovendien vrij instelbaar (cf. vooraf bepaalde streefwaarde). Dit heeft een bijkomend voordeel naar efficiëntie toe van het systeem.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, waarbij de de-activatiefase de volgende stappen bevat: |. het identificeren, in de centrale database, van de laatste en voorlaatste gegevens van een oplegger, waarbij de gegevens informatie bevatten met betrekking tot het gebruikte communicatiekanaal voor het versturen van de gegevens van de telematica-eenheid naar het vaste basisstation; |. het versturen van een de-activatiebericht, vanuit het basisstation, naar de telematica-eenheid indien de voorlaatste gegevens verstuurd werden met het tweede communicatiekanaal en de laatste gegevens verstuurd werden met het eerste communicatiekanaal.

Deze uitvoeringsvorm heeft als voordelig aspect dat het tweede communicatiekanaal niet onnodig actief blijft.

Bovendien heeft dit tweede communicatiekanaal vaak een hogere kost (e.g.

SMS vs.

GPRS), waardoor er een kostenbesparende werkwijze voorzien kan worden.

Bovendien kan het zijn dat gegevens verstuurd over een tweede communicatiekanaal er langer overdoen om het basisstation te bereiken, waardoor de continue monitoring beïnvloed wordt.

Door het deactiveren van dit communicatiekanaal, kan men een betere monitoring uitvoeren van het veelvoud van de opleggers.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, bevat de stap van het versturen van een activatiebericht vanuit het activatiesysteem naar de telematica-eenheid, een stap van het versturen van het activatiebericht naar een tussenstation, waarbij het tussenstation 5 verbonden is met de telematica-eenheid.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, bevat het activatiebericht een versleuteling. Dit heeft een voordelig aspect naar de beveiliging toe van het systeem.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, bevat het activatiebericht een vooraf bepaalde tijdsduur voor de activatie van het tweede communicatiekanaal, en een vooraf bepaald tijdsinterval voor het versturen van gegevens vanuit de telematica-eenheid naar het vast basisstation.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, wordt de vooraf bepaalde set van opleggers bepaald op basis van een eigenschap van de opleggers opgeslagen in de centrale database.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, bevat het eerste communicatiekanaal een GPRS-ondersteunde communicatiedienst.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, bevat het tweede communicatiekanaal een sms-ondersteunende communicatiedienst.

Een ander aspect van de uitvinding voorziet een systeem voor het beheren van een draadloos communicatiesysteem tussen een veelvoud van opleggers en een vast basisstation, waarbij het draadloos communicatiesysteem een eerste communicatiekanaal en een tweede communicatiekanaal bevat, waarbij het vast basisstation een centrale gegevensverwerkingseenheid en een centrale database bevat, waarbij elke oplegger een telematica-eenheid bevat voor het uitwisselen van gegevens methet vast basisstation, waarbij de gegevens een unieke opleggeridentificatienummer bevatten en opgeslagen zijn in de centrale database,

waarbij het systeem verdera. een detectiesysteem bevat, waarbij het detectiesysteem een detectiesysteemgegevensverwerkingseenheid en eendetectiesysteemdatabase bevat;

b. een activatiesysteem bevat, waarbij het activatiesysteem eenactivatiesysteemverwerkingseenheid en een activatiesysteemdatabase bevat;

waarbij het systeem aangepast is voor het uitvoeren van een computer-

geïmplementeerde werkwijze bevattende een detectiefase en een activatiefase, waarbij de detectiefase uitgevoerd wordt door een detectiesysteem verbonden met het vast basisstation, waarbij de detectiefase voor elke oplegger van een vooraf bepaalde selectie van opleggers de volgende stappen bevat:

a. het opvragen van de recentste gegevens in de centrale database, waarbij de gegevens een registratietijdstip bevatten;

b.

Het opslaan van de gegevens in een detectiesysteemdatabase; C.

Het bepalen van een tijdsverschil tussen een gegeven tijdstip en het registratietijdstip;

d.

Het verzenden indien het bepaalde tijdsverschil groter is dan een vooraf bepaalde streefwaarde, van de unieke oplegger identificatenummer naar het activatiesysteem;

e.

Het herhalen van stappen a. tot d. voor een volgende oplegger uit de vooraf bepaalde selectie van opleggers;

en waarbij de activatiefase, uitgevoerd door het activatiesysteem verbonden met het vast basisstation, de stappen bevat:

f. het ontvangen van de unieke oplegger identificatienummer uit stap d.; g. het opslaan van de unieke oplegger identificatenummer in de activatiesysteemdatabase;

h. het versturen van een activatiebericht naar de telematica-eenheid, gelinkt aan de unieke oplegger identificatienummer, voor het activeren van het tweede communicatiekanaal. Een voordelig aspect van deze voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het systeem volgens de uitvinding is dat het systeem voorziet in een schaalbare, efficiënte en veilige werkwijze voor het beheren van een communicatiesysteem tussen een vast basisstation en een veelvoud van opleggers. Inderdaad, het systeem werkt immers, op basis van een unieke oplegger identificatienummer, met twee systemen, i.e. een detectiesysteem en een activatiesysteem, wat een positieve impact heeft op de schaalbaarheid van het systeem. Zo moet de beschikbaarheid van het communicatiesysteem niet steeds rechtstreek actief getest worden, maar kan deze getest worden aan de hand van een tijdsverschil (indirect), wat minder belastend is voor het systeem in vergelijking met een iteratief systeem, waarbij de her-activatie van het eerste communicatiekanaal gepusht wordt, en er pas wordt overgegeven naar een tweede communicatiekanaal indien deze her- activatie niet zou lukken. Bovendien voorziet het systeem in een veilig systeem aangezien er een tweede communicatiekanaal geactiveerd wordt indien het eerste communicatiekanaal tijdelijk inactief is, wat resulteert in een continue monitoring. De continuïteit van de monitoring is bovendien vrij instelbaar (cf. vooraf bepaalde streefwaarde). Dit heeft een bijkomend voordeel naar efficiëntie toe van het systeem.

Een bijzondere uitvoeringsvorm van het systeem volgens de uitvinding, bevat een eerste ophaalsysteem en een tweede ophaalsysteem, waarbij het eerste ophaalsysteem ingericht is om gegevens te ontvangen en op te slaan dewelke verstuurd zijn van de telematica-eenheid met het eerste communicatiekanaal, en waarbij het tweede ophaalsysteem ingericht is om gegevens te ontvangen van de telematica-eenheid dewelke verstuurd zijn met het tweede communicatiekanaal.

Een ander aspect van de uitvinding voorziet in een gebruik van het systeem volgens eender welke van voorgaande uitvoeringsvormen, voor het beheren van een draadloos communicatiesysteem tussen een veelvoud van opleggers en een vast basisstation.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding in detail te beschrijven, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, voorkeur dragende uitvoeringsvorm beschreven van een systeem en een werkwijze voor het beheren van een communicatiesysteem tussen een veelvoud van opleggers en een vast basisstation, met verwijzing naar bijgaande figuren, waarin e Figuur 1, ook afgekort als FIG.1, een schematische voorstelling illustreert van een communicatie omgeving bevattende systeem volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding; e Figuur 2, ook afgekort als FIG.2, een schematische voorstelling illustreert van een communicatie omgeving bevattende systeem volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding; e Figuur 3, ook afgekort als FIG.3, een beslissingsdiagram illustreert van een detectiefase volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding; e Figuur 4, ook afgekort als FIG.4, een beslissingsdiagram illustreert van een activatiefase volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding;

e Figuur 5, ook afgekort als FIG.5, een beslissingsdiagram illustreert van een de-activatiefase volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding;

GEDETAILEERDE BESCHRIJVING De volgende gedetailleerde beschrijving heeft als doel om voorkeurdragende uitvoeringsvormen van de uitvinding te beschrijven en wordt niet geacht om een beperkte representatie te zijn van de enige uitvoeringsvormen waaronder de uitvinding kan voorkomen of toegepast kan worden. De beschrijving tracht duidelijk te zijn in de functionaliteiten en stappen die nodig zijn om de uitvinding te construeren en te laten opereren. Het dient begrepen te worden dat dezelfde of equivalente functionaliteiten en onderdelen bekomen kunnen worden door andere uitvoeringsvormen en dat deze ook bedoeld zijn om te vallen binnen de beschermingsomvang van de uitvinding.

De onderhavige uitvinding zal hierna beschreven worden aan de hand van welbepaalde uitvoeringsvormen en onder verwijzing naar bepaalde tekeningen of figuren, doch de uitvinding is daar niet toe beperkt en wordt enkel gedefinieerd door de conclusies. De hier weergegeven tekeningen of figuren zijn enkel schematische weergaven en zijn niet beperkend. In de tekeningen of figuren kunnen de afmetingen van bepaalde onderdelen in kwestie dus niet op schaal zijn weergegeven, en dit enkel voor illustratie doeleinden. De afmetingen en de relatieve afmetingen komen niet noodzakelijkerwijze overeen met de werkelijke praktijkuitvoeringen van de uitvinding.

Daarenboven worden termen zoals “eerst”, “tweede”, “derde” en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om een onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijkerwijze om een sequentiële of chronologische volgorde aan te geven. De termen in kwestie zijnonderling verwisselbaar in de daarvoor geschikte omstandigheden, en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere volgorden werken dan deze die hier worden beschreven of geïllustreerd. Bovendien worden termen zoals “top”, “bodem”, “boven”, “onder”, en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt voor beschrijvende doeleinden en niet noodzakelijk om relatieve posities aan te duiden. De aldus gebruikte termen zijn onderling verwisselbaar in de daarvoor geschikte omstandigheden, en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere oriëntaties werken dan deze die hier worden beschreven of geïllustreerd.

De term “bevattende” en afgeleide termen, zoals die gebruikt worden in de conclusies, moet of moeten niet geïnterpreteerd worden als beperkt zijnde tot de middelen die telkens daarna vermeld worden; de term sluit andere elementen of stappen niet uit. De term moet geïnterpreteerd worden als een specificatie van de vermelde eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten waarnaar wordt verwezen, zonder dat evenwel de aanwezigheid of het toevoegen wordt uitgesloten van een of meer bijkomende eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten, of groepen daarvan. De reikwijdte van een uitdrukking zoals “inrichting bevattende de middelen A en B” is dan niet enkel beperkt tot inrichtingen die zuiver bestaan uit componenten A en B. Wat er daarentegen bedoeld wordt, is dat, voor wat betreft de onderhavige uitvinding, de enige relevante componenten A en B zijn.

Waar in een uitvoeringsvorm van de uitvinding verwezen wordt naar “communicatiekanaal”, een verwijzing wordt gemaakt naar een gegevenscommunicatie-service of dienst, zoals bijvoorbeeld pakketgegevenscommunicatie, voor het versturen van gegevens in een mobiele of draadloze communicatieomgeving.

Waar in een uitvoeringsvorm van de uitvinding verwezen wordt naar “eerste communicatiekanaal”, een verwijzing wordt gemaakt naar een hoofd communicatiekanaal. Waar in een uitvoeringsvorm van de uitvinding verwezen wordt naar “tweede communicatiekanaal”, een verwijzing wordt gemaakt naar een terugval communicatiekanaal. Waar in een uitvoeringsvorm van de uitvinding verwezen wordt naar “een set van gegevens”, een verwijzing wordt gemaakt naar gegevens. Met referentie naar FIG.1, wordt, bij wijze van voorbeeld, een systeem geïllustreerd, alsook een communicatieomgeving 10, voor het beheren van een draadloos communicatiesysteem tussen een veelvoud van opleggers 1 en een vast basisstation 2, volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij het systeem bevat is in een vast basisstation 2. Het systeem kan gebruikt worden in een communicatie omgeving 10. Naast het systeem, bevat de communicatie omgeving 10 ook een veelvoud van opleggers 1, dewelke een telematica-eenheid 5 bevatten. De telematica-eenheid 5 kan een ontvangstmodule en een verzendmodule (niet getoond) bevatten voor het versturen van telematica gegevens van de oplegger naar het vast basisstation

2. Deze gegevens kunnen verstuurd worden over een eerste communicatiekanaal 3, bij voorkeur ondersteund door GPRS (General Packet Radio Service). De telematica eenheid 2 is ook aangepast om gegevens te versturen over een tweede communicatiekanaal 4, bij voorkeur onder SMS (“Short Message Service”). De gegevens kunnen dan via een publiek mobiel landnetwerk (PLMN) 12 tot bij het vaste basisstation 2 verstuurd worden. Het vaste basisstation 2 bevat een systeem volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij het systeem een centraal systeem 11 bevat met een centrale gegevensverwerkingseenheid 8 en een centraledatabase 6, een detectiesysteem 7, en een activatiesysteem 9. Het dient begrepen te worden dat het aantal componenten geïllustreerd in FIG.1, alsook de verbinding tussen deze componenten slechts ter illustratie is en geen beperking heeft op het systeem en de werkwijze volgens voorkeurdragende uitvoeringsvormen van de uitvinding.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding, kan het systeem en de werkwijze worden toegepast op veelvoud van opleggers 1 bevattende een telematica-eenheid 5. Echter, de uitvinding is niet beperkt tot het toepassen van de werkwijze op een veelvoud van opleggers 1. Het dient begrepen te worden dat de uitvinding ook toegepast kan worden in een communicatieomgeving 10 waarbij elk voertuig aangepast voor het bevatten van een telematica-eenheid 5, ook gebruikt kan worden.

De telematica-eenheid 5 kan aangepast zijn om via een mobiel communicatienetwerk te communiceren met het vaste basisstation 2. Bij voorkeur worden de gegevens verstuurd vanaf een zendmodule in de telematica-eenheid 5 door gebruik te maken van radio transmissie, en kunnen de gegevens erna opgevangen worden door een antenne van een mobiel landnetwerk.

De telematica-eenheid 5 kan in verbinding staan met een of meerdere sensoren bevat in de oplegger 1 en informatie opslaan en doorsturen met betrekking tot de temperatuur, vochtigheid, beweging, positie, snelheid, in of van de oplegger 1 zonder hiertoe beperkt te zijn.

Het verzenden van deze informatie bevat ook steeds een oplegger identificatienummer, waardoor de gegevens op basis van de oplegger identificatenummer verwerkt en opgeslagen kunnen worden in de centrale database van het centrale systeem.

Volgens één uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de telematica- eenheid 5 gebruik maken van cellulaire communicatietechnologieën of diensten zoals GSM-, W-CDMA- of CDMA-standaarden

{ BE2018/0160 13 Het vaste basisstation 2 kan een centraal systeem 11 bevatten, waarbij het centrale systeem 11 een centrale database 6 en een centrale gegevensverwerkingseenheid. Gegevens die van de telematica-eenheid 5 verstuurd worden, bevatten een unieke oplegger identificatienummer en worden opgeslagen op basis deze identificatenummer. Deze gegevens kunnen de temperatuur, etc. bevatten, maar ook de positie op basis van X- en Y coördinaten, zonder hiertoe beperkt te zijn. De gegevens kunnen worden opgeslagen in de database en samen met het tijdstip van registratie, of registratietijdstip. Dit tijdstip kan in verschillende formaten opgeslagen worden, bijvoorbeeld het aantal seconden te rekenen vanaf een referentiedatum, zonder hiertoe beperkt te zijn.

Het centraal systeem 11 kan ook een detectiesysteem 7 bevatten dewelke aangepast is om de stappen uit te voeren volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding, kan het detectiesysteem 7 bevat zitten in het centraal systeem, waardoor de centrale gegevensverwerkingseenheid tevens gebruikt wordt in het detectiesysteem. Een partitie van de centrale database kan dan gebruikt worden voor gegevensopslag door het detectiesysteem.

Het activatie systeem kan beschouwd worden als een onafhankelijk systeem van het centrale systeem, waarbij de communicatie tussen het centrale systeem en het activatiesysteem voor gegevensuitwisseling kan gebeuren door middel van een LAN-verbinding, zonder hiertoe beperkt te zijn.

Het activatiesysteem 9 kan rechtstreeks verbinding maken met de telematica-eenheid 5 voor het versturen van een activatiebericht 93. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm kan het activatiesysteem ook berichten versturen via https in een netwerk, waarbij de centrale tussenserver via een aanbieder van communicatiediensten, bijvoorbeeld SMS, het activatiebericht 93 kan doorsturen nar de telematica-eenheid 5.

FIG.2 illustreert een communicatie omgeving met de componenten zoals toegelicht voor FIG.1, maar waarbij het systeem ook een eerste ophaalsysteem 14 en een tweede ophaalsysteem 15 bevat. Het eerste ophaalsysteem 14 is om gegevens te ontvangen en op te slaan dewelke verstuurd zijn van de telematica-eenheid 5 met het eerste communicatiekanaal

3. Het tweede ophaalsysteem 15 is ingericht om gegevens te ontvangen van de telematica-eenheid 5 dewelke verstuurd zijn met het tweede communicatiekanaal 4.

Wat hierna volgt is een beschrijven van enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van werkwijze volgens de uitvinding. Een voorkeurdragende Uitvoeringsvorm van de uitvinding voorziet in een werkwijze voor het beheren van een draadloos communicatiesysteem tussen een veelvoud van opleggers 1 en een vast basisstation 2, waarbij het draadloos communicatiesysteem een eerste communicatiekanaal 3 en een tweede communicatiekanaal 4 bevat.

Elke oplegger 1 bevat een telematica-eenheid 5 voor het uitwisselen van gegevens tussen de telematica-eenheid 5 en het vast basisstation 2. Het vast basisstation 2 bevat een centrale database 6 en een centrale gegevensverwerkingseenheid 8 voor de opslag van de uitgewisselde gegevens aan de hand van een uniek oplegger identificatienummer. De uitgewisselde gegevens kunnen, zonder hiertoe beperkt te zijn, data bevatten rond de temperatuur in de oplegger, een luchtdruk in de oplegger, een beweging in de oplegger, een vochtigheid in de oplegger, een toestand van de afsluitingsdeuren van de oplegger (open/gesloten), een positie van de oplegger, en een snelheid van de oplegger. De informatie van deze variabelen kan bekomen worden door sensoren die verbonden zijn met de telematica- eenheid 5 en informatie of gegevens uitgewisseld tussen de telematica- eenheid en een boordcomputer bevat in de trekker of stuurcabine van devrachtwagen. Deze gegevens bevatten steeds een uniek oplegger identificatienummer dewelke toelaat om de telematica-eenheid 5 van een oplegger 1, of de oplegger 1 zelf, te identificeren. In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij een oplegger 1 verschillende telematica-eenheden 5 kan bevatten, is het systeem en de werkwijze volgens de uitvinding aangepast om zowel de oplegger 1 te identificeren als de telematica-eenheid 5 dewelke de gegevens verstuurd heeft naar het vaste basisstation 2. In deze uitvoeringsvormen kan er dan sprake zijn van een uniek oplegger identificatienummer en een uniek oplegger sub-identificatienummer.

De gegevens kunnen door middel van een zendmodule bevat in de telematica-eenheid 5 uitgewisseld worden, rechtstreeks of onrechtstreeks, met het vaste basisstation 2, door middel van een voorkeurdragend communicatiesysteem 3,4. De telematica-eenheid 5 kan tevens voorzien zijn van een ontvangstmodule voor het ontvangen, rechtstreeks of onrechtstreeks, van commando's verstuurd vanuit het vast basisstation 2, waarbij het vast basisstation de commando's kan versturen door middel van een voorkeurdragend communicatiesysteem 3,4. De commando's kunnen, zonder hiertoe beperkt te zijn, data bevatten die toelaten om de sensoren verbonden met de telematica-eenheid 5 te activeren of de-activeren.

Gegevens die door het vaste basisstation 2 ontvangen worden, kunnen na ontvangst door de centrale gegevensverwerkingseenheid 8 opgeslagen worden in de centrale database 6 door middel van het unieke oplegger identificatienummer. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding is de centrale gegevensverwerkingseenheid 8 aangepast om de ontvangen gegevens te verrijken met een registratietijdstip, waarbij het registratietijdstip het tijdstip is, gebaseerd op de systeemtijd van de centrale gegevensverwerkingseenheid 8, waarop de gegevens ontvangen of toegekomen zijn in het vaste basisstation 2.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, kan de centrale gegevensverwerkingseenheid 8 een selectie maken van opleggers 1 voor dewelke er een monitoring, bij voorkeur continue, waarbij continue begrepen kan worden als op regelmatige tijdstippen, van de gegevens vereist is, alsook een monitoring van de beschikbaarheid van het eerste communicatiekanaal, bij voorkeur GPRS. Deze selectie kan automatisch gebeuren op basis van de gegevens opgeslagen in de centrale database 6, alsook manueel waarbij een operator een selectie van opleggers 1 aan de centrale gegevensverwerkingseenheid 8 doorgeeft. De centrale gegevensverwerkingseenheid 8 kan dan op basis van het unieke oplegger identificatienummer de gegevens selecteren uit de centrale database 6. Indien de selectie op een automatische wijze kan gebeuren, zal de selectie gebeuren door de centrale gegevensverwerkingseenheid 8 door te zoeken naar minstens een vooraf bepaalde datawaarde in minstens een vooraf bepaald dataveld in de centrale database 6. De detectiefase zal bijgevolg gestart worden op basis van de selectie of de lijst van unieke oplegger identificatienummers.

Met verwijzing naar FIG.3, zal de detectiefase volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding verder toegelicht worden. De lijst 301 van unieke oplegger identificatienummers 301 zal door de detectiesysteemgegevensverwerkingseenheid gebruikt worden om de laatste opgeslagen gegevens uit de centrale database 6 op te vragen 302 en op te slaan 303 in de database van het detectiesysteem 7. De gegevens, dewelke minstens een registratietijdstip dienen te bevatten, kunnen worden opgeslagen in de detectiesysteemdatabase 72 aan de hand van het unieke oplegger identificatienummer.

In een volgende stap 304 kan het tijdsverschil tussen het registratietijdstip en een gegeven tijdstip, door de detectiesysteemgegevensverwerkingseenheid, voor een opgeslagen uniekeoplegger identificatienummer, bepaald of berekend worden. Het gegeven tijdstip kan de systeemtijd zijn waarop de stap 304 uitgevoerd wordt, maar kan ook een tijdstip zijn dat manueel of vooraf bepaald werd.

In een volgende stap 305 kan er bepaald worden door de detectiesysteemverwerkingseenheid of er een bericht verstuurd 306 moet worden naar het activatiesysteem 9, waarbij het al-dan-niet versturen afhankelijk is van de vergelijking van het bepaalde tijdsverschil met een vooraf bepaalde streefwaarde of grenswaarde. De stap bevat het verzenden 306, door de detectiesysteemgegevensverwerkingseenheid, van het unieke oplegger identificatienummer naar een activatiesysteemdatabase 92 indien het bepaalde tijdsverschil groter is dan een vooraf bepaalde streefwaarde 305, waarbij de activatiesysteemdatabase 92 bevat is in een activatiesysteem 9. Deze streefwaarde kan automatisch bepaald worden door het systeem, bijvoorbeeld op basis van de ervaringen uit het verleden, of manueel door een operator, of een combinatie van beide.

De voorgaande stappen kunnen iteratief verwerkt worden voor elke oplegger 1 op basis van de unieke oplegger identificatienummer gelinkt aan deze oplegger 1. Bovendien bevat een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding een stap waarop de lijst 301 van oplegger identificatienummers continue aangepast kan worden door de centrale gegevensverwerkingseenheid 8 van het vaste basisstation 2.

Met verwijzing naar FIG.4, daar is geïllustreerd een combinatie van de stappen volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de activatiefase. De activatiefase kan uitgevoerd worden door het activatiesysteem 9, waarbij het activatiesysteem verbonden is met het vast basisstation 2. De verbinding kan gebeuren in een LAN-omgeving of draadloos, zonder hiertoe beperkt te zijn, en waarbij de verbinding is aangepast om data uit te wisselen. De activatiefase bevat de stappen van het ontvangen 401, door een activatiesysteemgegevensverwerkingseenheid, van de unieke opleggeridentificatienummer verstuurd door het detectiesysteem 7. In een volgende stap 402 wordt het unieke oplegger identificatienummer opgeslagen in de activatiesysteemdatabase. Opvolgend wordt er een activatiebericht 93 verstuurd vanuit het activatiesysteem 9 naar de telematica-eenheid 5 voor de activatie van het tweede communicatiekanaal voor draadloze communicatie tussen de telematica-eenheid 5 en het vaste basisstation 2. Voor het versturen van het activatiebericht 93 kan de centrale database 6 geraadpleegd worden door het activatiesysteem 9 voor het bepalen 404 van de telematica-eenheid 5 dewelke geassocieerd kan worden aan het unieke oplegger identificatienummer.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding kan het activatiebericht 93 versleuteld zijn en kan het een tijdsduur voor activatie bevatten, alsook een tijdsinterval waarover gegevens verstuurd dienen te worden vanaf de telematica-eenheid 5 naar het vaste basisstation 2.

Nadat het tweede communicatiekanaal 4 geactiveerd is voor een oplegger 1, kan deze gedeactiveerd worden volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de werkwijze zoals geïllustreerd in FIG.5. De de- activatiefase kan starten met het identificeren 501, in de centrale database, van de laatste twee opgeslagen gegevens per uniek oplegger identificatienummer, waarbij de gegevens informatie bevatten met betrekking tot het gebruikte communicatiekanaal voor het versturen van de gegevens van de telematica- eenheid 2 naar het vaste basisstation 2. In een volgende stap kan er een vergelijking 502 gemaakt worden tussen het gebruikte communicatiekanaal voor het versturen van de voorlaatste gegevens en de laatste gegevens. Indien de voorlaatste gegevens verstuurd zijn met het eerste communicatiekanaal, dan kan de de-activatiefase gestopt worden en dan zal de centrale gegevensverwerkingseenheid 8 de de-activatiefase kunnen starten voor een volgend uniek oplegger identificatienummer. Indien de voorlaatste gegevens verstuurd werden met het tweede communicatiekanaal, en indien de laatstegegevens verstuurd werden met het eerste activatiekanaal, dan kan het systeem het tweede communicatiekanaal deactiveren door het versturen van een de-activatiebericht 93 naar de telematica-eenheid 5. Er dient echter opgemerkt te worden dat er in een bijzondere uitvoeringsvorm van deze werkwijze, ook een vergelijking kan gebeuren van de tijdstippen waarop de gegevens verstuurd werden indien deze opgeslagen zijn in de centrale database 6.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een de- activatiefase volgens een werkwijze van de uitvinding, voorziet de de- activatiefase in een de-activatie van het tweede communicatiekanaal van een oplegger 1, indien de oplegger 1 niet meer behoort tot een selectie van opleggers waarvoor de activatiefase uitgevoerd werd, zelfs wanneer de in het activatiebericht 93 vooropgestelde tijdsduur nog niet verstreken is. De werkwijze bevat een stap van het opvragen, door de centrale gegevensverwerkingseenheid 8 in de activatiedatabase 92 van de selectie van opleggers 1 voor dewelke de activatiefase uitgevoerd werd, en een stap van het opvragen van de resterende tijdsduur van de vooropgesteld tijdsduur in de centrale database. Informatie rond de resterende tĳdsduur van de vooropgestelde tijdsduur kan verstuurd worden van de telematica-eenheid 5 naar het vaste basisstation 2. Indien de oplegger 1 niet behoort tot de selectie van opleggers en de vooropgestelde tijdsduur nog niet verstreken is, zal er vanuit het activatiesysteem 9 een de-activatiebericht 93 verstuurd worden naar de telematica-eenheid 5 van de oplegger 1. De de-activatiefase volgens een voorkeurdragende werkwijze van de uitvinding, wordt niet toegepast op een oplegger 1 waarvoor de in het activatiebericht 93 vooropgestelde tijdsduur verstreken is en die niet meer tot de selectie van opleggers 1 behoort waarvoor de activatiefase uitgevoerd werd. Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een werkwijze van de uitvinding, voorziet de uitvinding tevens in een re-activatie werkwijze. Dezere-activatie werkwijze kan toegepast worden op een oplegger 1 die behoort tot de selectie van opleggers waarvoor de activatiefase uitgevoerd werd, maar waarvoor de vooropgestelde tijdsduur reeds verlopen is. De werkwijze bevat een stap van het opvragen, door de centrale gegevensverwerkingseenheid 8, in de activatiedatabase 92 van een selectie van opleggers 1 voor dewelke de activatiefase uitgevoerd werd, en een stap van het opvragen van de resterende tijdsduur van de vooropgesteld tijdsduur in de centrale database. Indien de oplegger behoort tot de selectie van opleggers en de vooropgestelde tijdsduur verstreken is, zal er vanuit het activatiesysteem 9 een re-activatiebericht 93 verstuurd worden naar de telematica-eenheid 5 van de oplegger 1.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, bevat de activatiefase verder een stap van het aanpassen van de gegevens in de centrale database van het vaste basisstation, op basis van het unieke oplegger identificatienummer, waarbij het actieve communicatiekanaal aangepast wordt van het eerste communicatiekanaal naar het tweede communicatiekanaal. Dit heeft als voordeel dat de werkwijze voorziet in een manier om in het systeem eenvoudig bij te houden voor welke opleggers het tweede communicatiekanaal actief is.

Het deactiveren van het tweede communicatiekanaal kan tevens automatisch gebeuren indien de vooropgestelde tijdsduur verstreken is. Bovendien kan de de-activatie voor een uniek oplegger identificatienummer ook manueel gebeuren door een operator.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, bevat de werkwijze verder de volgende stappen: het ophalen, op basis van de unieke oplegger identificatenummer, door de centrale gegevensverwerkingseenheid, van de laatste gegevens verstuurd door de telematica-eenheid naar een eerste ophaalsysteem, met het eerste communicatiekanaal; het ophalen, op basis van de unieke oplegger identificatienummer, door de centrale gegevensverwerkingseenheid, van delaatste gegevens verstuurd door de telematica-eenheid naar een tweede ophaalsysteem, met het tweede communicatiekanaal, waarbij de stappen uitgevoerd worden voor stap i. van het identificeren, in de centrale database, van de laatste twee opgeslagen gegevens.

De beschrijving illustreert alleen voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding. De uitvinding is echter niet beperkt tot deze voorbeelden, maar kan variëren binnen de doelstellingen van bijgevoegde conclusies. Zo voorziet de uitvinding in een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een werkwijze, waarbij de stappen van de activatiefase worden uitgevoerd voor een oplegger (1) terwijl de stappen van de detectiefase uitgevoerd worden voor een volgende oplegger (1). Een ander aspect van de uitvinding voorziet ook in een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een systeem, bevattende een detectiesysteem en een activatiesysteem, waarbij het detectiesysteem en activatiesysteem aparte met elkaar verbonden systemen zijn. Een voordelig aspect van deze voorkeurdragende uitvoeringsvormen is dat er voorzien wordt in een betrouwbaar systeem en werkwijze waarbij het detectiesysteem de stappen van detectiefase kan blijven uitvoeren indien het activatiesysteem tijdelijk uitgeschakeld zou zijn, of dat het activatiesysteem de activatiestappen kan uitvoeren voor een oplegger (1) indien het detectiesysteem tijdelijk uitgeschakeld zou zijn voor een volgende oplegger (1). Een ander voordelig aspect is dat twee aparte systemen een hogere efficiëntie kunnen bereiken.

Claims

CONCLUSIES

1. Een computer-geïmplementeerde werkwijze voor het beheren van een draadloos communicatiesysteem tussen een veelvoud van opleggers (1) en een vast basisstation (2), waarbij het draadloos communicatiesysteem een eerste communicatiekanaal (3) en een tweede communicatiekanaal (4) bevat, waarbij het vast basisstation een centrale gegevensverwerkingseenheid (8) en een centrale database bevat (6), waarbij elke oplegger (1) een telematica-eenheid (5) bevat voor het uitwisselen van gegevens met het vast basisstation (2), waarbij de gegevens een unieke oplegger identificatenummer bevatten en opgeslagen zijn in de centrale database (6), daardoor gekenmerkt dat de werkwijze een detectiefase en een activatiefase bevat, waarbij de detectiefase uitgevoerd wordt door een detectiesysteem (7) verbonden met het vast basisstation (2), waarbij de detectiefase voor elke oplegger (1) van een vooraf bepaalde selectie (301) van opleggers de volgende stappen bevat: d1. het opvragen (302) van de gegevens in de centrale database (6), waarbij de gegevens een registratietijdstip bevatten; d2. het opslaan (303) van de gegevens in een detectiesysteemdatabase (72); d3. het bepalen (304) van een tijdsverschil tussen een gegeven tijdstip en het registratietijdstip; d4. het verzenden (306), indien het tijdsverschil groter is dan een vooraf bepaalde waarde (305), van de unieke oplegger identificatienummer naar een activatiesysteem (9); d5. het herhalen (307) van stappen d1 tot d4 voor een volgende oplegger (1) uit de vooraf bepaalde selectie (301) van opleggers;

en waarbij de activatiefase, uitgevoerd door het activatiesysteem (9) verbonden met het vast basisstation (2), de volgende stappen bevat: at. het ontvangen (401) van de unieke oplegger identificatienummer uit stap d.; a2. het opslaan (402) van de unieke oplegger identificatienummer in een activatiesysteemdatabase (92) a3. het versturen (403) van een activatiebericht (93) naar de telematica-eenheid (5), gelinkt aan de unieke oplegger identificatienummer, voor het activeren van het tweede communicatiekanaal (4).

2. De werkwijze volgens conclusie 1, verder bevattende een de- activatiefase (500) van het tweede communicatiekanaal, waarbij de de- activatiefase de volgende stappen bevat: ii Het identificeren (501), in de centrale database, van de laatste en voorlaatste gegevens van een oplegger (1), waarbij de gegevens informatie bevatten met betrekking tot het gebruikte communicatiekanaal voor het versturen van de gegevens van de telematica-eenheid (2) naar het vaste basisstation (2); j. het versturen (505) van een de-activatiebericht, vanuit het basisstation (2), naar de telematica-eenheid (5) indien de voorlaatste gegevens verstuurd werden met het tweede communicatiekanaal en de laatste gegevens verstuurd werden met het eerste communicatiekanaal.

3. De werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarin de stap van het versturen (403) van een activatiebericht (93), een stap is van het versturen vanhet activatiebericht (93) naar een tussenstation, waarbij het tussenstation (12) verbonden is met de telematica-eenheid (5).

4. De werkwijze volgens eender welke van voorgaande conclusies, waarbij het activatiebericht (93) een versleuteling bevat.

5. De werkwijze volgens eender welke van voorgaande conclusies, waarbij het activatiebericht (93) een vooraf bepaalde tijdsduur voor de activatie van het tweede communicatiekanaal (4) bevat, en een vooraf bepaald tijdsinterval voor het versturen van gegevens vanuit de telematica- eenheid (5) naar het vast basisstation (2).

6. De werkwijze volgens eender welke van voorgaande conclusies, waarbij de vooraf bepaalde set van opleggers bepaald wordt op basis van { minstens één eigenschap van de opleggers (1) opgeslagen in de centrale database (6).

7. De werkwijze volgens eender welke van voorgaande conclusies, waarbij het eerste communicatiekanaal (3) een GPRS-ondersteunde communicatiedienst bevat.

8. De werkwijze volgens eender welke van voorgaande conclusies, waarbij het tweede communicatiekanaal (4) een sms-ondersteunende communicatiedienst bevat.

9. Een systeem voor het beheren van een draadloos communicatiesysteem tussen een veelvoud van opleggers (1) en een vast basisstation (2), waarbij het draadloos communicatiesysteem een eerste communicatiekanaal (3) en een tweede communicatiekanaal (4)

bevat, waarbij het vast basisstation een centrale gegevensverwerkingseenheid (8) en een centrale database bevat (6), waarbij elke oplegger (1) een telematica-eenheid (5) bevat voor het uitwisselen van gegevens met het vast basisstation (2), waarbij degegevens een unieke oplegger identificatenummer bevatten en opgeslagen zijn in de centrale database (6), daardoor gekenmerkt dat het systeem verdera. een detectiesysteem (7) bevat, waarbij het detectiesysteem (7) een detectiesysteem-gegevensverwerkingseenheid (71) en eendetectiesysteemdatabase (72) bevat;

b. een activatiesysteem (9) bevat, waarbij het activatiesysteem (9) een activatiesysteemverwerkingseenheid (91) en een activatiesysteemdatabase (92) bevat;

waarbij het systeem aangepast is voor het uitvoeren van een computer- geïmplementeerde werkwijze bevattende een detectiefase en een activatiefase, waarbij de detectiefase uitgevoerd wordt door een detectiesysteem (7) verbonden met het vast basisstation (2), waarbij de detectiefase voor elke oplegger (1) van een vooraf bepaalde selectie (301) van opleggers de volgende stappen bevat: a. het opvragen (302) van de gegevens in de centrale database (6), waarbij de gegevens een registratietijdstip bevatten;

b.

Het opslaan (303) van de gegevens in een detectiesysteemdatabase (72);

c.

Het bepalen (304) van een tijdsverschil tussen een gegeventijdstip en het registratietijdstip;

d.

Het verzenden (306), indien het bepaalde tijdsverschil groter is dan een vooraf bepaalde streefwaarde (305), van de unieke oplegger identificatienummer naar het activatiesysteem (9);

e. Het herhalen (307) van stappen a. tot d. voor een volgende oplegger (1) uit de vooraf bepaalde selectie (301) van opleggers; en waarbij de activatiefase, uitgevoerd door het activatiesysteem (9) verbonden met het vast basisstation (2), de stappen bevat: f. het ontvangen (401) van de unieke oplegger identificatienummer uit stap d.; g. het opslaan (402) van de unieke oplegger identificatienummer in de activatiesysteemdatabase; h. het versturen (403) van een activatiebericht (93) naar de telematica-eenheid (5), gelinkt aan de unieke oplegger identificatienummer, voor het activeren van het tweede communicatiekanaal (4).

10.Het systeem volgens conclusie 9, verder bevattende een eerste ophaalsysteem en een tweede ophaalsysteem, waarbij het eerste ophaalsysteem ingericht is om gegevens te ontvangen en op te slaan dewelke verstuurd zijn van de telematica-eenheid met het eerste communicatiekanaal, en waarbij het tweede ophaalsysteem ingericht is om gegevens te ontvangen van de telematica-eenheid dewelke verstuurd zijn met het tweede communicatiekanaal.

11.Een gebruik van het system volgens eender welke van voorgaande conclusies 12 tot 14, voor het beheren van een draadloos communicatiesysteem tussen een veelvoud van opleggers (1) en een vast basisstation (2).