BE1026461B1 - Methode voor het verminderen van de wrijvingsweerstand in een glijlager van een nokvolgereenheid toegepast in een hogedrukinjectiebrandstofpomp bij motoren - Google Patents

Methode voor het verminderen van de wrijvingsweerstand in een glijlager van een nokvolgereenheid toegepast in een hogedrukinjectiebrandstofpomp bij motoren Download PDF

Info

Publication number
BE1026461B1
BE1026461B1 BE20180141A BE201800141A BE1026461B1 BE 1026461 B1 BE1026461 B1 BE 1026461B1 BE 20180141 A BE20180141 A BE 20180141A BE 201800141 A BE201800141 A BE 201800141A BE 1026461 B1 BE1026461 B1 BE 1026461B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
roller
pin
channel
lubricant
mechanical system
Prior art date
Application number
BE20180141A
Other languages
English (en)
Inventor
Eddy Pazzaia
Original Assignee
Eddy Pazzaia
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Eddy Pazzaia filed Critical Eddy Pazzaia
Priority to BE20180141A priority Critical patent/BE1026461B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1026461B1 publication Critical patent/BE1026461B1/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02MSUPPLYING COMBUSTION ENGINES IN GENERAL WITH COMBUSTIBLE MIXTURES OR CONSTITUENTS THEREOF
    • F02M59/00Pumps specially adapted for fuel-injection and not provided for in groups F02M39/00 -F02M57/00, e.g. rotary cylinder-block type of pumps
    • F02M59/02Pumps specially adapted for fuel-injection and not provided for in groups F02M39/00 -F02M57/00, e.g. rotary cylinder-block type of pumps of reciprocating-piston or reciprocating-cylinder type
    • F02M59/10Pumps specially adapted for fuel-injection and not provided for in groups F02M39/00 -F02M57/00, e.g. rotary cylinder-block type of pumps of reciprocating-piston or reciprocating-cylinder type characterised by the piston-drive
    • F02M59/102Mechanical drive, e.g. tappets or cams
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F01MACHINES OR ENGINES IN GENERAL; ENGINE PLANTS IN GENERAL; STEAM ENGINES
    • F01LCYCLICALLY OPERATING VALVES FOR MACHINES OR ENGINES
    • F01L1/00Valve-gear or valve arrangements, e.g. lift-valve gear
    • F01L1/12Transmitting gear between valve drive and valve
    • F01L1/14Tappets; Push rods
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F01MACHINES OR ENGINES IN GENERAL; ENGINE PLANTS IN GENERAL; STEAM ENGINES
    • F01LCYCLICALLY OPERATING VALVES FOR MACHINES OR ENGINES
    • F01L1/00Valve-gear or valve arrangements, e.g. lift-valve gear
    • F01L1/12Transmitting gear between valve drive and valve
    • F01L1/14Tappets; Push rods
    • F01L1/146Push-rods
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02MSUPPLYING COMBUSTION ENGINES IN GENERAL WITH COMBUSTIBLE MIXTURES OR CONSTITUENTS THEREOF
    • F02M59/00Pumps specially adapted for fuel-injection and not provided for in groups F02M39/00 -F02M57/00, e.g. rotary cylinder-block type of pumps
    • F02M59/44Details, components parts, or accessories not provided for in, or of interest apart from, the apparatus of groups F02M59/02 - F02M59/42; Pumps having transducers, e.g. to measure displacement of pump rack or piston
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F01MACHINES OR ENGINES IN GENERAL; ENGINE PLANTS IN GENERAL; STEAM ENGINES
    • F01LCYCLICALLY OPERATING VALVES FOR MACHINES OR ENGINES
    • F01L2303/00Manufacturing of components used in valve arrangements
    • F01L2303/01Tools for producing, mounting or adjusting, e.g. some part of the distribution
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F01MACHINES OR ENGINES IN GENERAL; ENGINE PLANTS IN GENERAL; STEAM ENGINES
    • F01LCYCLICALLY OPERATING VALVES FOR MACHINES OR ENGINES
    • F01L2305/00Valve arrangements comprising rollers
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F01MACHINES OR ENGINES IN GENERAL; ENGINE PLANTS IN GENERAL; STEAM ENGINES
    • F01LCYCLICALLY OPERATING VALVES FOR MACHINES OR ENGINES
    • F01L2810/00Arrangements solving specific problems in relation with valve gears
    • F01L2810/02Lubrication

Abstract

De onderhavige onthullingen hebben betrekking op een methode voor het verminderen van wrijvingsweerstand en het bevorderen van hydrodynamische smering in de raakvlakken van een glijlager (41) van een roller element (3) met pen (4) in een stoterhuis van een mechanisch systeem (1) die een zogenaamde nokvolgereenheid (1) of roller stoter of tuimelaar vormt, geassocieerd met en bij voorkeur toegepast in een hogedrukinjectiebrandstofpomp bij motoren met hogedrukinspuiting, of toegepast in een kleppentrein. Hiertoe zijn bij voorkeur drie hoofdelementen van de nokvolgereen­heid (1): het stoter huis (2), het roller element (3) en het pen element (4), gekenmerkt door inventie­ve aangebrachte verbeteringen zoals het toepassen van : kanaalvormige groeven met eigenschappen om smeermiddel te vangen en naar het glijlager te geleiden, verbindingsboringen, smeermiddel verzamelende holten waardoor de wrijvingsweerstand in de nokvolgerelementen vermindert en dientengevolge worden het brandstofverbruik en de uitlaatgassen van de motor verminderd, waar­door de milieuvoorschriften beter kunnen worden nageleefd tevens worden, de betrouwbaarheid van de nokvolgereenheid en motorprestaties verbeterd.

Description

Methode voor het verminderen van de wrijvingsweerstand in een glijlager van een nokvolgereenheid toegepast in een hogedrukinjectiebrandstofpomp bij motoren.
BESCHRIJVING
TECHNISCH GEBIED VAN DE UITVINDING
De onderhavige onthullingen hebben betrekking op een methode voor het verminderen van wrijvingsweerstand en het bevorderen van hydrodynamische smering in de raakvlakken van een glijlager (41) van een roller element (3) met pen (4) in een stoterhuis van een mechanisch systeem (1) die een zogenaamde nokvolgereenheid (1) of roller stoter of tuimelaar vormt, geassocieerd met en bij voorkeur toegepast in een hogedrukinjectiebrandstofpomp bij motoren met hogedrukinspuiting, of toegepast in een kleppentrein.
In de huidige stand van techniek omvat een nokvolgereenheid (1), typisch, ten minste: een stoter huis (2) een roller element (3) en een pen element (4). Met betrekking tot de vinding worden deze drie elementen van de nokvolgereenheid (1): het stoter huis (2), het roller element(3) en het pen element (4) gekenmerkt en voorzien van inventieve tribologische verbeteringen, door het toepassen van kanaalvormige groeven, boringen, holten en bewerkte gebieden zorgt een betere hydrodynamische smering voor een verlaging van het brandstofverbruik en als gevolg ,ook de uitlaatgassen, waardoor de milieuvoorschriften beter worden nageleefd.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Deze sectie verschaft achtergrond, of verwijst naar waar achtergrondinformatie met betrekking tot de onderhavige openbaarmaking te vinden is maar die niet noodzakelijkerwijs de stand van de techniek is.
In de huidige stand van de techniek zijn mechanische systemen met nokvolgereenheden of zogenoemde rollerstoters, toegepast in hogedruk-inspuiting brandstofpompmotoren, algemeen bekend. Traditionele beschrijving, functies en voorbeelden zijn algemeen in de literatuur beschikbaar of worden bijvoorbeeld gedetailleerde beschreven in EP-A 2 607636, EP 2 944 800 AI, EP2607636 (BI). Traditioneel omvatten deze mechanische systemen van het nokvolgertype ten minste de volgende elementen: een plunjerelement of een zogenaamd stoter huis, een cilindrische roller element en een centrale pen element.
Het mechanische systeem vormt een nokvolgereenheid (1), waarbij het ondersteuningselement een stoter huis (2) is die in translatie verplaatsbaar is langs een tweede as (Y) die loodrecht staat op de eerste as (XI). De pen (4) en de roller(3) zijn gecentreerd op een transversale as (XI), terwijl de stoter zich langs een lengteas (Y) uitstrekt. Het stoter huis heeft twee diametraal tegenover elkaar gelegen laterale flenzen, die een tussenliggende opening daartussen begrenzen, elke flens is op de (XI) as van een boring voorzien. Het roller element bevindt zich in een tussenliggende ruimte, tussen beide flen2
BE2018/0141 zen en boringen. Het pen element dat zich uitstrekt tussen de twee tegenover elkaar liggende flens uiteinden langs de as (XI) wordt aangebracht en vastgehouden in de twee boringen. Het roller element is roterend ten opzichte van de pen rond zijn as en in staat om integraal samen te werken met een nok met een krukas van de motor. Vandaar dat de rotatie van de nok de roller doet draaien om de pen en de nokvolgereenheid transleert.
Het is ook bekend dat als de nokvolgereenheid in dienst is, de roller samenwerkt met een nok die is gesynchroniseerd met een nokkenas van de verbrandingsmotor. De rotatie van de nokkenas leidt tot een periodieke verplaatsing, translatie, van het stoterhuis en van een zuiger in de pomp die tegen het stoterhuis rust, die bij voorkeur toe staat om brandstof te leveren. Het stoterhuis is heen en weer beweegbaar, in de behuizing, langs de lengteas (y), terwijl de roller roterend is rond zijn centrale as (XI).
Het is ook bekend dat het stoter huis, traditioneel, van ruimtes, boringen en gaten is voorzien (16)(26)(27)voor de toevoer van smeermiddel naar allerlei systeem raakvlakken, en naar bijv, de roller (3).
In traditioneel ontwerp is er relatief weinig ruimte of speling tussen de drie genoemde nokvolgerelementen. Door het gebrek aan ruimte kan het glijlager (41) in de roller (3) pen (4) raakvlakken moeilijk van smeemiddel worden voorzien.
Een samenvatting van bekende ontwerpen en nadelen ervan.
In de huidige stand van de techniek is het bekend dat op het gebied van mechanische systemen met nokvolgers voor hogedruk brandstofinjectiepompen, indien in bedrijf, de hoge druk brandstofinjectiepompen relatief hoge dynamische oppervlaktedrukken en spanningen in het glijlager kunnen genereren bijv, in de oppervlakken (41) van de pen (4) en roller (3) raakvlakken en op de rand (36) van de zijvlakken (32) (33) van de roller (3) en de binnen boring (31) van de roller met het buitendiameteroppervlak van de pen (40) van de genoemde nokvolgereenheid, aldus de roller; pen; stoterhuis raakvlakken.
Het is ook bekend dat wanneer de nokvolger in dienst is, er traditioneel smeermiddel wordt verschaft door voorziene gaten of toevoeropeningen (26) of inspuitboringen (27) in het stoter huis (2). Wisselwerking in mechanische translatie bewegingen van het stoterhuis, het roller element en de nok (5) zorgt ervoor dat het aangebrachte smeermiddel uiteenspat over het gebied van de roller nok raakvlakken en van de roller stoter raakvlakken .
Het is ook bekend als het mechanische systeem in gebruik is, de nokvolgereenheid onderworpen wordt aan periodieke verplaatsingen in een behuizing (6), als gevolg van deze verplaatsingen is het relatief moeilijk om het glijlager (41) in de roller (3) pen (4) raakvlakken (36) van smeermiddel te voorzien dit omdat het vrij toestromen van een smeermiddel beperkt wordt door de relatief kleine vrije axiale speling (rdl) (rd2) tussen de zijvlakken (32) (33) van het roller element, gepositioneerd in
BE2018/0141 de tussenliggende spleet tussen de beide laterale binnenzijden (28) (29) van de flenzen (23) (24) van het genoemde stoter huis.
Het is ook bekend dat de relatieve kleine vrije radiale speling (rd3) is tussen de binnendiameter (31) van het roller element (3) en de cilindrische buiten oppervlak (40) van de pen, een hindernis is om het glijlager raakvlakken oppervlak (41) tussen roller( 3) en pen(4 ) van smeermiddel te voorzien.
Het is ook bekend dat, als de roller in bedrijf is, de rotatiesnelheid met de versnellingen en vertragingen van het roller element in het stoter huis relatief aanzienlijk zijn. Dit als gevolg van de integrale samenwerking en interactie van de roller (30) met een motornokkenas ( 5).
Het is ook bekend dat wanneer de nokvolger in dienst is, er traditioneel smeermiddel wordt verschaft door voorziene geboorde toevoeropeningen (26) of inspuitboringen (27) in het stoter huis (2). In de huidige stand van de techniek wordt de smering met smeermiddel in de nokvolgereenheid, meer specifiek de roller-nok raakvlakken en de roller(3) pen (4) raakvlakken die het glijlager uitmaakt, voorzien door aangebrachte ruimtes zoals bewerkte vlakken (19), voedingsgaten (26) of relatief complexe geboorde toevoer kanalen (27) in het stoter huis of in het pen element, (niet getoond). Genoemde geboorde toevoermondstukken (27) of toevoergaten (26) hebben een aantal nadelen, ze zijn complex en relatief duur om te vervaardigen.
Het toestromen of vloeien van smeermiddel naar de genoemde relatieve grensrand (36) gevormd door de grens transversale zijvlakken van de rolleren de penlagering, of naar de glijlager (41) wordt belemmerd vanwege de dynamische interacties van het smeermiddel met de genoemde omwentelingen van de roller. Het centrifugale effect op het smeermiddel, dat doorheen de toevoergaten (26) en de uitstroomopeningen (27) toestroomt, maakt dat het smeermiddel langs de spleet tussen zijvlakken (32) (33) van de roller en de binnenste flensvlakken (28) (29) van de stoterflenzen naar buiten geslingerd wordt. Dit resulteert in verlies van effectieve smering in de genoemde raakvlakken (36) van het glijlager (41). Dynamische interacties zorgen er ook voor dat het smeermiddel over de raakvlakken van de roller (3) nok (5) in de ruimte weg spettert, het glijlager (41) ontvangt onvoldoende smeermiddel en kan droog lopen.
Het is ook bekend dat, wanneer de nokvolgereenheid (1) in bedrijf is, de roller onderworpen is aan relatief hoge toerentallen en veranderende omwentelingssnelheden en relatief hoge belastingen en vlaktedrukken als gevolg van de integrale interactie en samenwerken met een nok (5). Bovenstaand gecombineerd met een gebrekkige smering genereert dit wrijving en slijtage in het glijlager (41), de raakvlakken van de roller(3) en pen (4).
De rotatiefunctie van de roller tijdens de werking van de nokvolgereenheid kan worden belemmerd wat kan leiden tot uitval van het mechanische systeem (1) en van de motor.
BE2018/0141
Het is ook bekend dat onvoldoende of geen smering wrijving in het glijlager (41) van de roller pen raakvlakken energieverliezen genereert in het genoemde mechanisch systeem (1); als gevolg hiervan verhoogt het brandstofverbruik in de genoemde motor.
De uitvinding heeft in hoofdzaak betrekking op het verminderen van energie verliezen door relatief effectieve en kostenbesparende verbeteringen toegepast op de volgende elementen: het stoter huis (2), het roller element (3) en het pen element (4).
DOEL VAN DE UITVINDING.
Met het oog op de bovengenoemde en beschreven nadelen is het daarom een doel van de uitvinding om genoemd mechanisch systeem, de nokvolgereenheid (1), te voorzien van: functionele verbeteringen en kostenbesparende ontwerpen of van een methode voor de toevoer van smeermiddel in het glijlager van de nokkenvolge reen heden of tuimelaars, met als resultaat de wrijving in het glijlager te verminderen, de betrouwbaarheid van het systeem te verbeteren en het brandstofverbruik te verminderen.
De uitvinding heeft betrekking op verbeteringen in een mechanisch systeem, een nokvolgereenheid (1) of een tuimelarm, daarbij omvat het mechanische systeem (1) ten minste één ondersteuningselement een stoter huis (2); een pen element (4) dat gemonteerd wordt in en ondersteund wordt door het stoterhuis (2); en een roller element (3) gecentreerd op een centrale as (XI) dat tevens het pen element (4) bevat. De roller omvat: een buitenste cilindrisch oppervlak (30) aangepast om op een nok (5) te rollen, een binnenste cilindrische boring (31) aangepast om het pen element te ontvangen (4 ) en twee zijvlakken (32) (33) die zich radiaal uitstrekken naar de centrale as(Xl).
Het doel van de uitvinding is het genoemde glijlager (41) en ook de genoemde raakpunten (36) van genoemd glijlager de glijlager raakvlakken (41)(2)(3) (4) van genoemde nokvolgereenheden (1) te voorzien van een efficiënte, eenvoudige en effectieve smeer methode en een relatief kosten besparende productiemethode.
Daartoe heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een roller element (3), aangepast en toegepast om in een mechanisch systeem in het bijzonder een nokvolgereenheid (1) te functioneren of in een tuimelaar. Het roller element (3) is gecentreerd op een centrale as (XI) en omvat: een buitenste cilindrisch oppervlak (30) aangepast om op een nok te rollen; een inwendige cilindrische boring (31) aangepast om een pen element (4) te ontvangen dat behoort tot het mechanische systeem (1); en twee zijvlakken (32) (33) die zich radiaal uitstrekken met de centrale as (XI).
Hiertoe, en volgens verdere aspecten van de uitvinding die voordelig maar niet verplicht zijn, kan een dergelijke nokvolgereenheid (1) meerdere uitvoeringskenmerken omvatten.
Volgens de vinding wordt het roller element (3) van de nokvolgereenheid (1) gekenmerkt door ten minste één, maar bij voorkeur meerdere typisch gevormde (34a) (34b), gepositioneerde en machi5
BE2018/0141 naai gevormde kanalisatie groeven (34) (37) (38) in een, maar bij voorkeur beide zijvlakken (32) (33) van het rollerelement (3).
Dankzij de uitvinding, kan de genoemde groef (34)het spattende smeermiddel, verschaft door de toevoergaten (26) (27) voor het smeren van de roller nok raakvlakken, opvangen, en houdt de groeivorm (34) het smeermiddel in de groef (37)( 38) gevangen.
Dankzij het toepassen van: de typische gevonden groeivorm (34a) (34b), de plaatsing van groeflijnhoek (a) in relatie met de draairichting van de roller en de positie in de zijvlakken (32) (33) van de roller (3) zorgen ervoor dat smeermiddel in de groei gevangen en verzameld wordt, centripetale krachten zorgen ervoor dat het verzamelde smeermiddel doorheen de kanaal-vormige groei naar de genoemde randen (36) van de roller pen raakpunten en naar het glijlager (41) van de roller pen raakvlakken kan stromen.
Volgens de uitvinding zijn de kanaalgroeven (34) gevormd in de zijvlakken van de roller, bij voorkeur gaan ze als een geheel door het geprojecteerde gedeelte van zijvlakken (32) (33) van de genoemde roller. Dit betekent dat de kanaalvormige groeven bij voorkeur worden gevormd in het dieperliggend vlak (32a) (33a), indien aanwezig, en ook in het hoger liggend vlak (32b) (33b) van de zijvlakken (32) (33) van de rollerelement (3). Volgens de uitvinding beginnen de genoemde kanaalgroeven (34) bij voorkeur rondom oi net onder het buitenste diameteroppervlak (30) van het genoemde roller element, terwijl deze (34) eindigen in de buurt van het binnenste diameteroppervlak (31) van het roller element, aldus doorsnijden ze de zijvlakken (32) (33).
Volgens de vinding buigt de initiatie of top van de groef (34) radiaal naar voren in de rotatierichting (9) van het roller element, terwijl het uiteinde van de groef radiaal naar achteren buigt, waardoor centripetale krachten het mogelijk maakt opgevangen en verzamelde smeermiddel in de groef vanaf de bovenkant, rondom de buitendiameter van de roller, te leiden naar en tot de onderste binnendiameter (31) van het roller element waar de groef uitmondt.
Volgens verdere aspecten van de vinding die voordelig maar niet verplicht zijn, worden de genoemde groeven bij voorkeur gevormd tijdens een bewerkingsstap, waarbij de dwarsdoorsnede van de groef bij voorkeur wordt bepaald door het bewerkingsgereedschap.
Bij voorkeur wordt de driedimensionale vorm van de groef gevormd door een frees (7)maar andere machinale bewerkingen zijn niet uitgesloten.
Volgens de vinding produceert de bewerkingsstap een rechtlijnig gevormde, smeermiddel vangende holte (34a), die de kanaalvormige groef vormt, die gekenmerkt wordt door ten minste twee oppervlakken (10) (11) die bij voorkeur in dwarsdoorsnede een V-vormige groef fig. 7 (37)vormt, en waarbij oppervlak (10), een schep vlak, gekenmerkt wordt een smeermiddel vangende eigenschap door de hellingshoek (δ )van het schepvlak relatief gerelateerd aan het zijvlak (32), liggend langsheen de centerlijn van de groef, waarbij de intersectie van het schepvlak (10 ) met het zijvlak (32) van de roller
BE2018/0141 een relatieve snijrand (ll)vormt langsheen de groeflengte, waarbij de relatieve scherpe rand (11) tangent en schuivend meebeweegt met de draairichting (9) van de rotter.
De afgeronde intersectie van het schepvlak (11) en het voorloopvlak (12) vormt de bodem van de Vvormige groefdiepte. De diepte van de genoemde kanaalgroef kan variëren langsheen de groeflengte. De groef is bij voorkeur glad machinaal bewerkt in de zijdelingse rollervlakken (32) gevormd, vanaf het begin vanuit de genoemde buitendiameter van de roller (3) tot de monding in de genoemde inwendige diameterboring van het roller element.
Volgens een bijkomend aspect van de vinding kan de machinale bewerking een naar voren gekantelde (6) U-vormig smeermiddel-opvanggroef (38) met drie oppervlakken produceren, waarbij een smeermiddel vangoppervlak (10) wordt gekenmerkt door een hellingshoek (δ ) relatief gerelateerd aan het zijvlak (32), liggend langsheen de centerlijn van de groef, een bodemvlak (13) en een voorloopvlak (12) die bij voorkeur parallel loopt aan het vlak (10). Het bodemvlak (13),met rechte of afgeronde vorm, ligt op een axiale diepte gerelateerd aan de zijvlakken (32) van de roller. De diepte van de groef kan variëren langsheen de groeflengte. De intersectie van het genoemde smeermiddel vangoppervlak (10) met de zijkant (32) van de roller creëert een relatieve snijrand (11) langs de groeflengte, waardoor de relatieve scherpe rand (11) tangent en schuivend meebeweegt met de draairichting (9) van de roller.
Bij voorkeur is de vorm van de geprojecteerde middellijn van de kanaalvormige groeven (34) in de zijvlakken (32) (33)recht geproduceerd.
Volgens een bijkomend aspect van de vinding kan de vorm van de geprojecteerde middellijn van de kanaalvormige groeven (34), in de zijvlakken (32) (33), gebogen. Machinaal bewerkt in een gebogen vorm.
Volgens een verder aspect van de vinding is de vorm van de geprojecteerde middellijn van de kanaalvormige groeven (34), in de zijvlakken, een epicycloïde. Bewerkt in een epicycloïde vorm.
Een vormfrees vormt de genoemde kanaalvormige groeven tijdens de bewerkingsstap.
Volgens een bijkomend aspect van de vinding, dat voordelig maar niet verplicht is, kunnen de genoemde kanaalgroeven in het genoemde rollerdeel gekenmerkt worden door een boring (35). De genoemde boring (35) initieert van in de kanaalvormige groeven (34) en leidt naar de binnen boring ( 31) van genoemde roller, aldus het grensvlak van het glijlager (41). Dankzij de vinding van de boring (35) in de kanaalvormige groef, de helling van de boring centerlijn naar de rotatierichting (9) van de roller toe, wordt door centripetale krachten, het gevangen smeermiddel gepompt van in de kanaalvormige groef door de boringen (35) in het glijlager (41).
Volgens een bijkomend aspect van de vinding wordt het pen element (4) van de genoemde nokvolgereenheid (1) gekenmerkt door ten minste één gedeeltelijk machinaal bewerkt gebied op de buitendiameter van het penoppervlak (43). Het machinaal bewerkte gedeelte creëert een uitsparing op
BE2018/0141 de buitenoppervlaktediameter van de pen. Deze uitsparing op pen (4) als die is samengevoegd met die roller (3) in de nokvolgereenheid (1) creëert een holte (42) in de glijlager raakvlakken .
De vinding omvat een bewerkingsstap op het buitenste cilindrische oppervlak (40) van het pen element (4) De werking met andere woorden samengevat: wanneer de nokvolgereenheid in bedrijf is, beweegt de roller (3) in samenwerking met de nok (5) in rotatierichting (9) met relatieve hoge omwentelingen, dankzij de vinding van genoemde, karakteristiek gevormde en gepositioneerde kanaalvormige groeven (34) in de zijvlakken (32)(33) van de roller (3), wordt rond spetterend smeermiddel, verschaft door voedingsgaten (26) (27), opgevangen in de respectievelijk, V (37) of U (38) gevormde groeven en middels middelpuntzoekende krachten wordt het smeermiddel doorheen de groeven gepompt richting de raakvlakken (36) van de roller en de pen en vervolgens in de holte (42) in het glijlager, en wordt de holte (42) met smeermiddel gevuld via de genoemde boring (35).
Volgens de vinding wordt de ruimte of holte (42) in de nokvolgereenheid (1) gecreëerd door een machinaal bewerkt afgevlakt gebied (43) op het buitenste cilindrische oppervlak van de pen (4) en met het raakvlak van het binnenste cilindrisch diameter (31) van de rol (3), deze ruimte kan worden gevuld met het smeermiddel.
Volgens de vinding zal tijdens bedrijf, als gevolg van de relatief hoge omwentelingen van de rol (3) in het nokvolgsysteem (1), het oppervlak van de binnendiameter van de rol (31) smeermiddel meenemen vanuit de holte (42) en het smeermiddel in de speling van de rol pen raakvlakken van het glijlager verspreiden (41), daardoor vermindert wrijving in het systeem, vermindert het energieverbruik, vermindert het brandstofverbruik, CO2, Nox-emissies en verbetert de betrouwbaarheid en duurzaamheid van de nokvolger (1) en de motor van het systeem.
De vinding heeft ook betrekking op een injectiepomp voor een motorvoertuig, omvattende een mechanisch systeem zoals hierboven genoemd.
De vinding heeft ook betrekking op een klepactuator voor een motorvoertuig, omvattende een mechanisch systeem zoals hierboven genoemd.
BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De inventieve werkwijze voor het smeren van de raakvlakken van een glijlager van een roller pen constructie van het mechanische systeem van de genoemde nokvolgereenheid de zal nu verder worden toegelicht in overeenstemming met de bijgevoegde figuren die louter een illustratief voorbeeld zijn, zonder het doel van de vinding te beperken. Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat specifieke details niet behoeven te worden beschreven, dat voorbeelden en uitvoeringsvormen in veel verschillende vormen kunnen worden uitgebeeld en dat geen van beide als beperkend voor de omvang van de openbaarmaking moet worden beschouwd. Bij sommige onthullingen en voorbeelden zijn welbekende uitvoeringsvormen en processen, welbekende gereedschappen structuren en alge8
BE2018/0141 meen bekende technologieën genoemd. Voordelen en kenmerken van de vinding zullen duidelijker worden uit de volgende beschrijving van bepaalde uitvoeringsvormen.
Zoals gezegd, de bijgevoegde figuren zijn als illustratieve niet-beperkende voorbeelden en weergegeven in de bijgevoegde tekeningen, waarin:
Figuur 1 is een perspectief aanzicht van een mechanisch systeem van een nokvolgereenheid type (1) omvattende een draagelement, genaamd een stoter huis (2) een roller element (3) en een pen element (4) met een in perspectief dwarsdoorsnedeaanzicht van een zijflens (24) van het stoterhuis volgens de vinding, waarbij een eerste uitvoeringsvorm van de vinding is weergegeven, een recht gevormde (34a)kanaalvormige groef (34) in het zijvlak (32) van één laterale zijde van het roller element (3) en een boring (35) die begint van in de groef. De pijl (9) geeft de draairichting van de roller aan.
Figuur 2 is een perspectief aanzicht van een mechanisch systeem van een nokvolgereenheid type (1) soortgelijk aan figuur 1, waarbij in het laterale zijvlak (32) aan een zijde van het roller element ( 3) een gebogen(34b) gevormde kanaalgroef (34) is weergegeven en een boring (35) die begint van in de gebogen groef.
Figuur 3 is een aanzicht in doorsnede langs vlak II van mechanisch systeem (1) uit figuur 1, waarbij volgens de vinding de positie van een holte (42) in het glijlager getoond wordt, de holte gerealiseerd dooreen afgeplat gebied (43) op de pen (4) in het mechanische systeem 1.
Figuur 4 is een aanzicht in doorsnede langs het vlak III van een mechanisch systeem (1) uit figuur 1, waarbij volgens de vinding de locatie van de ruimte (42) over de rollerlengte in het glijlager (41) is weergegeven, de ruimte is gerealiseerd door een afgevlakt gebied (44) op de pen (4). Verder worden holte (25a ) en (25b) in het centrale gebied (21) van het stoter element weergegeven.
Figuur 5 is een gedetailleerd aanzicht, op grotere schaal, uit figuur 4. Die volgens de vinding de positie van een ruimte (25b) in het centrale gebied (21) van het stoter huis (2), het dragend lager gebied (20)van het stoterhuis (2), de raakvlakken in grensgebied (36) van het glijlager (41)(44) met de holte (42) in het glijlager, de roller (3) en de pen (4)
Figuur 6 is een aanzicht van het roller element (3) langs pijl 1 van nokvolgereenheid 1 van figuur 1, onthullende volgens de vinding de hoek (a) waaronder de rechte(34a) kanaalvormige groeven 34 gepositioneerd zijn in de laterale vlakken (32) (33) van het roller element (3), waardoor centripetale eigenschappen gecreëerd wordt bij het meedraaien in de draairichting van pijl (9).
Figuur 7 is een gedetailleerd aanzicht in dwarsdoorsnede, op grotere schaal, langs pijl GG van het roller element (3) van figuur 6, waarbij de V-vormige kanaalgroef in een zijvlak (32) van de roller is weergegeven ( 3) en pijl (9) de draairichting van de rol.
BE2018/0141
Figuur 8 is een gedetailleerd aanzicht in doorsnede, vergelijkbaar met figuur 7, waarin, volgens de vinding, de U-vormige gevormde kanaalgroef in een zijvlak (32) van het roller element (3) is weergegeven ( 3) en pijl (9) de draairichting van de rol.
Figuur 9 is een eenzelfde aanzicht van het roller element (3) als in figuur 6 die volgens de vinding de positie en de vorm van de naar voren buigende(34b) gebogen kanaalvormige (34) groeven toont, de centripetale eigenschappen van de gebogen kanaalvormige groeven (34)(34b) in de zijvlakken (32)(33) van de rol, worden gecreëerd bij het meedraaien met het rollerelement (3)in de draairichting van pijl (9).
Figuur 10 is een aanzicht in doorsnede langs het vlak III van een roller element van een mechanisch systeem (1) uit figuur 1, of een aanzicht in doorsnede langs het vlak RR uit figuur 9, waarbij volgens de vinding de boringen (35) uitmondend in de binnen boring (31) van het rollerelement (3) maar beginnend vanuit de kanaalgroeven (34).
Figuur 11 is een aanzicht van het pen element (4) volgens pijl II van figuur 1 loodrecht op de as (XI), onthullen volgens de vinding het afgeplatte bewerkte gebied (42) van het buitenste cilindrische oppervlak (40) van het pen element (4 )
Figuur 12 een aanzicht in doorsnede is van het pen element (4) langs het vlak II van figuur 1, dat volgens de vinding is weergegeven, door middel van een buiten het midden bewerkingsproces, om een gebogen oppervlak (42a) in het buitenoppervlak (40) te vormen van het pen element (4)
Figuur 13 is een aanzicht in doorsnede van het pen element (4) langs het vlak II van figuur 1, waarbij volgens de vinding een recht afgeplat machinaal bewerkt oppervlak (42b) in het buitenoppervlak (40) van het pen element (4) is weergegeven.
Figuur 14 is een dwarsdoorsnede geëxtraheerd gedetailleerd aanzicht op grotere schaal volgens pijl GG van het roller element (3) van figuur 6, onthullen volgens de vinding een V-vormig gevormd kanaliseren groef tijdens een bewerking stap een, schematisch geïllustreerd, geprofileerde frees (7), die de groef in de zijvlakken (32) van de roller (3) snijdt. 6
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN SOMMIGE UITVOERINGEN.
Het mechanische systeem (1) weergegeven op figuren 1 tot 3 is van het nokvolger type, aangepast om een injectiepomp uit te rusten voor een motorvoertuig, bij voorkeur voor een dieselvrachtwagenmotor, niet getoond.
Mechanische systemen van het type nokvolgereenheid of zogenaamde rollerstoters, bij voorkeur toegepast in hogedruk inspuiting bij verbrandings- of dieselmotoren in voertuigen, bijvoorbeeld vrachtwagens, zijn welbekend.
Traditioneel omvatten zij ten minste een plunjer dragende element of zogenaamde stoter huis (2), een roller elementselement (3) en een pen element (4).
BE2018/0141 Traditioneel omvat het stoter huis (2) een centraal gedeelte (21) dat is geplaatst tussen een cilindrisch gedeelte (22) en een lager dragend gedeelte (20).
Traditioneel is het cilindrische gedeelte (22) gecentreerd langs de as (Y) en begrenst een holte in de stoter die is aangepast om een niet weergegeven as op te nemen.
Het lager dragende gedeelte (20) van de stoter wordt gevormd door twee zijflenzen (23) en (24), die zich uitstrekken vanaf het centraal gedeelte (21), evenwijdig aan de as (Y) in een gevorkte wijze, die een tussenliggende spleet daartussen aan beide zijden van de as (Y) begrenst, elk omvattende een cilindrische boring (17) (18) die is aangepast om pen (4) en roller (3) te ontvangen en te ondersteunen en die het steunelement vormt voor de pen (4) en de roller (3) van het systeem (1).
Het roller element (3) is gepositioneerd in de genoemde tussenruimte tussen beide flenzen (23) (24) van het stoter huis (2) en boringen (17,18). De axiale speling (rdl) (rd2) tussen roller- en stoterflenzen is relatief klein. Het pen element (4), in staat om het roller element (3) op te nemen, wordt aangebracht en vastgehouden in de twee boringen (17) (18).
Het roller element (3) in de genoemde nokvolgereenheid (1) is draaibaar (9) wentelbaarten opzichte van het pen element (4) rond zijn as (XI) en kan samenwerken met een nok (5) integraal gesynchroniseerd met een krukas van de verbrandingsmotor, niet getoond. Het pen element (4) en het roller element (3) zijn gecentreerd op een transversale as( XI), terwijl het stoter huis (2) gecentreerd is op een longitudinale as (Y). As( XI) en (Y) staan loodrecht. Het stoter huis (2) roller element (3) en pen element (4) vormen samen een nokvolgereenheid met een glijlager (41) in de roller pen raakvlakken. De assemblage processen van de elementen van genoemde nokvolgereenheid zijn welbekend en maken niet deel uit van de vinding .Het correct monteren van de rol (3) met de kanaalvormige groeven (34)gericht met de graairichting (9)van de rol is essentieel voor het goed functioneren, is typisch en maakt derhalve deel uit van de vinding.
In bedrijf, in samenwerking met de motor, is de rotatie van de nokkenas (5) aanzienlijk en leidt deze tot een periodieke verplaatsing van de nokvolgereenheid (1), heen en weer beweegbaar, in een behuizing (6) langs de lengteas (Y), terwijl de roller (3) wordt aangedreven door de genoemde nok in rotatie (9) rond de pen (4) en zijn centrale as (XI). Een zuiger van de brandstofpomp die tegen het cilindrische deel (22) van de stoter rust, die ervoor zorgt dat brandstof wordt afgeleverd, is niet getoond.
In de huidige stand van de techniek is het bekend dat op het gebied van mechanische systemen met nokvolgers (1) voor hogedruk brandstof inspuitpompen, indien in bedrijf, de hogedruk brandstof inspuitpompen relatief zeer hoge oppervlaktedrukken en spanningen in de glijlager oppervlakken (41) en in de raakvlakken (36) van de roller pen kan genereren. Een speciale diamantachtige oppervlaktebehandeling wordt toegepast op lager oppervlakken van de lager pennen om vreten en of slijtage door hoge oppervlaktedruk tegen te gaan of verminderen.
BE2018/0141
Zoals beschreven in eerdere EP publicaties, bij voorbeeld in EP-A2 607636, EP 2 944 800 Al, EP2607636 (BI), zijn in huidige toegepaste stoter huizen (2) ook verscheidene gaten en boringen of bewerkte vlakken (26,27,19) voor smering doeleinden of voor andere functies toegepast, deze zijn geen onderwerp van de onderhavige vinding, maar zijn opgenomen in de beschrijving om de verdere functie van de uitvoeringsvormen uit te leggen.
Zoals gezegd, als het mechanische systeem in gebruik is, wordt de nokvolgereenheid (1) onderworpen aan periodieke verplaatsingen heen en weer in een systeem behuizing (6), als gevolg van deze verplaatsingen en als gevolg van mechanische interacties is het relatief moeilijk om de glijlager (41) van de nokvolgereenheid, de roller (3) pen (4) raakvlakken, met smeermiddel te voorzien.
Smeermiddel dat door de genoemde traditioneel aangebrachte boringen (26)(27)(19) vloeit dient voor het smeren van verschillende mechanische raakvlakken zoals: stotergeleider (6)stoter huis (2) en roller (3) nok (5) raakvlakken, roller (3) stoterhuis ( 2), roller (3)pen (4) de glijlager (41) raakvlakken.
Hoewel het vrije toe stromen van smeermiddel naar het glijlager (41) cruciaal is voor een betrouwbare en soepele systeemfunctie, wordt de vrije toe stroom:
- gehinderd door de relatieve kleine afmetingen van de mechanische spelingen tussen het genoemde stoterhuis (2) de genoemde roller (3) de genoemde pen (4) elementen. Bijvoorbeeld de relatieve kleine vrije axiale speling (rdl)( rd2) tussen de binnen vlakken (28)(29 ) van de zijflenzen (23)(24) en de zijvlakken (32)(33) van het genoemde roller element (3) gepositioneerd in de tussenruimte van het genoemde stoter huis (2) is een obstructie voor het vrije toestromen van smeerstoffen vanuit de toevoergaten (26)(27) naar het genoemde glijlager (41) toe, aldus de raakvlakken van de roller en pen.
- gehinderd door de dynamische interacties van de genoemde elementen van het nokvolger-systeem tijdens het gebruik, meer specifiek, als de roller (3) in bedrijf is, is de rotatiesnelheid, de versnelling en de vertraging van het roller element (3) in het stoter huis (1) aanzienlijk vanwege de genoemde integrale dynamische samenwerking met de nokkenas (5), het smeermiddel verschaft door de voedingsgaten (26,27), zal vanwege het centrifugale effect van de roterende roller, uit de axiale speling (rdl)( rd2) van tussen de genoemde laterale binnen flensvlakken (23)(24)van het stoterhuis en de zijvlakken (32)(33) van het roller element weggeslingers worden.
Traditioneel heeft het roller element (3) een buitenste cilindrisch oppervlak (30) en een binnenste cilindrische boring (31) die in het algemeen, het glijlager is, dat zich uitstrekt tussen twee zijvlakken (32) en (33). Het zijvlak (32) kan een uitstekend deel (31b) en een terug liggend gedeelte (32a) hebben. Het zijvlak (33) kan een uitstekend deel (33b) en een terug liggend deel (33b) hebben.
Als alternatief kan het roller element voorzien zijn van een binnenste glij bus (niet getoond) die dan het glijlager oppervlak (41) bepaalt.
BE2018/0141 In fig. 6 is een roller element (3) getoond, aangepast om gemonteerd te worden in een mechanisch systeem dat een nokvolgereenheid (1) of een tuimelaar vormt, waarbij de genoemde roller is ingericht en aangepast en in staat is om het smeermiddel dat afkomstig is van smeermiddeltoevoergaten of mondstukken (26)(27) van het stoter huis (2) in de kanaalvormige groeven op te vangen, om het smeermiddel in de genoemde groeven vast te houden, om het genoemde smeermiddel naar het glijlager (41) te geleiden en te pompen, dus naar de roller pen raakvlakken van de genoemde nokvolgereenheid .
De zijvlakken (32,33) van het genoemde roller element (3) van de nokvolgereenheid (1) worden gekenmerkt door typisch gevormde en gepositioneerde, kanaalvormige groeven (34)(34a)(34b).
De middellijn van de machinaal bewerkte groeven is bij voorkeur recht (34a) of met een kromming gebogen (34b), de middellijn van de groeven samen met centripetale krachten bepaalt de weg en richting waarheen de gevangen en verzamelde smeerstof naar het glijlager (41) stroomt Fig. 6, 7, Zoals gezegd, zijn de zijvlakken (32)(33) van de genoemde roller (3) gekenmerkt door machinaal bewerkte groeven (32) (32a)(32b), waarbij de genoemde groeven tangentieel geplaatste zijn om een baan om de (Xl)-draai as, omvattende een hellingshoek (a). De inclinatie en de bovenkant van de genoemde groeven van de genoemde roller (3) wijzen in de, door de nok (5) opgelegde draairichting (9). De genoemde groeven omvatten, in referentie met het zijvlak van de roller, een axiale diepte (Dg) getoond op figuren 7 en 8. De volumineuze inhoud van de kanaalvormige groef is minimaal 1,3 mm3.
De genoemde groeven (32) beginnen bij voorkeur enigszins onder de buitenste cilindrische rollerdiameter (30) van het oppervlak van het rollerelement, terwijl het uiteinde van de groef, radiaal achterwaarts leunend, uitmondt in de binnendiameter van het rollerelement. Als gezegd, de banen van de genoemde groeven leunen, tangentieel gerelateerd met( XI), naar voren met de draairichting (9) van de roller. De groef doorloopt doorheen het hele geprojecteerde deel van zijvlakken (32) (33) van de genoemde roller. Dit betekent dat de kanaalvormige groeven bij voorkeur gevormd zijn in het terug liggend gedeelte (32a) (33a), indien aanwezig, en ook in het hoger liggende gedeelte (32b) (33b) van de zijvlakken (32) (33) van het roller element (3).
De dwarsdoorsnedevorm van de genoemde kanaalgroef is, bij voorkeur, een voor hellende (δ) V- of U-vormige groef (37) (38), Fig. 7,8 gevormd in de genoemde zijvlakken (32) (33) van de genoemde roller. De groef is gevormd door een bewerkingsstap bijvoorbeeld een freesbewerking.
De bewerkingsstap produceert rechtlijnig gevormde holten (figuur 1,6) met gekarakteriseerd smeermiddel vangende eigenschappen, genoemde holten (34a), die de kanaalgroeven (34) vormen, en waarbij de groefdoorsnede van de genoemde holten gekenmerkt wordt door ten minste twee vlakken (10) (12) die aldus, in dwarsdoorsnede een V-vormige groef (37) vormt, en waarbij een vang vlak (10) wordt gekenmerkt door een hellingshoek (δ) relatief gerelateerd aan het zijvlak (32), bij
BE2018/0141 voorkeur langs de middenlijnlengte van de groef, waarbij de kruising van genoemd vang oppervlak (10) met de laterale zijvlak (32) van de roller een relatieve snijrand (11) langs de groeflengte creëert, waardoor de relatieve scherpe rand (11) radiaal mee beweegt met de draairichting (9) van de roller.
De afgeronde bodem van het fictieve snijpunt van het vang vlak (11) met het voorloopvlak (12) vormt de onderkant van de V-vormige groefdiepte. De diepte van die kanaalgroef(Dg) kan gaandeweg de groeflengte variëren, glad machinaal bewerkt inde zijkanten van de roller ( 32) vanaf het begin in de buurt van de genoemde buitendiameter (30) van de genoemde roller naar de buurt van genoemde inwendige binnen boring (31) van het roller element.
De bewerkingsstap produceert rechtlijnig gevormde holten met kenmerkend smeermiddel vangende eigenschappen, genoemde holten (34a-b), die de kanaalgroeven (34) vormen, waarbij genoemde groefdoorsnede wordt gekenmerkt door een bewerkingsstap die een, in dwarsdoorsnede, een voorwaarts gekanteld U-vormig smeermiddel opvanggroef (38) vormt, met bij voorkeur drie vlakken, waarbij een smeermiddel vangvlak (10) wordt gekenmerkt door een hellingshoek (δ) relatief gerelateerd aan het zijvlak (32), die uitstrekt langs de hartlijn van de groef, een rechte of gekromde bodem vlak (13) en een voorloopvlak (12) bij voorkeur parallel aan het vangvlak (10). Het bodemvlak (13) ligt op een axiale diepte gerelateerd aan de zijvlakken (32) van de roller. De diepte van de groef kan variëren langsheen de groeflengte. De kruising van het genoemde vangvlak (10) met het transversaal zijvlak (32) creëert een relatieve snijrand (11) die radiaal mee beweegt met de draairichting (9) van de roller.
Bij voorkeur wordt de baan van de middellijn van de groeven (34) machinaal recht (34a) bewerkt, of gebogen met een kromming (34b) of machinaal bewerkt in een epicycloïde vorm (niet getoond). Volgens niet getoonde uitvoeringsmethoden kan de bewerkingsstap worden uitgevoerd met andere gereedschappen dan een frees.
Wanneer het mechanische systeem (1 )in gebruik is, wordt dankzij de vinding, de genoemde hellingshoek (a) van de kanaalvormige groeven (34 )(35), en de positie op de transversale zijvlakken in het roller element, de genoemde helling (δ ) van de het vangvlak van de groef, dat radiaal in dezelfde draairichting ( 9) meebeweegt, geeft aan de kanaalvormige groeven(34) en het roller element (3) centripetale pompeigenschappen, omdat het smeermiddel dat wordt verschaft door boringen of voedingsgaten (26, 27) en die rondom het raakvlakken gebied van het stoter huis en roller rond spat, wordt door het vangvlak (lO)opgevangen en in de groef (34)vastgehouden en, door centripetale krachten, richting de raakvlakken roller pin, de glijlager (41) gekanaliseerd waardoor het glijlager van smeermiddel voorzien wordt.
Dankzij een verder aspect van de vinding, dat voordelig maar niet verplicht is, kan smeermiddel direct in het glijlager (41) worden verschaft. Voor dat doel kan de kanaalvormige groef (34) een boring (35) bevatten, de functie van de geopenbaarde boring (35), getoond in Fig. 1,2,6,9,10
BE2018/0141 die zich in de kanaalvormige groef (34) bevindt, is om rechtstreeks smeermiddel te verschaffen aan de binnen boring (31) van het roller element (3) tevens deel uitmakend van de glijlager (41).De boring (31) initieert in de kanaalvormige groef (34), de hartlijnbaan van de boring heeft een driedimensionale inclinatie, en mondt uit in de binnenste cilindrische boring (31) van de roller, aldus de glijlager (41) van de raakvlakken van de roller (3) pen (4). De inclinatie centerlijn van de boring is zodanig dat het de centripetale krachten op smeermiddel versterkt om het glijlager gebied (41) te smeren via de genoemde boringen.
De vinding omvat een bewerkingsstap op het buitenste cilindrische oppervlak (40) van het pen element (4).
Volgens een verder aspect van de vinding wordt het pen element (4) van de genoemde nokvolgereenheid (1) gekenmerkt door ten minste één gedeeltelijk machinaal bewerkt gebied (43,44) op de buitendiameter van het cilindrische penoppervlak (40), getoond op Fig. 11,12,13. Het bewerkte gedeelte creëert een licht afgeplat gebied, een uitsparing op de buiten oppervlak van de pen. Deze uitsparing op genoemde pen (4), samengesteld met genoemde roller (3) in de nokvolgereenheid (1), creëert een holte (42) in de glijlager raakvlakken Fig. 3,4,5.
De vinding omvat een machinale bewerkingsstap op het buitenste cilindrische oppervlak (40) van het pen element (4) gekenmerkt door een gekromd oppervlak in penoppervlak die kan worden verkregen door een bewerking vanuit een centerlijn ( Δ x ) buiten de centerlijn (XI) van het pen element. Een bewerkingsstap zoals frezen, draaien, slijpen of andere.
In de uitvoeringsvorm van figuur 11,12 wordt het bewerkte gekromde vlak in de pen (43b) gevormd door een uit het midden ( Δ x ) bewerkingsstap, waarbij de bewerkingsradius (r401)> groter is dan de feitelijke penradius (r40), waarbij de middellijn (X2) van (r401) zich onder de (Xl)-middellijn van de pen bevindt. De lengte (44) van het genoemde vlak (43)is bij voorkeur gerelateerd met de breedte van de roller (3).
In de uitvoeringsvorm van figuur 13, kan als alternatief, en bij voorkeur, het genoemde specifieke vlak (43a) in het cilindrische buitenoppervlak (40) van de pen als een relatief plat vlak worden bewerkt.
Wanneer de bovengenoemde uitvoeringsvormen het stoter huis (2), het roller element (3) en het pen element (4) samengesteld zijn in een mechanisch systeem om te functioneren als een nokvolgereenheid (1), dan creëert het genoemde bewerkte vlak (43) op het buitenoppervlak van de pen (40)een gekarakteriseerde holte (42) in het glijlager (41) Fig. (3,4,5)De holte ligt tussen en langsheen de roller (3) en pen vlak( 43).
De uitvoeringsvorm nokvolgereenheid (1) met holte (41) is belangrijk omdat, als de nokvolgereenheid (1) in dienst is, de mogelijk gecreëerd is deze holte te vullen met een smeermiddel middels de
BE2018/0141 uitgevonden kanaalgroeven (34,34a, 34b) en middels de centripetale pompkarakteristieken van het genoemde roller element (3).
Zoals hierboven uitgelegd, wanneer het systeem (1) in bedrijf is, wordt rondspattend smeermiddel gevangen in de kanaalgroeven (34) dit mede door het smeermiddel vangvlak (10), dat in hetzelfde richting radiaal meedraait (9) als de roller, het smeermiddel dat in de kanaalgroeven (34) gevangen is, wordt door middel van centripetale krachten, langs en in de groeven (34) naar de rand (36) van de genoemde roller pen raakvlakken gevoerd en in de genoemde machinaal gemaakte holte (42) gepompt. De holte (42) die zich langs het glijlager uitstrekt kan worden gevuld met smeermiddel, smeermiddel wordt door de draaiende roller in een film in het glijlager oppervlak meegenomen waardoor de wrijving in het glijlager vermindert en wrijvingswarmte wordt afgevoerd.
In de uitvoeringsvormen van fig. 1 2 3 4 5 is de positie en locatie van de pen (4) met het afgeplatte vlak (43) en specifieke holte (42) in het nokvolger systeem geborgd en gekenmerkt door de locatie waarbij, tijdens het in bedrijf zijn, er de laagste oppervlaktedruk uitgeoefend wordt vanuit de raakvlakken van roller(3) nok (5) dynamica naar roller (3) de pen (4) glijlager (41) raakvlakken. Dit om een soepele smeermiddelfilm opbouw vanuit uit de holte (42) in het glijlager (41) tijdens bedrijf te vergemakkelijken. Deze locatie van holte( 42), getoond in fig.3, is gerelateerd aan de( Y)-as en ligt boven de (Xl)-as, gericht naar het centrale stoterhuis gedeelte (21).AIdus de pen (4) wordt gepositioneerd en vastgehouden in de boringen (17)(18) van de zijflenzen (23)(24) van het stoterhuis (2). De methode om de pen in het stoterhuis te monteren en fixeren maakt geen deel uit van de vinding.
Volgens een bijkomende uitvoeringsvorm van de vinding dat voordelig maar niet verplicht is, wordt
Fig. 4,5 het centrale gedeelte (21) van stoter huis (2) gekenmerkt door typische holten (25) (25a)(25b) die aangebracht zijn om smeermiddel toegevoerd uit boringen (26,27) op te vangen en te verzamelen, het vergemakkelijkt en zorgt voor een constantere toestromen van het smeermiddel uit deze holte (25) naar de bovenzijde (39) van de genoemde kanaalvormige groeven (34) in het genoemde roller element (3). Als hierboven aangegeven, de holten (25)bevinden zich in het centrale gedeelte (21) stoterhuis element (2), meer specifiek rond de middellijn in doorsnede (lil ) en in de binnenzijde van de binnenste zijvlakken (28,29) van de twee zijflenzen (23,24), en waar deze twee genoemde binnenste vlakken (28)(29) van het stoter lager gedeelte (20) naar het centrale stoter gedeelte (21) van het stoterhuis (2) overgaan.
Volgens een verder aspect van de vinding wordt de genoemde holte (25) verkregen door smeden, gieten of een machinale bewerkingsstap.
Volgens een andere uitvoeringsvorm van de vinding dat voordelig is, maar niet verplicht, kan de genoemde nokvolgereenheid voorzien zijn van een dwars stroom smeersysteem door het glijlager, meer specifieke wordt dan smeermiddel gepompt doorheen de genoemde gecreëerde holte (42), smeermiddel wordt vanaf één zijvlak van de roller (32) doorheen de ruimte (42) in glijlager (41) en
BE2018/0141 naar de andere zijde van het zijvlak van de roller (33) gestuwd. Hiertoe dient slechts één vlak aan de zijkant (32) van het genoemde roller element (3) uitgerust te zijn met de genoemde hierboven geopenbaarde kanaalvormige groeven (34).

Claims (8)

  1. Conclusies.
    BE2018/0141
    Conclusie 1. Een mechanisch systeem (1) die een nokvolgereenheid (1) vormt, toegepast bij motoren met hogedruk brandstof inspuitsystemen, tenminste omvattende een stoterhuis (2), een roller element (3), een draagpen (4), waarbij het roller element (3) draaibaar gecentreerd wordt op de draagpen (4) op een centrale as (XI) in het stoterhuis (2) van het mechanisch systeem (1), waarbij het roller element bestaande uit een buitenste cilindrisch oppervlak (30) aangepast om over een nok (5) te rollen; een binnenste cilindrische boring (31) aangepast om een pen (4) te ontvangen die behoort tot het mechanische systeem (1), waarbij twee zijvlakken (32)(33) van het roller element zich radiaal uitstrekken naar de centrale as (XI), waarbij ten minste één van de zijvlakken (32)(33) van het rollerelement (3) gekenmerkt is door smeermiddel vangende en centripetale geleidende eigenschappen, door het aanbrengen van ten minste één, kanaalvormige groef(34) van ten minste 1.3 mm3inhoud »waarbij de genoemde kanaalvormige groef tangentieel gepositioneerd is in relatie met centrale as (XI) en onder een hellingshoek (a) > 0° met betrekking tot de centrale as (Y), waarbij de genoemde kanaalvormige groef in relatie met centrale as (XI) tangentieel in de draairichting gericht is en om de centrale (XI) as draait, waarbij het relatieve begin (39) van de kanaalvormige groef radiaal naar voor is gericht en integraal deel uitmaakt en meedraait met het roller element (3) in de door een nok (5) opgedrongen draairichting (9), waarbij de top of begin (39) van de genoemde kanaalvormige groef bij voorkeur, maar niet noodzakelijk, iets onder de buitendiameter (30) van het rollichaam (3) begint terwijl het relatieve uiteinde van de genoemde groef (34) radiaal naar achter leunt en uitmondt in de buurt van de cilindrische boring ( 31) van het roller element (3), waarbij de dwarsdoorsnede van de bij voorkeur machinaal aangebrachte kanaalvormige groef (34) ten minste een schuin vlak heeft (10) gepositioneerd en gekanteld onder hellingshoek (δ) <90° relatief gerelateerd aan het zijvlak (32) van het roller element een smeermiddel vang vlak (10) vormt, waarbij de intersectie van genoemd vang vlak (10) met de laterale zijvlak (32) van de roller een relatieve snijrand (11) langs de groeflengte creëert en de groeivorm (34) (34a)(34b) bepaald, waardoor de relatieve scherpe rand (11) integraal meedraait met de draairichting (9) van de roller, waarbij de diepte (Dg) en breedte van de kanaalvormige groef gaandeweg de groeflengte kan variëren, waarbij door de groeivorm (34) en de positie van de groei in de zijvlak van de roller een smeermiddel vang - en centripetale geleiding karakteristiek bekomt, waarbij smeermiddel naar de pen (4) en glijlager van het mechanisch systeem (1) geleidt wordt.
    Conclusie
  2. 2 Een mechanisch systeem (1) volgens voorgaande conclusie, waarbij alle zijvlakken van het roller element (3) gekenmerkt zijn door meervoudige aangebrachte kanaal vormige groeven (34) met smeermiddel vangende en centripetale geleiding eigenschappen bezitten.
    Conclusie
  3. 3. Een mechanisch systeem (1) in combinatie met alle voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de kanaalvormige groef op een van de zijvlakken van het roller element vormt, onder een negatieve hellingshoek (a) < 0° met betrekking tot de centrale as (Yl), en in relatie met centrale as (XI) tegengesteld in de draairichting (9) tangentieel achterwaarts is gericht en om de centrale (XI) as draait,
    BE2018/0141 waarbij de relatieve buitenzijde (39) van de kanaalvormige groef radiaal naar achter is gericht, waardoor de kanaalvormige groef centrifugale eigenschappen bekomt.
    Conclusie
  4. 4. Een mechanisch systeem (1) volgens alle voorgaande conclusie, waarbij de bij voorkeur machinaal gevormde holte in de zijvlak van het roller element die een kanaalvormige groef (34, 34a, 34b) vormt, gekenmerkt is metten minste een boring (35) die begint in de genoemde groef en die uitmondt in de cilindrische boring (17) van het roller element (3), waarbij dit het glijlager grensvlak (41) is. Conclusie
  5. 5. Een mechanisch systeem (1) volgens alle voorgaande conclusies waarbij het cilindrische buitenoppervlak (40) van het pen element (4) gekenmerkt is met ten minste één machinaal, relatief recht, aangebracht vlak (43a) in het cilindrisch buitenoppervlak (40) van de pen (4) .waarbij het aangebrachte vlak zich proportioneel uitstrekt langs de penlengte (44), waarbij er in het mechanisch systeem of de nokvolgereenheid een ruimte ontstaat (42) tussen de binnenste cilindrische boring (31) van het roller element en het vlak (43a) van de pen (4),waarbij de ruimte met smeermiddel gevuld kan worden. Conclusie
  6. 6. Een mechanisch systeem (1) volgens alle voorgaande conclusies waarbij het buitenste cilindrische oppervlak (40) van het pen element (4) gekenmerkt is met ten minste één machinaal bewerkt gebied die een gebogen vlak (43b) genereert in het cilindrisch oppervlak van de pen, waarbij de bewerking zich proportioneel uitstrekt langs de pen lengte, waarbij het gebogen vlak (43b) verkregen wordt door een machinale bewerking waarvan centerlijn (X2) van de kromming (Δχ) buiten centerlijn (XI) ligt .waarbij straal R401 met centerlijn (XI) > dan de straal van de pen (R40), waarbij er in de nokvolgereenheid een ruimte ontstaat (42) tussen de binnenste cilindrische boring (31) van het roller element en het vlak (43b) van de pen (4),waarbij de ruimte met smeermiddel gevuld kan worden.
    Conclusie
  7. 7. Een mechanisch systeem (1) volgens alle voorgaande conclusies, waarbij de locatie van de ruimte(42) en de positie van het machinaal afgevlakte gebied (43) van het pen element (4) vastgehouden in de twee zijflenzen het stoter huis (1) wordt gekenmerkt door de locatie en positie waarbij er een optimale hydrodynamische smering opgebouwd wordt, waarbij de laagste statische en dynamische oppervlaktedrukken in het glijlager plaatsvindt uitgevoerd wordtdoorde mechanische en dynamische interacties in de raakvlakken van nokkenas (5) roller (3) pen (5) tijdens werking van het mechanisch systeem (1), waardoor het afgevlakte gebied (43) in de pen en de ruimte (42) gepositioneerd is naar het centrale gedeelte van het stoterlichaam.
    Conclusie
  8. 8. Een mechanisch systeem (1) volgens alle voorgaande conclusies waarbij het stoter huis (2) wordt gekenmerkt door ten minste één aangebrachte holte (25) gelegen in de vlakken aan de binnen zijde (28,29) van de twee zijflenzen (23,24) bij de overgang van het stoter huis lager deel (20) naar het centrale gedeelte (21) van het stoter huis (2) waarbij genoemde holte (25) wordt verkregen door smeden, gieten of een machinale bewerkingsstap.
BE20180141A 2018-11-20 2018-11-20 Methode voor het verminderen van de wrijvingsweerstand in een glijlager van een nokvolgereenheid toegepast in een hogedrukinjectiebrandstofpomp bij motoren BE1026461B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20180141A BE1026461B1 (nl) 2018-11-20 2018-11-20 Methode voor het verminderen van de wrijvingsweerstand in een glijlager van een nokvolgereenheid toegepast in een hogedrukinjectiebrandstofpomp bij motoren

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20180141A BE1026461B1 (nl) 2018-11-20 2018-11-20 Methode voor het verminderen van de wrijvingsweerstand in een glijlager van een nokvolgereenheid toegepast in een hogedrukinjectiebrandstofpomp bij motoren

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1026461B1 true BE1026461B1 (nl) 2020-02-03

Family

ID=65013394

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20180141A BE1026461B1 (nl) 2018-11-20 2018-11-20 Methode voor het verminderen van de wrijvingsweerstand in een glijlager van een nokvolgereenheid toegepast in een hogedrukinjectiebrandstofpomp bij motoren

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1026461B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102012223413A1 (de) * 2012-12-17 2014-06-18 Robert Bosch Gmbh Rollenstößel für eine Pumpe, insbesondere Kraftstoffhochdruckpumpe, und Pumpe mit Rollenstößel
EP2944800A1 (en) * 2014-05-13 2015-11-18 Aktiebolaget SKF Method for manufacturing a roller, adapted to equip a mechanical system forming a cam follower or a rocker arm
DE102016218909A1 (de) * 2016-09-29 2018-03-29 Robert Bosch Gmbh Rollenstößel für eine Kolbenpumpe, Kolbenpumpe

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102012223413A1 (de) * 2012-12-17 2014-06-18 Robert Bosch Gmbh Rollenstößel für eine Pumpe, insbesondere Kraftstoffhochdruckpumpe, und Pumpe mit Rollenstößel
EP2944800A1 (en) * 2014-05-13 2015-11-18 Aktiebolaget SKF Method for manufacturing a roller, adapted to equip a mechanical system forming a cam follower or a rocker arm
DE102016218909A1 (de) * 2016-09-29 2018-03-29 Robert Bosch Gmbh Rollenstößel für eine Kolbenpumpe, Kolbenpumpe

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP2454498B1 (en) Bearing shell segment for internal combustion engines of vehicles
EP2703663B1 (en) Connecting rod bearing
KR20190055190A (ko) 피스톤 펌프용 롤러 태핏, 피스톤 펌프
CN110529491B (zh) 半分割轴承以及滑动轴承
CN112576612B (zh) 半分割轴承以及滑动轴承
CN107709711B (zh) 用于活塞泵的滚子挺杆、活塞泵
CN105090406B (zh) 适于装备形成凸轮或摇臂的机械系统的制造辊子的方法
US5404845A (en) Valve mechanism for an internal-combustion engine
BE1026461B1 (nl) Methode voor het verminderen van de wrijvingsweerstand in een glijlager van een nokvolgereenheid toegepast in een hogedrukinjectiebrandstofpomp bij motoren
JP2017096396A (ja) 半割軸受
US20190249711A1 (en) Main bearing for crankshaft of internal combustion engine
GB2442969A (en) Friction bearing
KR20190046668A (ko) 내연기관의 크랭크축용 주베어링
US20150218982A1 (en) Rocker arm assembly
KR102082853B1 (ko) 내연기관의 크랭크축용 커넥팅 로드 베어링
KR102449029B1 (ko) 하프 베어링 및 슬라이딩 베어링
JPH0626447A (ja) 油圧ポンプ・モータ
RU2747787C2 (ru) Смазка задней поверхности кулачков за счет рекуперации масла
CN114630961A (zh) 用于活塞泵的滚子挺杆、活塞泵
KR20070072427A (ko) 베어링
CN214035817U (zh) 一种摇臂及摇臂总成
KR20160026979A (ko) 조절 가능 캠샤프트
US11761475B2 (en) Half bearing and sliding bearing
JP3506049B2 (ja) 動弁装置
JP2000104508A (ja) ロッカアーム

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20200203

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20201130