BE1024171B1 - Smeerinrichting voor een transmissiesysteem, transmissiesysteem, en werkwijze voor het produceren van een dergelijke inrichting - Google Patents

Abstract

Smeerinrichting voor een transmissie omvattende een eindloos transmissie-element waarbij een pijplichaam een smeervloeistofingang omvat die verbindbaar is met een smeervloeistoftoevoer, en ten minste één smeervloeistofuitgang, ingericht om een smeervloeistof op het eindloze transmissie element en/of een pulley van een transmissiesysteem te sproeien.

Description

Smeerinrichting voor een transmissiesysteem, transmissiesysteem, en werkwijze voor het produceren van een dergelijke inrichting

De uitvinding heeft betrekking op een smeerinrichting voor een transmissie-inrichting omvattende frictie-elementen met daartussen een flexibel element, voor het koppelen en overbrengen van motorvermogen naar wielen van een voertuig door actuatie van de frictie-elementen. Een dergelijke transmissie omvat gewoonlijk een primair frictie-element, zoals pulleys, gemonteerd op de ingaande as, verbonden met een krachtbron, en een secondair frictie-element, zoals pulleys, gemonteerd op een secondaire as. Tussen het primaire frictie-element en het secondaire frictie-element is een flexibel element voorzien. Door de actuatie van de frictie-elementen, kunnen de frictie-elementen ten opzichte van elkaar op hun respectievelijke as worden versteld en kan het klemmen van het flexibele element worden gevarieerd. Afhankelijk van het klemmen van het flexibele element, kan er meer of minder vermogen worden overgebracht naar de uitgaande as van de transmissie. Het flexibele element kan worden uitgevoerd als een riem of een ketting en kan worden geklemd door middel van frictie. Een voorbeeld van een dergelijke transmissie is een continue variabele transmissie met een riem als een flexibel element, en pulleys als een frictie-elementen.

Tijdens gebruik, is smering van het flexibele element en/of van de frictie-elementen vereist, en is meestal voorgeschreven door de leverancier van het flexibele element. Bovendien kan tijdens gebruik koeling van het flexibele element en/of van de frictie-elementen zijn vereist. Om te voorzien in koeling en/of smering is een smeerinrichting voorzien voor het transmissiesysteem . Een dergelijke smeerinrichting is doorgaans gemonteerd aan het transmissiehuis waar het is verbonden met het smeercircuit. Een smeerinrichting is belangrijk voor het functioneren van het van de transmissie, want zonder smering en/of koeling, kan de transmissie falen. Aangezien een smeerinrichting wordt gebruikt in een relatief vijandelijke omgeving van de transmissie, met relatief hoge temperaturen en/of relatief hoge vibraties, zijn smeerinrichtingen gewoonlijk van een nogal robuust ontwerp.

Bekende smeerinrichtingen volgens de stand van de techniek hebben doorgaans een pijplichaam omvattende een smeervloeistofingang verbindbaar met het smeercircuit, en ten minste één radiale smeervloeistofuitgang, ingericht om een smeervloeistof op een riem en/of pulley van het transmissiesysteem te spuiten, bijvoorbeeld van een continue variabele transmissie. Een pijplichaam van een dergelijke stand van de techniek inrichting is doorgaans gemaakt van metaal en heeft in het algemeen een recht lichaam. Sommige smeerinrichtingen hebben een S-vormig pijplichaam.

Een belangrijk nadeel van dergelijke inrichtingen volgens de stand van de techniek is dat deze relatief veel plaats innemen in een transmissiesysteem, vooral in een CVT. Het is mogelijk dat er niet altijd genoeg ruimte is om een rechte smeerpijp te monteren op de transmissie-inrichting om te voorzien in radiale uitgangen op de vereiste plaatsen. Daartoe zijn smeerinrichtingen met een S-vormige pijplichaam bekend die radiale uitgangen voorzien op de vereiste plaatsen, binnen de beperkte ruimte van de transmissie. Echter, deze S-vormige smeerinrichtingen kunnen relatief gecompliceerd en duur zijn om te vervaardigen, en kunnen geen optimale smeerdruk voorzien door het gebogen pijplichaam.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om één of meer van bovengenoemde problemen op te lossen of te verminderen. In het bijzonder is een doel van de uitvinding te voorzien in een verbeterde en efficiënte smeerinrichting welke relatief weinig ruimte in beslag neemt in het transmissiesysteem. Het is voorts een doel van de uitvinding om een smeerinrichting te voorzien welke relatief eenvoudig is te produceren. De uitvinding streeft ook na om te voorzien in een relatief goedkope smeerinrichting.

Daartoe, is volgens een eerste aspect van de uitvinding voorzien in een smeerinrichting voor een transmissiesysteem met een eindloos transmissie-element waarbij een pijplichaam een smeervloeistofingang omvat die verbindbaar is met een smeervloeistoftoevoer, en ten minste één smeervloeistofuitgang, ingericht om een smeervloeistof te spuiten op een eindloos transmissie-element en/of een pulley van het transmissiesysteem, waarbij ten minste een distaai einddeel van het pijplichaam is gekanteld ten opzichte van een proximaal deel van het pijplichaam. Als de totale hoogte van het pijplichaam, gemeten in een richting haaks op een vlak gevormd door de smeervloeistofingang, kleiner is voor een pijplichaam met een gekanteld distaai einddeel ten opzichte van de smeervloeistofingang dan voor een conventionele, rechte, smeerinrichting zonder kanteling, neemt de smeerinrichting volgens de onderhavige uitvinding relatief weinig ruimte in beslag in het transmissie systeem. Bovendien, is de smeerinrichting relatief eenvoudig te produceren en daarom relatief goedkoop.

Bij voorkeur kan een hoek tussen een centrale as van het proximale deel van het pijplichaam en een centrale as van het distale einddeel van het pijplichaam een bereik omvatten van ongeveer l°-45°, bij voorkeur een bereik van ongeveer 5°-30°, bijvoorbeeld ongeveer 10°-15°. Een dergelijke hoek laat het toe om de hoogte van de smeerinrichting te reduceren, gemeten in een richting haaks ten op zichte van het vlak dat wordt gevormd door de smeervloeistofingang, welke voldoende is voor de smeerinrichting om minder ruimte in te nemen in het transmissiesysteem, terwijl steeds acceptabel te zijn in termen van constructie en/of materiaal beperkingen ten opzichte van het proximale deel van het pijplichaam.

In een voorkeursuitvoeringsvorm, kan het pijplichaam een recht vloeistofkanaal omvatten dat zich uitstrekt tussen de smeervloeistofingang en ten minste één smeervloeistofuitgang. Een recht vloeistofkanaal is minder vatbaar voor slijtage door de smeervloeistofdruk op de binnenwand van het kanaal. Tegelijkertijd is het eenvoudiger en dus goedkoper om een recht vloeistofkanaal te vervaardigen. Als alternatief kan het vloeistofkanaal ook één of meer draaiing omvatten tussen rechte kanaaldelen. Het vloeistofkanaal kan ook één of meer bochten omvatten, of kan een volledig gebogen kanaal zijn.

In een meer voorkeursuitvoeringsvorm, kan het vloeistofkanaal in hoofdzaak de vorm hebben van een scheve cilinder. Dientengevolge zijn parallelle doorsnedes van het vloeistofkanaal hetzelfde over de gehele lengte van het kanaal, welke leidt tot een constante druk in de vloeistofstroom in het kanaal. Op alternatieve wijze kan het vloeistofkanaal ook een conische vorm hebben, met vloeistofkanaal dat breder of smaller wordt in stroomafwaartse richting.

De smeervloeistofingang kan op voordelige wijze een axiale smeervloeistofingang zijn, bij voorkeur bij het proximale deel van het pijplichaam, welke de smeervloeistofstroom verbetert in het vloeistofkanaal van het pijplichaam. Een radiale smeervloeistofingang is een mogelijk alternatief.

Op een nog meer voordelige wijze, kan ten minste één smeervloeistofuitgang een radiale smeervloeistofuitgang zijn. Een radiale smeervloeistofuitgang vereenvoudigt het aanpassen van de smeervloeistofspuitrichting, aanpasbaar over 360°, naar de gewenste plaats, bijvoorbeeld naar een riem of een pulley van het transmissiesysteem.

Ten minste één smeervloeistofuitgang kan bij voorkeur een axiaal op afstand zijn geplaatst van ten minste één smeervloeistofingang, teneinde voordeel te hebben van de lengte van het pijplichaam om dichter bij de plaats te komen welke moet worden gesmeerd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm, kan het pijplichaam ten minste twee smeervloeistofuitgangen omvatten. Op deze manier, kan meer dan één pulley worden gesmeerd met dezelfde smeerinrichting, of kan dezelfde pulley op meer dan een plaats worden gesmeerd. De ten minste twee smeervloeistofuitgangen kunnen bij voorkeur radiaal en/of axiaal op afstand worden geplaatst. Een radiale verdeling van de smeervloeistofuitgangen kan bijvoorbeeld voordelig zijn in geval van gelijktijdige smering van meer dan één pulley, terwijl een axiale verdeling van de smeervloeistofuitgangen bijvoorbeeld kan zorgen voor het smeren van dezelfde pulley op verschillende plaatsen. Hetzelfde geldt voor het smeren van een eindloos transmissie-element, zoals een riem. Een combinatie van radiaal en axiaal op afstand geplaatste smeervloeistofuitgangen kan de bovengenoemde voordelen combineren.

Meer bij voorkeur is het dat ten minste één radiale smeervloeistofuitgang een spuitmond is die radiaal uitsteekt vanuit het pijplichaam. Een radiaal uitstekende spuitmond zorgt voor een langere kanaaluitgang dan een uitgangsgat in de wandomtrek van het pijplichaam, dus verbetert de smeervloeistofspuitrichting en wordt de verspreiding van de smeerspuitvloeistof voorkomen. Op alternatieve wijze kan het pijplichaam ook een cilindrische verdikking omvatten ter hoogte van de smeervloeistofuitgang, met of zonder een tussenliggende vloeistofkamer, om een vergelijkbaar effect te verkrijgen.

In een gunstige uitvoeringsvorm, kan de smeerinrichting een bevestigingslichaam omvatten dat is ingericht om de inrichting aan een behuizing van het transmissiesysteem te bevestigen, aldus te voorzien in een aanvullende bevestiging bovenop de verbinding met de smeervloeistoftoevoer ten einde de stabiliteit van de inrichting in het transmissiesysteem te verbeteren, welke kan zijn onderworpen aan hoge mechanische spanningen.

In een nog meer voordelige uitvoeringsvorm, kan het bevestigingslichaam een asymmetrische flens zijn omvattende een gat. De asymmetrische flens kan voorzien in een solide bevestiging van het pijplichaam, bijvoorbeeld via een bout-perspassing doorheen het flensgat, zonder een efficiënte bevestiging van het pijplichaam met een smeervloeistoftoevoer te verhinderen.

Bij een nog meer voordeligere uitvoeringsvorm, kan het bevestigingslichaam nabij de smeervloeistofingang zijn geplaatst, bijvoorbeeld op een kwart of minder van de axiale lengte van de smeerinrichting vanaf de axiale smeervloeistofingang. Een dergelijke bevestigingsplaats laat een relatief lange uitstrekking van het pijplichaam toe naar het te smeren transmissiesysteem.

Meer bij voorkeur kan het zijn dat ten minste één rib zich axiaal uitstrekt langs het pijplichaam, bij voorkeur langs een stroomafwaarts of distaai deel van het pijplichaam, om het pijplichaam te ondersteunen. Een dergelijke rib kan het pijplichaam voorzien met een aanvullende versterking.

Meer bij voorkeur opent de ten minste ene rib axiaal tot aan de flens. Op deze manier, kan de flens voorzien in een aanvullende ondersteuning voor het gekantelde pijplichaam middels de ten minste ene rib.

In een voorkeursuitvoeringsvorm, is de smeervloeistofingang van het pijplichaam via een perspassing verbindbaar met de smeervloeistoftoevoer. Een perspassing is een makkelijk te gebruiken verbinding, die tegelijkertijd relatief simpel en eenvoudig is te vervaardigen, terwijl het voorziet in een solide en waterdichte verbinding. Op alternatieve wijze kunnen andere verbindingen die door de vakman gekend zijn, ook worden gebruikt, bijvoorbeeld een schroefdraadverbinding of een conische verbinding.

In een meer voorkeursuitvoeringsvorm, is de smeerinrichting ten minste gedeeltelijk, bij voorkeur hoofdzakelijk in zijn geheel, gemaakt van een thermoplastisch polymeer, bijvoorbeeld van een glasvezel verstrekt hittebestendig type. Een dergelijk polymeer kan voorzien in een pijplichaam welke vloeistofdicht en sterk genoeg is voor in een relatief moeilijke omgeving, waarin het wordt gebruikt. Tegelijkertijd, is het relatief eenvoudig te produceren. Het gebruik van een thermoplastisch polymeer voor een smeerinrichting kan worden beschouwd als een onafhankelijke uitvinding, die voorziet in belangrijke voordelen ten opzichte van het bekende gebruik van metaal voor een smeerinrichting. Een thermoplastisch polymeer is relatief eenvoudig te vormen en kan voorzien in een relatief lichtgewicht smeerinrichting. De productielijn van de smeerinrichting kan ook eenvoudig worden aangepast aan het gebruik van een andere soort kunststof, indien nodig. Meer bij voorkeur, is de smeerinrichting te vervaardigden door middel van spuitgieten, welke het toelaat om relatief eenvoudig grote aantallen smeerinrichtingen te vervaardigen, bij voorkeur volledig als één geheel gespuitgiet.

Het transmissiesysteem kan bij voorkeur een continue variabele transmissie zijn, welke voorziet in een oneindig aantal mogelijke transmissie ratio’s, en kan daarom de prestatie en het brandstofverbruik optimaliseren. Het is ook een relatief klein transmissiesysteem. Het pijplichaam volgens de uitvinding kan als alternatief ook worden gebruikt in andere soorten versnellingsbakken zo lang als geforceerde smering noodzakelijk is.

Volgens een ander aspect van de uitvinding, is er voorzien in een smeerinrichting gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 20.

Volgens een ander aspect van de uitvinding, is er voorzien in een transmissiesysteem met een eindloos transmissie-element omvattende een smeerinrichting die één of meer van bovengenoemde maatregelen heeft.

Volgens nog een ander aspect van de uitvinding, is er voorzien een werkwijze voor het produceren van een smeerinrichting voor een transmissiesysteem met een eindloos transmissie-element gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 22. Deze verdere aspecten van de uitvinding kunnen één of meer van de bovengenoemde voordelen verschaffen.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen zijn weergegeven in de onderconclusies.

De uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van voorbeeld-uitvoeringsvormen welke zijn weergegeven in een tekening. De voorbeeld-uitvoeringsvormen zijn gegeven als niet-limitatieve weergave.

Figuur 1 toont een transmissiesysteem inclusief een uitvoeringsvorm van een smeerinrichting volgens de uitvinding;

Figuur 2 toont een zijaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een smeerinrichting volgens de uitvinding;

Figuur 3 toont een doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van een smeerinrichting volgens de uitvinding;

Figuur 4 toont een perspectief onderaanzicht van de smeerinrichting van figuur 2;

Figuur 5 toont een perspectief bovenaanzicht van de smeerinrichting van figuur 2. I Iet is opgemerkt dat de figuren alleen schematische weergavee zijn van de uitvoeringsvormen van de uitvinding die zijn gegeven door middel van een niet-limitatief voorbeeld. In de figuren, zijn dezelfde of corresponderende onderdelen aangewezen met dezelfde verwijzingscijfers.

Figuur 1 toont een transmissiesysteem inclusief een uitvoeringsvorm van de smeerinrichting volgens de uitvinding. Het transmissiesysteem is bij voorkeur een continue variabel transmissiesysteem. Een dergelijk transmissiesysteem omvat gewoonlijk een primair frictie-element, zoals een pulley 1, bevestigd op een ingaande as 2, verbonden met een krachtbron (niet getoond), en een secondair frictie-element, zoals een pulley 3, bevestigd op een secondaire as 4. Tussen de primaire pulley 1 en de secondaire pulley 3, is een flexibel element voorzien, hier een eindloze riem 5. Het flexibele element kan ook worden uitgevoerd als een ketting. Door de actuatie van de pulleys in de richting van pijl A, worden de pulleys versteld ten opzichte van elkaar op hun respectievelijke assen, en kan het klemmen van de eindloze riem worden gevarieerd. Afhankelijk van het klemmen van de eindloze riem, wordt er meer of minder vermogen overgebracht naar de uitgaande as van de transmissie. Tijdens gebruik, is smering van de eindloze riem en/of de pulleys vereist, en vaak voorgeschreven door de leverancier van de eindloze riem. Bovendien kan, tijdens gebruik, koeling van de eindloze riem en/of de pulleys vereist zijn. Om te voorzien in koeling en/of smering, is een smeerinrichting 6 voorzien voor het transmissiesysteem. De pijl B geeft de richting waarin de smeerinrichting 6 een smeervloeistof kan spuiten, bijvoorbeeld olie, in het bijzonder naar een plaats waar de eindloze riem 5 de pulley 3 zal aangrijpen.

De pijl C geeft de richting aan waarin de smeerinrichting 6 een smeervloeistof kan spuiten in het geval van de omgekeerde ratio van de transmissie tussen beide pulleys 1 en 3.

Figuur 2 toont een zijaanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van de smeerinrichting volgende de uitvinding. De smeerinrichting 6 omvat een pijplichaam 7 met een smeervloeistofingang 8 verbindbaar met een smeervloeistoftoevoer (niet getoond), en ten minste één smeervloeistofuitgang 9, ingericht om een smeervloeistof op het eindloos transmissie-element 5 en/of een pulley 1,3 van het transmissiesysteem te spuiten, bijvoorbeeld zoals in figuur 1. Volgens de uitvinding, is ten minste een distaai einddeel 10 van het pijplichaam 7 gekanteld ten opzichte van een proximaal deel 11 van het pijplichaam 7. Een hoek α tussen een centrale as 12 van een proximaal deel 11 van het pijplichaam 7 en een centrale as 13 van het distale einddeel 10 van het pijplichaam 7 kan een bereik omvatten van ongeveer l°-45°, bij voorkeur een bereik van ongeveer 5°-30°, bijvoorbeeld een hoek van ongeveer 10° zoals in figuur 2. De hoek wordt bepaald door, naast andere parameters, de beschikbare ruimte in het transmissiesysteem, en de richting waarin de smeervloeistof moet worden gespoten. De smeerinrichting kan een hoogte H hebben in een bereik van bijvoorbeeld ongeveer 2-20 cm, in het bijzonder ongeveer 5-10 cm.

De smeervloeistofingang 8 kan een axiale smeervloeistofingang zijn, bij voorkeur aan de het proximale deel 11 van het pijplichaam 7. Alternatief kan het proximale deel 11 van het pijplichaam 7 kan een doodlopend proximaal deel zijn, en kan de smeervloeistofingang een radiale ingang zijn, bijvoorbeeld nabij het proximale deel 11 van het pijplichaam. De smeervloeistofingang 8 van het pijplichaam 7 is verbindbaar met een smeervloeistoftoevoer (niet getoond) via bijvoorbeeld een perspassing, of enig andere geschikte verbinding, bij voorkeur voorzien van een O-ring om lekkage te voorkomen van de smeervloeistof.

Ten minste één smeervloeistofuitgang 9, bijvoorbeeld beide vloeistofuitgangen 9 van de uitvoeringsvorm in figuur 2, kunnen radiale smeervloeistofuitgangen zijn. Ze worden gevormd als een mondstuk 14 radiaal uitstekend vanuit het pijplichaam 7. Het mondstuk 14 kan worden vervaardigd van hetzelfde materiaal als het pijplichaam 7, of van een ander materiaal. Het mondstuk 14 kan gelijktijdig worden vervaardigd met het pijplichaam 7, of kan worden vervaardigd als een insert om in het separaat vervaardigde pijplichaam 7 te worden geplaatst. Het mondstuk 14 kan een licht afgeknotte kegelvorm hebben zoals in figuur 2, of een andere vorm, bijvoorbeeld een cilindrische vorm. In plaats van een smeervloeistofuitgang-mondstuk, kan een smeervloeistofuitgang ook worden gevormd door een gat in de wand van het pijplichaam, bijvoorbeeld in de omtrekwand van het pijplichaam, welke lokaal wel of niet kan worden verdikt. De ten minste één smeervloeistofuitgang 9 is bijvoorbeeld axiaal apart geplaatst van de ten minste ene smeervloeistofingang 8, bijvoorbeeld gesitueerd nabij een distaai einddeel 10 van het pijplichaam 7, welk distaai einddeel 10 een doodlopend einddeel van het pijplichaam 7 kan zijn (zie ook figuur 3). Bij voorkeur omvat het pijplichaam 7 ten minste twee smeervloeistofuitgangen 9, zoals in figuur 2. In het geval van ten minste twee smeervloeistofuitgangen 9, zijn ze bij voorkeur radiaal en/of axiaal op afstand geplaatst.

Figuur 3 toont een doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van een smeerinrichting volgens de uitvinding. Het pijplichaam 7 omvat bij voorkeur een recht vloeistofkanaal 15 dat zich uitstreket tussen de smeervloeistofingang 8 en de ten minste ene smeervloeistofuitgang 9. Het vloeistofkanaal 15 kan hoofzakelijk de vorm hebben van ene schuine cilinder. Als resultaat van een recht vloeistofkanaal 15 in een pijp lichaam 7, voorzien van een gekanteld distaai einddeel 10 ten opzichte van het proximale deel 11, is de smeervloeistofingang 8, welke axiaal bij het proximale einddeel 11 van het pijplichaam 7 is geplaatst, licht uit het midden geplaatst, zoals te zien is in figuur 4. Het vloeistof kanaal 15 kan als alternatief ook parallel zijn met de buitenpijplichaam en een kanteling of bocht vertonen.

De smeerinrichting kan ook een bevestigingslichaam 16 omvatten ingericht om de inrichting aan een behuizing van het transmissiesysteem te bevestigen. Het bevestigingslichaaml6 kan nabij de smeervloeistofingang 8 van het pijplichaam 7 zijn geplaatst, bijvoorbeeld een kwart van de axiale lengte H (zie ook figuur 2) van de smeerinrichting vanaf de axiale smeervloeistofingang 8. In deze uitvoeringsvorm, vormt het bevestigingslichaam 16 een scheiding tussen een vrij kleine stroomopwaarts deel van het pijplichaam 7, en een belangrijk stroomafwaarts deel van het pijplichaam 7. Het stroomopwaartse deel van het pijplichaam 7 staat haaks op het vlak waarin het bevestigingslichaam 16 uitsteekt, terwijl het stroomafwaartse deel van het pijplichaam 7 gekanteld is ten opzichte van het vlak waarin het bevestigingslichaam 16 uitsteekt.

Figuur 4 toont een perspectief onderaanzicht aan de smeerinrichting van figuur 2. In de voorkeursuitvoeringsvorm van figuren 2 en 4, is het bevestigingslichaam 16 een asymmetrische flens omvattende een gat 17. Het gat 17 in de flens 16 is ingericht om een bevestigingsmiddel te ontvangen, bijvoorbeeld een bout, om de smeerinrichting stevig te bevestigingen aan een behuizing van het transmissiesysteem. Andere bevestigingslichamen zijn ook mogelijk.

Figuur 5 toont een perspectief bovenaanzicht van de smeerinrichting van figuur 2. Het is geprefereerd dat ten minste één rib 18 zich axiaal uitstrekt langs het pijplichaam 7, om het pijplichaam 7 te ondersteunen. De rib 18 kan zich over een gehele lengte van het pijplichaam 7 uitstrekken, of over alleen een deel van het pijplichaam, zoals bijvoorbeeld in een voorkeursuitvoeringsvorm van figuur 5 welke twee axiale ribben 18 toont, welke bij voorkeur axiaal verbreden tot op de flens 16. Op deze manier, dient het bevestigingslichaam 16 in de vorm van een asymmetrische flens ook als een ondersteuning van het gekantelde stroomafwaartse deel van het pijplichaam 7.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding, welke ook kan worden beschouwd als een separate uitvinding, kan de smeerinrichting ten minste gedeeltelijk, bij voorkeur hoofzakelijk in zijn geheel, worden vervaardigd van een thermoplastisch polymeer, bijvoorbeeld van een glasvezel versterkt hittebestendig type, in het bijzonder door middel van spuitgieten.

Met het doel van een duidelijke en beknopte beschrijving, zijn maatregelen hierin beschreven als deel van dezelfde of separate uitvoeringsvormen, echter, het wordt geacht dat de beschermingsomvang van de uitvinding uitvoeringsvormen kan omvatten met combinaties van een gedeelte of alle beschreven maatregelen. Het mag worden begrepen dat de getoonde uitvoeringvormen dezelfde of vergelijkbare componenten hebben, losstaand van of ze als verschillend zijn beschreven.

In de conclusies, zijn enige verwijzingscijfers tussen haakjes geplaatst en deze zullen niet worden uitgelegd om de conclusies te limiteren. Het woord ‘omvatten’ sluit de aanwezigheid van andere maatregelen of andere stappen dan deze genoemd in een conclusie niet uit. Voorts zal het woord ‘een’ niet worden uitgelegd als limiterend tot ‘één’, maar wordt in het gebruik bedoeld als ‘ ten minste één’, en sluit een meervoud niet uit. Het enkele feit dat specifieke maatregelen zijn voorgedragen in onderling verschillende conclusies is geen indicatie dat een combinatie van deze maatregelen kunnen worden gebruikt voor een voordeel.

Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat de uitvinding niet gelimiteerd is tot de beschreven uitvoeringsvormen. Vele alternatieven zijn mogelijk binnen de beschermingsomvang zoals hierna geformuleerd in de conclusies.

Claims (22)

1. Conclusies

   1. Smeerinrichting voor een transmissie omvattende een eindloos transmissie-element waarbij een pijplichaam een smeervloeistofingang omvat die verbindbaar is met een smeervloeistoftoevoer, en ten minste één smeervloeistofuitgang, ingericht om een smeervloeistof op het eindloze transmissie element en/of een pulley van een transmissiesysteem te sproeien, met het kenmerk dat ten minste een distaai einddeel van het pijplichaam is gekanteld ten opzichte van een proximaal deel van het pijplichaam.
2. 2. Smeerinrichting volgens conclusie 1, waarbij een hoek tussen een centrale as van een proximaal deel van het pijplichaam en een centrale as van het distale einddeel van het pijplichaam is omvat in een bereik van l°-45°, bij voorkeur in een bereikbereik van 5°-30°.
3. 3. Smeerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het pijplichaam een recht vloeistolkanaal omvat dat zich uitstrekt tussen een smeervloeistofingang en ten minste één smeervloeistofuitgang.
4. 4. Smeerinrichting volgens conclusie 3, waarbij het vloeistofkanaal hoofdzakelijk een cilindrische vorm heeft.
5. 5. Smeerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de smeervloeistofingang een axiale smeervloeistofingang is, bij voorkeur aan het proximale onderdeel van het pijplichaam.
6. 6. Smeerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij ten minste één smeervloeistofuitgang een radiale smeervloeistofuitgang is.
7. 7. Smeerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij ten minste één smeervloeistofuitgang axiaal is axiaal is gescheiden van ten minste één smeervloeistofingang.
8. 8. Smeerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het pijplichaam ten minste twee smeervloeistofuitgangen omvat.
9. 9. Smeerinrichting volgens conclusie 8, waarbij ten minste twee smeervloeistofuitgangen radiaal en/of axiaal zijn gescheiden.
10. 10. Smeerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij ten minste één radiale smeervloeistofuitgang een mondstuk omvat dat radiaal uitsteekt vanuit het pijplichaam.
11. 11. Smeerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, omvattende een bevestigingslichaam ingericht om de inrichting aan behuizing van het transmissiesysteem te bevestigen.
12. 12. Smeerinrichting volgens conclusie 11, waarbij het bevestigingslichaam een asymmetrische flens is omvattende een gat.
13. 13. Smeerinrichting volgens een der voorgaande conclusies 11-12, waarbij het bevestigingslichaam zich nabij een smeervloeistofingang bevindt van het pijplichaam, bijvoorbeeld een kwart of minder van de axiale lengte van de smeerinrichting van de smeervloeistofingang.
14. 14. Smeerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij ten minste één rib zich axiaal uitstrekt langs het pijplichaam, bij voorkeur langs een stroomafwaarts gedeelte van het pijplichaam, om het pijplichaam te ondersteunen.
15. 15. Smeerinrichting volgens ten minste de conclusies 12 en 14, waarbij ten minste één rib zich axiaal verbreedt tot aan de flens.
16. 16. Smeerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de smeervloeistofingang van het pijplichaam via een perspassing verbindbaar is met de smeervloeistoftoevoer.
17. 17. Smeerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de smeerinrichting ten minste gedeeltelijk, bij voorkeur hoofdzakelijk in zijn geheel, is vervaardigd van een thermoplastisch polymeer, bijvoorbeeld van een glasvezel versterkt hittebestendig type.
18. 18. Smeerinrichting volgens conclusie 17, waarbij de smeerinrichting is vervaardigd door middel van spuitgieten.
19. 19. Smeerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de transmissie een continue variabele transmissie is.
20. 20. Smeersysteem voor een transmissie met een eindloos transmissie element, waarbij een pijplichaam een smeervloeistofingang omvat die verbindbaar is met smeervloeistoftoevoer, en ten minste één smeervloeistofuitgang, ingericht om een smeervloeistof op het eindloze transmissie element en/of een pulley van het transmissiesysteem te sproeien met het kenmerk dat de smeerinrichting ten minste gedeeltelijk, bij voorkeur hoofdzakelijk in zijn geheel, vervaardigd is van een thermoplastisch polymeer, bijvoorbeeld van een glasvezel versterkt hittebestendig type, in het bijzonder door middel van spuitgieten.
21. 21. Transmissiesysteem met een eindloos transmissie element, in het bijzonder een band-type continue variabele transmissie, omvattende een smeerinrichting volgens één der voorgaande conclusies.
22. 22. Werkwijze voor het produceren van een smeerinrichting voor een transmissie met een eindloos transmissie element waarbij een pijplichaam een smeervloeistofingang omvat die verbindbaar is met een smeervloeistoftoevoer, en ten minste één smeervloeistofuitgang, ingericht om een smeervloeistof op een eindloos transmissie element en/of een pulley van het transmissiesysteem te sproeien gekenmerkt in dat de smeerinrichting ten minste gedeeltelijk, bij voorkeur hoofdzakelijk in zijn geheel, is gespuitgiet.