BE1023219A1 - Teelsysteem - Google Patents

Teelsysteem Download PDF

Info

Publication number
BE1023219A1
BE1023219A1 BE20155409A BE201505409A BE1023219A1 BE 1023219 A1 BE1023219 A1 BE 1023219A1 BE 20155409 A BE20155409 A BE 20155409A BE 201505409 A BE201505409 A BE 201505409A BE 1023219 A1 BE1023219 A1 BE 1023219A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
zone
crop
troughs
edge
distance
Prior art date
Application number
BE20155409A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1023219B1 (nl
Inventor
Frans Andre Victor Cornelius DEFORCHE
Olivier Luc Henriette Frans DEFORCHE
Original Assignee
Green Production Systems Bvba
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Green Production Systems Bvba filed Critical Green Production Systems Bvba
Priority to BE2015/5409A priority Critical patent/BE1023219B1/nl
Priority to PL16770434T priority patent/PL3316675T3/pl
Priority to PCT/BE2016/000030 priority patent/WO2017000046A1/en
Priority to CN201680049047.4A priority patent/CN107920483B/zh
Priority to ES16770434T priority patent/ES2732503T3/es
Priority to EP16770434.5A priority patent/EP3316675B1/en
Priority to US15/739,526 priority patent/US10765074B2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1023219A1 publication Critical patent/BE1023219A1/nl
Publication of BE1023219B1 publication Critical patent/BE1023219B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/14Greenhouses
    • A01G9/143Equipment for handling produce in greenhouses
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G31/00Soilless cultivation, e.g. hydroponics
    • A01G31/02Special apparatus therefor
    • A01G31/04Hydroponic culture on conveyors
    • A01G31/042Hydroponic culture on conveyors with containers travelling on a belt or the like, or conveyed by chains
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G31/00Soilless cultivation, e.g. hydroponics
    • A01G31/02Special apparatus therefor
    • A01G31/04Hydroponic culture on conveyors
    • A01G31/045Hydroponic culture on conveyors with containers guided along a rail
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/04Flower-pot saucers
    • A01G9/047Channels or gutters, e.g. for hydroponics
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G31/00Soilless cultivation, e.g. hydroponics
    • A01G2031/006Soilless cultivation, e.g. hydroponics with means for recycling the nutritive solution
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02ATECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
    • Y02A40/00Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production
    • Y02A40/10Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production in agriculture
    • Y02A40/25Greenhouse technology, e.g. cooling systems therefor
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02PCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES IN THE PRODUCTION OR PROCESSING OF GOODS
    • Y02P60/00Technologies relating to agriculture, livestock or agroalimentary industries
    • Y02P60/20Reduction of greenhouse gas [GHG] emissions in agriculture, e.g. CO2
    • Y02P60/21Dinitrogen oxide [N2O], e.g. using aquaponics, hydroponics or efficiency measures

Abstract

Systeem voor het telen van een gewas, bevattende een geleider en meerdere goten waarbij elke goot voorzien is voor het vasthouden van meerdere gewaseenheden, en waarbij de geleider voorzien is voor het geleiden van de goten in een eerste richting en om de afstand tussen aangrenzende goten in genoemde richting geleidelijk te vergroten zodat het aantal gewaseenheden per vierkante meter in het gebied hoofdzakelijk afneemt, waarbij het gebied een eerste zone en een tweede zone bevat, en waarbij elke goot in de eerste zone gewaseenheden met een eerste tussenafstand bevat en waarbij elke goot in de tweede zone gewaseenheden met een tweede tussenafstand bevat, waarbij de eerste tussenafstand noemenswaardig kleiner is dan de tweede tussenafstand en waarbij de afstand tussen goten in de eerste zone ter plaatse van een overgang van de eerste zone naar de tweede zone noemenswaardig groter is dan de afstand tussen goten in de tweede zone.

Description

Teelsysteem
De huidige uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het telen van een gewas. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een systeem voor het telen van een gewas door middel van hydrocultuur.
Hydrocultuur is het kweken van planten in water, waaraan de noodzakelijke voedingsstoffen zijn toegevoegd. Het is een teeltwijze die steeds vaker wordt toegepast, niet enkel voor kamerplanten, maar ook voor groenteteelt in een beschermde ruimte (serre of gebouw) of buiten zoals tomaat, witloof, sla en andere gewassen. Een belangrijk voordeel van hydrocultuur ten opzichte van een grondteelt is dat water en voedingsstoffen gemakkelijk en nauwkeurig gedoseerd kunnen worden. Grondgebonden ziektes komen meestal niet voor en daardoor moet er veel minder behandeld worden met middelen tegen ziektes.
Het telen van een gewas in hydrocultuur omvat typisch meerdere fasen. Een eerste fase is de zaai- en kiemfase. Eerst worden er verschillende eenheden medium (substraat) al of niet verpakt (perspot (kluit), potgrond, potje, net, ...) in een bak of tray geplaatst. Daarna worden er één of meerdere zaden in of op het medium gelegd. Het aantal omgerekend per m2 varieert van 200 tot meer dan 1.000 afhankelijk van de afmetingen van het medium en het soort zaad. De kiemfase gebeurt in een kiemkamer (kiemcel). Hier worden voornamelijk temperatuur en vocht geregeld om het zaad optimaal te doen kiemen. Na de kieming worden de bakken/trays van de kiemruimte naar de serre verplaatst waar de plantjes kunnen groeien tot een bepaalde grootte. Dit is de opkweekfase. Na de opkweekfase worden de plantjes meestal van de plantenkweker naar de tuinder gebracht . Bij de tuinder met een hydrocultuur systeem op goten zullen de plantjes op een tray overgeplant worden. Meestal wordt één dichtheid aangehouden van 100 per m2. Deze fase heet de verlengde opkweekfase. Water, al dan niet met meststoffen, wordt via een bovenberegening op de tray gegeven. Na de verlengde opkweekfase komt de teeltfase. In de teeltfase worden de plantjes typisch in goten geplaatst, die voorzien zijn om uit elkaar te schuiven naarmate het gewas groeit zodanig dat het gewas ruimte heeft om te volgroeien terwijl de oppervlakte optimaal benut wordt. WO 94/07354 beschrijft een systeem van beweegbare goten voor het telen van een gewas. Dit systeem wordt typisch gebruikt in de teeltfase. WO 94/07354 beschrijft een systeem voor het telen van een gewas met een geleider voor het geleiden van meerdere goten binnen een vooraf bepaald gebied waarbij elke goot voorzien is voor het vasthouden van meerdere gewaseenheden van een gewas, en waarbij de geleider voorzien is voor het geleiden van de goten in een eerste richting die zich uitstrekt van een eerste rand naar een tweede rand van het gebied, waarbij de geleider verder voorzien is om de afstand tussen aangrenzende goten in genoemde richting geleidelijk te vergroten zodanig dat het aantal gewaseenheden per m2 in het gebied hoofdzakelijk afneemt van de eerste rand naar de tweede rand. Op die manier kan een oppervlakte in een serre optimaal benut worden bij het toepassen van hydrocultuur, waarbij de voordelen van hydrocultuur ten opzichte van een grondteelt hierboven beschreven zijn.
Het is een doel van de huidige uitvinding om het proces van het telen van een gewas verder te optimaliseren.
Hiertoe bevat de uitvinding het kenmerk dat het gebied een eerste zone grenzend aan de eerste rand en een tweede zone grenzend aan een tweede rand bevat, en waarbij elke goot in de eerste zone voorzien is om gewaseenheden te bevatten met een eerste tussenafstand en waarbij elke goot in de tweede zone voorzien is om gewaseenheden te bevatten met een tweede tussenafstand, waarbij de eerste tussenafstand noemenswaardig kleiner is dan de tweede tussenafstand, en waarbij de afstand tussen aangrenzende goten in de eerste zone ter plaatse van een overgang van de eerste zone naar de tweede zone noemenswaardig groter is dan de afstand tussen aangrenzende goten in de tweede zone ter plaatse van de overgang.
Doordat het gebied met goten nu twee zones bevat, en de gewaseenheden in de eerste zone noemenswaardig korter bij elkaar staan in de goten, is het mogelijk om in deze eerste zone de beschikbare oppervlakte optimaal te vullen met plantjes die noemenswaardig kleiner zijn dan in een gotensysteem volgens de stand van de techniek. De goten in de eerste zone bewegen uit elkaar naarmate het kleine plantje groeit, totdat de grens tussen de eerste zone en de tweede zone bereikt wordt. Dan worden de plantjes of gewaseenheden tenminste gedeeltelijk overgeplant naar de tweede zone waar de tussenafstand in de lengterichting van de goot tussen de gewaseenheden noemenswaardig groter is dan in de eerste zone. Hierdoor krijgen de plantjes in de lengterichting van de goot noemenswaardig meer ruimte, en kan daarom de afstand tussen aangrenzende goten noemenswaardig verkleind worden. Daarbij wordt opgemerkt dat de planten van de naast elkaar liggende goten bij voorkeur in een driehoeksverband staan. In de tweede zone kunnen dan de goten uit elkaar bewogen worden naarmate het gewas groeit, zodanig dat het gewas geoogst kan worden als de goten aan de tweede rand aankomen en het gewas dan ook volgroeid is.
Tests hebben uitgewezen dat het op deze manier opbouwen van het systeem voor het telen van een gewas het mogelijk maakt om zowel de verlengde opkweekfase als de teeltfase noemenswaardig te optimaliseren. Traditioneel worden de plantjes in de verlengde opkweekfase typisch bij de teler, op trays (in bakken) geplaatst. Gewaseenheden in dergelijke bakken of trays zijn noemenswaardig moeilijker van water en voedingsstoffen te voorzien dan gewaseenheden in goten. Doordat de trays of bakken van bovenaf beregend worden, is verder de verdeling van water en voedingsstoffen niet homogeen. Hierdoor drogen gewaseenheden die aan de rand van een zone staan vaak uit waardoor verliezen ontstaan. Verder is het water geven aan het gewas door middel van beregenen noemenswaardig minder efficiënt dan het water geven in een goot. Ook blijkt dat aan de zijkanten van tray- of bakkenzone de wortels van de gewassen noemenswaardig slechter groeien dan in de goot en dit omdat ze in de bak of tray vaak blootgesteld worden aan uitdroging en aan licht. De wortel van een trayplant is niet dezelfde wortel als een wortel die continu nat is door de voedingsoplossing (water met meststoffen) die intermitterend door de goot stroomt. Het intermitterend water geven is volledig computergestuurd en eens de start en stoptijden zijn ingesteld (een combinatie van tijdstarts en lichtstarts (sommatie van het licht tot een waarde bereikt wordt) moet er niet meer nagedacht worden wanneer de planten voedingswater moeten krijgen. Op de tray (bakken) zone is dat totaal anders en kan dat niet geautomatiseerd worden en de wortelomgeving varieert voortdurend van nat naar droge omgeving.
Doordat het systeem volgens de uitvinding toelaat om relatief kleine plantjes op een optimale wijze in goten te plaatsen, kunnen plantjes die uit de opkweekfase komen, rechtstreeks in goten geplaatst worden. Wanneer deze plantjes in de goten geplaatst worden, kan op optimale wijze water gegeven worden, kunnen wortels van de plantjes zich goed ontwikkelen omdat ze veel minder aan uitdrogende lucht (en ook licht) blootgesteld worden, en zullen geen verliezen optreden door ongelijke of onregelmatige bewatering. In de overgang van de eerste naar de tweede zone wordt ten minste een gedeelte van de plantjes overgeplant waarbij de tussenafstand van aangrenzende plantjes in een goot noemenswaardig groter is.
Bij het overplanten of overzetten van de plantjes van goten in de eerste zone naar goten in de tweede zone, is een onverwacht en verrassend voordeel opgedoken. Bij dit overplanten of overzetten van de plantjes naar goten in de tweede zone is er vastgesteld dat de planten geen noemenswaardige stress ondervinden omdat de wortels reeds ontwikkeld zijn in een goot met een intermitterende doorstroming van een voedingsoplossing. In de tweede zone is dat net zo en hierdoor groeit de plant optimaal verder. Dit is in contrast met het overplanten van plantjes van een tray of bak naar een goot. Wanneer plantjes van een bak of tray in een goot geplant worden, ondervindt de plant stress omdat de manier van bewateren en bemesten anders is. Het plantje in een trayveld krijgt in de praktijk in de zomer maximaal tweemaal per dag een gietbeurt en in de winter zelfs maar een paar keer per week. Dit discontinue watergeven zorgt ervoor dat er een ander soort wortel wordt gevormd (een luchtwortel). De trayplant die in een goot wordt overgeplant moet zicht aanpassen aan deze verandering van discontinu (van een paar keer per week tot maximaal tweemaal per dag) tot intermitterend watergeven (van een zestal keer per dag in de winter tot meer dan het dubbele in de zomer) en dit veroorzaakt stress (aanmaak van nieuwe wortels) waardoor een terugval te zien is in de groei van het plantje. Doordat in het systeem volgens de uitvinding van één goot naar een andere goot overgezet wordt, blijft de omgeving van het plantje en wortel hoofdzakelijk gelijk en zal het plantje geen noemenswaardige stress ondervinden. In het geval van trayplant kan gemakkelijk een groeivertraging optreden van een paar dagen.
De sprongsgewijze vergroting van tussenafstand tussen aangrenzende plantjes in een goot wordt minstens gedeeltelijk gecompenseerd doordat de afstand tussen aangrenzende goten in de tweede zone noemenswaardig kleiner is ter plaatse van de overgang dan de afstand tussen aangrenzende goten in de eerste zone ter plaatste van de overgang. Hierdoor blijft de oppervlakte optimaal benut.
Bij voorkeur is de verhouding van de eerste tussenafstand en de tweede tussenafstand en de verhouding van afstand tussen aangrenzende goten in de tweede zone en de eerste zone ter plaatse van de overgang zodanig dat het aantal gewaseenheden per m2 hoofdzakelijk constant blijft in de overgang. Daarbij is hoofdzakelijk constant blijven van gewaseenheden per m2 gedefinieerd als dat het verschil in aantal gewaseenheden per m2 kleiner is dan 25%, bij voorkeur kleiner dan 20%, meer bij voorkeur kleiner dan 15%. Doordat het aantal gewaseenheden per m2 hoofdzakelijk constant blijft, kan de oppervlakte optimaal benut blijven in de overgang van de eerste zone naar de tweede zone. In dit kader wordt opgemerkt dat het doel van het systeem met beweegbare goten is om de beschikbare oppervlakte per gewaseenheid hoofdzakelijk continue te vergroten. Daarbij kan de hoofdzakelijk continue vergroting ook in kleine stapjes gebeuren, en kan in de overgang van de eerste zone naar de tweede zone een dergelijk stapje uitgevoerd worden, zodanig dat de overgang wel degelijk een absolute sprong vertoont in aantal plantjes per m2. Echter een dergelijke sprong wordt nog steeds beschouwd als hoofdzakelijk constant omdat deze sprong noemenswaardig kleiner is dan het verschil in aantal plantjes per m2 ter plaatse van de eerst rand en de tweede rand.
Bij voorkeur bevat de geleider een aandrijving voor het bewegen van de goten in de eerste richting, waarbij de aandrijving voorzien is om de afstand tussen aangrenzende goten in genoemde richting te wijzigen. Een dergelijke aandrijving kan op verschillende manieren gevormd worden, bijvoorbeeld door een robot, of door een aandrijfstaaf of trekbaar of aandrijfketting met meenemers die op een afstand van elkaar geplaatst zijn overeenstemmend met de afstand tussen de goten. Daarbij kunnen één of meerdere van dergelijke aandrijvingen voorzien worden, waarbij bijvoorbeeld meerdere aandrijvingen telkens voorzien zijn voor het aandrijven van één segment van het gebied.
Bij voorkeur is verder een inrichting voorzien voor het overplanten van minstens een gedeelte van de gewaseenheden in genoemde overgang van de eerste zone naar de tweede zone. Deze inrichting kan volledig geautomatiseerd zijn, of kan tussenkomst van een arbeider vereisen, waarbij bijvoorbeeld de inrichting voorzien is voor het positioneren van een volle goot uit de eerste zone naast één of meerder goten uit de tweede zone, zodanig dat een arbeider de plantjes manueel kan overzetten van de goot uit de eerste zone naar de goot of goten uit de tweede zone. Alternatief kan een inrichting voorzien worden voor automatisch opnemen van minstens een gedeelte van de gewaseenheden uit de eerste zone en het plaatsen van deze opgenomen gewaseenheden in goten van de tweede zone.
Bij voorkeur is de inrichting voorzien voor het overplanten van alle gewaseenheden uit goten in de eerste zone naar goten in de tweede zone. Wanneer alle gewaseenheden overgeplaatst worden van goten uit de eerste zone naar goten in de tweede zone, kunnen de goten uit de eerste zone geoptimaliseerd worden voor relatief kleine plantjes, terwijl de goten uit de tweede zone geoptimaliseerd worden voor relatief grotere plantjes.
Bij voorkeur bevat elke goot meerdere middelen voor het vasthouden van een gewaseenheid, welke meerdere middelen vooraf bepaalde tussenafstanden vertonen in de lengterichting van de goot. Daarbij zijn bij voorkeur de goten in dwarsdoorsnede hoofdzakelijk een buis of U-vormig met een afdekking (deksel), waarbij de meerdere middelen gevormd zijn als openingen in de buis of afdekking, waarbij elke opening gevormd is om een of meerdere gewaseenheden vast te houden zodanig dat het medium en wortels van de gewaseenheid zich hoofdzakelijk onder de afdekking bevinden terwijl bladeren van de gewaseenheid zich hoofdzakelijk boven de afdekking bevinden. Deze gootopbouw blijkt meerdere voordelen te hebben, enerzijds is de tussenafstand tussen aangrenzende gewaseenheden vooraf bepaald, en kan dus geoptimaliseerd worden. Anderzijds zal de afdekking ervoor zorgen dat minder licht bij de wortels van de gewaseenheden komt, zodat deze wortels kunnen groeien. Verder zorgt de afdekking ervoor dat water in de goot niet rechtstreeks uit de goot verdampt.
Bij voorkeur zijn de goten afwaterend geplaatst en bevat het systeem ter plaatse aan een eind van de goten een waterdoseersysteem en ter plaatse aan het andere eind van de goten een wateropvangsysteem zodanig dat door het gebruik van het systeem het voedingswater op gecontroleerde wijze doorheen de goten stroomt. Verder bij voorkeur is het wateropvangsysteem operationeel verbonden met het waterdoseersysteem (bijvoorbeeld door een opvangput) zodanig dat hoofdzakelijk alle voedingswater recupereerbaar is. Op deze wijze wordt een gesloten circuit verkregen waarin het water met de voedingsstoffen stroomt. Dit laat toe om uiterst efficiënt met water en meststoffen om te gaan en er alleen water weggaat door verdamping en meststoffen door de opname door de plant.
Bij voorkeur zijn meerdere waterdoseersystemen en meerdere wateropvangsystemen voorzien, zodanig dat aan verscheidene goten een verschillende hoeveelheid water en/of water met verschillende eigenschappen kan gegeven worden . Deze meerdere voedingswaterdoseersystemen en -opvangsystemen kunnen dan geplaatst worden in vooraf bepaalde segmenten van het gebied zodat het voedingswater (water met meststoffen) geoptimaliseerd kan worden afhankelijk van de groeifase waarin het gewas zich bevindt. Daarbij zal duidelijk zijn dat kleine plantjes andere behoeften hebben dan grote planten.
Bij voorkeur bevat het systeem verder een opkweekzone met een verdere geleider voor het geleiden van meerdere opkweekgoten in een verder gebied dat grenst aan de eerste rand, waarbij elke opkweekgoot voorzien is voor het vasthouden van meerdere van de gewaseenheden met een verdere tussenafstand die noemenswaardig kleiner is dan de eerste tussenafstand, waarbij de geleider voorzien is om de afstand tussen aangrenzende opkweekgoten in genoemde richting geleidelijk te vergroten en waarbij de afstanden tussen aangrenzende opkweekgoten ter plaatse van een verdere overgang van de opkweekzone naar een eerste zone noemenswaardig kleiner is dan de afstand tussen aangrenzende goten ter plaatse van de verdere overgang, zodanig dat het aantal gewaseenheden per vierkante meter hoofdzakelijk constant blijft in de verdere overgang. Het is zoals bij de overgang van de eerste zone naar de tweede zone, is het de bedoeling is dat hier geen bruuske overgang is van bijvoorbeeld 200 naar 100 maar de daling van het aantal eenheden/m2, maar dat een continu dalende trend voortgezet wordt. Deze opkweekzone is dus geoptimaliseerd door gebruik te maken van goten. Daarbij is de tussenafstand tussen plantjes in een opkweekzone noemenswaardig kleiner dan de tussenafstand tussen plantjes in de eerste zone. Dit laat toe om de oppervlakte optimaal te benutten. Dit laat ook toe om de plantjes in de opkweekfase meer ruimte te geven door opkweekgoten uit elkaar te bewegen naarmate het plantje groeit in de opkweekfase. Dit laat toe om het hele systeem verder te optimaliseren, waar bijvoorbeeld de opkweekfaselanger duurt, waarbij het plantje groter kan worden, dan wanneer de opkweekfase traditioneel uitgevoerd wordt. Ook kan de grens tussen de verlengde opkweekfase en de teeltfase gekozen worden in het systeem volgens de uitvinding om het groeien van het gewas, het productieproces en de oppervlaktebenutting verder te optimaliseren. Dit is in traditionele systemen onmogelijk, zelfs wanneer de teeltfase in beweegbare goten gedaan wordt.
De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het telen van een gewas, waarbij de werkwijze de volgende stappen bevat: - overplanten van eenheden van een gewas in meerdere goten ter plaatse van een eerste rand van een vooraf bepaald gebied; - geleiden van meerdere goten in een eerste richting die zich uitstrekt van de eerste rand naar de tweede rand van het gebied, waarbij tijdens het geleiden de afstand tussen de aangrenzende goten geleidelijk vergroot, zodanig dat het aantal gewaseenheden per m2 afneemt van de eerste rand naar de tweede rand; - oogsten van de gewaseenheden ter plaatse van de tweede rand; daardoor gekenmerkt dat de werkwijze verder bevat: - overplanten van ten minste een gedeelte van de gewaseenheden in een overgang van de eerste zone van het gebied die grenst aan de eerste rand en een tweede zone van het gebied die grenst aan de tweede rand, zodanig dat elke goot in de eerste zone voorzien is om gewaseenheden te bevatten met een eerste tussenafstand, en elke goot in de tweede zone voorzien is om gewaseenheden te bevatten met een tweede tussenafstand, waarbij de eerste tussenafstand noemenswaardig kleiner is dan de tweede tussenafstand en waarbij de afstand tussen aangrenzende goten ter plaatse van de overgang noemenswaardig groter is dan de afstand tussen aangrenzende goten in de tweede zone ter plaatse van de overgang. Deze werkwijze beschrijft het gebruik van het systeem dat hierboven beschreven is. De effecten en voordelen die beschreven zijn hierboven, zijn dan ook van toepassing op de werkwijze volgens de uitvinding.
Bij voorkeur bevat de werkwijze verder het voortbewegen van minstens een gedeelte van de meerdere goten in genoemde eerste richting door middel van een aandrijving.
De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.
In de tekening laat : figuur 1 een schematisch bovenaanzicht zien van een teeltsysteem volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 2 een zijaanzicht zien van een zone uit een teeltsysteem van figuur 1; figuur 3 een perspectiefaanzicht zien van een goot voor toepassing in het teeltsysteem volgens de uitvinding; figuur 4 een doorsnede zien van een goot met gewaseenheid; figuur 5 een principeopbouw zien van een kas met meerdere systemen volgens de uitvinding; figuur 6 verschillende goten uit verschillende zones van een voorkeurssysteem volgens de uitvinding zien; figuur 7 een voorkeurs aandrijfsysteem zien voor toepassing in het teeltsysteem volgens de uitvinding; en figuur 8 een grafiek zien die het effect van het teeltsysteem volgens de uitvinding illustreert.
In de tekening is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend.
Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een systeem voor het telen van een gewas volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, dat in een vooraf bepaald gebied 1 geplaatst is. Dit vooraf bepaalde gebied 1 wordt in de praktijk bij voorkeur gevormd door een kas of serre of een buitenopstelling. Daarbij kan ook een gedeelte van een kas of serre het vooraf bepaalde gebied vormen, waarbij een ander gedeelte van de kas of serre voor andere doeleinden gebruikt wordt. Ook kunnen meerdere systemen voor het telen van een gewas volgens de uitvinding in één kas of serre geplaatst worden, dit is geïllustreerd in figuur 5. In het vooraf bepaalde gebied 1 kan een eerste rand 2 gedefinieerd worden, en een tweede rand 3 gedefinieerd worden. De eerste rand 2 en de tweede rand 3 staan tegenover elkaar en definiëren een eerste richting die zich uitstrekt van de eerste rand 2 naar de tweede rand 3. Deze eerste richting is de richting waarin het gewas zich zal bewegen bij het telen. Het vooraf bepaald gebied 1 bevat verdere laterale zijden 4 die het gebied 1 afbakenen. In dit kader wordt opgemerkt dat goten van een andere zone eveneens naar zone 2 kunnen overgeplant worden.
Ter plaatse van de eerste rand 2 worden gewaseenheden van een gewas in het systeem voor het telen van het gewas gebracht, hetgeen in figuur schematisch aangeduid is met pijl 5, en ter plaatse van de tweede rand 3 worden volgroeide gewaseenheden geoogst, en daarmee van het systeem voor het telen van een gewas verwijderd, hetgeen schematisch is aangeduid met pijl 6. Het systeem voor het telen van een gewas bevat twee zones, een eerste zone 7 die grenst aan de eerste rand 2 van het vooraf bepaalde gebied 1 en een tweede zone 8 die grenst aan de tweede rand 3 van het vooraf bepaalde gebied 1. Verder grenzen de eerste zone 7 en de tweede zone 8 aan elkaar ter plaatste van een hoofdzakelijk centraal gelegen gedeelte 12 van het vooraf bepaalde gebied 1. Daarbij is hoofdzakelijk centraal gelegen gedeelte gedefinieerd als de locatie die het minstens een eerste afstand verwijderd ligt van zowel de eerste rand 2 als van de tweede rand 3, waarbij de eerste afstand bij voorkeur minstens 5% is van de afstand tussen de eerste rand 2 en de tweede rand 3, meer bij voorkeur minstens 10%. Hoofdzakelijk centraal wil dus niet zeggen dat het mathematisch in het midden tussen de eerste rand en de tweede rand moet liggen.
In zowel de eerste zone 7 als in de tweede zone 8 zijn meerdere goten geplaatst, respectievelijk aangeduid met referentiecijfers 9 en 10. Daarbij strekt elke goot zich hoofdzakelijk parallel uit aan de eerste rand 2 en de tweede rand 3 en is een geleider 11 voorzien voor het geleiden van de goten 9, 10 in de eerste richting. De eerste richting staat hoofdzakelijk loodrecht op de goten 9, 10. De geleider 11 ligt in de uitvoeringsvorm uit figuur 1 als meerdere ondersteuningsprofielen die hoofdzakelijk horizontaal geplaatst zijn (in de lengterichting van rand 2 naar 3). In de dwarsrichting (richting van de goten) liggen de ondersteunigsprofielen hellend volgens de afwatering van de goten. Daarbij kan het aantal ondersteuningsprofielen (van rand 2 naar 3) aangepast worden op basis van de ondersteuningsbehoeften van de goten. Bij voorkeur zijn de ondersteuningsprofielen in hun lengterichting onderbroken ter plaatste van de overgang 12 van de eerste zone 7 naar de tweede zone 8 zodanig dat goten uit de eerste zone 7 ook in deze eerste zone kunnen blijven en teruggevoerd kunnen worden naar de eerste rand 2, terwijl de goten uit de tweede zone 8 in deze tweede zone kunnen blijven en teruggevoerd worden naar de overgang 12 na oogsten ter plaatste van de tweede rand 3. De ondersteuningsprofielen bevattend de geleider 11 hebben bij voorkeur een vlakke bovenkant zodanig dat de goten 9, 10 op de vlakke bovenkant van de ondersteuningsprofielen kunnen schuiven. In de praktijk is het meestal zo dat zone 2 in twee wordt opgesplitst wat betreft geleidingssysteem. Op het splitsingspunt verspringen de ondersteuningsprofielen en derhalve ook het geleidingssysteem.
De eerste zone 7 en de tweede zone 8 verschillen technisch van elkaar door de tussenafstand tussen aangrenzende gewaseenheden in de goten. In het bijzonder is de tussenafstand 13 tussen gewaseenheden in goten 9 uit de eerste zone 7 noemenswaardig kleiner dan de tussenafstand 14 tussen gewaseenheden in goten 10 uit de tweede zone 8. Op dit verschil van tussenafstanden 13 en 14 na, zal de technische opbouw en de werking van het systeem in de eerste zone 7 nagenoeg hetzelfde zijn aan die van de tweede zone. Zone 7 heeft nu maar 1 aangedreven trekbaar systeem (wegens de beperkte lengte).
Eigen aan dit systeem met twee zones 7 en 8, is dat een overgang 12 aangeduid kan worden waar minstens een gedeelte van de gewaseenheden overgeplant of overgezet worden van één goot naar een andere goot. In het uitvoeringsvoorbeeld zoals getoond in figuur 1, worden alle gewaseenheden uit de goot 9 ter plaatse van de overgang 12 overgezet naar één of meerdere goten 10 van de tweede zone 8 ter plaatse van de overgang. Dit kan automatisch, machinaal of door tussenkomst van een arbeider gebeuren. In de uitvoeringsvorm van figuur 1 blijven de goten 9 in de eerste zone 7, en worden ze teruggevoerd naar de eerste rand 2. Ook blijven de goten 10 uit de tweede zone 8 in deze zone en worden ze wanneer ze ter plaatse van de tweede rand 3 komen teruggevoerd naar de overgang 12 om opnieuw gevuld te worden. In een alternatieve uitvoeringsvorm lopen de goten door van de eerste zone 7 naar de tweede zone 8, en komen ter plaatse van de overgang 12 goten bij zodat een gedeelte van de gewaseenheden uit de goten in de eerste zone kunnen overgezet of overgeplant worden naar de bijgekomen goten om zo de tussenafstand tussen aangrenzende gewaseenheden in de goten te vergroten. Voor de duidelijkheid wordt in deze beschrijving de spatie tussen twee gewaseenheden aangeduid met de term tussenafstand terwijl de spatie tussen twee goten aangeduid wordt met de term afstand.
In elke zone 7, 8 bewegen de goten 9,10 in de eerste richting zodanig dat voor elke zone 7, 8 een begin en een einde kan gedefinieerd worden, waarbij het einde van de zone het gedeelte is waar de goten terechtkomen wanneer ze in de eerste richting bewegen. Ter plaatse van het begin van elke zone 7, 8 staan de goten 9, 10 met een eerste afstand tussen aangrenzende goten 9, 10 welke eerste afstand respectievelijk aangeduid is met referentiecijfer 15 en 17. De eerste afstand is minimaal en kan, afhankelijk van de configuratie van het systeem, afwijken voor de eerste zone 7 en de tweede zone 8. Afstand tussen goten is gedefinieerd als de afstand tussen de centrale aslijnen van de goten. Bij voorkeur is de eerste afstand 17 van goten 10 in de tweede zone 8 ter plaatse van de overgang 12 groter dan de breedte van de goot + 0 mm, bij voorkeur groter dan de breedte van de goot + 5 mm (+1mm), meer bij voorkeur groter dan de breedte van de goot + 10 mm zodanig dat de goten 10 elkaar niet raken ter plaatse van de overgang 12. Wanneer de goten 10 in de tweede zone 8 ter plaatse van de overgang 12 niet tegen elkaar aangedrukt worden, worden bladeren van het gewas ook niet geklemd tussen aangrenzende goten 10, zodanig dat het gewas niet beschadigd geraakt. Echter het voortbewegen van de goten 10 tijdens het vullen van de goten of het vullen van ten minste een gedeelte van de goten in de overgang 12 is noemenswaardig moeilijker wanneer de goten 10 niet tegen elkaar gedrukt mogen worden. Dit is hieronder verder uitgelegd aan de hand van figuur 7. Ter plaatse van het einde van elke zone 7, 8 vertonen de goten 9, 10 een tweede afstand tussen aangrenzende goten, respectievelijk aangeduid met referentiecijfers 16 en 18, die noemenswaardig groter is dan de eerste afstand 15, 17. De tweede afstand is een vooraf gedefinieerde maximale afstand en kan, afhankelijk van de configuratie van het systeem, afwijken voor de eerste zone 7 en de tweede zone 8.
Over de lengte van elke zone 7, 8 wordt tussen begin en einde van de zone de afstand tussen aangrenzende goten stapsgewijs of continu vergroot van de eerste afstand 15, 17 naar de tweede afstand 16, 18. Het effect hiervan is dat het aantal gewaseenheden per vierkante meter daalt van het begin van elke zone naar het eind van elke zone. Dit heeft als gevolg dat de oppervlakte per gewaseenheid in elke zone toeneemt van het begin naar het einde, wat toelaat dat elke gewaseenheid groeit en hiervoor ook de nodige oppervlakte krijgt. Daarbij is de oppervlakte bij het begin van elke zone optimaal benut omdat de afstand tussen de goten klein is, wanneer de gewaseenheden ook klein zijn en minder oppervlakte per gewaseenheid nodig hebben, en krijgt elke gewaseenheid voldoende ruimte om te groeien binnen elke zone omdat de afstand tussen goten vergroot vanaf het begin naar het einde van elke zone.
Ter plaatse van de overgang 12 grenst het einde van de eerste zone 7 aan het begin van de tweede zone 8. Hierdoor zullen de goten van de eerste zone ter plaatse van de overgang 12 een noemenswaardig grotere afstand tussen aangrenzende goten vertonen dan de goten 10 van de tweede zone 8 ter plaatse van de overgang 12. Door de combinatie van het noemenswaardig vergroten van de tussenafstand van gewaseenheden in één goot in de overgang 12 van de eerste zone 7 naar de tweede zone 8, en het noemenswaardig verkleinen van de afstand tussen aangrenzende goten over de overgang 12 van de eerste zone naar de tweede zone 8, kan het aantal gewaseenheden per m2 hoofdzakelijk constant blijven over de overgang van de eerste zone 7 naar de tweede zone 8. Daarbij is hoofdzakelijk constant in deze context hierboven gedefinieerd. Tests hebben uitgewezen dat deze manier van werken met twee zones 7 en 8 toelaat om noemenswaardig efficiëntere wijze gewas te telen. Hierdoor kan het aantal gewaseenheden per m2 in het vooraf bepaalde gebied 1 continu en/of stapsgewijs afnemen van de eerste rand 2 naar de tweede rand 3. Daarbij kunnen de gewaseenheden geplant worden ter plaatse van de eerste rand 2 met een aantal gewaseenheden per m2 die geoptimaliseerd is in functie van de grootte van de gewaseenheden die geplant worden. Ter plaatse van de tweede rand 3 worden de gewaseenheden geoogst, en is elke gewaseenheid volgroeid, en is het aantal gewaseenheden per m2 geoptimaliseerd in functie van de grootte van de volgroeide gewaseenheden. Dit laat toe een gewas op een oppervlakte-geoptimaliseerde wijze te telen.
Figuur 2 toont een zijaanzicht van een eerste zone 7 uit het systeem van figuur 1, en toont hoe goten onder de geleiders 11 teruggevoerd kunnen worden naar het begin van de zone, zoals aangeduid is met pijl 19. Hiertoe worden de goten eerst leeggemaakt, waarbij gewaseenheden eerst overgeplant worden van goten 9 uit de eerste zone naar goten 10 uit de tweede zone, dit is aangeduid met pijl 20. Hierna kunnen de goten 9 via een transportsysteem onder de geleiders 11 naar het begin van de eerste zone gebracht worden. Ter plaatse van het begin van de eerste zone worden goten 9 op het begin van de eerste geleider geplaatst en gevuld met gewaseenheden. Dit is in de figuur geïllustreerd met pijl 21. De terugkeer van de goten 10 gebeurt onder de geleiders.
Figuur 3 toont een perspectiefaanzicht van een goot 10 uit de tweede zone. Elke goot 10 is in doorsnede bij voorkeur buisvormig of U-vormig met aan de binnenzijde een hoofdzakelijk licht gebogen onderkant 25 (zo loopt de voedingsoplossing centraal door de goot), en waarbij de goot bij voorkeur voorzien is van naar beneden uitstekende pootjes 23 die zich in de lengterichting van de goot 10 uitstrekken. De uitstekende pootjes 23 laten toe om de goten 10 op eenvoudige wijze voort te bewegen door middel van een aandrijving die geïllustreerd is in figuur 7. De buisvormige goot hoeft geen aparte afdekking, daar waar de U-vormige goot aan een bovenzijde bij voorkeur voorzien is van een deksel 24. In de bovenzijde of in deze afdekkingen zijn meerdere openingen 22 gevormd, waarbij elke opening voorzien is voor het opnemen van één gewaseenheid. De openingen 22 kunnen alle afmetingen en vormen aannemen (rond, ovaal, vierkant, rechthoekig ...) en hebben een tussenafstand 14, zoals hierboven uitvoerig besproken is. Goten 9 uit de eerste zone 7 zijn gelijkaardig opgebouwd aan de goot die weergegeven is in figuur 3, echter met een tussenafstand tussen de openingen 22 die noemenswaardig kleiner is dan de weergegeven tussenafstand 14 in figuur 3, dit verschil is geïllustreerd in figuur 6.
Figuur 4 toont een doorsnede van een goot 10 ter plaatse van een opening 22, en toont een gewaseenheid die daarin geplaatst is. De gewaseenheid groeit in een substraat (medium) 26. De wortels van het gewas groeien in het medium, maar ook daarbuiten op de bodem van de goot. Het gewas heeft bladeren en/of vruchten 27. Daarbij strekken de bladeren en/of vruchten 27 zich typisch hoofdzakelijk uit boven de afdekking 24 terwijl het medium met wortels 26 zich hoofdzakelijk onder de afdekking 24 uitstrekt. Het voordeel hiervan is dat de wortels afgeschermd worden van het licht. Het water mengt zich met lucht en neemt daardoor zuurstof op. De zuurstof is heel belangrijk voor de groei wortels en plant. Deze manier van telen van gewassen in goten is alom bekend als NFT (Nutrient Film Technique) dwz een dun laagje (film) voedingsoplossing (nutriënt) stroomt door de goot waarin dan de wortels van de plant zich ontwikkelen en dit is een vorm van hydrocultuur.
Figuur 5 toont een vooraf bepaald gebied 1 waarin meerdere systemen volgens de uitvinding geplaatst zijn, en waarbij een verder gebied 28 voorzien is dat grenst aan de eerste rand van het vooraf bepaalde gebied 1. Dit verder gebied 28 wordt voorzien van een systeem dat analoog is aan het systeem van elk van de zones 7, 8, waardoor een derde zone ontstaat, ook wel opkweekzone genoemd, die net zoals de eerste zone en de tweede zone voorzien is van een geleider en van meerdere opkweekgoten, waarbij elke opkweekgoot voorzien is voor het vasthouden van meerdere gewaseenheden, met een tussenafstand die kleiner is dan de eerste tussenafstand 13, en waarbij de verdere geleider voorzien is om de opkweekgoten te bewegen richting de eerste rand van het vooraf bepaalde gebied 1, terwijl de afstand tussen aangrenzende opkweekgoten vergroot. Hierdoor zal in een verdere overgang van de opkweekzone 28 naar de eerste zone 7 hetzelfde effect optreden als hierboven beschreven met betrekking tot de overgang 12. Dit wil zeggen dat het aantal gewaseenheden per m2 in de overgang van de opkweekzone naar de eerste zone hoofdzakelijk constant kan blijven. Ook kan de oppervlakte van het verdere gebied 28 optimaal benut worden.
Figuur 6 toont drie goten uit drie verschillende zones 7, 8 en 28. Daarbij toont de figuur een goot 10 uit de tweede zone 8, een goot 9 uit de eerste zone 7, en een goot 29 uit de opkweekzone 28. Daarbij maakt de figuur duidelijk dat de tussenafstand tussen aangrenzende gewaseenheden in de opkweekgoot 29 noemenswaardig kleiner is dan de tussenafstand tussen aangrenzende gewaseenheden in de goot 9 uit de eerste zone (verlengde opkweekzone), en dat deze tussenafstand tussen de aangrenzende gewaseenheden in de eerste zone 7 noemenswaardig kleiner is dan de tussenafstand tussen aangrenzende gewaseenheden in de goten 10 van de tweede zone 8. Dit laat toe, in combinatie met het verkleinen van de afstand tussen aangrenzende goten 9, 10 en 29 bij elke overgang tussen zones het aantal gewaseenheden per m2 hoofdzakelijk constant te houden.
Figuur 7 toont een voorkeursaandrijving voor toepassing van het systeem volgens de uitvinding. Daarbij zal duidelijk zijn dat verschillende soorten en types aandrijvingen, inclusief manuele aandrijving van de goten, waarbij goten manueel verplaatst worden, kunnen toegepast worden om het principe van de uitvinding uit te voeren. Ook kan een robotsysteem gebruikt worden om de goten voort te bewegen. Het voorkeursaandrijfsysteem uit figuur 7 bevat een aandrijfstaaf , bijvoorbeeld een trekbaar, 30 met meerdere meenemers 31. De aandrijfstaaf 30 is voorzien om vooruit en achteruit te bewegen zoals aangeduid in de figuur met pijl 33. Over de lengte van het systeem voor het telen van een gewas die zich uitstrekt van de eerste rand 2 naar de tweede rand 3 zijn meerdere van dergelijke aandrijfstaven voorzien, die telkens een segment van de lengte van het systeem bedienen. Een fysische opdeling van zone 2 en de weerstand van materialen bepalen meestal de lengte van een trekbaar- of geleidingssysteem.
Elk van de meenemers 31 is kantelbaar tussen een liggende positie waarin de meenemer zich hoofdzakelijk evenwijdig met de aandrijfstaaf 30 uitstrekt en ten minste gedeeltelijk opwaartse positie waarin de meenemer 31 zich minstens gedeeltelijk boven de aandrijfstaaf 30 uitstrekt om achter een poot van een goot te kunnen haken om zo de goot mee te trekken in de eerste richting 34. Daarbij zijn de meenemers 31 geveerd richting de opwaartse richting zodanig dat ze steeds de neiging hebben om zich opwaarts uit te strekken. Echter wanneer een neerwaartse kracht aangrijpt op de meenemers 31, zal de meenemer 31 tegen de veerkracht in kantelen om zich hoofdzakelijk liggend uit te strekken. Een dergelijk opstelling laat toe om goten 10 aan te drijven wanneer de aandrijfstaaf 30 in de eerste richting 34 beweegt, terwijl de meenemers 31 zich opwaarts uitstrekken en de goten meetrekken. Wanneer de aandrijfstaaf in de tegenovergestelde richting beweegt, zullen de meenemers 31 door de goten 10, tegen de veerkracht van de meenemer 31 in, naar beneden gedrukt worden zodanig dat de goten niet terug bewogen worden. Hiermee wordt dus een eenrichtingssysteem verkregen voor het aandrijven van goten, waarbij de afstand tussen goten op eenvoudige wijze gewijzigd kan worden.
Figuur 7 toont aan de rechterzijde van de figuur een verdere mogelijkheid waarbij een gedeelte van de aandrijfstaaf 30 bovenaan afgedekt is door een afdekking 35 die ervoor zorgt dat goten 10a die zich boven de afdekking bevinden niet door meenemers meegenomen kunnen worden in de eerste richting 34. Dit laat toe om in een zone een vooraf bepaald segment wel voort te bewegen terwijl een ander segment bewust, door de afdekking 35, niet voortbewogen wordt. Deze mogelijkheid wordt voornamelijk relevant wanneer het oogsten aan de tweede rand 3 van het vooraf bepaalde gebied 1 en het planten en/of overzetten in respectievelijk de eerste rand 2 en de overgang 12 niet gelijktijdig gebeurt.
Door te oogsten en niet gelijktijdig over te planten (in overgang 12) wordt een gat gecreëerd in de zone 8, dat opnieuw opgevuld wordt bij het planten en/of overzetten. Het terug dichten van het gat gebeurt dan typisch door een aandrijfstaaf verbonden aan een aandrijfketting in combinatie met een aandrijfstaaf die begint aan overplantzone 12 en eindigt N goten voorbij de afdekplaat 35. De aandrijfstaaf verbonden aan een ketting bevindt zich typisch in een startpositie onder de goten ter plaatse van de afdekking 35 Bij het oogsten zullen de goten door de aandrijfstaven eindigend bij de tweede rand en beginnend bij afdekking 35 meegenomen worden. na afdekplaat 35. zal een gat onstaan dat tijdens het overplanten opgevuld moet worden. Om het gat op te vullen zal de trekbaar aan de ketting eerst N posities naar voor bewegen zodat de meenemers voorbij afdekplaat 35 getrokken worden en opwaarts uitstrekken Vervolgens zal de aandrijfstaaf die begint aan overplantzone 12 N goten voorbij de afdekplaat duwen. Dit proces herhaalt zich tot De ketting de goten over het volledige gat bewogen heeft. Zo kan een gat in een veld met goten opgevuld worden zonder dat goten tegen elkaar geduwd moeten worden.
De aandrijving zoals weergegeven in figuur 7 biedt vele mogelijkheden voor het ontwerpen en sturen van de goten in hun beweging in de eerste richting. In het bijzonder laat deze aandrijving uit figuur 7 toe om goten toe te voegen aan het begin van een zone zonder deze goten tegen elkaar aan te moeten duwen. De aandrijving laat toe deze goten met een afstand tussen aangrenzende goten voort te trekken, waarbij, zoals hierboven reeds vermeld, geen bladeren tussen aangrenzende goten geklemd kunnen worden.
Figuur 8 toont een grafiek die het effect van het gebruik van een systeem zoals weergegeven in figuur 1 in beeld brengt. De grafiek toont op de horizontale as het aantal dagen dat een gewas groeit, terwijl op de verticale as het aantal gewaseenheden per m2 is weergegeven. De waarden die in de grafiek opgenomen zijn, zijn slechts een voorbeeld, en het zal duidelijk zijn dat afhankelijk van het type gewas deze waarden noemenswaardig kunnen verschillen. Echter de principes die deze grafiek laat zien, zijn eigen aan het systeem volgens de uitvinding, en zijn daarom algemeen bruikbaar. In de figuur zijn drie fasen weergegeven, waarbij de eerste fase 37 de de opkweekfase aanduidt. In het voorbeeld van de figuur 8 worden gewaseenheden aan 216 gewaseenheden per m2 geplant in de opkweekgoot.
Na de opkweekfase 37 worden de gewaseenheden vanuit de goten 29 overgeplant naar de goten 9 (verlengde opkweekfase zone 7) ter plaatse van de eerste rand 2. waar dan de goten 9 dicht bij elkaar staan zodanig dat 108 gewaseenheden per m2 zich bevinden in de goten 9 ter plaatse van de eerste rand 2. Door de afstand tussen aangrenzende goten te vergroten in de eerste zone 7, in het voorbeeld van figuur 8 in trappen, wordt het aantal gewaseenheden per m2 stelselmatig kleiner tot 49 gewaseenheden per m2 tot de goten 9 ter plaatse van de overgang 12. De gewaseenheden worden dan overgezet of overgeplant naar goten 10 in de tweede zone 8 met een aantal gewaseenheden per m2, in het voorbeeld van figuur 8, van 38. Dit aantal gewaseenheden van 38 per m2 wordt bekomen terwijl de goten in de tweede zone 8 dicht bij elkaar staan, dit door de tussenafstand tussen aangrenzende gewaseenheden in de goot 10 noemenswaardig te vergroten ten opzichte van de eerste zone 7. Door de afstand tussen de goten in de tweede zone 8 te vergroten terwijl de goten van de overgang 12 naar de tweede rand 3 bewegen, wordt het aantal gewaseenheden per m2 stelselmatig kleiner om het gewas ruimte te geven om te volgroeien. Ter plaatse van de tweede rand 3 staan de gewaseenheden met een dichtheid van ongeveer 15 gewaseenheden per m2, zijn gewaseenheden volgroeid, en kunnen ze geoogst worden. Op deze manier wordt de oppervlakte van het vooraf bepaalde gebied 1 optimaal benut.
Op basis van bovenstaande beschrijving zal duidelijk zijn dat wanneer de conclusie definieert dat de geleider (trekbaar) voorzien is voor het geleiden van de goten in een eerste richting die zich uitstrekt van een eerste rand naar een tweede rand van het gebied, dit niet wil zeggen dat één geleider het gehele traject aflegt van de eerste rand naar de tweede rand. Wel zullen de geleiders allemaal in de eerste richting bewegen. Deze eerste richting strekt zich uit van de eerste naar de tweede rand. De meerdere geleiders samen zullen ervoor zorgen dat de gewaseenheden zullen bewegen van de eerste rand naar de tweede rand.
Op basis van de figuren en de beschrijving, zal de vakman in staat zijn om de werking en de voordelen van de uitvinding te begrijpen alsook de verschillende uitvoeringsvormen daarvan. Daarbij zal duidelijk zijn dat de beschrijving en de figuren slechts bedoeld zijn voor het begrijpen van de uitvinding en niet voor het beperken van de uitvinding tot enkele uitvoeringsvormen of voorbeelden die daarin gebruikt zijn. Daarom wordt benadrukt dat de beschermingsomvang enkel zal gedefinieerd worden in de conclusies.

Claims (14)

  1. Conclusies
    1. Systeem voor het telen van een gewas, bevattende een geleider voor het geleiden van meerdere goten binnen een vooraf bepaald gebied, waarbij elke goot voorzien is voor het vasthouden van meerdere gewaseenheden van het gewas, en waarbij de geleider voorzien is voor het geleiden van de goten in een eerste richting die zich uitstrekt van een eerste rand naar een tweede rand van het gebied, waarbij de geleider verder voorzien is om de afstand tussen aangrenzende goten in genoemde richting geleidelijk te vergroten zodanig dat het aantal gewaseenheden per vierkante meter in het gebied hoofdzakelijk afneemt van de eerste rand naar de tweede rand, daardoor gekenmerkt dat het gebied een eerste zone grenzend aan de eerste rand en een tweede zone grenzend aan de tweede rand bevat, en waarbij elke goot in de eerste zone voorzien is om gewaseenheden te bevatten met een eerste tussenafstand en waarbij elke goot in de tweede zone voorzien is om gewaseenheden te bevatten met een tweede tussenafstand, waarbij de eerste tussenafstand noemenswaardig kleiner is dan de tweede tussenafstand en waarbij de afstand tussen aangrenzende goten in de eerste zone ter plaatse van een overgang van de eerste zone naar de tweede zone noemenswaardig groter is dan de afstand tussen aangrenzende goten in de tweede zone ter plaatse van de overgang.
  2. 2. Systeem voor het telen van een gewas volgens conclusie 1, waarbij verhouding van de eerste tussenafstand en de tweede tussenafstand en de verhouding van afstand tussen aangrenzende goten in de tweede zone en in de eerste zone ter plaatse van de overgang zodanig gekozen is dat het aantal gewaseenheden per vierkante meter hoofdzakelijk constant blijft in de overgang.
  3. 3. Systeem voor het telen van een gewas volgens conclusie 1 of 2, waarbij de geleider een aandrijving bevat voor het bewegen van de goten in de eerste richting, waarbij de aandrijving voorzien is om de afstand tussen aangrenzende goten in genoemde richting te wijzigen.
  4. 4. Systeem voor het telen van een gewas volgens conclusie 3, waarbij de aandrijving gevormd is door meerdere trekbaren en waarbij minstens één afdekking van een trekbaarsysteem verbonden aan een ketting en een apart trekbaarsysteem voorzien zijn om het ontstane gat in het veld op te vullen met gewaseenheden zodanig dat de goten in zone getrokken worden.
  5. 5. Systeem voor het telen van een gewas volgens één van de voorgaande conclusies, verder voorzien van een inrichting voor het overplanten van minstens een gedeelte van de gewaseenheden in genoemde overgang van de eerste zone naar de tweede zone.
  6. 6. Systeem voor het telen van een gewas volgens conclusie 5, waarbij de inrichting voorzien is voor het overplanten van alle gewaseenheden uit goten in de eerste zone naar goten in de tweede zone.
  7. 7. Systeem voor het telen van een gewas volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij elke goot meerdere middelen bevat voor het vasthouden van een gewaseenheid, welke meerdere middelen vooraf bepaalde tussenafstanden vertonen in de lengterichting van de goot.
  8. 8. Systeem voor het telen van een gewas volgens conclusie 7, waarbij de goten in dwarsdoorsnede buisvormig of U-vormig zijn met een deksel , waarbij de meerdere middelen gevormd zijn als openingen in de afdekking waarbij elke opening gevormd is om een gewaseenheid vast te houden zodanig dat het medium en wortels van de gewaseenheid zich hoofdzakelijk onder de afdekking bevinden terwijl bladeren van de gewaseenheid zich hoofdzakelijk boven de afdekking bevinden.
  9. 9. Systeem voor het telen van een gewas volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de goten afwaterend geplaatst zijn en waarbij het systeem ter plaatse van één eind van de goten een waterdoseersysteem bevat en ter plaatse van een ander eind van de goten een wateropvangsysteem bevat zodanig dat bij gebruik van het systeem water op gecontroleerde wijze doorheen de goten stroomt.
  10. 10. Systeem voor het telen van een gewas volgens conclusie 9, waarbij het wateropvangsysteem operationeel verbonden is met het waterdoseersysteem zodanig dat water recupereerbaar is.
  11. 11. Systeem voor het telen van een gewas volgens conclusie 9 of 10, waarbij meerdere waterdoseersystemen en meerdere wateropvangsystemen voorzien zijn zodat aan verscheidene goten een verschillende hoeveelheid water en/of water met verschillende eigenschappen gegeven kan worden
  12. 12. Systeem voor het telen van een gewas volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het systeem verder een opkweekzone bevat met een verdere geleider voor het geleiden van meerdere opkweekgoten in een verder gebied dat grenst aan de eerste rand, waarbij elke opkweekgoot voorzien is voor het vasthouden van meerdere van de gewaseenheden met een verdere tussenafstand die noemenswaardig kleiner is dan de eerste tussenafstand, waarbij de geleider voorzien is om de afstand tussen aangrenzende opkweekgoten in genoemde richting geleidelijk te vergroten en waarbij de afstand tussen aangrenzende opkweekgoten ter plaatse van een verdere overgang van de opkweekzone naar de eerste zone noemenswaardig groter is dan de afstand tussen aangrenzende goten ter plaatse van de verdere overgang, zodanig dat het aantal gewaseenheden per vierkante meter hoofdzakelijk constant blijft in de verdere overgang.
  13. 13. Werkwijze voor het telen van een gewas, waarbij de werkwijze de volgende stappen bevat: - planten van gewaseenheden van het gewas in meerdere goten ter plaatse van een eerste rand van een vooraf bepaald gebied; - geleiden van de meerdere goten in een eerste richting die zich uitstrekt van de eerste rand naar een tweede rand van het gebied, waarbij tijdens het geleiden de afstand tussen aangrenzende goten geleidelijk vergroot zodanig dat het aantal gewaseenheden per vierkante meter afneemt van de eerste rand naar de tweede rand; - oogsten van de gewaseenheden ter plaatse van de tweede rand; daardoor gekenmerkt dat de werkwijze verder bevat: - overplanten van ten minste een gedeelte van de gewaseenheden in een overgang van een eerste zone van het gebied die grenst aan de eerste rand en een tweede zone van het gebied die grenst aan de tweede rand, zodanig dat elke goot in de eerste zone voorzien is om gewaseenheden te bevatten met een eerste tussenafstand en elke goot in de tweede zone voorzien is om gewaseenheden te bevatten met een tweede tussenafstand, waarbij de eerste tussenafstand noemenswaardig kleiner is dan de tweede tussenafstand en waarbij de afstand tussen aangrenzende goten in de eerste zone ter plaatse van de overgang noemenswaardig groter is dan de afstand tussen aangrenzende goten in de tweede zone ter plaatse van de overgang.
  14. 14. Werkwijze voor het telen van een gewas volgens conclusie 13, waarbij de werkwijze verder bevat: - Voortbewegen van minstens een gedeelte van de meerdere goten in genoemde eerste richting door middel van een aandrijving.
BE2015/5409A 2015-06-30 2015-06-30 Teelsysteem BE1023219B1 (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5409A BE1023219B1 (nl) 2015-06-30 2015-06-30 Teelsysteem
PL16770434T PL3316675T3 (pl) 2015-06-30 2016-06-28 System uprawy
PCT/BE2016/000030 WO2017000046A1 (en) 2015-06-30 2016-06-28 Cultivation system
CN201680049047.4A CN107920483B (zh) 2015-06-30 2016-06-28 栽培系统
ES16770434T ES2732503T3 (es) 2015-06-30 2016-06-28 Sistema de cultivo
EP16770434.5A EP3316675B1 (en) 2015-06-30 2016-06-28 Cultivation system
US15/739,526 US10765074B2 (en) 2015-06-30 2016-06-28 Cultivation system

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5409A BE1023219B1 (nl) 2015-06-30 2015-06-30 Teelsysteem

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1023219A1 true BE1023219A1 (nl) 2017-01-03
BE1023219B1 BE1023219B1 (nl) 2017-01-03

Family

ID=54140187

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2015/5409A BE1023219B1 (nl) 2015-06-30 2015-06-30 Teelsysteem

Country Status (7)

Country Link
US (1) US10765074B2 (nl)
EP (1) EP3316675B1 (nl)
CN (1) CN107920483B (nl)
BE (1) BE1023219B1 (nl)
ES (1) ES2732503T3 (nl)
PL (1) PL3316675T3 (nl)
WO (1) WO2017000046A1 (nl)

Families Citing this family (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20160106048A1 (en) * 2014-10-21 2016-04-21 Matthew Moghaddam Multi Tier Growing Apparatus
JP6812668B2 (ja) * 2016-06-17 2021-01-13 東洋製罐グループホールディングス株式会社 水耕栽培システム
CA3091297A1 (en) * 2018-02-20 2019-08-29 Osram Gmbh Controlled agricultural system and method for agriculture
NL2020637B1 (nl) * 2018-03-21 2019-10-02 Gege Machb Bv Teeltsysteem en werkwijze voor het telen van een gewas of voorloper daarvan
CN108575725B (zh) * 2018-06-08 2020-03-10 六合峰(天津)科技股份有限公司 一种室内植物工厂系统
BE1026427B1 (nl) * 2018-06-28 2020-02-03 Vegobel Bvba Teeltlijn voor het telen van planten en werkwijze voor het bewegen van plantgoten langsheen een teeltlijn
CN108901806B (zh) * 2018-07-11 2020-10-27 福建省中科生物股份有限公司 一种植物水培装置及植物水培方法
IT201900022191A1 (it) * 2019-11-26 2021-05-26 Zero Srl Impianto per la coltivazione di prodotti vegetali e relativo metodo di funzionamento
BE1028261B1 (nl) 2020-05-04 2021-12-07 Green Production Systems Bvba Gootsysteem en set voor gebruik in een hydrocultuursysteem en werkwijze voor het telen van een gewas
BE1028258B1 (nl) 2020-05-04 2021-12-07 Green Production Systems Bvba Hydrocultuursysteem en werkwijze voor het telen van een gewas en set van een drager en meerdere goten
CN111735908B (zh) * 2020-05-06 2022-09-02 安徽科技学院 一种批量鉴定小麦耐盐性的装置及方法
US10973184B1 (en) * 2020-09-11 2021-04-13 American Standard Agricultural Products (Asap) Planter, growth system, and growth block for aeroponic farming
CA3189246A1 (en) 2020-09-24 2022-03-31 Cyclofields Indoor Farming Technology Inc. Closed loop vertical disengageable aeroponic growing system
CH718251A2 (fr) 2021-01-13 2022-07-15 Hyswiss Sa Procédé et dispositif de culture hors-sol.
KR102520576B1 (ko) * 2022-07-22 2023-04-13 주식회사 농업회사법인 에상스팜 수경 재배용 거터 이동장치 및 이를 갖는 수경재배설비

Family Cites Families (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4166341A (en) * 1974-08-13 1979-09-04 Bent Vestergaard Method and apparatus for cultivation of plants grown singly in separate beds
US4028847A (en) * 1976-02-19 1977-06-14 General Mills, Inc. Apparatus for producing plants
US4216618A (en) * 1978-08-02 1980-08-12 General Mills, Inc. Method and apparatus for increasing the spacing between plants in accordance with their growth rate
US4337986A (en) * 1978-08-02 1982-07-06 General Mills, Inc. Method and apparatus for increasing the spacing between plants in accordance with their growth rate
US4476651A (en) * 1983-01-27 1984-10-16 Geoffrey Drury Apparatus and method for transporting growing plants
SE442081B (sv) * 1983-08-05 1985-12-02 Abece Ab Anleggning for odling av vexter, som er utplacerade i en mangfald langstreckta rennor
US4916856A (en) * 1984-03-07 1990-04-17 Bourgogne Pierre M Process for the automated growing of a group of plants and corresponding installation
FI914540A (fi) * 1991-09-26 1993-03-27 Famigro Hydroponic Oy Arrangemang vid odling
US20060201058A1 (en) * 2005-03-09 2006-09-14 Ripatti Matti T Multipurpose growing system
CN101647386A (zh) * 2008-08-14 2010-02-17 方炜 植物立体栽培塔
DE202010013543U1 (de) * 2010-09-23 2012-01-19 Kamal Daas Vorrichtung zur Aufzucht von Pflanzen
KR101251903B1 (ko) * 2012-10-25 2013-04-08 주식회사 그린플러스 식물의 대량재배장치
JP2015073511A (ja) * 2013-10-11 2015-04-20 昭和電工株式会社 植物栽培装置
RU2670944C9 (ru) * 2015-02-06 2018-11-26 Фудзи Сейко Ко., Лтд. Устройство для выращивания растений
JP6812668B2 (ja) * 2016-06-17 2021-01-13 東洋製罐グループホールディングス株式会社 水耕栽培システム

Also Published As

Publication number Publication date
US20180184599A1 (en) 2018-07-05
CN107920483A (zh) 2018-04-17
EP3316675B1 (en) 2019-03-27
PL3316675T3 (pl) 2019-09-30
CN107920483B (zh) 2020-07-03
ES2732503T3 (es) 2019-11-22
EP3316675A1 (en) 2018-05-09
WO2017000046A1 (en) 2017-01-05
US10765074B2 (en) 2020-09-08
BE1023219B1 (nl) 2017-01-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1023219B1 (nl) Teelsysteem
FI124499B (fi) Järjestelmä, menetelmä ja kouru kasvien kasvatusta varten
BE1023221B1 (nl) Teelsysteem
US6357180B1 (en) Push-pull root air-prunting tray and container systems
RU2711960C2 (ru) Гидропонная система выращивания
US20210392832A1 (en) Apparatus, System and Method for Watering Plants
BE1028261B1 (nl) Gootsysteem en set voor gebruik in een hydrocultuursysteem en werkwijze voor het telen van een gewas
BE1028258B1 (nl) Hydrocultuursysteem en werkwijze voor het telen van een gewas en set van een drager en meerdere goten
JP7453696B2 (ja) 上部開放型樋
NL1021180C2 (nl) Kweken van snijbloemen.
NL2001913C (nl) Teeltgootsamenstel en werkwijze voor het telen van gewas.
BE587770A (nl)