BE1026320B1

BE1026320B1 - Kaakverplaatsingssysteem en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijk systeem voor de behandeling van slaapapneu en/of snurken.

Info

Publication number: BE1026320B1
Application number: BE20180069A
Authority: BE
Inventors: Clerck Hugo De
Original assignee: Tita Link B V B A
Priority date: 2018-05-30
Filing date: 2018-05-30
Publication date: 2020-01-13
Also published as: CN112469372A; WO2019229724A1; JP2021526439A; BE1026320A1; US20210205119A1; EP3801412A1; BR112020024392A2; CN112469372B

Abstract

De uitvinding betreft een kaakverplaatsingssysteem voor de behandeling van slaapapneu en/of snurken en een werkwijze voor het vervaardigen van dit systeem. Volgens de uitvinding worden op de boven- en onderkaak (4,5) van een patiënt botankers (1,2) voorzien waartussen een losneembare kaakveiplaatser (13) wordt gemonteerd.

Description

Kaakverplaatsingssysteem en werkwijze voor het vervaardigen van een

DERGELIJK SYSTEEM VOOR DE BEHANDELING VAN SLAAPAPNEU ΕΝ/OF SNURKEN.

De uitvinding betreft een kaakverplaatsingssysteem voor de behandeling van slaapapneu en/of snurken. Dit systeem bevat een eerste en een tweede botanker, waarbij elk botanker een fixatieplaat heeft die is voorzien om het botanker aan het bot van een boven- of onderkaak te bevestigen. De fixatieplaat is hierbij verbonden met een verbindingselement dat uitgeeft op een monteerorgaan. Wanneer het botanker aan het bot van de boven- of onderkaak is bevestigd dient het verbindingselement zich doorheen het tandvlees te steken zodat het monteerorgaan zich in de mondholte bevindt.

Verder bevat dit kaakverplaatsingssysteem een kaakverplaatser met een stang en een stanggeleider. De stang vertoont een eerste uiteinde van de kaakverplaatser, terwijl de stanggeleider een daartegenoverliggend tweede uiteinde van de kaakverplaatser bevat. De stang is verplaatsbaar volgens de lengterichting van de stanggeleider en losneembaar ten opzichte van deze laatste voorzien.

Het kaakverplaatsingssysteem heeft verder koppelingsmiddelen die toelaten om elk van genoemde uiteinden van de kaakverplaatser losneembaar te verbinden met het monteerorgaan van respectievelijk het eerste of het tweede botanker.

Een van de mogelijke behandelingen van slaapapneu bestaat erin tijdens het slapen de onderkaak van een patiënt enigszins naar voor te verplaatsen ten opzichte van de bovenkaak. Volgens de stand van de techniek wordt dit, bijvoorbeeld, gedaan met behulp van uitneembare beugels die steunen op de tanden van de boven- en onderkaak. Dergelijke systemen worden bijvoorbeeld beschreven in de documenten US 2017/172785, WO 2010/087824, WO 2016/100577, WO 2017/095971 of WO 2017/106896. Deze systemen blijken echter als nadeel te hebben dat reeds na korte tijd de positie van de tanden op de kaak wijzigt ingevolge de continue druk die erop wordt uitgeoefend bij het dragen van de beugels.

BE2018/0069

In het document WO 2010/037195 getracht een oplossing te brengen voor dit nadeel door telkens een implantaat in de boven- en de onderkaak te voorzien, waarbij tussen deze implantaten een losneembare drukveer is bevestigd. Dit systeem blijkt echter geen voldoening gevende resultaten te geven. Ook is het moeilijk en onhandig voor ene patiënt om de drukveer los te maken en te verwijderen uit te mond en terug te plaatsen. Bovendien kan het gebruik van het systeem uit WO 2010/037195 ervoor zorgen dat een patiënt met de mond open slaapt wat de intensiteit van het snurken doet toenemen.

Het document US 2006/172251 beschrijft een gelijkaardig kaakverplaatsingssysteem dat wordt aangewend in orthodontische toepassingen, maar dat echter een drukveer bevat die met schroeven wordt bevestigd aan implantaten en aldus niet geschikt is om eenvoudig door een patiënt zelf gemonteerd of verwijderd te worden.

De uitvinding wil aan deze nadelen verhelpen door een kaakverplaatsingssysteem voor de behandeling van slaapapneu en/of snurken voor te stellen met een kaakverplaatser die op een heel eenvoudige manier door een patiënt uit zijn mond kan verwijderd worden of er terug in kan worden gemonteerd. Het gebruik van de uitvinding beïnvloed nagenoeg niet de positie van de tanden en verminderd in grote mate het voorkomen van slaapapneu en/of snurken.

Aldus betreft de uitvinding een systeem voor het voorkomen van slaapapneu waarbij een kaakverplaatser door de patiënt op een eenvoudige en snelle manier in de mond kan gemonteerd worden bij het slapengaan, terwijl deze kaakverplaatser overdag heel gemakkelijk kan verwijderd worden uit de mond. Hierbij laat het systeem, volgens de uitvinding, toe dat de mond volledig geopend wordt zonder dat onderdelen van de kaakverplaatser ongewild loskomen en mogelijk zouden worden ingeslikt, bijvoorbeeld, tijdens de slaap.

Tot dit doel, bevatten genoemde koppelingsmiddelen een haak en oog waarbij de haak losneembaar in het oog kan bevestigd worden.

Doelmatig, bevat genoemde stanggeleider een veerelement zodat de stanggeleider volgens de lengterichting ervan vervormbaar is tussen een samengedrukte toestand en een verlengde toestand.

BE2018/0069

Genoemd veerelement wordt, bijvoorbeeld, door een cilindrische schroefveer gevormd.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van het systeem volgens de uitvinding, bevat genoemde stanggeleider een buis met een eerste buisuiteinde en een tweede buisuiteinde, waarbij genoemde koppelingsmiddelen, bij voorkeur genoemd oog, zijn voorzien aan het eerste buisuiteinde, terwijl het veerelement zich in niet samengedrukte toestand langs de buis tot minstens aan het tweede buisuiteinde uitstrekt, waarbij het veerelement dient samen te werken met genoemde stang, wanneer het kaakverplaatsingssysteem in de mondholte is gemonteerd, teneinde op deze stang een drukkracht uit te oefenen volgens de lengterichting van de stanggeleider

Volgens een interessante uitvoeringsvorm van het kaakverplaatsingssysteem, volgens de uitvinding, wordt genoemde buis gevormd door een telescopische buis met vrij ten opzichte van elkaar verschuifbare delen, welke delen verplaatsbaar zijn tussen een in elkaar geschoven positie en een verlengde positie, waarbij genoemd veerelement een drukkracht op deze delen uitoefent volgens genoemde lengterichting teneinde deze in genoemde verlengde positie te brengen.

Op een voordelige wijze, zijn tegenover elkaar liggende uiteinden van genoemd veerelement verbonden met respectievelijk genoemd eerste en genoemd tweede buisuiteinde.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm, is genoemd veerelement, bij voorkeur, coaxiaal met genoemde buis, terwijl genoemde buis zich minstens gedeeltelijk in genoemd veerelement uitstrekt.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een kaakverplaatsingssysteem voor de behandeling van slaapapneu en/of snurken door het naar voor, in ventrale richting, verplaatsen van de onderkaak ten opzichte van de bovenkaak.

Volgens deze werkwijze wordt een eerste en een tweede botanker voorzien, waarbij elk botanker een fixatieplaat bevat die toelaat om het botanker aan het bot van een boven- of onderkaak te bevestigen. De fixatieplaat is verbonden met een verbindingselement dat uitgeeft op een monteerorgaan. Het

BE2018/0069 verbindingselement dient zich doorheen tandvlees te steken wanneer het botanker aan genoemd bot is bevestigd zodat het monteerorgaan zich in de mondholte bevindt.

Bij het vervaardigen van het kaakverplaatsingssysteem wendt men verder een kaakverplaatser met een eerste en een tweede uiteinde aan, waarbij deze kaakverplaatser een stang bevat dat genoemd eerste uiteinde vertoont en een stanggeleider voorzien van genoemd tweede uiteinde. De stang wordt verplaatsbaar volgens de lengterichting van de stanggeleider en losneembaar ten opzichte van deze laatste gemonteerd.

Men rust de stanggeleider uit met een veerelement rust zodat de stanggeleider volgens de lengterichting ervan vervormbaar is tussen een samengedrukte toestand en een verlengde toestand.

Verder worden koppelingsmiddelen voorzien die toelaten om elk van genoemde uiteinden van de kaakverplaatser losneembaar te verbinden met het monteerorgaan van respectievelijk het eerste botanker of het tweede botanker, waarbij de koppelingsmiddelen een haak en oog bevatten zodat de haak losneembaar in het oog kan bevestigd worden.

Deze werkwijze heeft als kenmerk men de positie van het monteerorgaan van het eerste en van, respectievelijk, het tweede botanker ten opzichte van de bijhorende fixatieplaat zodanig kiest dat, rekening houdend met de afmetingen en geometrie van de onder- en bovenkaak, een verbindingslijn tussen de koppelingsmiddelen van genoemde uiteinden van de kaakverplaatser, in het bijzonder een verbindingslijn tussen steunpunten tussen de haak en het oog van de respectievelijke koppelingsmiddelen, zich uitstrekt aan de zijde van de onderkaak onder het rotatiepunt van de onderkaak ten opzichte van de bovenkaak wanneer beide botankers aan de respectievelijke kaak zijn bevestigd en de kaken in een gesloten positie tegen elkaar zijn geplaatst.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze, volgens de uitvinding, wordt de lengte van de stang vermeerderd met de lengte van de stanggeleider in genoemde verlengde toestand groter gekozen dan de afstand tussen genoemde monteerelementen van het eerste en het tweede botanker wanneer deze aan de respectievelijke kaak zouden zijn bevestigd en de kaken zich

BE2018/0069 in een wijd open positie bevinden, terwijl de lengte van de stang vermeerderd met lengte van de stanggeleider wanneer deze zich in samengedrukte toestand bevindt kleiner is dan genoemde afstand.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze, volgens de uitvinding, genereert men een model van de bovenkaak en van de onderkaak, waarbij men genoemd eerste botanker ontwerpt met een fixatieplaat die passend aansluitbaar is op een geselecteerd deel van de bovenkaak en men genoemd tweede botanker ontwerpt waarvan de fixatieplaat passend aansluitbaar is op een geselecteerd deel van de onderkaak.

Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van enkele specifieke uitvoeringsvormen van het kaakverplaatsingssysteem en de werkwijze om dit te vervaardigen, volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de draagwijdte niet van de gevorderde bescherming; de hierna gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.

Figuur 1 is een schematisch zijaanzicht van een schedel voorzien van een kaakverplaatsingssysteem, volgens de uitvinding, wanneer de kaken zich in een gesloten positie bevinden.

Figuur 2 is een schematisch zijaanzicht van de schedel het kaakverplaatsingssysteem uit figuur 1 wanneer de kaken zich in een open positie bevinden.

Figuur 3 is een schematische voorstelling van een botanker van het kaakverplaatsingssysteem, volgens de uitvinding.

Figuur 4 is een schematische langsdoorsnede van een kaakverplaatser, volgens een interessante uitvoeringsvorm van de uitvinding, met een stanggeleider in verlengde toestand.

Figuur 5 is een schematische langsdoorsnede van de kaakverplaatser uit figuur 4, waarbij de stanggeleider zich in een tussenpositie bevindt tussen een samengedrukte en een verlengde toestand.

BE2018/0069

Figuur 6 is een schematische langsdoorsnede van de kaakverplaatser uit de figuren 4 en 5, waarbij de stanggeleider zich in een samengedrukte toestand bevindt.

Figuur 7 is een schematische langsdoorsnede van de kaakverplaatser uit de figuren 4 tot 6, waarbij de stanggeleider zich in een samengedrukte toestand bevindt en de stang uit de stanggeleider is verwijderd.

Figuur 8 is een is een schematische langsdoorsnede van een kaakverplaatser, volgens een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 9 is een is een schematische langsdoorsnede van een kaakverplaatser, volgens een variante uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 10 is een schematische voorstelling van een botanker van het kaakverplaatsingssysteem, volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.

In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde of analoge elementen.

De uitvinding betreft in het algemeen een kaakverplaatsingssysteem dat in het bijzonder interessant is voor het behandelen van slaapapneu. Met behulp van dit systeem wordt de onderkaak van een patiënt tijdens het slapen enigszins naar voor verplaatst ten opzichte van de bovenkaak zodanig dat slaapapneu wordt verholpen of minstens de frequentie van het voorkomen ervan aanzienlijk verminderd. Daarenboven blijkt dit systeem eveneens ervoor te dat het snurken tijdens het slapen minstens vermindert.

Bestaande systemen voor het behandelen van slaapapneu zijn vrij complex of omslachtig om toe te passen. Daarenboven zorgen veel systemen, waarbij een druk op de tanden wordt uitgeoefend aanleiding te geven tot ongewenste verplaatsing van de tanden na korte tijd.

Het systeem volgens de uitvinding laat niet alleen toe om op een doeltreffende manier slaapapneu te behandelen zonder een invloed uit te oefenen op de tanden, maar is eveneens heel gebruiksvriendelijke doordat het op een eenvoudige manier door een patiënt in de mond kan geplaatst worden voor het slapengaan en het vlot kan verwijderd worden na het ontwaken. Daarenboven is het risico dat onderdelen onbedoeld los komen tijdens het slapen nagenoeg

BE2018/0069 onbestaand. Wanneer dergelijk onderdelen zouden loskomen bestaat immers het kans dat deze worden ingeslikt of in de luchtwegen terecht komen.

In figuur 1 is schematisch een kaakverplaatsingssysteem, volgens de uitvinding, voorgesteld wanneer dit op de kaken van een patiënt is bevestigd.

Dit kaakverplaatsingssysteem bevat een eerste botanker 1 en een tweede botanker 2. Elk botanker is voorzien van een fixatieplaat 3 die toelaat om het botanker 1 of 2 aan het bot van een bovenkaak 4 of van een onderkaak 5 te bevestigen met schroeven 11 die zich dienen uit te strekken doorheen uitsparingen in de fixatieplaat 3. De fixatieplaat 3 sluit aan op een verbindingselement 6 dat uitgeeft op een monteerorgaan 7. In figuur 3 is schematisch een botanker 2 voorgesteld.

Het verbindingselement 6 dient doorheen tandvlees dient te steken wanneer het botanker 1 of 2 aan genoemd bot is bevestigd zodat het monteerorgaan 7 zich in de mondholte uitstrekt. Hierbij wordt het verbindingselement 6 bij voorkeur gevormd door een gebogen, relatief stijf, staalje met een cirkelvormige dwarsdoorsnede.

Het monteerorgaan 7 wordt gevormd door een cilindervormig orgaan waarvan de as zich in het verlengde van het uiteinde van het verbindingselement 6 uitstrekt terwijl dwars op deze as een boring 8 is voorzien doorheen het monteerorgaan Ί. Verder strekt zich volgens de asrichting van het monteerorgaan 7 een fixeerschroef 9 uit die uitgeeft in genoemde boring 8. Aldus laat deze fixeerschroef 9 toe om een haak 10, waarvan een uiteinde zich doorheen de boring 8 uitstrekt, te bevestigen aan het monteerorgaan 7.

Verder bevat het kaakverplaatsingssysteem een kaakverplaatser met een eerste uiteinde 14 en een tweede uiteinde. Deze kaakverplaatser 13 bevat een stang 16 dat dit eerste uiteinde 14 vertoont en een stanggeleider 17 voorzien van het tweede uiteinde 15. De stang 16 is verplaatsbaar volgens de lengterichting van de stanggeleider 17 en is losneembaar ten opzichte van deze laatste gemonteerd.

Teneinde de kaakverplaatser 13 met het eerste en het tweede uiteinde 14 en 15 aan de monteerorganen 8 van de botankers 2 en 3 te bevestigen

BE2018/0069 zijn koppelingsmiddelen voorzien. Deze koppelingsmiddelen laten, meer bepaald, toe om elk van genoemde uiteinden 14 en 15 van de kaakverplaatser 13 losneembaar te verbinden met het monteerorgaan 8 van respectievelijk het eerste of het tweede botanker 1 en 2.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, bevatten elk van deze koppelingsmiddelen een haak 10 en een oog 18. Hierbij kan de haak 10 losneembaar in het oog 18 inhaken teneinde deze aan elkaar te bevestigen.

In de figuren 4 tot 7 is de kaakverplaatser in meer detail weergegeven. Bij de voorgestelde uitvoeringsvorm van de kaakverplaatser 13 is elk van de uiteinden 14 en 15 voorzien van een oog 10 van de koppelingsmiddelen. Verder is aan het monteerorgaan 7 van elk van de botankers 1 en 2 een haak 10 bevestigd in de boring 8 teneinde toe te laten om de kaakverplaatser 13 met de ogen 18 aan de haken 10 van de botankers op een losneembare manier te bevestigen zoals hieronder zal worden beschreven.

Genoemde stanggeleider 17 vertoont een lengteas 19 volgens dewelke deze kan vervormd worden tussen een samengedrukte toestand en een verlengde toestand. Hiertoe bevat de stanggeleider 17 een veerelement 2 dat gevormd wordt door een cilindrische schroefveer.

Verder bevat de stanggeleider een buis 21 met een eerste buisuiteinde 22 en een tweede buisuiteinde 23. Een oog 18 van genoemde koppelingsmiddelen is vast met dit eerste buisuiteinde 22. Dit oog 18 is aldus vast met de stanggeleider 17 en vertoont een centrale as 24 die nagenoeg parallel is aan de lengterichting van de stanggeleider 17. De centrale as 24 strekt zich bijgevolg, in deze uitvoeringsvorm, evenwijdig aan de lengteas 19 uit.

Het veerelement 20, gevormd door genoemde cilindrische veer, strekt zich langs de buis 21 uit tussen beide uiteinden 22 en 23 ervan. In de uitvoeringsvorm van de kaakverplaatser 13, die is voorgesteld in de figuren 4 tot 7, wordt genoemde buis 21 gevormd door een telescopische buis met vrij ten opzichte van elkaar verschuifbare delen 21a en 21b. Deze delen 21a en 21b zijn verplaatsbaar tussen een in elkaar geschoven positie, zoals weergegeven in de figuren 6 en 7, en een verlengde positie zoals weergegeven in figuur 4.

BE2018/0069

Het veerelement 20 oefent een drukkracht uit op deze delen 21a en 21b volgens genoemde lengterichting zodat deze naar de verlengde positie worden verplaatst wanneer er geen tegendruk wordt uitgeoefend. Meer bepaald oefent het veerelement 20 een drukkracht uit tussen de uiteinden 22 en 23 van de telescopische buis 21 en is, bijvoorkeur, vast verbonden met deze uiteinden 22 en 23. Hierbij strekt de buis 21 zich in het veerelement 20 uit en zijn de buis 21 en het veerelement 20 coaxiaal.

Teneinde de kaakverplaatser 13 in de mondholte te monteren op daar voorziene botankers 1 en 2, wordt het oog 18, dat zich aan het uiteinde van de stang 16 bevindt, bevestigd aan de haak 10 die vast is met het eerste botanker

1. De stanggeleider 17 wordt met het overeenkomstige oog 18 bevestigd aan de haak van het tweede botanker 2. Vervolgens worden de kaken 4 en 5 naar een open positie gebracht, zoals weergegeven in figuur 2, en oefent men manueel een drukkracht uit op het vrije uiteinde 23 van de stanggeleider 17 volgens de lengterichting ervan zodat deze vervormt naar de samengedrukte toestand zoals is weergegeven in figuur 7. Teneinde de stang 16 in de stanggeleider 17 te schuiven, wordt deze met het vrije uiteinde, tegenoverliggend aan het oog 18 ervan, tegenover het uiteinde 23 geplaatst zoals is voorgesteld in figuur 7. Bij voorkeur zorgt men er hierbij voor dat de stanggeleider 17 en de stang 16 zich, minstens bij benadering, coaxiaal uitstrekken. Daarna laat men het veerelement 20 ontspannen zodat de buis 21 over de stang 16 schuift.

Bij het vervaardigen van kaakverplaatsingssysteem is werd ervoor gezorgd dat de lengte van de stang 16 vermeerderd met de lengte van de stanggeleider 17 in genoemde verlengde toestand groter is dan de afstand tussen haken 10 die vast zijn met de monteerelementen 7 van de botankers 1 en 2 wanneer deze aan de respectievelijke kaak 4 en 5 zijn bevestigd en de kaken 4 en 5 zich in een wijd open positie bevinden, terwijl de lengte van de stang 16 vermeerderd met lengte van de stanggeleider 17 wanneer deze zich in samengedrukte toestand bevindt kleiner is dan genoemde afstand.

Dit zorgt ervoor dat, wanneer de kaakverplaatser in de mondholte is gemonteerd, de stang 16 alleen van de stanggeleider 17 kan worden

BE2018/0069 verwijderd wanneer de stanggeleider manueel naar de samengedrukte toestand wordt verplaatst.

Wanneer de kaakverplaatser 13 in de mondholte is gemonteerd aan de botankers 1 en 2, zoals voorgesteld in de figuren 1 en 2, wordt bij het verplaatsen van de kaken naar een gesloten positie, de stang 16 geleidelijk verder in de buis 21 van de stanggeleider 17 geschoven.

De stang 16 is voorzien van een aanslagelement 25 dat bijvoorbeeld gevormd wordt door een ring die op een gekozen positie rond de stang 16 is geklemd, zoals voorgesteld in de figuren. Eventueel kan dit aanslagelement gevormd worden door een aanslagbuis met een lengte gekozen in functie van de geometrie en de afmetingen van de kaken 4 en 5. Deze aanslagbuis wordt dan over de stang 16 geschoven totdat deze steunt tegen een verdikking in de staaf die gevormd wordt door, bijvoorbeeld, genoemd oog 18.

Bij het sluiten van de kaken 4 en 5, verplaatst de stang 16 zich aldus in de stanggeleider 17 totdat het aanslagelement in contact komt met het veerelement 20 of het uiteinde 23 van genoemde buis 21, zoals is voorgesteld in figuur 5. Bij het verder sluiten van de kaken 4 en 5 wordt aldus een drukkracht uitgeoefend door het veerelement 20, zodat via de botankers 1 en 2 een drukkracht op de onderkaak 5 wordt uitgeoefend in ventrale richting. Afhankelijk van de drukkracht van de veer, zal de onderkaak 5 aldus in ventrale richting worden verplaatst ten opzichte van de bovenkaak 4.

Bij het verder sluiten van de kaken 4 en 5, wordt het veerelement 20 nagenoeg volledig samengedrukt zoals voorgesteld in figuur 6 en vormt de kaakverplaatser 13 aldus een nagenoeg volledig stijf element dat ervoor zorgt dat de onderkaak 5 in ventrale richting is verplaatst ten opzichte van de bovenkaak 4 wat ervoor zorgt dat de klachten van slaapapneu afnemen of verdwijnen bij het slapen.

Zij nog opgemerkt dat in bepaalde gevallen het niet vereist is dat het veerelement 20 volledig wordt samengedrukt wanneer de kaken in gesloten positie zijn. Zo kan het bijvoorbeeld volstaan om de stijfheid van het veerelement 20 zodanig te kiezen dat de onderkaak 5 reeds voldoende is verplaatst ten opzichte van de bovenkaak 4 bij een gedeeltelijke indrukking van het veerelement 20.

BE2018/0069

Verder zorgt het geleidelijk samendrukken van het veerelement 20 ervoor dat de vervorming van de kaakverplaatser 13 naar de samengedrukte toestand enigszins gedempt wordt zodat geen plotse belastingen ingrijpen op de kaken 4 en 5 of op onderdelen van het kaakverplaatsingssysteem.

Bij het vervaardigen van het kaakverplaatsingssysteem, kiest men de positie van het monteerorgaan 7 van het eerste botanker 1 en van, respectievelijk, het tweede botanker 2 ten opzichte van de bijhorende fixatieplaat 3 zodanig dat, wanneer beide botankers 1 en 2 aan de respectievelijke kaak 4 en 5 zouden zijn bevestigd, een verbindingslijn tussen de koppelingsmiddelen van de uiteinden 14 en 15 van de kaakverplaatser 13 zich uitstrekt aan de zijde van de onderkaak 5 onder het rotatiepunt 27 van de onderkaak 5 ten opzichte van de bovenkaak 4.

Genoemde verbindingslijn 26 verbindt, in het bijzonder, de steunpunten tussen de haak 10 en het oog 18 van elk van de respectievelijke koppelingsmiddelen wanneer de kaken 4 en 5 zich in gesloten positie bevinden. Aldus wordt vermeden dat door het veerelement 20 een kracht wordt uitgeoefend die de kaken vanuit de gesloten positie naar de open positie zou verplaatsen.

Deze verbindingslijn 26 kan op voldoende nauwkeurige wijze eveneens, bij benadering, gevormd worden door de lengteas 19 van de kaakverplaatser 13 wanneer de kaken in gesloten positie zijn.

Bij voorkeur wordt het kaakverplaatsingssysteem vervaardigd uitgaande van een fysisch of een digitaal model van de bovenkaak en van de onderkaak. Op basis van een dergelijk model dat aldus is gegenereerd, wordt het eerste botanker 1 ontworpen met een fixatieplaat 3 die passend aansluitbaar is op een geselecteerd deel van de bovenkaak 4 en wordt tweede botanker 2 ontworpen waarvan de fixatieplaat 3 passend aansluitbaar is op een geselecteerd deel van de onderkaak 5. Op basis van dit model kunnen aldus ook de lengte van de stang 16 of van de stanggeleider 17 gekozen worden in functie van de geometrische vorm en de afmetingen van de kaken 4 en 5.

Aan het monteerorgaan 7 van de botankers 1 en 2 wordt, bij voorkeur, een U-vormige haak 10 van de koppelingsmiddelen voorzien zodanig dat, wanneer het respectievelijk botanker 1 of 2 aan de kaak 4 of 5 is bevestigd,

BE2018/0069 deze haak 10 zich evenwijdig aan de tandenboog van de kaak 4 of 5 uitstrekt of, in het bijzonder, zich uitstrekt in een vlak dat tangentieel is aan deze tandenboog.

Een dergelijke keuze voor de oriëntatie van de haken 10 zorgt ervoor dat de kaakverplaatser eenvoudig in en uit de mondholte kan gemonteerd worden en dat de koppelmiddelen niet ongewild loskomen.

Hierbij wordt er, bij voorkeur, voor gezorgd dat de haak 10 zodanig wordt voorzien aan het monteerorgaan 7 dat de open zijde ervan zich naar de zijde van de betreffende kaak 4 of 5 uitstrekt, terwijl de gesloten zijde van de haak zich naar het occlusale vlak uitstrekt.

Verder worden in de figuren 8 en 9 alternatieve uitvoeringsvormen van de kaakverplaatser voorgesteld in een positie die overeenstemt met deze van de kaakverplaatser uit figuur 5.

Ook is het mogelijk dat de haak 10 van de koppelingsmiddelen geïntegreerd is met het monteerorgaan 7 zodat de haak 10 een geheel vormt met het botanker 1 of 2.

De uitvinding is natuurlijk niet beperkt tot de hierboven beschreven en in bijgaande figuren voorgestelde uitvoeringsvormen van het kaakverplaatsingssysteem of van de werkwijze. Binnen het raam van de uitvinding kunnen meerdere alternatieven overwogen worden.

Claims

Conclusies

1. Een kaakverplaatsingssysteem voor de behandeling van slaapapneu en/of snurken, met :

- een eerste en een tweede botanker (1,2), waarbij elk botanker (1,2) een fixatieplaat (3) bevat die is voorzien om het botanker (1,2) aan het bot van een boven- of onderkaak (4,5) te bevestigen, waarbij deze fixatieplaat (3) verbonden is met een verbindingselement (6) dat uitgeeft op een monteerorgaan (7) en waarbij het verbindingselement (6) doorheen tandvlees dient te steken wanneer het botanker (1,2) aan genoemd bot is bevestigd zodat het monteerorgaan (7) zich in de mondholte bevindt,

- een kaakverplaatser (13) met een eerste en een tweede uiteinde (14,15), die een stang (16) dat genoemd eerste uiteinde (14) vertoont en een stanggeleider (17) voorzien van genoemd tweede uiteinde (15) bevat, waarbij de stang (16) verplaatsbaar is volgens de lengterichting van de stanggeleider (17) en losneembaar is ten opzichte van deze laatste,

- koppelingsmiddelen die toelaten om elk van genoemde uiteinden van de kaakverplaatser (13) losneembaar te verbinden met het monteerorgaan (7) van respectievelijk het eerste of het tweede botanker (1,2), daardoor gekenmerkt dat de koppelingsmiddelen een haak (10) en oog (18) bevatten waarbij de haak (10) losneembaar in het oog (18) kan bevestigd worden en waarbij genoemd oog (18) vast is met genoemde stanggeleider (17) en een centrale as vertoont die nagenoeg parallel is aan de lengterichting van de stanggeleider, terwijl genoemde haak voorzien is aan het monteerorgaan van het respectievelijk botanker.
2. Kaakverplaatsingssysteem volgens conclusie 1, waarbij genoemd oog vast is met genoemd tweede uiteinde.
3. Kaakverplaatsingssysteem volgens conclusie 1 of 2, waarbij genoemde stanggeleider een veerelement bevat zodat de stanggeleider volgens de

BE2018/0069

14 lengterichting ervan vervormbaar is tussen een samengedrukte toestand en een verlengde toestand.
4. Kaakverplaatsingssysteem volgens conclusie 3, waarbij genoemd veerelement een cilindrische schroefveer omvat.
5. Kaakverplaatsingssysteem volgens conclusie 3 of 4, waarbij genoemde stanggeleider een buis bevat met een eerste buisuiteinde en een tweede buisuiteinde, waarbij genoemde koppelingsmiddelen, bij voorkeur genoemd oog, zijn voorzien aan het eerste buisuiteinde, terwijl het veerelement zich in niet samengedrukte toestand langs de buis tot minstens aan het tweede buisuiteinde uitstrekt, waarbij het veerelement dient samen te werken met genoemde stang, wanneer het kaakverplaatsingssysteem in de mondholte is gemonteerd, teneinde op deze stang een drukkracht uit te oefenen volgens de lengterichting van de stanggeleider.
6. Kaakverplaatsingssysteem volgens conclusie 5, waarbij genoemd veerelement coaxiaal is met genoemde buis.
7. Kaakverplaatsingssysteem volgens conclusie 5 of 6, waarbij genoemde buis zich minstens gedeeltelijk in genoemd veerelement uitstrekt.
8. Kaakverplaatsingssysteem volgens een van de conclusies 5 tot 7, waarbij genoemde buis gevormd wordt door een telescopische buis met vrij ten opzichte van elkaar verschuifbare delen, welke delen verplaatsbaar zijn tussen een in elkaar geschoven positie en een verlengde positie, waarbij genoemd veerelement een drukkracht op deze delen uitoefent volgens genoemde lengterichting teneinde deze in genoemde verlengde positie te brengen.
9. Kaakverplaatsingssysteem volgens een van de conclusies 5 tot 8, waarbij tegenover elkaar liggende uiteinden van genoemd veerelement verbonden zijn met respectievelijk genoemd eerste en genoemd tweede buisuiteinde.
10. Kaakverplaatsingssysteem volgens conclusie 3 of 4, waarbij genoemde stanggeleider een buis bevat met een eerste buisuiteinde en een tweede buisuiteinde, waarbij genoemde koppelingsmiddelen, bij voorkeur genoemd oog, zijn voorzien aan het eerste buisuiteinde, terwijl het veerelement aansluit op genoemde tweede buisuiteinde en zich in het verlengde van de buis uitstrekt,

BE2018/0069 waarbij het veerelement dient samen te werken met genoemde stang, wanneer het kaakverplaatsingssysteem in de mondholte is gemonteerd, teneinde op deze stang een drukkracht uit te oefenen volgens de lengterichting van de stanggeleider.
11. Kaakverplaatsingssysteem volgens een van de conclusies 5 tot 10, waarbij genoemde stang voorzien is van een aanslagelement voor genoemd veerelement en/of genoemde buis.
12. Werkwijze voor het vervaardigen van een kaakverplaatsingssysteem voor de behandeling van slaapapneu en/of snurken door het naar voor, in ventrale richting, verplaatsen van de onderkaak ten opzichte van de bovenkaak, waarbij een eerste en een tweede botanker wordt voorzien, waarbij elk botanker een fixatieplaat bevat die toelaat om het botanker aan het bot van een boven- of onderkaak te bevestigen, waarbij deze fixatieplaat is verbonden met een verbindingselement dat uitgeeft op een monteerorgaan en het verbindingselement zich doorheen tandvlees dient te steken wanneer het botanker aan genoemd bot is bevestigd zodat het monteerorgaan zich in de mondholte bevindt, waarbij men een kaakverplaatser met een eerste en een tweede uiteinde aanwendt, die een stang dat genoemd eerste uiteinde vertoont en een stanggeleider voorzien van genoemd tweede uiteinde bevat, waarbij de stang verplaatsbaar is volgens de lengterichting van de stanggeleider en losneembaar is ten opzichte van deze laatste, waarbij men verder genoemde stanggeleider met een veerelement uitrust zodat de stanggeleider volgens de lengterichting ervan vervormbaar is tussen een samengedrukte toestand en een verlengde toestand, waarbij koppelingsmiddelen worden voorzien die toelaten om elk van genoemde uiteinden van de kaakverplaatser losneembaar te verbinden met het monteerorgaan van respectievelijk het eerste botanker of het tweede botanker, waarbij de koppelingsmiddelen een haak en oog bevatten waarbij de haak losneembaar in het oog kan bevestigd worden, daardoor gekenmerkt dat

BE2018/0069 men de positie van het monteerorgaan van het eerste en van, respectievelijk, het tweede botanker ten opzichte van de bijhorende fixatieplaat zodanig kiest dat, wanneer beide botankers aan de respectievelijke kaak zouden zijn bevestigd, een verbindingslijn tussen de koppelingsmiddelen van genoemde uiteinden van de kaakverplaatser, in het bijzonder een verbindingslijn tussen steunpunten tussen de haak en het oog van de respectievelijke koppelingsmiddelen, zich uitstrekt aan de zijde van de onderkaak onder het rotatiepunt van de onderkaak ten opzichte van de bovenkaak wanneer de kaken (4,5) zich in een gesloten positie bevinden.
13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij men genoemde stanggeleider hol uitvoert met een open einde tegenoverliggend aan genoemd tweede uiteinde teneinde toe te laten dat genoemde stang volgens de lengterichting ervan in de stanggeleider verplaatst en geleid kan worden.
14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 13, waarbij de lengte van de stang vermeerderd met de lengte van de stanggeleider in genoemde verlengde toestand groter wordt gekozen dan de afstand tussen genoemde monteerelementen van het eerste en het tweede botanker wanneer deze aan de respectievelijke kaak zouden zijn bevestigd en de kaken zich in een wijd open positie bevinden, terwijl de lengte van de stang vermeerderd met lengte van de stanggeleider wanneer deze zich in samengedrukte toestand bevindt kleiner is dan genoemde afstand.
15. Werkwijze volgens één van de conclusies 12 tot 14, waarbij aan het monteerorgaan van genoemde botankers een U-vormige haak van genoemde koppelingsmiddelen wordt voorzien zodanig dat, wanneer het respectievelijk botanker aan de betreffende kaak is bevestigd, deze haak zich evenwijdig aan de tandenboog van deze kaak uitstrekt of, in het bijzonder, zich uitstrekt in een vlak dat tangentieel is aan deze tandenboog.
16. Werkwijze volgens conclusie 15, waarbij genoemde haak zodanig wordt voorzien aan het monteerorgaan dat de open zijde ervan zich naar de zijde van de betreffende kaak uitstrekt, terwijl de gesloten zijde van de haak zich naar het occlusale vlak uitstrekt.

BE2018/0069
17. Werkwijze volgens een van de conclusies 12 tot 16, waarbij men een aanslagelement aanbrengt op genoemde stang, waarbij dit aanslagelement samenwerkt met de stanggeleider teneinde een drukkracht uit te oefenen tussen genoemde monteerelementen wanneer genoemde botankers aan de respectievelijke kaak zijn bevestigd.
18. Werkwijze volgens een van de conclusies 12 tot 17, waarbij een oog van genoemde koppelingsmiddelen wordt aangebracht aan een uiteinde van de kaakverplaatser zodanig dat dit oog een centrale as vertoont die nagenoeg parallel is aan de lengterichting van de kaakverplaatser.
19. Werkwijze volgens conclusie 18, waarbij genoemd oog wordt voorzien aan genoemd tweede uiteinde van de kaakverplaatser zodanig dat de centrale as ervan nagenoeg parallel is aan de lengterichting van de stanggeleider.
20. Werkwijze volgens een van de conclusies 12 tot 18, waarbij een oog van genoemde koppelingsmiddelen wordt aangebracht aan een uiteinde van de kaakverplaatser zodanig dat dit oog een centrale as vertoont die nagenoeg dwars is ten opzichte van de lengterichting van de kaakverplaatser.
21. Werkwijze volgens conclusie 20, waarbij genoemd oog wordt voorzien aan genoemd eerste uiteinde van de kaakverplaatser zodanig dat de centrale as ervan nagenoeg dwars is op de lengterichting van de stang, waarbij deze centrale as, bij voorkeur, de lengteas van de kaakverplaatser snijdt.
22. Werkwijze volgens een van de conclusies 12 tot 21, waarbij men een model van de bovenkaak en van de onderkaak genereert, waarbij genoemd eerste botanker wordt ontworpen met een fixatieplaat die passend aansluitbaar is op een geselecteerd deel van de bovenkaak en genoemd tweede botanker wordt ontworpen waarvan de fixatieplaat passend aansluitbaar is op een geselecteerd deel van de onderkaak.