BE1023123B1 - Rotortoevoereenheid voor landbouwmachines, werkwijze voor het laten werken van een rotortoevoerapparaat, en werkwijze voor het bedienen van een landbouwmachine - Google Patents

Rotortoevoereenheid voor landbouwmachines, werkwijze voor het laten werken van een rotortoevoerapparaat, en werkwijze voor het bedienen van een landbouwmachine Download PDF

Info

Publication number
BE1023123B1
BE1023123B1 BE2015/5678A BE201505678A BE1023123B1 BE 1023123 B1 BE1023123 B1 BE 1023123B1 BE 2015/5678 A BE2015/5678 A BE 2015/5678A BE 201505678 A BE201505678 A BE 201505678A BE 1023123 B1 BE1023123 B1 BE 1023123B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
feed unit
rotor
rotor feed
scrapers
scraper
Prior art date
Application number
BE2015/5678A
Other languages
English (en)
Inventor
Bram Rosseel
Jeroen Devroe
Dries Liefooghe
Dieter Kindt
Original Assignee
Cnh Industrial Belgium Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Industrial Belgium Nv filed Critical Cnh Industrial Belgium Nv
Priority to BE2015/5678A priority Critical patent/BE1023123B1/nl
Priority to EP16194588.6A priority patent/EP3158855B1/en
Priority to US15/299,068 priority patent/US10098281B2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1023123B1 publication Critical patent/BE1023123B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D89/00Pick-ups for loaders, chaff-cutters, balers, field-threshers, or the like, i.e. attachments for picking-up hay or the like field crops
    • A01D89/001Pick-up systems
    • A01D89/002Rotors
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/10Feeding devices for the crop material e.g. precompression devices
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/04Plunger presses
    • A01F15/042Plungers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/10Feeding devices for the crop material e.g. precompression devices
    • A01F15/101Feeding at right angles to the compression stroke
    • A01F2015/102Feeding at right angles to the compression stroke the pressing chamber is fed from the bottom side
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/10Feeding devices for the crop material e.g. precompression devices
    • A01F2015/108Cutting devices comprising cutter and counter-cutter

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)

Abstract

Deze uitvinding heeft betrekking op een rotortoevoereenheid (31) voor landbouwmachines, en meer bepaald op een rotortoevoereenheid (31) voor een balenpers voor gebruik in de landbouw (1). Deze uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het laten werken van een rotortoevoereenheid en op een werkwijze voor het bedienen van een landbouwmachine. De rotortoevoereenheid (31) volgens de uitvinding bevat een opstelling voor het regelen van de schraperpositie (73,103) die geschikt is om de voorkant (59) van de schrapers (57) ten opzichte van de bodem (42) van de rotortoevoereenheid te verplaatsen.

Description

Rotortoevoereenheid voor landbouwmachines, werkwijze voor het laten werken van een rotortoevoerapparaat, en werkwijze voor het bedienen van een landbouwmachine
Technisch gebied
Deze uitvinding heeft betrekking op een rotortoevoereenheid voor landbouwmachines, en meer bepaald op een rotortoevoereenheid voor een landbouwbalenpers. Deze uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het laten werken van een rotortoevoereenheid en op een werkwijze voor het bedienen van een landbouwmachine.
Stand van de techniek
Bekende landbouwbalenpersen (verder kortweg balenpersen genoemd) zijn uitgerust met een rotortoevoereenheid die oogstmateriaal, dat bv. toegevoerd wordt door een opraaptoestel, toevoert aan een baalvormende uitsparing in geval van een zogenaamde rondebalenpers of naar een toevoerkoker, ook bekend als precompressiekamer, in geval van een zogenaamde rechthoekigebalenpers. Een andere landbouwmachine die zo'n rotortoevoereenheid bevat is een opraapwagen. De rotortoevoereenheid van een opraapwagen voert het oogstmateriaal, dat bv. toegevoerd wordt door een opraaptoestel, toe aan een voorraadbak van de opraapwagen.
Bekende rotortoevoereenheden voor landbouwmachines bevatten in het algemeen: een rotortoevoerapparaat dat een stel tanden draagt, waarbij dit rotortoevoerapparaat draaibaar is rond een omwentelingsas; een onderwand van de rotortoevoereenheid die zich op een zekere afstand bevindt van het rotortoevoerapparaat en een ondergrens vormt van een transportkanaal door de rotortoevoereenheid; en schrapers die geplaatst zijn in de transportrichting achter het rotortoevoerapparaat, waarbij de schrapers zich uitstrekken tussen de tanden en een voorkant hebben die met de tanden samenwerkt.
Tijdens de werking wordt het rotortoevoerapparaat rond zijn omwentelingsas gedraaid door middel van de aandrijving van het rotortoevoerapparaat, zodat de tanden die gedragen worden door het rotortoevoerapparaat in een transportrichting door het transportkanaal passeren. De tanden die gedragen worden door het rotortoevoerapparaat nemen toegevoerd oogstmateriaal mee en dwingen het oogstmateriaal door het transportkanaal in de transportrichting. De schrapers verwijderen het afgesneden oogstmateriaal van de tanden en leiden het verder in de transportrichting door het transportkanaal.
Het is bekend dat rotortoevoereenheden van de bovenstaande soort bovendien uitgerust zijn met snijbladen die uit de onderwand van de rotortoevoereenheid steken dwars door het transportkanaal naast bewegingspaden van de snijbladen. In zulke rotortoevoereenheden, ook rotorsnijeenheden genoemd, wordt het oogstmateriaal dat eraan toegevoerd wordt doorgesneden terwijl het getransporteerd wordt door het transportkanaal. In zulke transporteureenheden wordt, tijdens de werking, het rotortoevoerapparaat rond zijn omwentelingsas gedraaid door middel van de aandrijving van het rotortoevoerapparaat, zodat de tanden die gedragen worden door het rotortoevoerapparaat voorbij de snijbladen in een transportrichting passeren. De tanden die gedragen worden door het rotortoevoerapparaat nemen toegevoerd oogstmateriaal mee en dwingen het oogstmateriaal over de snijbladen. De snijbladen snijden het oogstmateriaal in kleinere stukken door. Tijdens en/of na het snijproces verwijderen de schrapers het afgesneden oogstmateriaal van de tanden en leiden het verder in de transportrichting door het transportkanaal.
Samenvatting van de uitvinding
Deze uitvinding heeft als voorwerp een verbeterde rotortoevoereenheid te verschaffen, meer bepaald een rotortoevoereenheid bestaande uit: een rotortoevoerapparaat dat een stel tanden draagt, waarbij dit rotortoevoerapparaat draaibaar is rond een omwentelingsas; een bodem van de rotortoevoereenheid die zich op een zekere afstand bevindt van het rotortoevoerapparaat en een ondergrens vormt van een transportkanaal door de rotortoevoereenheid; schrapers die geplaatst zijn in de transportrichting achter het rotortoevoerapparaat, waarbij de schrapers zich uitstrekken tussen de tanden en een voorkant hebben die met de tanden samenwerkt.
De rotortoevoereenheid volgens de uitvinding bevat een opstelling voor het regelen van de schraperpositie die geschikt is om de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid te verplaatsen.
De voorkant van de schrapers werkt samen met de tanden om het afgesneden oogstmateriaal van de tanden te verwijderen en het verder in de transportrichting door het transportkanaal te geleiden. De voorkant van de schrapers vormt daarbij een bovengrens van het transportkanaal door de rotortoevoereenheid, terwijl de bodem van de rotortoevoereenheid een ondergrens van een transportkanaal vormt. Opdat de schrapers het oogstmateriaal effectief verder in de transportrichting zouden geleiden, is de vorm van de uiteinde van het transportkanaal dat gevormd wordt tussen de voorkant van de schrapers en de bodem van de rotortoevoereenheid, meer bepaald in een vlak loodrecht op de rotatieas van het rotortoevoerapparaat, die van een omgekeerde trechter. De opstelling voor het regelen van de schraperpositie volgens de uitvinding maakt het mogelijk de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid te verplaatsen, waardoor de omgekeerde trechtervorm van het uiteinde van het transportkanaal dat gevormd wordt tussen de voorkant van de schrapers en de bodem van de rotortoevoereenheid wordt aangepast. Door verplaatsing van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid, meer bepaald in een vlak loodrecht op de omwentelingsas van de rotor, kan de omgekeerde trechtervorm van het uiteinde van het transportkanaal verbreed of versmald worden. Het verbreden of versmallen van de omgekeerde trechtervorm van het uiteinde van het transportkanaal wijzigt de stromingssnelheid van het afgesneden oogstmateriaal dat het transportkanaal verlaat. Bovendien vermindert het verbreden van de omgekeerde trechtervorm van het uiteinde van het transportkanaal de tegendruk die uitgeoefend wordt door het oogstmateriaal op de rotor, waardoor het vermogen dat gevraagd wordt om de rotor aan te drijven beperkt wordt. Het versmallen van de omgekeerde trechtervorm van het uiteinde van het transportkanaal resulteert in het omgekeerde. De opstelling voor het regelen van de schraperpositie volgens de uitvinding maakt het mogelijk om de omgekeerde trechtervorm van het uiteinde van het transportkanaal aan specifieke operationele omstandigheden aan te passen. In geval van dichter oogstmateriaal, bijvoorbeeld nat oogstmateriaal, door de omgekeerde trechtervorm van het uiteinde van het transportkanaal te verwijden door de positie van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid te wijzigen, is het bijvoorbeeld mogelijk om het toegenomen vermogen dat nodig is voor het transporteren van zulk oogstmateriaal met hoge dichtheid door het uiteinde van het transportkanaal te compenseren.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de rotortoevoereenheid volgens de uitvinding is de opstelling voor het regelen van de schraperpositie geschikt om de schrapers rond de omwentelingsas van het rotortoevoerapparaat te draaien om de voorkant van de schrapers hoeksgewijs te verplaatsen ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid. Dit voorkeurskenmerk maakt het mogelijk om de voorkant van de schrapers hoeksgewijs te verplaatsen ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid zonder de zogenaamde schraperhoek, d.w.z. de hoek van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de voorkant van de tanden, te wijzigen. Dit heeft als voordeel dat het verplaatsen van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid in overeenstemming met deze uitvinding de hoek tussen de voorkant van de tanden en de voorkant van schrapers niet beïnvloedt en daarbij geen effect heeft op de samenwerkende actie van de tanden en de schrapers.
Als alternatief of bovendien is de opstelling voor het regelen van de schraperpositie geschikt om de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid te verplaatsen zodat de hoek van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de voorkant van de tanden gewijzigd wordt. Om rekening te houden met de wijziging van de hoek van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de voorkant van de tanden, is de opstelling voor het regelen van de schraperpositie bij voorkeur uitgerust met een opstelling voor het verplaatsen van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de omwentelingsas van de rotortoevoereenheid en/of het draaien van de voorkant van de schrapers rond een omwentelingsas die verschoven is ten opzichte van de omwentelingsas van het rotortoevoerapparaat. De mate waarover de hoek van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de voorkant van de tanden gewijzigd wordt, hangt af van de mate van verplaatsing van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid en van de vorm van de voorkant van de schrapers. Gezien dit laatste, kan het voordelig zijn als de voorkant van de schrapers zo gevormd is dat een bepaalde translatie van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de omwentelingsas van het rotortoevoerapparaat en/of de rotatie van de voorkant van de schrapers rond een omwentelingsas die verschoven is ten opzichte van de omwentelingsas van het rotortoevoerapparaat resulteert in een specifieke hoek van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de voorkant van de tanden.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de rotortoevoereenheid volgens de uitvinding bevat de opstelling voor het regelen van de schraperpositie: een schraperstaaf waar de schrapers op aangebracht zijn en waarvan een lengteas zich in wezen evenwijdig uitstrekt met de omwentelingsas van de rotor; een geleiding die een pad definieert waarlangs de schraperstaaf bewogen kan worden; en middelen om de schraperstaaf in een positie langs het pad stil te houden. Deze opstelling maakt een effectieve verplaatsing van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid mogelijk voor alle schrapers ineens.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding definieert de geleiding een pad voor minstens drie punten van de schraperstaaf in een vlak loodrecht op de lengteas van de schraperstaaf. Dit voordelige kenmerk verschaft een effectieve geleiding waarbij voor elke positie langs het pad een specifieke hoek van de schraperstaaf ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid bepaald wordt. Deze functie is meer bepaald effectief om de opstelling voor het regelen van de schraperpositie aan te passen om de schrapers te draaien rond de omwentelingsas van de rotor in overeenstemming met de hierboven beschreven voorkeursuitvoeringsvorm.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de geleiding minstens één sleuf in tegenoverstaande zijwanden van de rotortoevoereenheid waartussen de schraperstaaf zich uitstrekt, waarbij de minstens drie punten van de schraperstaaf bepaald worden door geleidingspennen die aangebracht zijn op de schraperstaaf en zich in de minstens één sleuf uitstrekken. Hoewel één sleuf aangebracht zou kunnen worden voor het geleiden van alle geleidingspennen, is bij voorkeur voor elke geleidingspen een sleuf aangebracht.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de rotortoevoereenheid volgens de uitvinding is de opstelling voor het regelen van de schraperpositie geschikt voor de manuele bediening ervan.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de rotortoevoereenheid bevat de opstelling voor het regelen van de schraperpositie een actuator die inwerkt op de schrapers en geconfigureerd is voor het verplaatsen van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid. Zo'n actuator zou aangebracht kunnen worden om manuele bediening van de opstelling voor het regelen van de schraperpositie vanaf een op afstand gelegen plaats mogelijk te maken, bijvoorbeeld vanaf een bedieningspaneel voor een operator. Bovendien maakt het verschaffen van een actuator die inwerkt op de schrapers en geconfigureerd is om de positie van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid te wijzigen, het mogelijk om de voorkant tijdens de werking van de rotoreenheid te verplaatsen. .
Bovendien of als alternatief bevat de opstelling voor het regelen van de schraperpositie een controller die geconfigureerd is voor het regelen van de actuator en minstens één sensor voor het meten van minstens één operationele parameter van de rotortoevoereenheid of van een landbouwmachine waarin de rotortoevoereenheid 31 is aangebracht, waarbij de controller geconfigureerd is voor het ontvangen van meetgegevens van de sensor en voor het verplaatsen van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid op basis van de minstens één operationele parameter. Dit zou een geautomatiseerde verplaatsing van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid mogelijk moeten maken bij verschillende bedrijfsvoorwaarden van de rotortoevoereenheid of van een landbouwmachine waarin de rotortoevoereenheid is aangebracht.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de minstens één operationele parameter een parameter met betrekking tot de mechanische belasting op de rotortoevoereenheid tijdens de werking. Dit maakt een geautomatiseerde verplaatsing van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid mogelijk op basis van de mechanische belasting op de rotortoevoereenheid tijdens de werking. Het is bijvoorbeeld mogelijk om de controller te configureren zodat de voorkant van de schrapers verplaatst wordt ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid met als effect dat de omgekeerde trechtervorm van het uiteinde van het transportkanaal verbreed wordt ingeval de belasting op de rotor een bepaalde voorafbepaalde waarde overschrijdt. In een voordelige uitvoeringsvorm van de balenpers volgens de uitvinding is de minstens één operationele parameter het rotorkoppel.
Bovendien of als alternatief is de opstelling voor het regelen van de schraperpositie geschikt om de verplaatsing mogelijk te maken van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid afhankelijk van de kracht die uitgeoefend wordt door oogstmateriaal op de voorkant van de schrapers. Door de verplaatsing van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid te meten, is het dus mogelijk om de kracht die uitgeoefend wordt door het oogstmateriaal op de schrapers te controleren als indicatie van de gewasdruk stroomafwaarts van het rotortoevoerapparaat. Deze informatie kan op voordelige wijze gebruikt worden voor de bediening van andere landbouwwerktuigen van de landbouwmachine. Wanneer er bijvoorbeeld een indicatie is dat de gewasdruk te laag is, is de snelheid waarmee oogstmateriaal aan de rotortoevoereenheid wordt toegevoerd te laag. Door vervolgens de landbouwmachine of het voertuig dat de landbouwmachine over de grond beweegt te regelen om de grondsnelheid te verhogen, wordt de snelheid waarmee oogstmateriaal aan de rotortoevoereenheid wordt toegevoerd verhoogd, zodat de gewasdruk stroomafwaarts van het rotortoevoerapparaat wordt vergroot. De opstelling voor het regelen van de schraperpositie kan bijvoorbeeld uitgerust worden met een voorspanmiddel, meer bepaald een veer of dergelijke, dat de schrapers in een bepaalde positie dwingt met een bepaalde voorspanning tegen de kracht in die wordt uitgeoefend door het oogstmateriaal op de schrapers. Eens de kracht die uitgeoefend wordt op de schrapers door het oogstmateriaal de voorspanning overtreft, zal het oogstmateriaal de schrapers verplaatsen. De verplaatsing kan gecontroleerd en gemeten worden middel van een sensor die geschikt is om de verplaatsing van de schrapers te meten, en op basis van de gemeten verplaatsing kan een controller nadien de werking van de landbouwmachine regelen.
Deze uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het laten werken van een rotortoevoereenheid voor landbouwmachines, meer bepaald balenpersen, waarbij de rotortoevoereenheid een rotortoevoerapparaat bevat dat een stel tanden bevat, waarbij dit rotortoevoerapparaat draaibaar is rond een omwentelingsas; een bodem van de rotortoevoereenheid die zich op een zekere afstand bevindt van het rotortoevoerapparaat en een ondergrens vormt van een transportkanaal door de rotortoevoereenheid; en schrapers die geplaatst zijn in de transportrichting achter het rotortoevoerapparaat, waarbij de schrapers zich uitstrekken tussen de tanden en een voorkant hebben die met de tanden samenwerkt.
De werkwijze volgens de uitvinding bestaat uit het verplaatsen van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid. Zoals hierboven beschreven met verwijzing naar de rotortoevoereenheid volgens de uitvinding, maakt het verplaatsen van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid het mogelijk om de transportactie van de rotortoevoereenheid aan te passen aan verschillende bedrijfsvoorwaarden van de rotortoevoereenheid of van een landbouwmachine waarin de rotortoevoereenheid is aangebracht. Dit laatste meer bepaald ingeval de verplaatsing van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid gebaseerd is op minstens één operationele parameter van de rotortoevoereenheid of van een landbouwmachine waarin de rotortoevoereenheid is aangebracht. In een voordelige uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding is de minstens één operationele parameter een parameter met betrekking tot de mechanische belasting op de rotortoevoereenheid tijdens de werking.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de balenpers volgens de uitvinding is de minstens één operationele parameter het rotorkoppel. Het rotorkoppel geeft een effectieve indicatie van de mechanische belasting op de rotortoevoereenheid tijdens de werking.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding bestaat de werkwijze in het verkleinen of vergroten van de mechanische belasting op de rotortoevoereenheid door de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid te verplaatsen.
Het verplaatsen de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid in overeenstemming met de werkwijze volgens de uitvinding wordt bovendien voordelig gebruikt om een verstopping van het rotortoevoerapparaat te verhelpen. Door de omgekeerde trechtervorm die bepaald wordt door de voorkant van de schrapers en de onderwand van de rotortoevoereenheid breder te maken, wordt een prop oogstmateriaal gemakkelijker verwijderd.
Het verplaatsen van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid in overeenstemming met de werkwijze volgens de uitvinding wordt bovendien voordelig gebruikt voor het verbeteren van de dichtheid van het oogstmateriaal stroomafwaarts van het rotortoevoerapparaat door de stromingssnelheid van het gewas te vergroten ofte verkleinen. Ingeval de rotortoevoereenheid de toevoerkoker van een rechthoekigebalenpers voedt, kan de dichtheid van het oogstmateriaal in de toevoerkoker dus voordelig worden verbeterd.
Deze uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het bedienen van een landbouwmachine, meer bepaald een balenpers, die een rotortoevoereenheid bevat, waarbij de rotortoevoereenheid bestaat uit: - een rotor die een stel tanden draagt, waarbij de rotor draaibaar is rond een omwentelingsas; - een bodem van de rotortoevoereenheid die zich op een zekere afstand bevindt van de rotor en een ondergrens vormt van een transportkanaal door de rotortoevoereenheid; en - schrapers geplaatst in de transportrichting achter de rotor, waarbij de schrapers zich tussen de tanden uitstrekken en een voorkant hebben die samenwerkt met de tanden; waarbij de werkwijze bestaat uit: - het mogelijk maken van een verplaatsing van de voorkant van de schrapers ten opzichte van de bodem van de rotortoevoereenheid afhankelijk van de kracht die uitgeoefend wordt door oogstmateriaal op de voorkant van de schrapers; - het meten van de verplaatsing van de voorkant van de schrapers; - het regelen van de werking van de landbouwmachine op basis van de gemeten verplaatsing van de voorkant van de schrapers.
Korte beschrijving van de figuren
De bijbehorende tekeningen worden gebruikt om een niet-beperkende bij wijze van voorbeeld gegeven voorkeursuitvoeringsvorm van deze uitvinding te illustreren. De bovenvermelde en andere voordelen, kenmerken en doelstellingen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer deze gelezen wordt in combinatie met de bijbehorende tekeningen, waarin: - Figuur 1 een schematisch zijaanzicht toont van een rechthoekigebalenpers, getrokken en aangedreven door een tractor, waarbij de balenpers uitgerust is met een uitvoeringsvorm van een rotortoevoereenheid volgens de uitvinding die aangebracht is voor het transporteren van oogstmateriaal naar de toevoerkoker van de balenpers; - Figuur 2 een schematisch zijaanzicht toont van de rotortoevoereenheid van de balenpers van Figuur 1; - Figuur 3 een schematisch zijaanzicht toont van de rotortoevoereenheid van Figuur 2 met de schrapers in een verschillende positie aangebracht; - Figuur 4 een schematisch zijaanzicht toont van een alternatieve uitvoeringsvorm van de rotortoevoereenheid van de balenpers die weergegeven is in Figuren 2 en 3;
Gedetailleerde beschrijving van de figuren
Figuur 1 toont een rechthoekige landbouwbalenpers 1. Balenpers 1 kan voorwaarts bewogen worden over grondoppervlak 3 door middel van een tractor 5. In balenpers 1 is een plunjer 7 aangebracht die tijdens de werking heen en weer beweegt langs een lineair pad A in balenkamer 9 door middel van een krukasmechanisme 11 dat met plunjer 7 is verbonden. Krukasmechanisme 11 is verbonden om aangedreven te worden door middel van een ingaande as 13 door de motor van tractor 5. Tractor 5 is daarvoor uitgerust met een aftakvoorziening, ook aftakas genoemd. Ingaande as 13 verbindt een uitgaande as van de aftakas van tractor 5 met een ingaande as 15 van krukasmechanisme 11. Op de ingaande as van het krukasmechanismeis een vliegwiel 17 aangebracht.
De balenkamer 9 heeft een inlaatopening 19 die gevormd is in de onderwand 21 ervan. Een toevoerkoker 23 staat in verbinding met de balenkamer 9 via de inlaatopening 19 voor ladingen oogstmateriaal die van de toevoerkoker 23 naar de balenkamer 9 overgebracht moeten worden. Toevoermiddelen 25 zijn binnen de toevoerkoker 23 werkzaam om er een lading oogstmateriaal in te verzamelen en daarna deze verzamelde lading in de balenkamer 9 te drukken. De toevoerkoker 23 bevat een bovenste uiteinde 27 dat over het algemeen opwaarts gericht is en in verbinding staat met de inlaatopening 19 in de balenkamer 9 en een onderste uiteinde 29 dat over het algemeen voorwaarts gericht is en met een rotortoevoereenheid 31 in verbinding staat. De rotortoevoereenheid 31 is geschikt om oogstmateriaal dat toegevoerd werd door een opraaptoestel 33 naar de toevoerkoker 23 te transporteren.
In Figuren 2 en 3 is de rotortoevoereenheid 31 meer in detail weergegeven. De rotortoevoereenheid 31 is uitgerust met een rotortoevoerapparaat 33 dat een stel tanden 43 draagt. Het rotortoevoerapparaat 33 is draaibaar rond omwentelingsas 37. Het rotortoevoerapparaat 33 heeft een cilindrisch basislichaam 39 dat tandplaten 41 draagt, die elk een reeks tanden 43 dragen. De tandplaten 41 zijn evenwijdig met elkaar in vlakken loodrecht op de omwentelingsas 37 en verspreid in de richting van de omwentelingsas 37 van het basislichaam 39 en zijn onderling op een bepaalde afstand van elkaar gelegen.
Een bodem 42 van de rotortoevoereenheid op een zekere afstand gelegen van het rotortoevoerapparaat 33 vormt een ondergrens van een transportkanaal 45 door de rotortoevoereenheid 31. Snijbladen 47 steken uit de bodem 42 van de rotortoevoereenheid door het transportkanaal 45 naast bewegingspaden van de punten van de tanden 49. De snijbladen 47 zijn evenwijdig met elkaar in vlakken loodrecht op de omwentelingsas 37 en verspreid in de richting van de omwentelingsas 37 en zijn onderling op een bepaalde afstand van elkaar gelegen, zodat elk snijblad 47 zich tussen twee opeenvolgende tandplaten 41 uitstrekt. Snijranden 51 van de snijbladen 47 zijn gericht tegen de transportrichting A in, in het transportkanaal 45 dat bepaald wordt door de draaizin B van het rotortoevoerapparaat 33. De snijranden 51 van de snijbladen 47 werken samen met de voorkant 53 van de tanden 43 om oogstmateriaal dat toegevoerd wordt aan het rotortoevoerapparaat 33 af te snijden aan de inlaat 55 van het transportkanaal 45. De rotortoevoereenheid 31 is in de weergegeven uitvoeringsvorm aangebracht voor het snijden van oogstmateriaal en kan dus een roterende snijeenheid genoemd worden. Als alternatief kan de rotortoevoereenheid 31 geen snijbladen 47 bevatten. In een volgend alternatief zijn de snijbladen 47 uit het transportkanaal 45 uittrekbaar.
Schrapers 57 zijn geplaatst in de transportrichting A achter het rotortoevoerapparaat 33. De schrapers 57 zijn aangebracht op een schraperstaaf 60 die zich in wezen evenwijdig uitstrekt met de omwentelingsas 37 van het rotortoevoerapparaat 33. De schrapers 57 zijn evenwijdig met elkaar in vlakken loodrecht op de omwentelingsas 37 en verspreid in de richting van de omwentelingsas 37 en zijn onderling op een bepaalde afstand van elkaar gelegen, zodat elke schraper 57 zich tussen twee opeenvolgende tandplaten 41 uitstrekt. De voorkanten 59 van de schrapers 57 zijn gericht tegen de voorkanten 53 van de tanden 43 in wanneer het rotortoevoerapparaat 33 in de draaizin B ervan gedraaid wordt. De voorkanten 59 van de schrapers 57 en de voorkanten 53 van de tanden 43 werken samen om het afgesneden oogstmateriaal in transportrichting A naar de inlaat van toevoerkoker 23 te transporteren. Meer bepaald verwijderen de schrapers 57 het oogstmateriaal van de tanden 43 wanneer de tanden voorbij de schrapers 57 passeren.
In de toevoerkoker 23 die bepaald wordt tussen een bovenwand 61 van de toevoerkoker en de onderwand 63 van de toevoerkoker zijn toevoermiddelen 65 die een draaibare trommel 67 waarop tanden 69, 71 zijn aangebracht, werkzaam om afgesneden oogstmateriaal dat getransporteerd werd door de rotortoevoereenheid 31 naar het onderste uiteinde 29 van de toevoerkoker 23 vanaf het onderste uiteinde 29 van de toevoerkoker 23 naar het bovenste uiteinde 27 te transporteren.
Aan het uiteinde van het transportkanaal 45 vormt de bodem 42 van de rotortoevoereenheid de ondergrens van het transportkanaal 45 door de rotortoevoereenheid 31, terwijl de voorkanten 59 van de schrapers 57 de bovengrens van het transportkanaal 45 vormen. Zoals getoond in Figuur 2 neemt de afstand tussen de bodem 42 van de rotortoevoereenheid en de voorkant 59 van de schrapers 57 in een vlak loodrecht op de omwentelingsas 37 van de rotor 31 in transportrichting A toe. Als gevolg daarvan heeft het uiteinde 45 van het transportkanaal 29 dat in verbinding staat met en omhoog uitloopt op het onderste uiteinde 23 van de toevoerkoker 37 een omgekeerde trechtervorm in het vlak loodrecht op de omwentelingsas 37 van het rotortoevoerapparaat 33.
De rotortoevoereenheid 31 is uitgerust met een opstelling 73 voor het regelen van de schraperpositie. De opstelling 73 voor het regelen van de schraperpositie bevat de schraperstaaf 60 met de schrapers 57 erop aangebracht. De opstelling voor het regelen van de schraperpositie 73 bevat verder een geleiding in de vorm van vier gleuven 75, 77, 79 en 81 in tegenoverstaande wanden 83 van de rotortoevoereenheid 31 waarbij de schraperstaaf 57 zich tussen die zijwanden uitstrekt. De schraperstaaf 60 is aan elk uiteinde ervan aangebracht op een montageplaat 85 die evenwijdig is met de zijwanden 83. Elke montageplaat 85 bevat vier geleidingspennen 87, 89, 91 en 93 die zich allemaal in één van de gleuven 75, 77, 79 en 81 uitstrekken. De geleidingspennen 87, 89, 91 en 93 en de gleuven 75, 77, 79en 81 werken samen om een pad te definiëren waarlangs de schraperstaaf 60 beweegbaar is. Om de schraperstaaf 60 langs het pad te bewegen en de schraperstaaf 60 op een gewenste plaats langs het pad stil te houden, zijn schroefbouten 95 aan elk uiteinde van de schraperstaaf 60 aangebracht die aan één uiteinde aan de montageplaat 85 bevestigd zijnen die in de lengterichting ervan bevestigd zijn aan een instelgeheel dat twee moeren 97 en een montage-element 99 bevat dat aangebracht is op een wand 101 van de rotortoevoereenheid. Het montage-element 99 is draaibaar ten opzichte van de wand 101 waarop het aangebracht is en is uitgerust met een gat waardoor de schroefbout 95 zich uitstrekt. De moeren 97 zijn aangebracht op tegenoverliggende zijden van het montage-element 99. Door de moeren 97 te draaien wordt de schraperstaaf 60 bewogen langs het pad dat bepaald wordt door de gleuven en de geleidingspennen. Met beide moeren 97 geklemd tegen het montage-element 99, wordt de schraperstaaf 60 op een plaats langs het pad tegengehouden.
De gleuven 75, 77, 79 en 81 hebben een cirkelvormige kromming met de omwentelingsas 37 van het rotortoevoerapparaat 33 als middelpunt. Door de schraperstaaf 60 langs het pad te bewegen, worden de schrapers 57 rond de omwentelingsas 37 van het rotortoevoerapparaat 33 gedraaid. Het draaien van de schrapers 57 rond de omwentelingsas 37 van het rotortoevoerapparaat 33 resulteert in een wijziging van de positie van de voorkant 59 van de schrapers 57 ten opzichte van de bodem 42 van de rotortoevoereenheid. Vanuit de positie van de schraperstaaf 60 die weergegeven is in Figuur 2, resulteert een beweging van de schraperstaaf 60 langs het pad in de richting van pijl C in een hoeksgewijze verplaatsing van de schrapers 59 rond de omwentelingsas 37 van het rotortoevoerapparaat 33 in de richting van pijl C. Zoals getoond in Figuur 3 wordt als gevolg daarvan de omgekeerde trechtervorm van het uiteinde van het transportkanaal 45 dat bepaald wordt door de bodem 42 van de rotortoevoereenheid en de voorkant 59 van de schrapers 57 verbreed. Vanuit de positie van de schraperstaaf 60 die weergegeven is in Figuur 3 zou een eropvolgende beweging van de schraperstaaf 60 langs het pad in de richting van pijl D resulteren in een hoekverplaatsing van de schrapers 59 rond de omwentelingsas 37 van het rotortoevoerapparaat 33 in de richting van pijl D. Als gevolg daarvan zou de omgekeerde trechtervorm van het uiteinde van het transportkanaal 45 dat bepaald wordt door de bodem 42 van de rotortoevoereenheid en de voorkant 59 van de schrapers 57 versmald worden.
In Figuren 2 en 3 worden twee uiterste posities van de schraperstaaf 60 langs het pad weergegeven. De schraperstaaf 60 kan tegengehouden worden op eender welke positie langs het pad tussen de weergegeven uiterste posities.
Floewel in Figuren 2 en 3 de gleuven 75, 77, 79 en 81 een cirkelvormige kromming hebben met omwentelingsas 37 van het rotortoevoerapparaat 33 als middelpunt, zou het als alternatief ook mogelijk zijn dat de cirkelvormige kromming van de gleuven 75, 77, 79 en 81 als middelpunt een as heeft die verschoven is ten opzichte van de omwentelingsas 37 van het rotortoevoerapparaat 33. Het bewegen van schraperstaaf 60 langs het pad zou dan resulteren in een omwenteling van de schrapers 57 rond de verschoven omwentelingsas. Het zou ook mogelijk zijn dat de kromming niet cirkelvormig is. Het zou zelfs mogelijk kunnen zijn dat de gleuven rechtlijnig zijn, zodat door de schraperstaaf 60 langs het pad te bewegen, de schrapers 57 lineair verplaatst worden in plaats van te draaien. Het zou ook mogelijk kunnen zijn dat de gleuven aangebracht zijn in een plaat die zelf aangebracht is om selectief bewogen te worden ten opzichte van de zijwanden 83 van de rotortoevoereenheid 31 langs een tweede pad.
In een alternatief van de uitvoeringsvorm die weergegeven is in Figuur 2 zou een veer aangebracht kunnen worden tussen het montage-element 99 en de moer 97 aan de linkerkant van het montage-element 99 om de schraperstaaf 60 langs het pad dat bepaald wordt door de gleuven 75, 77, 79 en 81 onder een bepaalde voorspanning te positioneren. Als tijdens de werking de kracht die uitgeoefend wordt op de voorkant 59 van de schrapers 57 een bepaalde waarde die bepaald wordt door de toegepaste voorspanning overtreft, wordt de schraperstaaf 60 door het oogstmateriaal gedwongen langs het pad in de richting van pijl C te bewegen. Deze geforceerde verplaatsing zou voordelig gemeten kunnen worden door middel van een sensor als indicatie van de kracht die uitgeoefend wordt door het oogstmateriaal op de voorkant 59 van de schrapers 57. Deze indicatie van de kracht die uitgeoefend wordt door het oogstmateriaal op de voorkant 59 van de schrapers 57 kan gebruikt worden door een controller die de werking van de balenpers regelt.
In Figuren 2 en 3 is de opstelling voor het regelen van de schraperpositie 73 geschikt voor manuele bediening ervan.
In Figuur 4 is een alternatieve uitvoeringsvorm weergegeven van de rotortoevoereenheid die weergegeven is in Figuur 2 met een verschillende opstelling 103 voor het regelen van de schraperpositie. Meer bepaald kunnen, in plaats van schroefbouten 95 en een instelgeheel dat twee moeren 97 en een montage-element 99 bevat, lineaire actuators 105 aangebracht worden aan elk uiteinde van de schraperstaaf 60. De lineaire actuator 105 is aan één uiteinde ervan aan de montageplaat 85 bevestigd en is aan het andere uiteinde aangebracht op een montagepunt 106 dat stationair is ten opzichte van de zijwanden van de rotortoevoereenheid 31. De lineaire actuators 105 maken het mogelijk de schraperstaaf 60 te bewegen langs het pad door de lengte ervan te veranderen en de schraperstaaf 60 op een gewenste plaats langs het pad stil te houden door de lengte ervan niet te wijzigen. De lineaire actuators 105 worden aan beide uiteinden van de schraperstaaf 60 eendrachtig bestuurd door middel van de controller 107 die verbonden is met de lineaire actuators 105. De controller 107 is verbonden met een bedieningspaneel 109 voor de operator, zodat de operator van de balenpers 1 vanop afstand de lengte van de lineaire actuator kan veranderen en bijgevolg hoeksgewijs de voorkant 59 van de schrapers 57 verplaatsen ten opzichte van de bodem 42 van de rotortoevoereenheid.
Bovendien is de controller 107 verbonden met sensormiddelen 111 die geconfigureerd zijn voor het meten van de oriëntatie van de schrapers 57 ten opzichte van de bodem 42 van de rotortoevoereenheid, zodat de controller 107 de lineaire actuator kan bedienen op basis van sensorinformatie met betrekking tot de oriëntatie van de schrapers 57 ten opzichte van de bodem 42 van de rotortoevoereenheid. Bovendien is de controller 107 verbonden met sensormiddelen 113 die geconfigureerd zijn voor het meten van het koppel op het rotortoevoerapparaat 33, zodat de controller 107 de lineaire actuator kan bedienen op basis van sensorinformatie met betrekking tot het koppel op het rotortoevoerapparaat 33. De controller 107 kan bijvoorbeeld geconfigureerd worden om het uiteinde met de omgekeerde trechtervorm van het transportkanaal 45 te verbreden ingeval het koppel op het rotortoevoerapparaat 33 een voorafbepaalde waarde overtreft.
Hoewel de principes van de uitvinding hierboven uiteengezet worden met verwijzing naar specifieke uitvoeringsvormen, moet worden begrepen dat deze beschrijving enkel gegeven is bij wijze van voorbeeld en niet als beperking voor de reikwijdte van bescherming, die bepaald wordt door de bijgevoegde conclusies.

Claims (18)

  1. CONCLUSIES
    1. Rotortoevoereenheid (31) voor landbouwmachines, meer bepaald balenpersen (1), bestaande uit: - een rotortoevoerapparaat (33) dat een stel tanden (43) draagt, waarbij het rotortoevoerapparaat draaibaar is rond een omwentelingsas (37); - een bodem (42) van de rotortoevoereenheid die zich op een zekere afstand bevindt van het rotortoevoerapparaat (33) en een ondergrens vormt van een transportkanaal (45) door de rotortoevoereenheid; - schrapers (57) geplaatst in de transportrichting achter het rotortoevoerapparaat (33), waarbij de schrapers zich uitstrekken tussen de tanden (43) en een voorkant (59) hebben die met de tanden (43) samenwerkt; gekenmerkt doordat de rotortoevoereenheid een opstelling bevat voor het regelen van de schraperpositie (73,103) geschikt voor verplaatsing van de voorkant (59) van de schrapers (57) ten opzichte van de bodem (42) van de rotortoevoereenheid.
  2. 2. Rotortoevoereenheid volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de opstelling voor het regelen van de schraperpositie (73,103) geschikt is om de schrapers (57) rond de omwentelingsas (37) van het rotortoevoerapparaat (33) te draaien om de voorkant (59) van de schrapers (57) hoeksgewijs te verplaatsen ten opzichte van de bodem (42) van de rotortoevoereenheid.
  3. 3. Rotortoevoereenheid volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt doordat de opstelling voor het regelen van de schraperpositie (73,103) uitgerust is met een opstelling voor het verplaatsen van de voorkant (59) van de schrapers (57) ten opzichte van de omwentelingsas (37) van de rotortoevoereenheid (33) en/of het draaien van de voorkant (59) van de schrapers (57) rond een omwentelingsas die verschoven is ten opzichte van de omwentelingsas (37) van het rotortoevoerapparaat (33).
  4. 4. Rotortoevoereenheid volgens conclusie 1, 2 of 3, gekenmerkt doordat de opstelling voor het regelen van de schraperpositie (73,103) het volgende bevat: - een schraperstaaf (60) waar de schrapers (57) op zijn aangebracht en waarvan een lengteas zich in wezen evenwijdig uitstrekt met de omwentelingsas (37) van het rotortoevoerapparaat (33); en - een geleiding (75, 77, 79, 81) die een pad bepaalt waarlangs de schraperstaaf (60) beweegbaar is; en - middelen (95, 97, 99; 105) om de schraperstaaf in een positie langs het pad stil te houden.
  5. 5. Rotortoevoereenheid volgens conclusie 4, gekenmerkt doordat de geleiding (75, 77, 79, 81) een pad definieert voor minstens drie punten (87, 89, 91, 93) van de schraperstaaf (60) in een vlak loodrecht op de lengteas van de schraperstaaf.
  6. 6. Rotortoevoereenheid volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat de geleiding minstens één sleuf (75, 77, 79, 81) bevat in tegenoverstaande zijwanden (83) van de rotortoevoereenheid waartussen de schraperstaaf (60) zich uitstrekt zich uitstrekt, waarbij de minstens drie punten van de schraperstaaf bepaald worden doorgeleidingspennen (87, 89, 91, 93) die aangebracht zijn op de schraperstaaf (60) en zich in de minstens één sleuf uitstrekken.
  7. 7. Rotortoevoereenheid volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 6, gekenmerkt doordat de opstelling voor het regelen van de schraperpositie (73) geschikt is voor de manuele bediening ervan.
  8. 8. Rotortoevoereenheid volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 7, gekenmerkt doordat de opstelling (103) voor het regelen van de schraperpositie een actuator (105) bevat die inwerkt op de schrapers (57) en geconfigureerd is voor het verplaatsen van de voorkant (59) van de schrapers (57) ten opzichte van de bodem (42) van de rotortoevoereenheid.
  9. 9. Rotortoevoereenheid volgens conclusie 8, gekenmerkt doordat de opstelling voor het regelen van de schraperpositie (103) een controller (107) bevat die geconfigureerd is voor het regelen van de actuator (105) en minstens één sensor (111) voor het meten van minstens één operationele parameter van de rotortoevoereenheid (31) of van een landbouwmachine (1) waarin de rotortoevoereenheid is aangebracht, waarbij de controller (107) geconfigureerd is voor het ontvangen van meetgegevens van de sensor (111) en voor het verplaatsen van de voorkant (59) van de schrapers (57) ten opzichte van de bodem (42) van de rotortoevoereenheid op basis van de minstens één operationele parameter van de rotortoevoereenheid (31)
  10. 10. Rotortoevoereenheid volgens conclusie 9, gekenmerkt doordat de minstens één operationele parameter een parameter is met betrekking tot de mechanische belasting op de rotortoevoereenheid (31) tijdens de werking.
  11. 11. Rotortoevoereenheid volgens conclusie 10, gekenmerkt doordat de minstens één operationele parameter het rotorkoppel is.
  12. 12. Rotortoevoereenheid volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 11, gekenmerkt doordat de opstelling voor het regelen van de schraperpositie (73,103) geschikt is om de overplaatsing mogelijk te maken van de voorkant (59) van de schrapers (57) ten opzichte van de bodem (42) van de rotortoevoereenheid afhankelijk van de kracht die uitgeoefend wordt door oogstmateriaal op de voorkant (59) van de schrapers (57)..
  13. 13. Werkwijze voor het laten werken van een rotortoevoereenheid (31) voor landbouwmachines meer bepaald balenpersen (1), waarbij de rotortoevoereenheid (31) het volgende bevat: - een rotortoevoerapparaat (33) dat een stel tanden (43) draagt, waarbij het rotortoevoerapparaat (33) draaibaar is rond een omwentelingsas (37); - een bodem (42) van de rotortoevoereenheid die zich op een zekere afstand bevindt van het rotortoevoerapparaat (33) die een ondergrens vormt van een transportkanaal (45) door de rotortoevoereenheid (31); en - schrapers (57) geplaatst in de transportrichting achter het rotortoevoerapparaat (33), waarbij de schrapers (57) zich uitstrekken tussen de tanden (43) en een voorkant (59) hebben die met de tanden (43) samenwerkt; gekenmerkt doordat de werkwijze bestaat uit: - het verplaatsen van de voorkant (59) van de schrapers (57) ten opzichte van de bodem (42) van de rotortoevoereenheid.
  14. 14. Werkwijze volgens conclusie 13, gekenmerkt doordat het verplaatsen van de voorkant (59) van de schrapers (57) ten opzichte van de bodem (42) van de rotortoevoereenheid gebaseerd is op minstens één operationele parameter van de rotortoevoereenheid (31) of van een landbouwmachine (1) waarin de rotortoevoereenheid is aangebracht.
  15. 15. Werkwijze volgens conclusie 14, gekenmerkt doordat de minstens één operationele parameter een parameter is met betrekking tot de mechanische belasting op de rotortoevoereenheid (31) tijdens de werking.
  16. 16. Werkwijze volgens conclusie 15, gekenmerkt doordat de minstens één operationele parameter het rotorkoppel is.
  17. 17. Werkwijze volgens conclusie 15 of 16, die bestaat uit het verkleinen of vergroten van de mechanische belasting op de rotortoevoereenheid (31) door de voorkant (59) van de schrapers (57) ten opzichte van de bodem (42) van de rotortoevoereenheid te verplaatsen.
  18. 18. Werkwijze voor het bedienen van een landbouwmachine, meer bepaald een balenpers (1), die een rotortoevoereenheid (31) bevat, waarbij de rotortoevoereenheid bestaat uit: - een rotortoevoerapparaat (33) dat een stel tanden (43) draagt, waarbij het rotortoevoerapparaat (33) draaibaar is rond een omwentelingsas (37); - een bodem (42) van de rotortoevoereenheid die zich op een zekere afstand bevindt van het rotortoevoerapparaat en een ondergrens vormt van een transportkanaal (45) door de rotortoevoereenheid (31); en - schrapers (57) geplaatst in de transportrichting achter het rotortoevoerapparaat (33), waarbij de schrapers (57) zich uitstrekken tussen de tanden (43) en een voorkant (59) hebben die met de tanden (43) samenwerkt; gekenmerkt doordat de werkwijze bestaat uit: - het mogelijk maken van de verplaatsing van de voorkant (59) van de schrapers (57) ten opzichte van de bodem (42) van de rotortoevoereenheid afhankelijk van de kracht die uitgeoefend wordt door oogstmateriaal op de voorkant (59) van de schrapers (57); - het meten van de verplaatsing van de voorkant (59) van de schrapers (57); - het regelen van de werking van de landbouwmachine (1) op basis van de gemeten verplaatsing van de voorkant (59) van de schrapers (57).
BE2015/5678A 2015-10-20 2015-10-20 Rotortoevoereenheid voor landbouwmachines, werkwijze voor het laten werken van een rotortoevoerapparaat, en werkwijze voor het bedienen van een landbouwmachine BE1023123B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5678A BE1023123B1 (nl) 2015-10-20 2015-10-20 Rotortoevoereenheid voor landbouwmachines, werkwijze voor het laten werken van een rotortoevoerapparaat, en werkwijze voor het bedienen van een landbouwmachine
EP16194588.6A EP3158855B1 (en) 2015-10-20 2016-10-19 Rotor feeder unit for agricultural machines and method for operating a rotor feeder
US15/299,068 US10098281B2 (en) 2015-10-20 2016-10-20 Rotor feeder unit for agricultural machines, method for operating a rotor feeder, and method for operating an agricultural machine

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5678A BE1023123B1 (nl) 2015-10-20 2015-10-20 Rotortoevoereenheid voor landbouwmachines, werkwijze voor het laten werken van een rotortoevoerapparaat, en werkwijze voor het bedienen van een landbouwmachine

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1023123B1 true BE1023123B1 (nl) 2016-11-25

Family

ID=55352946

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2015/5678A BE1023123B1 (nl) 2015-10-20 2015-10-20 Rotortoevoereenheid voor landbouwmachines, werkwijze voor het laten werken van een rotortoevoerapparaat, en werkwijze voor het bedienen van een landbouwmachine

Country Status (3)

Country Link
US (1) US10098281B2 (nl)
EP (1) EP3158855B1 (nl)
BE (1) BE1023123B1 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP3662743B1 (en) * 2018-12-03 2023-02-08 CNH Industrial Belgium NV An agricultural baler
USD982041S1 (en) * 2019-05-21 2023-03-28 Cnh Industrial America Llc Shield
DE102020002580B4 (de) * 2020-04-29 2024-01-25 Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH & Co. KG Förder- und Sammelvorrichtung mit einer antreibbaren Förder- und Sammeleinheit und landwirtschaftliche Erntegutpresse mit der Förder- und Sammelvorrichtung

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1306003A1 (de) * 2001-10-23 2003-05-02 CLAAS Selbstfahrende Erntemaschinen GmbH Ballenpresse für landwirtschaftliches Erntegut
US20050262822A1 (en) * 2004-05-27 2005-12-01 Hotaling William D Adjustable rotor stripper mount for a round baler

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19613861C2 (de) * 1996-04-06 1999-08-19 Claas Ohg Landwirtschaftliche Ballenpresse
US6986418B2 (en) * 1998-12-10 2006-01-17 Martin Engineering Company Conveyor belt cleaner scraper blade with sensor and control system therefor
GB9903624D0 (en) * 1999-02-18 1999-04-07 Ford New Holland Nv Movable windguard
GB2362127B (en) * 2000-05-13 2002-05-22 Ford New Holland Nv Method and apparatus for controlling a tractor/baler combination
PL1574124T3 (pl) * 2004-03-12 2007-04-30 Deere & Co Urządzenie do obróbki skoszonego materiału
US6988354B1 (en) * 2004-07-12 2006-01-24 Deere & Company One-piece rotary conveyor tine stripper
EP2387872B1 (en) * 2010-05-20 2016-03-23 Kuhn-Geldrop B.V. Cutting unit
US8205424B1 (en) * 2011-10-11 2012-06-26 Deere & Company Baler pre-cutter rotor design having reinforced tines

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1306003A1 (de) * 2001-10-23 2003-05-02 CLAAS Selbstfahrende Erntemaschinen GmbH Ballenpresse für landwirtschaftliches Erntegut
US20050262822A1 (en) * 2004-05-27 2005-12-01 Hotaling William D Adjustable rotor stripper mount for a round baler

Also Published As

Publication number Publication date
US10098281B2 (en) 2018-10-16
EP3158855A1 (en) 2017-04-26
EP3158855B1 (en) 2020-04-01
US20170105348A1 (en) 2017-04-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1023034B1 (nl) Rotortoevoereenheid voor landbouwmachines
EP3000302B1 (de) Mähdrescher mit einer verteilvorrichtung
BE1023123B1 (nl) Rotortoevoereenheid voor landbouwmachines, werkwijze voor het laten werken van een rotortoevoerapparaat, en werkwijze voor het bedienen van een landbouwmachine
US5768872A (en) Baler with adjustable feed device
EP2803256B1 (de) Erntemaschine mit vorausschauender Vortriebsgeschwindigkeitsregelung
EP2436258B1 (de) Landwirtschaftlicher Selbstfahrhäcksler mit Vorrichtung zur Ermittlung der Schärfe von Schneidmessern
DE102008017671B4 (de) Messanordnung zur Massendurchsatzerfassung mit Massen- und Volumenmessung und darauf basierender Massendichtenbestimmung sowie Massendurchsatzangabe bei kleinen Durchsätzen anhand der zuletzt erfassten Massendichte
EP3398420A1 (de) Verfahren und anordnung zur kontrolle der geschwindigkeit einer ballenpresse
EP1790210B1 (de) Zuführeinrichtung für einen Feldhäcksler
EA029020B1 (ru) Регулирование скорости жатки косилки-плющилки на основании скорости переднего хода
EP1380204B1 (de) Verfahren und Vorrichtung zur automatischen Positionsveränderung des Nachbeschleunigungsorgans in einer landwirtschaftlichen Erntemaschine
BE1021127B1 (nl) Balenpers voor gebruik in de landbouw, uitgerust met middelen om een verkeerde baallengte te voorkomen
BE1025031A1 (de) Anordnung zur Erkennung des Verschleißgrades von Häckselmessern einer Häckseltrommel eines Feldhäckslers
BE1021204B1 (de) Siebanordnung für einen mähdrescher
EP3597027B1 (de) Mähdrescher mit einem schrägförderer mit aktorisch verstellbarer, unterer umlenkwalze
EP2561746A1 (de) Landwirtschaftliche Erntemaschine
BE1026244B1 (nl) Intelligente baalvorming
EP2272318A1 (de) Erntemaschine
DE102019110556A1 (de) Ladewagen mit Ernte-Ertragserfassung
EP1454519A1 (de) Verfahren und Vorrichtung zur Ermittlung von Erntegutparametern
EP1900273B1 (de) Fremdkörpernachweiseinrichtung für eine landwirtschaftliche Erntemaschine
DE102013005842B4 (de) Landwirtschaftliche Erntemaschine
EP4008171A1 (de) Verfahren zum betreiben eines mähdreschers
EP1537772B1 (de) Häckselvorrichtung mit Schleifvorrichtung
DE102016207565A1 (de) Einrichtung zur Erfassung der Schärfe von Messern einer Erntemaschine zum Ernten von halmförmigem Erntegut