BE1023861A1 - Inrichting voor het bevoorraden van rekken en werkwijze daarbij toegepast - Google Patents

Abstract

Inrichting voor he bevoorraden van rekken (2) met aanvoerbanen (5) die afhellen vanaf een aanvoerzijde (4) waarlangs bakken (3) gevuld met artikelen worden aangevuld naar een afvoerzijde (6) waarlangs de artikelen uit de bakken (3) kunnen genomen worden en lege bakken (3) kunnen verwijderd worden, waarbij de lengte (A) van de aanvoerbanen (5) zodanig is dat zijn meerdere identieke bakken (3) met lengte (B) zodanig is dat zij meerdere identieke bakken (3) met lengte (B) kunnen bevatten die zich door de zwaartekracht verplaatsen tot legen een aanslag (8) aan het einde van de aanvoerbaan (5) op een gekende afstand (A) van de aanvoerzijde (4), daardoor gekenmerkt dat zij meetmiddelen (11) bevat om de afstand (C) van de laatst aangevulde bak (3") op een aanvoerbaan (5) tot de aanvoerzijde (4) te bepalen, en middelen om , uitgaande van deze afstand (C) en van de lengte (B) van de bakken (3) en de afstand (A) van de voornoemde aanslag (8) van de bakken (3) en de afstand (A) van de voornoemde aanslag (8), het aantal bakken af te leiden op de aanvoerbaan (5), welk aantal wordt doorgegeven aan een computer (19) die de aanvoer van gevulde bakken (3) kan sturen.

Description

Inrichting voor het bevoorraden van rekken en werkwijze daarbij toegepast.

Inrichting voor het bevoorraden van rekken met artikelen die worden aangevoerd in bakken of dozen en in de rekken worden gestockeerd.

Meer speciaal is de uitvinding bedoeld voor een inrichting voor de bevoorrading van een productielijn van een fabriek, van een magazijn of dergelijke, waarbij onderdelen, gereedschappen of dergelijke door externe leveranciers worden geleverd in bakken of dozen met gekende afmetingen die op paletten of dergelijke worden afgeleverd op een centrale plaats van waaruit de bakken of dozen worden verdeeld naar de rekken om de rekken aan te vullen in functie van het verbruik.

Typisch worden in de omgevingen van productielijnen zogenaamde "flowracks" of doorlooprekken toegepast met aflopende aanvoerbanen die afhellen vanaf een aanvoerzijde van de rekken waarlangs de met artikelen gevulde bakken of dozen worden aangevuld naar een afvoerzijde waarlangs de onderdelen uit de bakken of dozen kunnen genomen worden, bijvoorbeeld ten behoeve van de productielijn, en lege bakken of dozen kunnen verwijderd worden.

De bakken of dozen verplaatsen zich door de zwaartekracht naar beneden tot tegen een aanslag voor de voorste bak of doos aan de afvoerzijde van het rek.

De bevoorrading wordt gestuurd met een zogenaamd welbekend "kanban"systeem door een arbeider op de werkvloer ten gepaste tijde een zogenaamd "kanban"signaal wordt geactiveerd door middel van een "kanban"knop, "kanban"schakelaar, "kanbankaart" bij wijze van een bestelling van nieuwe aanvoer van onderdelen.

Een nadeel is dat het kanbansysteem relatief omslachtig is en de interventie van de arbeiders op de werkvloer vereist, waardoor er fouten kunnen optreden die het systeem in de war kunnen sturen.

Men kent ook reeds slimme rekkensystemen met rekken met aanvoerbanen die meerdere identieke bakken of dozen aansluitend achter elkaar kan bevatten, waarbij elke aanvoerbaan een mechanische schakelaar bevat die ingedrukt wordt wanneer er een bak of doos op rust en die onderbroken wordt als het aantal bakken of dozen op de betreffende aanvoerbaan onder een minimum komt, om zo, een signaal te genereren dat naar een centrale computer of server wordt doorgeseind om aan te geven dat het aanvoerniveau voor de betreffende aanvoerbaan is bereikt, die dan de nodige acties kan ondernemen voor de bevoorrading.

Zo wordt voor elke reklocatie van dergelijke rekken het aantal nog aanwezige volle bakken of dozen door de centrale server bij gehouden die dan actie kan ondernemen om nieuwe gevulde bakken of dozen ter plaatse te sturen om de aanvoerbanen aan te vullen waar nodig.

Bij deze bekende slimme rekkensystemen is voor elke aanvoerbaan een schakelaar voorzien die verbonden is met een batterij en een zender per schakelaar, dat een relatief grote kost impliceert en de afhankelijkheid van batterijen.

Een nadeel is dat zulk systeem een groot aantal mechanische schakelaars en bedrading vereist die het elektrisch gedeelte van het systeem op de rekken complex en duur maakt en die bovendien een verhoogd risico heeft dat een schakelaar of de bedrading beschadigd kan worden en defect wordt, waardoor de aan de server doorgegeven informatie mank kan lopen en het systeem in de war kan sturen.

Nog een nadeel is dat de plaats van de schakelaars in de aanvoerbaan functie is van het minimum aantal bakken of dozen dat op elke aanvoerbaan aanwezig moet zijn, zodat bij een wijziging van dit benodigde minimum aantal bakken of dozen, de mechanische schakelaar fysisch moet verplaatst worden,waardoor het systeem weinig flexibiliteit toelaat in de keuze van het minimum aantal bakken of dozen per aanvoerbaan.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.

Hiertoe betreft de uitvinding een inrichting voor bevoorraden van zogenaamde flowracks waarbij deze inrichting meetmiddelen bevat om de afstand van de laatst aangevulde bak op een aanvoerbaan tot de aanvoerzijde van het rek te bepalen, en middelen om, uitgaande van deze afstand en van de gekende lengte van de bakken en van de gekende afstand van de voornoemde aanslag tot de aanvoerzijde van de rekken, het aantal bakken of dozen af te leiden dat nog op een betreffende aanvoerbaan aanwezig is, welk aantal wordt doorgegeven aan een centrale server of computer die in functie van dit aantal de aanvoer van gevulde bakken of dozen kan sturen.

Een voordeel van een dergelijke inrichting volgens de uitvinding is dat minder hardware nodig is, zodat de kans op defecten ook kleiner wordt en er minder nazichten moeten gebeuren.

Ook de software om het aantal aanwezige bakken of dozen te bepalen is zeer eenvoudig.

Bovendien is dit systeem ook flexibel toepasbaar aangezien bij het gebruik van bakken of dozen met een andere lengte het systeem op zeer eenvoudige manier te herprogrammeren is.

Bovendien is geen grote meetnauwkeurigheid vereist voor het bepalen van de voornoemde afstand van de laatst aangevulde bak op een aanvoerbaan tot de aanvoerzijde van het rek, vermits de tolerantie op de afstand probleemloos 10% mag zijn van de lengte van de bakken of dozen. Dit laat toe om goedkope meetsondes in te zetten.

Bij voorkeur worden de meetmiddelen om de afstand van de laatst aangevulde bak of doos te bepalen gevormd door meetsondes die aan de aanvoerzijde van elke aanvoerbaan zijn opgesteld en door een microprocessor om uitgaande van het signaal van elke meetsonde de voornoemde afstand te berekenen en door te geven naar de centrale server.

Deze meetsondes bevatten bij voorkeur een ultrasoon zender-ontvanger die een ultrasoon signaal uitzendt en het op de achterzijde van de laatst aangevulde bak of doos teruggekaatste signaal terug ontvangt, waarbij de microprocessor uit het gemeten tijdverschil tussen het uitzenden van het signaal en het ontvangen van het teruggekaatst signaal de voornoemde afstand berekent van de laatst aangevulde bak of doos tot de aanvoerzijde van het rek.

Zulke meetsondes zijn zeer geschikt voor de beoogde toepassing en zijn standaard gemakkelijk verkrijgbaar.

Doorgaans zijn de rekken voorzien van verschillende naast elkaar liggende aanvoerbanen en dit op verschillende niveaus of hoogte.

De meetsondes op eenzelfde niveau van een rek zijn bij voorkeur verbonden met een gezamenlijke microprocessor en voeding, waarbij de microprocessor in verbinding staat met de centrale server, hetzij rechtstreeks, hetzij via één of meer tussenliggende microprocessoren of signaalversterkers zodat minder batterijen en microprocessoren nodig zijn.

De microprocessoren staan bij voorkeur draadloos in verbinding met de centrale server zodat minder bekabeling nodig is.

Bij voorkeur zijn de meetsondes op eenzelfde niveau van een rek samen met de gemeenschappelijke microprocessor en batterij aangebracht op een gemeenschappelijke steunlat met de meetsondes op een onderlinge afstand overeenstemmend met de onderlinge afstand tussen de aanvoerbanen op het betreffende niveau.

Aldus kan een dergelijke steunlat met de daarop aanwezige sondes, batterij en microprocessor gemakkelijk omgewisseld worden en per niveau gemakkelijk geherprogrammeerd worden bij wijzing van het type bakken of dozen.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een inrichting volgens de uitvinding en een daarbij toegepaste werkwijze voor het bevoorraden van rekken, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch en in perspectief een inrichting volgens de uitvinding weergeeft voor het bevoorraden van rekken van een productielijn; figuur 2 een rek weergeeft zoals in figuur 1 met F2 is aangeduid; figuur 3 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 2 met het kader F3 is aangeduid; figuur 4 een vooraanzicht weergeeft volgens pijl F3 in figuur 2; figuur 5 een doorsnede weergeeft volgens lijn V-V in figuur 4.

In figuur 1 is bij wijze van voorbeeld een inrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven voor de bevoorrading een van productielijn waarbij slimme rekken 2 langsheen de productielijn naast elkaar zijn opgesteld.

De bevoorrading gebeurt door middel van bakken of dozen 3 die vanuit een centraal magazijn gevuld met te bevoorraden onderdelen, gereedschappen, verbruiksartikelen of dergelijke worden aangevoerd via de aanvoerzijde 4, in dit geval de achterzijde, van de rekken 2.

De rekken 2 zijn voorzien van aflopende aanvoerbanen 5 die vanaf de voornoemde aanvoerzijde 4 afhellen naar de voorzijde of afvoerzijde 6 van de rekken 2 waarlangs de onderdelen door de arbeiders op de werkvloer uit de bakken of dozen 3 kunnen genomen worden en lege bakken of dozen 3 kunnen verwijderd worden.

In het weergegeven voorbeeld worden de aanvoerbanen 5 gevormd door rollenbanen met twee rijen rollen 7 waarop de bakken of dozen 3 door de zwaartekracht naar beneden rollen in de richting van de afvoerzijde 6 tot tegen een aanslag 8 op het einde van de aanvoerbaan 5 of tot tegen een eerder aangebrachte bak of doos 3.

In de bodem van de bakken of dozen 3 zijn in dit geval twee groeven 9 voorzien die over de rollen 7 passen en die moeten zorgen voor een geleiding van de bakken of dozen 3 in de lengterichting van de aanvoerbanen 5.

Het spreekt voor zich dat andere types van aanvoerbanen niet uitgesloten 2ijn, waarbij bijvoorbeeld de bakken of dozen 3 naar beneden glijden in plaats van te rollen.

De lengte A van de aanvoerbanen 5 is zodanig dat zij meerdere identieke bakken of dozen 3 met een gekende lengte B achter en tegen elkaar kunnen bevatten.

Wanneer een voorste bak of doos 3' leeg is, wordt deze uit de rekken 2 genomen waardoor een volgende bak of doos 3 automatisch naar beneden rolt tot tegen voornoemde aanslag 8 zodanig een nieuwe voorraad onderdelen of dergelijke zich aan de afvoerzijde 6 aanbiedt.

Hierdoor komt er ook achteraan plaats voor een volgende bak of doos 3" die langs de aanvoerzijde 4 kan aangevuld worden.

De rekken 2 zijn aan de aanvoerzijde 4 voorzien van meetmiddelen 11 om de afstand C van de laatst aangevulde bak of doos 3" op een aanvoerbaan 5 te kunnen bepalen.

In het weergegeven voorbeeld worden deze middelen gevormd door meetsondes 12 die aan het begin van elke aanvoerbaan 5 op een steunlat 13 zijn bevestigd en via een bekabeling 14 verbonden zijn met een gezamenlijke microprocessor 15 en voeding 16, bij voorkeur in de vorm van een batterij of dergelij ke.

In het voorbeeld zijn de meetsondes 12 uitgevoerd als ultrasoon zender-ontvangers die een ultrasoon signaal 17 uitzenden en het op de achterzijde 18 van de laatst aangevulde bak of doos 3" terug opvangen, waarbij de microprocessor .15 de afstand C of een schatting ervan kan afleiden uitgaande van het tijdsverschil tussen het zenden en ontvangen van het ultrasoon signaal 17.

Uitgaande van deze afstand C en van de gekende lengte A van de aanvoerbanen 5 kan de microprocessor 15 de lengte D bepalen van de rij aaneensluitende bakken of dozen 3 die op een betreffende aanvoerbaan 5 aanwezig zijn als verschil tussen beide lengtes A en C en kan bijkomend, uitgaande van de gekende lengte B van de bakken of dozen 3, er het aantal nog aanwezige bakken of dozen 3 uit afgeleid worden.

Het is duidelijk dat de afstandsmeting C niet bijzonder nauwkeurig moet zijn om toch het aantal nog aanwezige bakken of dozen 3 nauwkeurig te kunnen bepalen.

Elke meetsonde 12 krijgt een reklocatie die functie is van het betreffende rek en van de plaats van de meetsonde 12 in het rek. Dergelijke locatie kan bijvoorbeeld een plaatscode zijn in de vorm van een getal 2532 voor een meetsonde 12 in rek nummer 25 op niveau 3 van de grond in dit rek en in rij 2 te tellen vanaf links.

De meetsondes 12 worden bijvoorbeeld sequentieel en periodiek geactiveerd voor de bepaling van de afstanden C voor elke aanvoerbaan 5.

Deze afstanden C worden periodiek samen met de voornoemde plaatscodes voor alle aangesloten meetsondes 12 door elke microprocessor 15 doorgeseind naar een centrale computer of server 19, bijvoorbeeld via draadloze verbindingen 20 zoals WIFI, Bluetooth, radiosignalen of dergelijke.

De verbinding 20 met de centrale computer of server 19 kan rechtstreeks zijn of via andere tussenliggende microprocessoren 15 of signaalversterkers.

Wanneer een lege bak of doos 3 uit het rek 2 wordt genomen schuiven de volgende gevulde bakken automatisch één plaats naar voren op, zodat bij een volgende meting de afstand C groter wordt en het aantal nog aanwezige bakken of dozen 3 met één eenheid wordt verminderd.

Op die manier wordt de computer of server 19 continu of met tussenliggende kleine tijdsintervallen op de hoogte gehouden van het aantal bakken of dozen 3 die nog op een bepaalde aanvoerbaan 5 aanwezig zijn, zodat de computer of server 19 hiermee kan rekening houden om de meest optimale aanvulstrategie te bepalen en te sturen voor de bevoorrading van alle rekken 2 langs de productielijn om er voor te zorgen dat er zich op de productielijn nooit tekorten kunnen voordoen van benodigde onderdelen of dergelij ke.

Het spreekt voor zich dat de bepaling van de afstanden C uitgaande van de meetsignalen van de meetsondes 12 ook door de centrale computer of server 19 kan worden uitgevoerd.

Bij voorkeur worden er in één rek 2 identieke bakken of dozen 3 gebruikt, hoewel dit niet strikt noodzakelijk is, althans voor zover per aanvoerbaan 5 wel identieke bakken of dozen 3 worden toegepast of minstens bakken of dozen 3 met eenzelfde lengte B.

Bij het overschakelen op bakken of dozen 3 met een grotere of kleiner lengte B, volstaat het deze lengte te herprogrammeren in een betreffende microprocessor 15 of in de computer of server 19.

De steunlatten 13 kunnen voorzien zijn van een gestandaardiseerde bevestiging om ze aan de aanvoerzijde 4 van de rekken 2 te kunnen monteren op zodanige manier dat de meetsondes automatisch zijn uitgelijnd ten opzichte van de aanvoerbanen op het betreffende niveau. Alternatief kunnen de meetsondes 12 ook verschuifbaar op de steunlatten 13 zijn aangebracht om ze te kunnen uitlijnen op de aanvoerbanen 5.

Aldus wordt het eenvoudig om een steunlat 13 met meetsondes 12 en microprocessor 15 te wisselen of te vervangen of te herprogrammeren bij het overschakelen op andere types dozen op het betreffende niveau van de steunlat 13.

Het spreekt voor zich dat de middelen 11 om de afstand C van de laatst aangevulde bak 3" op een aanvoerbaan te bepalen ook op andere manieren kan gerealiseerd worden dan met ultrasoon meetsondes 12, bijvoorbeeld door triangulatie, time of flight, Interferometers, sonar en dergelijke meer.

In het geval van ultrasone meetsondes 12 worden er bij voorkeur tussen de aanvoerbanen 12 tussenschotten of schermen 21 aangebracht om te beletten dat de meetsondes 12 signalen zouden kunnen ontvangen van ultrasone signalen 17 die door bakken of dozen 3 op naastliggende aanvoerbanen 5 zouden terugkaatst worden en aldus een foutieve indicatie zouden geven van de afstand C en daardoor ook een verkeerde bepaling van aantal bakken of dozen 3 die op een betreffende aanvoerbaan 5 aanwezig zijn.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch een inrichting volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (16)

1. Conclusies .

   1.- Inrichting voor het bevoorraden van rekken (2) met artikelen die worden aangevoerd in bakken of dozen (3) en in de rekken (2) worden gestockeerd, waarbij de inrichting (1) minstens één rek (3) bevat met aflopende aanvoerbanen (5) die afhellen vanaf een aanvoerzijde (4) van de rekken waarlangs de met artikelen gevulde bakken of dozen (3) worden aangevuld naar een afvoerzijde (6) waarlangs de artikelen uit de bakken of dozen (3) kunnen genomen worden en lege bakken of dozen (3) kunnen verwijderd worden, waarbij de lengte (A) van de aanvoerbanen (5) zodanig is dat zij meerdere identieke bakken of dozen (3) met een gekende lengte (B) achter elkaar kunnen bevatten die zich door de zwaartekracht naar beneden verplaatsen tot tegen een aanslag (8) voor de voorste bak of doos (3'), welke aanslag (8) zich op een gekende afstand (A) bevindt tot de aanvoerzijde (4) van het rek (2), daardoor gekenmerkt: dat zij meetmiddelen (11) bevat om de afstand (C) van de laatst aangevulde bak (3") op een aanvoerbaan (5) tot de aanvoerzijde (4) van het rek (2) te bepalen, en middelen om, uitgaande van deze afstand (C) en van de gekende lengte (B) van de bakken of dozen (3) en van de gekende afstand (A) van de voornoemde aanslag (8) tot de aanvoerzijde (4} van de rekken (2), het aantal bakken of dozen (3) af te leiden dat nog op een betreffende aanvoerbaan (5) aanwezig is, welk aantal wordt doorgegeven aan een centrale server of computer (19) die in functie van dit aantal de aanvoer van gevulde bakken of dozen (3) kan sturen.
2. 2. - Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de meetmiddelen (11) om de afstand (C) van de laatst aangevulde bak of doos (3") te bepalen worden gevormd door meetsondes (12) die aan de aanvoerzijde (4) van elke aanvoerbaan (5) zijn opgesteld en door een microprocessor (15) om uitgaande van het signaal van elke meetsonde (12) de voornoemde afstand (C) te berekenen en door te geven naar de centrale computer of server (19).
3. 3. - Inrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de meetsondes (12) aan de aanvoerzijde (4) van elke aanvoerbaan (5) worden gevormd door een ultrasoon zender-ontvanger die een ultrasoon signaal uitzendt en het op de achterzijde (18) van de laatst aangevulde bak of doos (3") teruggekaatste signaal terug ontvangt, waarbij de microprocessor (15) of de centrale computer of server (19) uit het gemeten tijdverschil tussen het uitzenden van het signaal en het ontvangen van het teruggekaatst signaal de voornoemde afstand (C) berekent van de laatst aangevulde bak of doos (3") tot de aanvoerzijde (4) van het rek (2).
4. 4. - Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het rek (2) is voorzien van aanvoerbanen (5) op verschillende niveaus en dat er per niveau verschillende aanvoerbanen (5) naast elkaar zijn voorzien.
5. 5. - Inrichting volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de meetsondes op eenzelfde niveau van een rek (2) zijn verbonden met een gezamenlijke microprocessor (15) en voeding (16) en de microprocessor (15) in verbinding staat met de centrale computer of server {19}, hetzij rechtstreeks, hetzij via één of meer tussenliggende microprocessoren (15) of signaalversterkers.
6. 6. - Inrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de microprocessoren (15) draadloos in verbinding staan met de centrale computer of server (19).
7. 7. - Inrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de centrale computer of server (19) de reklocatie kent van elke meetsonde (12) en van de daarmee overeenstemmende aanvoerbaan (5).
8. 8. - Inrichting volgens één van de conclusies 5 to 7, daardoor gekenmerkt dat de meetsondes (12) op eenzelfde niveau van een rek (2) samen met de gemeenschappelijke microprocessor (15) en voeding (16) zijn aangebracht op een gemeenschappelijke steunlat (13) met de meetsondes (12) op een onderlinge afstand overeenstemmend met de onderlinge afstand tussen de aanvoerbanen (5) op het betreffende niveau.
9. 9. - Inrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de meetsondes (12) verschuifbaar op de steunlat (13) zijn aangebracht teneinde ze te kunnen uitlijnen ten opzichte van de aanvoerbanen (5) op een betreffend niveau waar de steunlat (13) wordt aangebracht.
10. 10. - Inrichting volgens conclusie 8 of 9, daardoor gekenmerkt dat de meetsondes (12) op vaste posities op de steunlat (13) zijn gemonteerd en dat de steunlat (13) is voorzien van een bevestiging om de steunlat (13) aan de aanvoerzijde (4) van het rek (2) te kunnen monteren op zodanige manier dat de meetsondes (12) automatisch zijn uitgelijnd ten opzichte van de aanvoerbanen (5) op het betreffende niveau.
11. 11. - Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde afstanden (C) periodiek en/of sequentieel worden bepaald en doorgegeven aan de centrale computer of server samen de reklocaties van de meetsondes (12) .
12. 12. - Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat er per niveau van het rek (2) identieke bakken of dozen (3) worden gebuikt.
13. 13. - Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat er per rek (2) identieke bakken of dozen (3) worden gebuikt.
14. 14. - Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (1) bedoeld is voor de bevoorrading van een productielijn.
15. 15. - Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat tussen de aanvoerbanen (5) tussenschotten zijn voorzien.
16. 16. - Werkwijze voor het bepalen van het aantal bakken of dozen van een bepaalde lengte op een aanvoerbaan (5) van een rek (2) in een inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de afstand (C) wordt bepaald van de achterzijde (18) van een laatst op de aanvoerbaan (5) aangevulde bak of doos (3") ten opzichte van de aanvoerzijde (4) en dat uitgaande van deze bepaalde afstand (C) en van de gekende lengte (B) van de bakken of dozen (3) en van de gekende lengte (A) van de aanvoerbaan (5), het aantal bakken of dozen (3) wordt afgeleid door het verschil tussen de lengte (A) van de aanvoerbaan (5) en de afstand (C) te delen door d lengte (B) van de bakken of dozen (3).